• No results found

Stichter van ,,Albina la Coquette",

In document De kwestie der Falkland-eilanden (pagina 133-137)

DOOR

F R E D . OUDSCHANS DENTZ.

Weinig menschen is het gegeven, als stichter van een stad te worden genoemd. Een dier m a n n e n was August Kappler, in 1814 in Wurtenberg geboren, aanvankelijk voor den handel opgeleid.

Het eentonige leven en het opplakken van peperhuisjes in een kruidenierszaak trok hem weinig aan en de wakkere jongeling besloot de wijde wereld in te gaan. Uit Stuttgart naar Harderwijk vertrokken, nam hij zonder handgeld dienst in het Hollandsche leger en vertrok op 16 December 1835 op verzoek naar Suriname met het zeilschip „Prins Willem Frederik Hendrik", dat

18 J a n u a r i 1836 te Paramaribo aankwam, waar hij als soldaat in het fort „Zeelandia" werd ingekwartierd.

De rijke tropische plantengroei, de weelderige n a t u u r onzer kolonie m a a k t e op zijn ontvankelijk gemoed een geweldigen indruk en wanneer andere soldaten zich aan allerlei buitensporig-heden of nuttelooze dagdooierijen te buiten gingen, was Rappier op insecten- en kapellen j acht.

Zijn overplaatsing naar den post „Mauritsburg" aan de Kordon-line was hem een welkome gelegenheid om zijn zucht naar avonturen en natuurstudie te bevredigen. Daar, zoowel als op den post „Armina" en op den aan de monding van den mach-tigen Marowijnestroom gelegen post „Prins Willem Frederik", waar hij geplaatst was als korporaal-commandant, had hij alle gelegenheid zijn bij uitstek fraaie verzameling vlinders bijeen te brengen, welke hij na de beëindiging van zijn dienstverband (na 6 jaren) naar Europa verscheepte. Hij n a m ontslag uit den mili-tairen dienst met het voornemen om, na een familiebezoek, terug te keeren, teneinde zich uitsluitend aan het verzamelen van naturaliën te wijden. Zijn eerste tegenslag was reeds toen zijn kostbare verzameling op de kust van Engeland verloren ging!

132

Kappler keerde in 1842 in Suriname terug en bezocht met zijn landgenoot, Dr. Horstmann, de bovenlanden, doch de onvol-doende verkeersmiddelen en gebrekkige wegen van die dagen deden hem besluiten zich aan de Marowijne te vestigen, den h o u t k a p voor de Antillen uit te oefenen en met Boschnegers en Indianen handel te drijven.

Thans moest Kappler een plaats van vestiging kiezen. Daartoe m a a k t e hij een tocht binnendoor naar de Marowijne, een tocht vol tegenspoeden, ontberingen en vermoeienissen en hij vestigde zijn keuze op een plek, waar voorheen een Indiaansch dorp had gestaan en de Marowijnerivier als het ware een groote baai vormt.

Alvorens naar P a r a m a r i b o terug te keeren, deelde Kappler de in de omgeving wonende Boschnegers en Indianen de keuze zijner toekomstige woonplaats mede.

Na Suriname in 1845 opnieuw te hebben verlaten, keerde hij in 1846 voor de derde maal terug. Inmiddels waren de militaire posten opgeheven en bestond de gemeenschap, welke eenmaal in de drie m a a n d e n door een gouvernementsschoener werd onder-houden, niet meer, zoodat de Marowijne slechts over zee of bin-nendoor de Wanekreek kon worden bereikt. De Gouverneur schonk hein den titel van assistent-posthouder en gaf toestem-ming zich op den Nederlandschen oever te vestigen! Hij landde op 13 December 1846 op de door hem uitgekozen plek, welke ver boven het hoogste peil der rivier stond. Ter eere zijner toe-komstige vrouw, Almine Lezimayer, noemde hij op genoemden dag de plaats ALBINA. Hij bouwde een eenvoudige woning en legde een kostgrond aan. Visch, wild en gevogelte waren in over-vloed aanwezig. De bevolking bestond toen, behalve uit Kappler, uit 4 Indianen en een slaaf, Primo geheeten.

Van den aanvang af had Albina's stichter met haast onover-komelijke moeilijkheden te kampen. Teleurstellingen en rampen waren zijn deel. De strijd, welke hij voor Albina's voortbestaan streed, k a n ons, die het vriendelijke dorpje kennen, niet anders dan met onverdeelde bewondering voor dezen lang vergeten en vaak miskenden vreemdeling vervullen. De producten, welke hij overhield, kon hij wegens den grooten afstand van Paramaribo niet te gelde m a k e n en evenzoo was het gesteld met de blokken cederhout, welke overzee n a a r de hoofdplaats gesleept moesten worden. Later slaagde hij er in een compagnon te vinden in een landgenoot-planter, Bukh, die met een grooten voorraad goederen n a a r Albina zou komen, m a a r op de Tijgerbank aan de monding der rivier verging de schoener en Bukh verdronk. Het was een geluk, dat Kappler in 1849 definitief tot posthouder op een traktement van ƒ 56 per m a a n d werd aangesteld, een maatregel,

133

welke de autoriteilen in eigen belang namen, in verband met de afschaffing der slavernij in Franscb. Guyana, de kolonie aan de overzijde van Albina.

Een ommekeer in zijn levensstrijd k w a m er, toen een ver-mogend koopman in Amsterdam voor gezamenlijke rekening met Kappler de houtexploitatie wilde uitoefenen. Wederom vertrok Kappler in 1852 naar Europa en keerde het volgend j a a r met 8 mannen, 4 vrouwen en 2 kinderen aan boord van een door de zaak gekochte schoener terug.

In Stuttgart was hij voor zijn vertrek in het huwelijk getreden.

De kleine kolonisatie van Albina breidde zich langzaam en op be-scheiden schaal uit en het werd bewezen, dat kolonisatie in de tropen met uitgezochte kolonisten mogelijk was. Later uitkomen Wurtenbergers waren niet steeds van hetzelfde goede ge-halte en hebben moeilijkheden veroorzaakt en de rust verstoord, welke het bestuur noopte tusschenbeide te komen. Zijn echtge-noote trok toen, trots het gevaar en haar onbekendheid met land en taal, per korjaal over zee naar Paramaribo. Haar komst had een bezoek van den Gouverneur ten gevolge, wien het duidelijk bleek, dat de van de buitenwereld afgesloten nederzetting aan een bestuursambtenaar behoefte had, een geneesheer, een onder-wijzer en een godsdienstleeraar.

De aanleg van Strafkolonien aan den Franschen oever opende voor Kappler een nieuwen en belangrijken afzet voor zijn handel.

Het drukkere scheepvaartverkeer maakte de oprichting van vuurtorens noodig, een op den Nederlandschen oever, te Galibi, en een op den Franschen oever, te Les Hattes.

Evenals in Cayenne goud gevonden werd, bleek dit in den Surinaamschen bodem aanwezig te zijn en de eerste expeditie van den gouvernements-secretaris, Mr. P. Alma, naar Albina be-vestigde dit vermoeden. Er k w a m toen eenmaal per m a a n d een kotter naar het stadje. Het Koloniaal Bestuur zag toen de wen-schelijkheid in van de vestiging van een bestuursambtenaar en Kappler verkocht zijn woning en andere huizen, benevens de helft van de hem toebehoorende terreinen aan het gouvernement en verkreeg pensioen, na 37 jaren den lande te hebben gediend.

Noode verliet hij het plaatsje, dat hem dierbaar geworden was, waar hij heer en meester was geweest, dat hij aangelegd en opge-bouwd had. Hij verliet 4 Juli 1879 met echtgenoote Suriname, om zijn laatste levensjaren in Stuttgart te slijten. Zelfs ondernam hij nog eens een reis naar Nederlandsch-Indië en schreef na terug-keer een reeks boeken over Suriname, waar hij 43 jaren gewoond had, welke werken in het Nederlandsch werden vertaald. Het Nederlandsch gezag heeft Kappler steeds hoog gehouden in een

134

toen door ons verwaarloosd deel van het grondgebied en hij heeft aan de commissie, welke de kwestie der grensregeling met Fransch Guyana k w a m onderzoeken, belangrijke diensten bewezen. Bij de grenskwestie werd het Lawagebied bij de arbitrale uitspraak door den Czaar van Rusland aan Nederland toegewezen. De goud-vondsten in de Lawa en aan de Inini hebben groote resultaten en de goudindustrie heeft eenmaal aan de kolonie belangrijke inkomsten opgeleverd. Duizenden trokken jaarlijks door Albina en bezorgden deze plaats een flinken handelsomzet, ook ten ge-volge van de balata-nijverheid.

Kappler overleed in Stuttgart op 10 October 1887 en op zijn uitdrukkelijk verlangen werd de kist met de Nederlandsche drie-kleur gedekt.

Het district Marowijne kreeg later, met standplaats Albina, een districts-commissaris met personeel. De Herrnhutterzending en de R. K. Missie hadden er h u n geestelijken, militairen waren er gestationneerd, die een militaire ziekeninrichting hadden, in het kort, het was een gezonde vriendelijke plaats, door de Fransche overburen Albina „la Coquette" genoemd, waar wij menigmaal een bezoek hebben gebracht. Een verkwikkende zeebries tempert de tropische warmte, de ligging aan de bijna 2 K.M. breede Marowijne is schoon, zoodat jaren geleden Gouverneur Van Asch van W y c k voorstelde er een gezondheidsoord te stichten.

T h a n s is Albina met een 24 K.M. langen weg binnendoor — de Weyneweg — verbonden met Moengo-Tappo, van waar de Suri-naamsche Bauxiet Maatschappij een 23 K.M. langen weg naar de aluminiumstad Moengo heeft laten aanleggen, welke in 1927 ge-reed kwam. Zonder overzee te gaan, k a n men thans Kapplers stichting per auto bereiken. Het plaatsje is evenwel belangrijk achteruitgegaan, door de verplaatsing van het districts-commis-sariaat n a a r Moengo. De gouden dagen van Albina van weleer be-hooren tot het verleden. Alleen de Kapplerstraat en de n a a m

„Kapplari" (voor Albina) herinneren nog aan den stichter.

REVUE VAN ARTIKELEN, MEDEDEELINGEN

In document De kwestie der Falkland-eilanden (pagina 133-137)