• No results found

Oostkust van Sumatra-Instituut

In document De kwestie der Falkland-eilanden (pagina 171-174)

1916—1941.

Zooals het Koloniaal Instituut er naar streefde de in Nederland gevoelde behoefte van nauwere medewerking met Indië aan te wakkeren, zoo k w a m daarna ook in de kringen, die zich h. t. 1. in het bijzonder voor Deli interesseerden, de wensch op tot samen-werking van hier uit met de baanbrekers daar ginds.

De oud-Minister van Koloniën, J. T. Cremer, die met Dr. H. F . R. Hubrecht in 1910 het initiatief genomen had, tot het doen ont-staan van het Koloniaal Instituut, richtte in 1916, als voorzitter van het bestuur der Amsterdamsche instelling, een uitnoodiging tot tal van in Deli werkzame maatschappijen, teneinde te geraken tot de oprichting van een Oostkust van Sumatra-Instituut.

Onder voorzitterschap van Dr. C. W . Janssen, die eerder al het initiatief genomen had tot oprichting van het Batak Instituut, k w a m de bijeenkomst van vertegenwoordigers van r u i m dertig maatschappijen en instellingen, op 17 Februari, in het gebouw der Senembah-Mij., Leidschegracht 13—15 te Amsterdam, samen. Daar kreeg de oprichting haar beslag. Als doel werd, in samenwerking met het Koloniaal Instituut, aangenomen: a. het verzamelen en bewerken van zoo volledig mogelijke gegevens be-treffende het Gewest Oostkust van Sumatra; b. de bevordering van het welzijn van dat gewest en zijn bewoners.

De vergadering ondersteunde het verzoek, dat de heer Cremer, die door 'ongesteldheid verhinderd was tegenwoordig te zijn, schriftelijk aan Dr. Janssen gezonden had, om als voorzitter op te treden. Deze werd zoo de eerste voorzitter. De heer J. C. van Eerde werd -tot secretaris, de heer F. de Fremery tot penning-meester benoemd. De heer W. H. M. Schadee werd tot archivaris aangesteld.

Nog zeven personen werden uitgenoodigd naast de vermelde beeren plaats in het bestuur te nemen.

Het is dit instituut, dat op 17 Februari j.1. zijn 25-jarig bestaan kon herdenken. Zonder, in de tegenwoordige omstandigheden, aan feestviering te denken, heeft het Oostkust van

Sumatra-170

Instituut toch voor een waardige uiting van zijn gevoelens ge-zorgd. Het heeft een gedenkboek der vereeniging laten samen-stellen door den archivaris, Ir. F. J. J. Dootjes, dat in 142 pagina's, met bijlagen, vele portretten en andere illustraties, een veelom-vattend en toch beknopt overzicht geeft van de wijze, waarop het instituut zijn taak heeft opgevat en ten uitvoer heeft gebracht.

Het is wel een treffend, zij 't geen verheugend, feit, dat het instituut geboren werd in den tijd van een wereldoorlog en dat het zilveren feest als festiviteit achterwege moest blijven, omdat de wereld weer in een grooten oorlog gewikkeld is.

De vereeniging kreeg h a a r zetel in het gebouw der Senembah-Mij. te Amsterdam, van welke Dr. Janssen directeur was. Zij bleef daar gehuisvest tot 1 Augustus 1925, toen zij naar de Afd. Volken-kunde in het Koloniaal Instituut te Amsterdam overging.

Het bestuur van het O. S. I. k w a m heel spoedig tot het inzicht, dat het medewerking van S. O. K. zelf noodig zou hebben. Het richtte zich tot den Gouverneur van S. O. K., den heer S. van der Pas, met het verzoek in het gouvernement een vertegenwoor-digend comité te doen vormen. Den 4en Juli 1916 kwamen de hiertoe uitgenoodigde heeren, onder voorzitterschap van den Assistent-Resident, den heer M. C. Schadee, te Medan samen, en werd het Oostkust van Sumatra-Comité opgericht. Het doel werd in drie punten samengevat (kort weergegeven) : a. het O. S. I. te Amsterdam behulpzaam te zijn in het verkrijgen van gegevens, b. het doen van voorstellen in het belang der Oostkust en het zelf-standig nemen van maatregelen, c. het uitvoeren en doen uit-voeren van maatregelen, waartoe het instituut zou besluiten, voor zoover die uitvoering ter Oostkust zelf zou moeten plaats hebben.

De heer Schadee bleef voorzitter, Mr. H. J. Bool aanvaardde het secretariaat. Aan den Gouverneur van S. O. K. werd het eere-voorzitterschap aangeboden. Hij en zijn opvolgers hebben dien eerepost met daadwerkelijke activiteit bekleed.

Het gedenkboek geeft in breeden opzet een overzicht van het vele, dat het Amsterdam sehe instituut en het Medansche comité in samenwerking hebben tot stand gebracht.

Sedert 1924 zijn lezingen en excursies, ook filmvertooningen naast de reeds bestaande bedrijvigheid nog nieuw leven komen bijbrengen. W a r e n eerder al wel jaarkronieken opgesteld, nu ver-schenen deze verder geregeld elk jaar. Onder de bemoeienissen komt even een bijzondere plaats toe aan de afdeeling Deli op de I. T. A. van 1928 te Arnhem, die een groot succes geworden is.

Het gedenkboek doet goed het verschil in aard uitkomen tus-schen het O. S. I. en de andere instituten, ondergeschikten van het Koloniaal Instituut, a. d. z. de Batak, Bali, Atjeh, Z

-171

K

Sumatra-, Minangkabau-, Molukken-instituten. Men zou haast k u n n e n zeggen, wat voor het O. S. I. hoofdzaak was, was voor de andere bijzaak, en omgekeerd.

Het jonge cultuurland Deli, dat veelzijdige ontginning in ver-rassend tempo doorliep en doorloopt, vroeg van het O. S. I. iets geheel anders, dan de andere instituten aan h u n speciaal gebied ten beste gaven. De cultures van tabak, rubber, thee, koffie, olie-palm vezel, bezorgden aan de veelomvattende bedrijvigheid op allerlei gebied en in allerlei richting ter Oostkust een zeer bijzonder karakter. Instituut en comité hebben h u n taak

daar-naar gevoegd.

Het O S I heeft tot heden achtereenvolgens drie voorzitters gehad Dr. C. W. Janssen, J h r . H. W . Böell en Mr. B. H. A. van Kreel, ook drie secretarissen, Prof. J. C. van Eerde, J. Tideman, Ir F. J. J. Dootjes, mede drie penningmeesters, F . de Fremery, E H Bodel Bienfait, W. Siewertsz van Reesema. Archivaris w a r e n : W . H. M. Schadee, A. G. de Bruin, M. J. Salm, M. J.

Lusink, Ir. F. J. J. Dootjes. ..

Van de bestuursleden uit den tijd der oprichting in 191b zijn nog in functie J h r . H. Loudon en J. S. C. Kasteleijn.

Het O. S. I. Comité had, zooals gezegd, steeds den Gouverneur tot eere-voorzitter, als voorzitter traden op M. C. Schadee, G. H.

Andreae, J. F . H. J. Lutjens, J. J. Priebee, J. H. Bitters, Ir. P. M.

Visser (na 1938 geen gegevens beschikbaar). Secretaris w a r e n : Mr H J Bool, M. C. Schadee, Mr. B. A. A. Fruin, Dr. T. Volker, en dan sedert 1924 tot en met 1937 secretaris-penningmeester C Kuipers, terwijl voordien penningmeester waren P. F. van den Berg, Mr. R. A. A. Fruin en in 1938 wn. secretaris-penningmeester J. A. Bijlmer.

Het door Ir. F. J. J. Dootjes samengestelde gedenkboek besluit m e t :

„Tusschen de polen van het heden en het oneindig onbekende ligt ook voor ons het werkterrein, waar nieuwe moeilijkheden, doch zeker ook nieuwe voldoening wachten.

Het schip is intact, de bemanning paraat, welnu, hieuwen wi, dan opgewekt het anker en varen met vertrouwen verder, varen per aspera ad astra".

Zoo zij ook onze zilveren verjaardag-wensch aan het Oostkust van Sumatra-Instituut.

Het ethnografisch museum

In document De kwestie der Falkland-eilanden (pagina 171-174)