• No results found

Het onderzoek van Galanter, Rabkin, Rabkin en Deutsch: de volgelingen van Moon

psychiatrische onderzoek naar leden en ex-leden van nieuwe religieuze bewegingen

3. Het onderzoek van Galanter, Rabkin, Rabkin en Deutsch: de volgelingen van Moon

Van buitengewone betekenis is het onderzoek dat Galanter, Rabkin, Rabkin en Deutsch (1979) konden doen onder een representatieve

steekproef van ‘Moonies’, aanhangers van de Unification Church dus. Het bijzondere aan dit onderzoek is dat het betrekking heeft op actieve, zich volledig voor de beweging inzettende en in communaal verband levende volgelingen, en dat het een grote omvang heeft: de steekproef bedroeg ruim 300 personen; in het artikel worden de uitkomsten besproken voor de 237 Amerikaanse deelnemers aan het onderzoek. De uitkomsten van de onderzochte groep zijn steeds vergeleken met die van een controlegroep.

Wat Galanter en zijn collega's wilden weten was hoe aanhangers van een sekte met een charismatische leider er psychologisch aan toe zijn, vóór en na hun bekering. De groep Moonies bestond bijna geheel uit jonge, ongehuwde blanken. De gemiddelde leeftijd lag bij bijna 25 jaar. De meerderheid werd gevormd door mannen (61%) en de gemiddelde duur van het lidmaatschap van de sekte was ten tijde van het onderzoek al bijna drie jaar (69% was al meer dan anderhalf jaar lid). Opvallend was, dat slechts een klein deel van degenen die studeerden op het moment dat ze zich tot de Moonsekte bekeerden, nog echt volledig student was. De meerderheid had de studie al lang voor die tijd laten verslappen, opgegeven of op een zacht pitje gezet.

39% van de respondenten gaf aan in de tijd voor de bekering met ernstige problemen te hebben gezeten, 30% had daarvoor professionele hulp gezocht en 6% was zelfs opgenomen geweest. Bijna 25% had te kampen gehad met ernstige drugproblemen. Uit de antwoorden van de respondenten valt af te leiden dat een belangrijk deel van hen sinds de bekering minder last had van gevoelens van depressiviteit, gespannenheid, zenuwachtigheid en dergelijke. Niettemin bleken de respondenten gemiddeld nog steeds duidelijk minder gelukkig en tevreden dan de controlegroep. Wel bleken de respondenten tevredener en gelukkiger, naarmate ze ook meer als godsdienstig betrokken konden worden beschouwd. De conclusies van Galanter c.s.:

1. aan de bekering tot de Unification Church is bij de meeste respondenten een periode met behoorlijke psychische problemen voorafgegaan;

2. het lidmaatschap van de Unification Church zorgde bij deze groep voor een belangrijke verandering ten goede in de mate van psychisch en sociaal welbevinden;

3. deze verandering is in zoverre blijvend, dat er na de bekering geen terugval heeft plaatsgehad, ook al ligt het moment van de bekering voor de meeste respondenten al meer dan twee jaar terug.

In een tweede onderzoek (Galanter 1980) naar de Moonies ging Galanter vooral na hoe het proces van bekering er in de tijd gezien uitziet en welke factoren van invloed zijn op iemands beslissing om wel of niet tot

162

de Moonies toe te treden. Godsdienstonderricht en bekering, noviciaat zou je bijna zeggen, speelt zich bij de Unification Church af in de vorm van een workshop van 21 dagen. Galanter onderzocht 104 mensen die in een periode van twee maanden een workshop volgden. De workshop valt uiteen in drie fasen: tweedaags, zevendaags, 21-daags. Daarna vindt de initiatie plaats en is men ‘Moonie’, dat wil zeggen, volledig in dienst van de Unification Church. Van de 104 deelnemers haakte 71% binnen twee dagen af, nog eens 12% binnen 7 dagen, nog eens 8% binnen 21 dagen. Uiteindelijk werd 9% geïnitieerd, na 4 maanden was nog 6% van de oorspronkelijke groep actief als ‘Moonie’, dus 6 van de 104 die aanvankelijk belangstelling hadden getoond.

Wat de samenstelling van de groep betreft, het beeld van het eerste onderzoek herhaalde zich. Naar de workshop kwamen vooral jonge, ongehuwde blanke mannen (gemiddelde leeftijd ruim 21 jaar). Opvallend was dat het algemeen psychisch en sociaal welbevinden het laagst was bij juist de mensen die uiteindelijk geïnitieerd werden. Galanter wijst op twee verklaringsmogelijkheden. Uit de door hem gebruikte tests blijkt dat degenen dié uiteindelijk Moonie worden, minder dan de anderen sociale contacten hebben, minder sociaal geïntegreerd zijn, kortom minder vastgebakken zitten in een netwerk van relaties. Zij missen dat netwerk zeer en genieten van de kansen die de workshop hun wat dat betreft biedt: plotseling horen ze ergens bij, plotseling hebben ze vrienden, plotseling zijn er mensen die aardig voor hen zijn en hen aardig vinden.

De tweede verklaringsmogelijkheid is dat, onafhankelijk van de mate van sociale integratie, bij een aantal toekomstige Moonies sprake is van ‘considerable

psychopathology’. Van de 30 mensen die er na de tweedaagse workshop overbleven, werden er zes door de staf van de workshop zelf verzocht weg te gaan, op grond van een vermoeden van labiliteit.

Het onderzoek bevestigt in alle opzichten de uitkomsten van het eerste onderzoek. Mensen die zich tot sekten aangetrokken voelen, zijn niet in de eerste plaats op zoek naar een godsdienst, maar naar een structuur waar ze in relatie met anderen kunnen leven, en naar een perspectief, dat de toekomst zin geeft. Door hun lidmaatschap gaan ze zich ook beter voelen. De kracht en de macht van een sekte zit niet in de techniek waarmee de bekering wordt bereikt, maar in het profijt dat de bekering voor de betrokkene heeft. Dat profijt is groot, omdat het zich in geval van een sekte over alle levensgebieden en levensvragen uitstrekt. Een sekte is niet alleen een gulzige, maar ook een gulle institutie: hij wil je helemaal, maar hij biedt je ook alles.

‘organisaties en groepen die... totale aanspraken maken op hun leden, en die trachten de persoonlijkheid in haar totaliteit binnen hun contreien te sluiten’. Er zijn in de moderne samenleving niet veel gulzige instituties overgebleven, in feite kan men zelfs wel stellen dat er op zichzelf geen gulzige instituties meer bestaan, maar dat ze door het individu voor hemzelf wel steeds weer in het leven geroepen kunnen worden. Een gulzige institutie kan dan zijn: het gezin waaraan men alle tijd en energie spendeert, het werk waarnaast niets meer mogelijk is, een zeer intensieve vorm van sportbeoefening of een volledig absorberende vorm van inzet voor een bepaald religieus of politiek doel. Een sekte als de Verenigingskerk is een ‘gulzige’ en een ‘totale institutie’ (Goffman, 1961) tegelijk: het leven wordt niet alleen door een totale aanspraak beheerst, het leven wordt ook zelf in al zijn facetten, fysiek, psychisch en sociaal, beheerst door de sekte. Deze vorm van totale beheersing is in zekere zin ook gul, omdat het het individu bevrijdt van de verplichting overal zelf voor op te komen, zijn lot in eigen handen te nemen en zelf voor zijn leven te zorgen. Voor veel leden van de Verenigingskerk was juist dat een groot probleem geworden in de periode voor de bekering (Deutsch en Miller, 1979; 1980).

De vrijwillige keuze voor een ‘gulzige institutie’, die je in anonimiteit opslokt en geen direct voordeel oplevert voor jezelf, geldt in de moderne samenleving niet langer meer als een hoge waarde. Zeker waar de persoonlijke keuze neerkomt op

onderwerping aan de wil van een ander, is er zelfs eerder sprake van afkeuring. Onderwerping wordt bijna als gelijk aan dwang ervaren en dat wordt als strijdig met de rechten van de individuele mens steeds meer ook als immoreel gedrag gezien van degene die zich onderwerpt. De oude waarden zijn bijna op hun kop gezet. Absolute toewijding hoort niet meer in dienst te staan van ouderwetse gulzige instituties als het gezin, de kerk of de partij, maar is alleen nog maar legitiem in de vorm van een geïnstitutionaliseerde gulzigheid: het verlangen van het individu zelf om zich ergens voor in te zetten, zich ergens volledig aan te verslingeren, zich ergens volledig aan te wijden, van onschuldige verzamelingen tot gevaarlijke verslavingen, uit geen andere reden dan zijn eigen verlangen om juist dit te doen, maar geen dag langer dan het verlangen reikt. Mensen die zich aangetrokken voelen tot een sekte als de Verenigingskerk, zijn typisch mensen die aan hun eigen verlangen niet genoeg hebben.