• No results found

Het onderzoek van Singer: problemen na het verlaten van de sekte

psychiatrische onderzoek naar leden en ex-leden van nieuwe religieuze bewegingen

9. Het onderzoek van Singer: problemen na het verlaten van de sekte

Margaret Thaler Singer (1979a) geeft in ‘Coming Out of the Cults’ een uitvoerige opsomming van de problemen waar ex-sekteleden voor komen

te staan, als ze hun normale leven weer opnemen. Zij baseert haar oordeel op gesprekken met ongeveer 300 ex-leden, die na hun uittreding zelf (of via hun ouders) met haar contact hadden opgenomen uit behoefte aan verdere psychologische begeleiding. Singer's oordeel is dus vooral bepaald door mensen die het moeilijk vonden hun draai weer te vinden in de gewone samenleving. Het is van belang daarbij in het oog te houden, dat Singer vooral te doen heeft gehad met mensen die niet vrijwillig en uit eigen beweging de sekte hebben verlaten: 90% was weggehaald of onder druk naar huis teruggekeerd (Singer, 1979b).

De volgende verschijnselen treden volgens Singer op na het verlaten van een sekte: - Spijt over de verloren jaren, de niet afgemaakte opleidingen, de afgebroken

loopbaan.

- Eenzaamheid: breken met een sekte betekent ook breken met de daar opgedane vrienden, betekent ook het opnieuw geconfronteerd worden met de eigen angst om zelf relaties aan te gaan, zelf een partner te kiezen, zelfstandig de seksualiteit te beleven.

- Besluiteloosheid: het tot in details geregelde en gevulde sekteleven valt weg, men moet weer alles zelf doen, zelf beslissingen nemen, zelf keuzes maken. - Bewustzijnsverandering als ontsnappingsmechanisme: meditatie, trance,

mystieke ervaringen, en dergelijke worden vaak min of meer bewust gehanteerd om te ontsnappen aan moeilijke situaties.

- Verlies van intellectuele creativiteit, concentratiemoeilijkheden, in het algemeen zeker de eerste tijd problemen met het zelfstandig, snel en accuraat gebruik van de cognitieve vermogens.

- Kritiekloze acceptatie van wat anderen zeggen, neiging om blindelings te gehoorzamen, ontbreken van een eigen oordeel.

- Angst voor de sekte, voor wraakacties of voor intimidatie (Singer tekent hierbij aan, dat sekten meestal wel dreigen met de gevolgen die het verlaten van de sekte zal hebben, maar ‘most cult groups soon turn their energies to recruiting new members rather than prolonging efforts to reattract defectors’, 1979a, 80). - Het glazen-huisjegevoel: exleden voelen zich bewaakt en gecontroleerd door

hun nieuwe omgeving, door ouders, familieleden, vrienden en kennissen. - Behoefte om te praten over wat men heeft meegemaakt en de weigering van de

omgeving om het onderwerp ter sprake te laten komen, juist als het gaat om de positieve dingen die men in de sekte heeft geleerd (‘the sense that group living taught them to connect more openly and warmly to other people than they could before their cult days’, 1979a, 80).

180

- De moeite die het kost om uit te leggen wat het betekende om een lid te zijn van een sekte en waarom het zo moeilijk is onder de druk van een groep vandaan te komen.

- Schuldgevoelens over oneerbare praktijken waaraan men heeft deelgenomen: onder druk zetten, isoleren en indoctrineren van nieuwe groepsleden (bijv. door het afsnijden van de contacten met ouders en vrienden), onder het mom van een goed doel geld verzamelen voor de sekte, enz.

- De hantering van altruïstische behoeften: de wil om ook nu weer iets voor anderen te doen, maar dan zonder onmiddellijk zelf het slachtoffer te worden. - Geld: veel sekteleden hebben ten behoeve van de sekte door bedel- en

verkoopacties op straat en huis-aan-huis per dag meer opgehaald dan ze ooit met normaal werk zouden kunnen verdienen (100 tot 150 dollar per dag, sommige zelfs oplopend tot 1500 dollar per dag).

- Niet langer meer deel van een elite: het is voor veel sekteleden erg moeilijk en erg hard niet langer meer een uitverkoren persoon te zijn of zichzelf niet meer te kunnen beschouwen als deeluitmakend van een elite, die de waarheid kent en die het rijk der hemelen weer mag helpen voorbereiden.

In een andere publikatie (Singer 1979b) legt ze nog enkele andere accenten. Zo wijst Singer nog op het terugkeren van de depressieve gevoelens, die er waren op het moment dat men zich tot de sekte bekeerde. Daarnaast zijn er gevoelens van woede ten opzichte van de sekte en zijn leiders, vijandige gevoelens over het misbruik van vertrouwen, gevoelens van verplichting ten opzichte van degenen die nog lid zijn, onzekere gevoelens ten opzichte van de ouders.

De kansen voor volledige rehabilitatie slaat Margaret Thaler Singer, die er uitdrukkelijk van uitgaat dat leden en ex-leden van sekten niet psychisch gestoord zijn, hoog aan: ‘Most of those affected eventually come to feel fully competent and independent’ (1979a, 82).

In het onderzoek van Singer is het heel moeilijk om nog het onderscheid te zien tussen de verschijnselen, die het gevolg zijn van het lidmaatschap van een nieuwe religieuze beweging en de verschijnselen die het gevolg zijn van het proces van deprogrammering. In het laatste geval moeten we dan weer onderscheid maken tussen de gevolgen van het deprogrammeringsproces zelf en de interpretaties die in het deprogrammeringsproces gegeven werden van wat er precies allemaal in de ‘verloren jaren’ gebeurd is. Een onderdeel van de deprogrammering is immers juist, dat het ex-lid zijn verleden gaat herinterpreteren met behulp van de aanwijzingen die de deprogrammeur hem geeft. De tijd als lid van de beweging, is verloren tijd; het geloof dat hij heeft gehad, is

vals en hem opgelegd; zijn inzet is misbruikt; hij heeft zich schuldig gemaakt aan vergrijpen. De feiten komen in een nieuw licht te staan en het is geen prettig licht, dat maakt ze ook zo moeilijk te accepteren. Uit Singer's beschrijving krijgt men wel de indruk, dat de ex-leden aan het begin van een soort rouwproces staan. Het probleem is dan waarschijnlijk dat ze de ruimte niet krijgen om te rouwen, psychisch niet en sociaal niet, omdat ze zich nu juist herboren zouden moeten voelen. De communicatie-en conccommunicatie-entratieproblemcommunicatie-en waar Singer op wijst, de lusteloosheid communicatie-en besluiteloosheid lijken, voorzover men daar op grond van het gepresenteerde materiaal conclusies uit mag trekken, sterk te wijzen op een rouw, die onzichtbaar moet blijven en mede daarom niet verwerkt kan worden (Van Opzeeland-de Tempe, 1979). Dit geldt uiteraard alleen voor degenen die de sekte onvrijwillig verlaten hebben en een deprogrammering hebben meegemaakt.