• No results found

Kern en periferie van een beweging

III de aantrekkingskracht van de nieuwe religieuze bewegingen

A. De omvang van de nieuwe religieuze bewegingen

2. Kern en periferie van een beweging

Uit het overzicht blijkt dat juist enkele van de meest opvallende en ook meest kleurrijke bewegingen - Divine Light Mission, Hare Krishna, Verenigingskerk, Children of God - toch slechts een zeer kleine aanhang hebben. Bekendheid en herkenbaarheid is kennelijk wel een noodzakelijke, maar zeker geen voldoende voorwaarde om aanhang te winnen. Een bevestiging van deze hypothese vinden we in het onderzoek naar de waardering in Nederland voor zulke organisaties als Jehova's Getuigen en Leger des Heils. Uit dat onderzoek (Goddijn e.a., 1979) blijkt dat noch bekendheid met, noch waardering voor een kerkgenootschap voldoende voorwaarde zijn voor het verwerven van aanhang (zie III.B.2.).

Scientology en de Bhagwanbeweging nemen in het overzicht een tussenpositie in. Ze hebben elk een kring van aanhangers en belangstellenden, die wel niet bijzonder groot is, maar toch ook niet verwaarloosbaar klein. Eigenlijk mag ook Transcendente Meditatie tot deze groep gerekend worden, omdat het bereik dat TM de afgelopen jaren heeft gehad in geen verhouding staat tot de werkelijke omvang van de aanhang in de meer strikte zin van het woord, tot die mensen dus, die meer hebben geleerd dan een simpele meditatietechniek. Bij TM is de afstand tussen de kern van de organisatie en de grens van de periferie buitengewoon groot.

55

Het is misschien een beetje onverwacht, dat het juist de christelijke bewegingen blijken te zijn, die kunnen hopen op een aanhang, waarvoor met goed fatsoen de Jaarbeurs of een evenementenhal kan worden afgehuurd (dat gebeurt dan ook zo nu en dan). Het feit dat geen van de andere bewegingen zich tot dit soort

massabijeenkomsten voor de Nederlandse aanhang alleen laat verleiden, is zeker niet alleen toe te schrijven aan het andere karakter van de hindoeïstische en syncretistische bewegingen. Men heeft eenvoudigweg niet voldoende (echte) leden om dergelijke reusachtige ruimten te kunnen vullen.

Op 17 juli 1981 vond in Amsterdam in het Frans Otten Stadion ‘The Orange Full Moon Affair’ plaats. Daar verzamelden zich toen in een feestelijke ambiance ongeveer 3000 Bhagwanvolgelingen, belangstellenden en familieleden. In meerderheid zullen het wel Nederlanders zijn geweest, maar er waren toch ook zeer veel buitenlanders. Van geen enkele andere niet-christelijke beweging is in Nederland een vergelijkbare manifestatie bekend.

De verhoudingsgewijs grote aanhang van de christelijke bewegingen wijst er.in ieder geval niet op, dat jongeren in groten getale aan juist andere dan christelijke bewegingen de voorkeur zouden geven.

Voor alle bewegingen blijft gelden dat de kern van de beweging - en daar vooral gaat het om in de negatieve reacties op deze bewegingen - bijna steeds erg klein is en meestal niet meer dan enkele tientallen of hoogstens enkele honderden mensen omvat. De kernen zijn het grootst bij de christelijke bewegingen, waar men naast enkele duizenden vrijwilligers over zo'n 200 medewerkers kan beschikken.

De kern van de in de pers steeds als gevaarlijk paraderende sekten

(Verenigingskerk, Hare Krishna, Scientology, Children of God, Divine Light Mission) bestaat in totaal gezamenlijk waarschijnlijk uit minder dan 300 mensen, met

daaromheen misschien nog eens 600 volgelingen met een sterke betrokkenheid. Ter vergelijking: in 1967 hadden de orden en congregaties (priesters, broeders, zusters) van de katholieke kerk in Nederland gemiddeld elk bijna 300 leden. Nederland telde toen 163 congregaties en orden: 1% van alle katholieken had toen zijn leven geheel aan God gewijd (Poeisz, 1968). Ik wil dat niet op één lijn zetten met de aanhang van de nieuwe religieuze bewegingen, maar het is toch zinvol dit soort verschillen in omvang wel steeds in de gaten te houden. De situatie van de katholieke orden en congregaties is, zoals bekend, inmiddels wel zeer sterk veranderd: het aantal uittredingen is jarenlang bijzonder hoog, het aantal nieuwe aanmeldingen constant minimaal geweest.

Er zijn nogal wat bewegingen waar men in zeer veel verschillende graden van betrokkenheid toe kan behoren. Het maakt nogal wat uit of

iemand leraar Transcendente Meditatie is of alleen maar een basiscursus meditatie heeft gevolgd. Iemand die geregeld de koffiebars van Youth for Christ bezoekt, kan niet onmiddellijk gelijk worden gesteld met de mensen die voor de koffie zorgen. Wie zo nu en dan eens bij ISKCON (Hare Krishna) aanschuift voor een vegetarisch hapje, eindigt niet noodzakelijkerwijs chantend en trommelend op de Dam. Van de Oxford Persoonlijkheidstest en de basiscommunicatiecursus is het nog een lange weg naar het stadium van ‘clear’ zijn bij Scientology. Niet veel mensen volgen die weg. Kortom, zoals niet iedere katholiek een trappist is, niet iedere gereformeerde artikel 31 volgt en niet iedere jood de tefillien aanlegt, zo zijn er ook bij de nieuwe religieuze bewegingen in het algemeen heel wat graden van orthodoxie en overgave. Hoe orthodoxer de leer en hoe absoluter de overgave die gevraagd wordt, hoe geringer het aantal leden.

Bij bijna alle nieuwe religieuze bewegingen is er sprake van een duidelijke kern - de mensen die zich geheel of gedeeltelijk in dienst hebben gesteld van de beweging - en van een periferie van minder tot nauwelijks betrokkenen. De kern is bijna altijd klein tot zeer klein, de periferie wisselt in omvang en in mate van betrokkenheid per beweging én in de tijd. Bij het opmaken van het overzicht van het ledental van de verschillende nieuwe religieuze bewegingen is steeds geprobeerd het onderscheid tussen kern en periferie in kwaliteit en kwantiteit zo goed mogelijk weer te geven.

Voor een beoordeling van de plaats die een beweging in het leven van een aanhanger inneemt, is dit onderscheid van groot belang. Allesoverheersend is de beweging meestal alleen voor de echte kernleden, al zijn er ook hier verschillen tussen de bewegingen onderling (alles over hebben voor de beweging is bij Youth for Christ toch heel wat minder ingrijpend dan bij Hare Krishna) en al zijn er ook bewegingen die hoge (vaak financiële) eisen stellen aan het ledenbestand dat zich dichtbij de kern bevindt of tot de kern wil gaan behoren. Deze leden oefenen vaak wel gewoon een beroep uit en hebben een eigen huiselijk leven, maar veel van hun vrije tijd en geld gaat toch naar de beweging. Deze variatie komt men ook buiten de hier te noemen bewegingen tegen, te denken valt aan het verschil tussen Leger des Heils - volledige inzet - en de Jehova's Getuigen - zending in de vrije tijd -, aan het verschil tussen de leek en de regulier in de r.k.-kerk, aan het verschil tussen

hervormden en streng gereformeerden.

De nieuwe religieuze bewegingen lijken wat dit betreft overigens zeer sterk op de kleine communistische splinters in Nederland, waar men dezelfde hoge eisen van opofferingsbereidheid aan de kernleden stelt en waar in enkele gevallen ook geen ander lidmaatschap meer denkbaar is

57

dan dat van de volledige inzet voor de beweging en zijn leider. Leitsman (1981) heeft dit beschreven voor de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland in zijn nadagen. De drie nog bestaande maoïstische groepen in Nederland (KEN-ml, KAO-ml en GML) schat hij bij elkaar op nog ongeveer 120 leden: ‘...een handjevol politieke voorhoedes, dat het vooral druk heeft met zichzelf’ (1981, 12).