• No results found

De geestelijke gezondheidszorg: psychiatrische ziekenhuizen en ambulante geestelijke gezondheidszorg

VII hulpbehoefte, hulpvraag en hulpverlening ‘Wir fühlen, das selbst, wenn alle mögliche wissenschaftlichen Fragen

A. De situatie in Nederland

6. De geestelijke gezondheidszorg: psychiatrische ziekenhuizen en ambulante geestelijke gezondheidszorg

Ook maar enigszins nauwkeurige informatie over de contacten tussen aanhangers van nieuwe religieuze bewegingen en de geestelijke gezondheidszorg is niet beschikbaar. Bovendien is de waarde van de wel beschikbare informatie gering, omdat de status ervan niet duidelijk is. Een sektelid, dat in een psychiatrische inrichting terechtkomt, hoeft niet geestelijk gestoord te zijn van of zelfs tijdens zijn verblijf in een sekte. Het kan zelfs zijn dat hij ondanks zijn sektelidmaatschap toch zodanig gestoord is geraakt in zijn gedrag dat hij opgenomen moet worden. Ondanks, omdat uit sommige onderzoeken blijkt dat het lidmaatschap van een sekte wel degelijk een positieve invloed kan hebben op de

mechanismen die iemand ten dienste staan om zich te handhaven (Galanter, 1978, 1980).

Een ex-sektelid, dat in een inrichting terechtkomt, is daar niet noodzakelijkerwijs op grond van zijn problemen bij het uittreden of als gevolg van een min of meer langdurig verblijf in een sekte.

Het is van belang al deze voorbehouden te maken, omdat de relatie tussen sekte en gekte al te gauw en veel te vaak gelegd wordt. Eén informant voorzag ons tijdens ons onderzoek zelfs uit eigen beweging en ongevraagd van de namen en adressen van enkele ex-sekteleden, die in een psychiatrische inrichting zijn opgenomen of opgenomen zijn geweest. Van deze informatie is uiteraard geen verder gebruik gemaakt, wij meenden niet de vrijheid te hebben de betrokkenen of hun ouders te kunnen benaderen.

De oudervereniging SOS informeerde ons eind 1979 over vijf gevallen, waarin een ‘psychiatrische’ behandeling had plaatsgevonden. Over oorzaken en achtergronden van deze opnamen (twee leden Verenigingskerk, één ex-Scientoloog, één onbekend en één lid van de Divine Light Mission) valt met geen enkele zekerheid iets te zeggen. Twee gevallen waren opgenomen (geweest) in een psychiatrische afdeling van een gewoon ziekenhuis (PAAZ), één geval was in een psychiatrische inrichting

opgenomen geweest, twee waren ambulant behandeld of werden ambulant begeleid. Voorzover bekend voelen nieuwe religieuze bewegingen zelf geen

verantwoordelijkheid voor leden die psychisch in het ongerede zijn geraakt. Voor hen is er blijkbaar geen plaats meer in de herberg.

Het kan heel goed zijn dat er nog meer leden en ex-leden van sekten in psychiatrische of psychotherapeutische behandeling zijn, het onderzoek van de Hoofdinspectie zal dat moeten uitwijzen. De leeftijdsgroep, de omvang en de aard van het verschijnsel in aanmerking nemend, mag men verwachten dat op een totaal van ongeveer 35.000 psychiatrische opnames per jaar er ook een aantal zal zijn, dat betrekking heeft op leden van nieuwe religieuze bewegingen (Mastboom, 1981).

In de ambulante geestelijke gezondheidszorg ligt het aantal aanmeldingen per jaar op zo'n 90.000. Alleen al op basis van deze cijfers is het statistisch bijna

onvermijdelijk, dat leden van een sekte, volgelingen van een beweging of beoefenaren van een meditatievorm opgenomen of behandeld worden. Niet helemaal netjes, maar wel heel plastisch voorgesteld: van de 50.000 mensen die in Nederland Transcendente Meditatie hebben leren beoefenen, hebben er op basis van de landelijke opnamecijfers in 1980 statistisch zo'n 75 kans gehad in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen te worden, ruim 50 zouden er op een PAAZ terecht gekomen kunnen zijn en zo'n 350 zouden zich bij een

194

instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg aangemeld kunnen hebben. Conclusies kunnen pas getrokken worden uit een serieuze bestudering van de individuele gevallen, waarbij het van belang is van het begin af aan duidelijk onderscheid te maken tussen degenen voor wie een opname in een psychiatrisch ziekenhuis nodig is geweest en degenen die een of andere vorm van

psychotherapeutische behandeling of psychosociale begeleiding hebben gekregen. Dit wordt in de hitte van de strijd allemaal nogal eens op één hoop gegooid en dat is echt ten onrechte. Verder hebben we in de gesprekken met onze informanten en uit kranteartikelen e.d. een aantal malen de indruk gehad dat steeds weer dezelfde gevallen als een soort paradepaardje opduiken. Er is waarschijnlijk een grote mate van overlap in de informatie en in ieder geval is er zeer sterk de neiging, het verblijf in de sekte als de oorzaak van de problemen te beschouwen. Dat is begrijpelijk, maar daarom nog niet juist.

Uiteraard moet bij de bestudering van de individuele gevallen ook rekening worden gehouden met de situaties waarin opname nodig is gebleken. Uit de in de dag- en weekbladen gepubliceerde gevallen van ‘sektegekte’ blijkt dat het nogal eens om mensen gaat, die tegen hun wil uit de sekte zijn weggehaald en een proces van identiteitsverandering hebben moeten ondergaan (deprogrammering). Enkele malen was ook opvallend hoe de betrokkenheid bij een religieuze beweging paste in een patroon van zoeken en zwerven. Tenslotte geven kranteknipsels ook nog al eens de indruk, dat de journalist geconfronteerd werd met een normale crisis en de daarbij horende verschijnselen.

Een voorbeeld om te laten zien hoe moeilijk het is in deze een houding te bepalen: een van de vijf door de SOS genoemde gevallen is in de pers ettelijke keren

breedvoerig uitgemeten. Uit door de moeder van de betreffende jongen afgegeven interviews blijkt, dat hij omstreeks zijn 25ste jaar in Duitsland in contact kwam met een organisatie, die ‘bewustzijns- en persoonlijkheidsontwikkelingstrainingen’ aanbood. Later door de moeder teruggehaald naar Nederland volgde een lange weg door de geestelijke gezondheidszorg, die eindigde toen hij 30 jaar oud verdronk bij het zwemmen in zee. Wat nu wat heeft veroorzaakt, wat er precies aan de hand is geweest, of het zwemmen een poging tot zelfmoord is geweest, is buitengewoon moeilijk te ontrafelen. Uit de interviews met de moeder komt een zeer complex beeld naar voren met losmakingsproblemen (de problemen traden aan het licht na de militaire dienst in Zuid-Amerika), aanpassingsmoeilijkheden na de remigratie van het gezin naar Nederland, enz. De moeder van de jongen voert sinds het ongeluk dat haar zoon is overkomen, strijd tegen de ‘sekten’ en ook de ‘psychiatrie’ in Nederland, o.a. door het geven van lezingen en het

propageren van het deprogrammeren (zie bijvoorbeeld dagblad De Stem, 17 januari 1981, De Telegraaf 3 januari 1981).

Men mag aannemen dat de trainingen waarvan sprake is - maar waar verder niet veel meer over bekend is dan dat ze niet in Nederland of door Nederlandse organisaties gegeven zijn - niet direct bevorderlijk zullen zijn geweest voor de geestelijke gezondheid van de betreffende jongen, maar zelfs dat is niet zeker. Het causale verband met de latere gebeurtenissen is in ieder geval duister: zijn die trainingen de oorzaak geweest van de moeilijkheden, hebben ze als een luxerend moment

gefunctioneerd of hebben ze misschien juist een psychotische ontwikkeling afgeremd? Wat is de betekenis geweest van het ingrijpen van de moeder in het leven van de in Duitsland wonende jongen, wat de betekenis van het herhaaldelijk interfereren in behandelingssituaties? De moeder ontkent dat de jongen zelfmoord heeft gepleegd, maar waarom sluit ze die mogelijkheid uit?

Er komt nog een probleem bij en dat is het gedrag van de moeder na de dood van haar zoon. De dood van haar zoon gebruikt ze expliciet en doelbewust, ook in de pers, als wapen in de strijd tegen sekten en psychiatrie. Ze zocht zelf de openbaarheid met als wapen een schild, waarop iedere vraag en iedere kritiek als ongepast afschampt. Of is het misschien toch wel aanvaardbaar om iemand, die persoonlijke tragiek zo nadrukkelijk hanteert om daar anderen mee aan te vallen, te vragen ook heel andere vragen en heel andere mogelijkheden van interpretatie onder ogen te willen zien, ook al zijn die vragen pijnlijk en de antwoorden misschien minder bevredigend dan de nu gekozen weg?