• No results found

Missiestrategie in Brazilië

In document De kwestie der Falkland-eilanden (pagina 177-195)

DOOR

Dr. K. A. SCHIPPER.

I. Iets over koloniale missiegeschiedenis.

Koloniale wetenschap heeft al sinds lang een veel grootere omvang gekregen dan dat zij zich tot een enkel vak zou be-perken. Ze is niet meer enkelvoudig, m a a r veeleer van encyclo-paedische uitgebreidheid. De vragen die zich in de koloniale practijk voordoen zijn zoowel kwantitatief als kwalitatief der-mate overweldigend, dat binnen de koloniale wetenschap zich een vrij groote specialiseering en differentiatie heeft doorgezet.

Wij hebben daar misschien niet altijd erg in gehad in het veels-zins rustige Nederland. Op zijn best wisten wij te vertellen: „die en die van onze kennissen gaat indologie studeeren." Dat even-wel indologie een stuk koloniale wetenschap beteekende drong echter in de meeste gevallen niet tot ons door. De samenhang van ontzagwekkende vragen was ons nauwelijks duidelijk.

Wie echter zich eenigszins had verdiept in koloniale- en ook in zendingsvragen, voor diegene k w a m vroeg of laat op eens het heele complex van verschijnselen en vragen opdoemen, die liggen in het veld van de koloniale wetenschap. Het is als een boom met vele takken, die wij nu eenmaal hebben te nemen zooals hij is.

Wij mogen er geen takken bij phantaseeren. Wij mogen er ook geen negeeren. Misschien was het gemakkelijker wanneer wij in stee van met een boom, met één kaarsrechte paal hadden te maken. Soms kan de verzuchting opkomen: in de goede oude tijd kende men gelukkig onze specialisatie nog niet. En toch zouden wij heel veel simpelheid van weleer, als het er op aan komt, niet graag weer terug wenschen.

Wij gaan dus verder met onze specialiseering overal waar het wenschelijk is, zonder ook maar één oogenblik het geheel los te laten en uit het oog te verliezen. Wij zullen beide evenzeer moeten doen: steeds meer specialiseeren, waar het noodig is en steeds meer alles met alles in verband brengen, waar dat wordt ver-eischt. Wij zullen het eene doen, en het andere niet nalaten.

176

E n als wij een oogenblik de wirwar van koloniale vragen op ons laten inwerken, dan kan het gebeuren, dat wij een bepaald, merkwaardig verschijnsel telkens weer op merken. Dat nl. zekere religieuze verschijnselen meermalen in de koloniale geschiedenis in de practijk een groote rol speelden. Religieuze verschijnselen van allerlei soort. Bij de inheemschen en bij de kolonisatoren.

De koloniale wetgeving is daar op alle denkbare manieren mee in aanraking gekomen, bij gevolg ook de koloniale ambtenaar.

En op een goeden dag vernam deze, dat zelfs de koloniale onder-nemer de merkwaardigste ervaringen had opgedaan in dezen. De wetgeving geeft b.v. haar stimulans voor verkeer, wegenbouw en schoolbouw. Het primitieve heidendom heeft daartegen bezwaren, waarmee het zelf staat of valt. Een bioscoopondernemer had op westersche manier zijn bioscoop willen inrichten, zonder vol-doende aandacht aan den Koran der Mohammedanen te schenken enz. enz.

Aanvankelijk dacht men bij de opleiding van een Indischen a m b t e n a a r : straks in de practijk moet hij ook maar in dezen voor alles-weter spelen, terwijl hij er niets van weet of ook niets van heeft geleerd. Tegenwoordig is dat anders : ook religieuze verhou-dingen, zelfs de kerk en de zending op koloniaal gebied, vinden hun belangstelling in de kringen der koloniale wetenschap en practijk. Dat is uitnemend, maar het sluit in een verdieping en uitbouw der koloniale wetenschap, die tegelijk ook een stuk diffe-rentiate en specialisatie uitmaakt.

Wij willen iets zeggen over koloniale missie-(zendings-)ge-schiedenis en dit d a a r n a toelichten met het een en ander uit de zendingsgeschiedenis van Oost-Zuid-Amerika (Brazilië).

Missie of zending') is de uitbreiding en verbreiding van het christendom, van de christelijke religie en kerk. Missie-geschiede-nis is dus een deel van de kerkgeschiedeMissie-geschiede-nis en behoort daarmee onder de wetenschap der theologie, der godgeleerdheid. Wij zitten hier dus midden in religieuze vragen. Missie-geschiedenis heeft dan ook te maken met al de problemen en moeilijkheden, die liggen in het begrip kerkgeschiedenis").

3) Dr. J. Richter. Evangelische Missionskunde. 2 Bde. Leipzig 1927—1928.

Dr. J. Schmidlin. E i n f ü h r u n g in die Missionswissenschaft. M ü n s t e r i. W.

1925. Dr. A. J. M. Mulders. Inleiding tot de m i s s i e w e t e n s c h a p . 's-Hertogen-bosch 19.'S7. Dr. J. H. Bavinek. Het evangelie en de niet-chrislelijke religies.

K a m p e n 1940.

V De moeilijkheden gaan t e r u g op de v r a a g : is religie dn kerk een eigen grootheid, of l a a t z\] zich herleiden t o t de c u l t u u r , langs welken omweg ook?

Is k e r k - en missiegeschiedenis c u l t u u r g e s c h i e d e n i s , of ook meer dan d a t ? Willen wij de werkelijkheid en w a a r h e i d niet te k o r t doen, dan zal men in elk geval voor het eigene van de religie r u i m t e moeten l a t e n .

177

Spreken wij van koloniale missiegeschiedenis, dan worden de moeilijkheden nog grooter, omdat het kolonialisme op zichzelf al een m a c h t van vragen oproept. Wij willen op dit alles niet ingaan, doch alleen opmerken, dat de meeste moeilijkheden in de kolo-niale wetenschap op het onwrikbaar feit teruggaan, dat wij stuiten op een „dualisme" der verhoudingen, die wij in een zekeren zin

„monistisch" moeten oplossen.

Er is nl. een ondergrond van oude verhoudingen, waarboven de nieuwe komen, waarbij het geheel zich toch als een eenheid door-zet, en steeds meer een vernieuwde en omgezette eenheid vormt.

E n ' d e groote vraag wordt d a n : hoe zijn de verhoudingen van dit proces (die de koloniale geschiedenis uitmaken) te scheiden van de verhoudingen daarbuiten (die aan de algemeene geschiedenis haar terrein verschaffen). Practisch zal men koloniale en alge-meene geschiedenis wel uit elkaar k u n n e n houden, maar moei-lijk blijft de definieering, die de grenzen afbakent.

Eenzelfde moeilijkheid doet zich voor bij de koloniale missie-geschiedenis. Men zal deze wel ter dege moeten onderscheiden van de algemeene missiegeschiedenis. De positie van de zending is van oudsher in koloniaal gebied anders geweest dan op de ter-reinen die daarbuiten lagen. Niet gemakkelijker of moeilijker, maar anders.

Zuid-Amerika is én in de koloniale geschiedenis én in de kolo-niale missiegeschiedenis van groot belang geweest. Eerst k w a m daar de oude koloniale staat van Spanje, Portugal, Frankrijk, Nederland en Engeland tot ontplooiing. En sinds de 19e eeuw treffen wij daar eenerzijds de moderne koloniale staat aan (Fransch, Engelsch, Nederlandsen in Guyana, Trinidad en Tobago, Curaçao en F a l k l a n d ) , anderzijds de koloniale naties met Spaansch en Portugeesch als voertaal.

In dit werelddeel Zuid-Amerika speelt Brazilië een eigen rol.

Het behoort tot de z.g.n. A.B.C.-staten (Argentinië, Brazilië en Chili) die ons voor dit deel van de wereld als model zijn voorge-houden. Aardrijkskundige of historische literatuur en handboeken geven vaak vrij snel den i n d r u k van een fabelachtigen vooruitgang van Brazilië. En toch heeft menigeen geen flauw vermoeden er van, wat aan dezen vooruitgang vast zat en ook hoe onvolkomen hij nog is.

Hij k w a m niet uit den hemel vallen. En hij beteekent evenmin dat Brazilië geen vragen of zorgen meer zou kennen. In werke-lijkheid is de cultureele en religieuze ontsluiting van Brazilië een ongelooflijk zware taak geweest, die doet denken aan de verzuch-ting uit de Aeneas van Vergilius: „tantae molis erat Romanam

condere gentem".

12

178

Bij deze ontsluiting van een werelddeel, dat Brazilië eigenlijk is, hebben staat en kerk, nauwkeuriger gezegd: koloniale staat en,1 missie samengewerkt.

Het karakter van een werelddeel bergde van meetaf aan alle moeilijkheden in zich. „Grand comme vingt fois la France, ayant 8500 kilomètres de côtes sur l'Atlantique, possédant le fleuve le plus long du monde (l'Amazone) et, avec tous les affluents, un réseau navigable de 30.000 kilomètres, pouvant facilement nourir 400 millions d'habitants, prodigieusement riche en terres de cul-ture et en produits du sous-sol, le Brésil est à lui seule, plus q u ' u n e colonie, tout un empire et presque tout un m o n d e "3) .

De moeilijkheden waren slechts te overwinnen door toepassing van een bepaalde strategie, deels bewust, deels onbewust gebruikt.

Zoo alleen kon de zending, die de uitbreiding der christelijke kerk beoogt, en de kolonisatie, die de uitbreiding der Europeesche cultuur met moderniseering van niet-moderne verhoudingen be-werkstelligt, voortgang vinden. Beide willen strijd om een nieuwe stand van zaken en verhoudingen te verkrijgen. En het belang-rijkste element in elkeri strijd is de strategie.

II. Algemeene strategische richtlijnen.

Het beeld van de missiestrategie mag voor Brazilië worden ver-eenvoudigd door slechts één zendingsarbeid in het centrum te plaatsen, die van de J e z u ï e t e n ) . Aanvullenderwij s gedenken wij ook het werk der Franciscanen en van de Oud-Protestantsche staatsmissie (der Hugenoten en Nederlanders) in de bloeidagen der Jezuïetenzending voor 1759, en verder het werk van de Capu-cijners, Benedictijnen, Dominicanen, Salesianer en van de Modern-Protestantsche missie in lateren tijd.

Kolonisatorisch hebben wij in hoofdzaak met slechts één kolo-niseerend land te m a k e n : Portugal, terwijl Engeland, Nederland en Frankrijk een meer bescheiden rol in de Brazileensche ge-schiedenis hebben gespeeld.

Een achttal richtlijnen van de strategie, die de christelijke zen-ding bij de kerstening van Brazilië heeft gevolgd, willen wij nu nader beschouwen. Deels zijn ze ingesteld op het evangelie en zijn verbreiding, deels op de expansie van den kolonialen staat, deels raken zij de nuchtere en groote vragen van het breken der af-standen in het onmetelijk gebied, dat moest worden bewerkt.

:') P i e r r e Charles. Les dossiers de l'action m i s s i o n a i r e . Louvain—

Bruxelles, p. 279.

') In Brazilië hebben de Jezuïeten n a t i e - v o r m e n d gewerkt, in welken graad, zij d a a r g e l a t e n .

179

Vaak gaan ook de missionaire richtlijnen ongemerkt over in die van de koloniale expansie. Wij mogen daar dan ook geen eigen-lijke grens trekken, al zal bij ons onderzoek altijd het hoofdaccent vallen op het belang van en voor de missie.

1°. De groote vraag w a s : welk element van het christendom en van het evangelie van Jezus Christus zou men bij het winnen der inheemschen voorop stellen? Voor de Jezuïeten was dit de prediking van Jezus Christus als de victor mundi, de zegevierende Christus. Eigenlijk speelt deze gedachte bij alle zending, Roomsch, Protestantsch en Oostersch-orthodox, een rol. Maar vooral de Jezuïeten hebben sinds de dagen van de contra-reformatie, van uit dit motief hun zending gedreven. Heel h u n actie, prediking, sociale en cultureele werkzaamheid, tot en met h u n kerkbouw in den barock-stijl, stond in dit teeken. Niet zonder eenige reden heeft men van de barock gesproken als „Kunst der Cegenrefor-mation" 5).

Het werk der Jezuïeten sloot op die manier aan bij de gebonden cultuur der 16e tot 18e eeuw, met mercantilisme, absolutisme en staatsreligie. Min of meer werd het christelijk geloof van bovenaf opgelegd: alle cultureele en religieuze ontwikkeling werd autori-tair geleid, vooral in de koloniën, waar altijd het autoriautori-taire element een extra groote beteekenis heeft.

Voor Brazilië, evenals voor de rest van Amerika, kwam daar nog deze bijzondere omstandigheid bij, dat de Amerikaansche volken, de Indianen, juist1 erg gesteld waren op autoritair gezag, collectivistisch („socialistisch") samenwerken, met pronk en praal of feestvieren. Op deze dingen had het, Inca-rijk weten te steunen en de Jezuïeten deden niet anders in Paraguay, Brazilië en elders"). Niet alleen in Europa waren zij goede psychologen, ook overal op het zendingsveld, hetzij in Azië of Afrika, hetzij in A m e r i k a7) . Hun werk in Brazilië is na 1759 wel door anderen overgenomen, doch nimmer zoo goed doorgevoerd als zij het deden en nooit overtroffen.

Als enkeling of verstrooid, was de Amerikaan een onbereikbaar

"') W. Weisbach. Der Barock als Kunst der Gegenreformation Berlin 1921.

") Over het z.g. s t a a t s s o c i a l i s m e van de Incas schreven : C. L. R a m b o n n e t . Ken socialistische m o d e l s t a a t . Vragen v. d. Dag. II, biz. 439—456, A m s t e r d a m 1887. H. Gunow. Geschichte und K u l t u r des Inkareiches. A m s t e r d a m 1938.

Dr. H. T r i m b o r n . Der K o l l e k t i v i s m u s der Inkas in Peru. A n t h r o p o s XIX.

8. 978—1001. XX. S. 579—606. Mödling—Wien 1924—1925. Over de Jezuïeten in P a r a g u a y : Dr. J. Schmidlin. Katholische Missionsgeschichte. Steyl 1924.

S. 315—324. P i e r r e Charles. Les dossiers de l'action m i s s i o n a i r e . L o u v a i n — Bruxelles, p . 271—274.

7) Dr. R. H. M u r r a y . De Jezuïeten en h u n werk i n : Dr. J. R o m e i n . Nieuwe Geïllustr. Wereldgeschiedenis. VI. hlz. 3725—3735. A m s t e r d a m 1930.

180

wezen, dat zich nergens op zijn plaats voelde. In het groote in-drukwekkend geheel, door de missionarissen geleid, voelde en wist hij zich onmisbaar.

2". Uit het evangelie werd ook het element gehaald van den zegenenden Christus. Men zocht de heidenen te winnen door zachtheid, vriendelijkheid, tegemoetkoming en het beloven van tijdelijk en eeuwig voordeel. Nu is de koloniale ontsluiting van Brazilië gepaard gegaan met een ongelooflijke wreedheid. Het was een ruwheid, die wij in het kader van den tijd moeten zien

(toen folterstraf voorkwam en het opkomend modern kapitalisme vrouwen en kinderen verbruikte), en in het licht van het feit, dat de kolonisatie zelf in haar bestaan werd bedreigd. Niettemin, het was vernietiging tegenover vernietiging, moord tegen m o o r d8) .

Dé missionarissen stonden te allen tijde bereid de zonden van beide partijen te vergeven, of over het hoofd te zien, met een oneindig geduld, dat geen onderscheid van huidskleur kende en altijd er op uit de Amerikanen gelijkberechtigd naast de Euro-peanen, te krijgen. Daarbij beriepen zij zich op de koloniale wet-geving, niet zonder resultaat.

3". De zegevierende en de zegenende Christus prediken door woord en daad, dat was alles thetisch en positief. Maar moest men zich niet anti-thetisch en negatief tegenover het heidendom plaat-sen om dit te overwinnen en door christendom te vervangen? In de lijn van reformatie en contra-reformatie, van bet Roomsche concilie van Trente (1545—1563) en de Hervormde synode van Dordrecht (1618—1619) is de 16e tot de 18e eeuw fel anti-paga-nistisch geweest. In de kolonisatie en in de zending heeft dit ge-leid tot een practijk van verregaande Europeaniseering. Het in-heemsche werd synoniem m e t : uit den booze.

Tegenover deze houding stonden de Jezuïeten in dien zin afwij-zend, dat zij zich er zoo weinig mogelijk aan stoorden. Zij lieten de stelling onaangetast, dat heidendom en christelijk geloof elkaar volstrekt uitsluiten. Dat stond ook voor hen vast. Maar de toe-passing mocht niet meer anti-thetisch zijn dan strikt noodzake-lijk.

De Jezuïeten hadden het geluk, dat noch in Brazilië, noch daar-buiten in West-Zuid-Amerika, sinds dit door Spanje was veroverd, een behoorlijk georganiseerde heidensche macht of staat aan-wezig was, die voor een opbloeiende christenheid een ernstig ge-vaar kon opleveren. Zij konden zich er toe beperken gedeeltelijk met behulp van den sterken a r m van den kolonialen staat, de

s) Th. W a i t z . Die A m e r i k a n e r . Anthropologie der N a t u r v ö l k e r . Ill—IV-Leipzig 18G2—1864. Dr. A. F u n k e . Brasilien im 20. J a h r h u n d e r t . Berlin 1927.

181

zeden der Indianen, in christelijke nederzettingen, onder

theocra-tische leiding, om te zetten. . De rarfica/e en ^ oe £% succesvol gebleken bestrijding van het

heidendom bestond in de omzetting van het sociale milieu De Jezuïeten verzamelden de Indianen in de beroemde reducties of doctrinas, in Brazilië aldeas genaamd. Het overgroote deel van Brazilië was, evenals Paraguay, met zulke nederzettingen bezet Alleen in bepaalde deelen van het Amazone-gebied liet men het type van deze nederzettingen vallen, waar alle verbinding alleen over het water plaats v o n d0) .

4" Het prediken van den zegevierenden en van den zegenen-den Christus, naast radicale bestrijding van het heizegenen-dendom volgde direct uit het evangelie. Maar de zending was ook op de expansie van den kolonialen staat ingesteld en daar k w a m men voor de vraag te staan: wat is strategisch het beste: eerst de kolonisten, of eerst de missionarissen zenden, of beide tegelijk?

Alle drie mogelijkheden bleken reëel. Aanvankelijk k w a m e n kolonisten en missionarissen tegelijk in Brazilië landen, dat toen

„Terra de Santa Cruz" werd genoemd. Daarna was de zending der missionarissen nog al eens verwaarloosd. Maar toen d Franschen met steun van het Hervormde F r ^ s c h - Z w ^ s e i l a n d

(Genève) bezig waren de kolonie ant-arctisch Frankrijk te stich-ten werden Jezuïestich-ten-missionarissen vooruit gezonden om, de Indiaansche bondgenooten der Franschen afvallig te maken.

Dat m a a k t ook de jacht in letterlijken zin op de 1 " » ™ ° ^ " ° begrijpelijk. De Protestantsche der Hugenoten en Nederlanders werden verjaagd, hetgeen voor hen nog het beste m i d d e l j a s . o m aan een wissen dood te ontkomen. Omgekeerd hadden de G a t a -nistische zeevaarders geen bezwaar eens een dertigtal Jezuïeten-missionarissen tegelijk in den oceaan te verdrinken.

5» De koloniale staat is „dualistisch", hij steunt op een kolom-seerend en op een inheemsch element. Hoe stond men tegenover de kolonisatie en de kolonisatoren? Op zichzelf zeer posi tief, an het begin af reeds werd de kolonisatie op zichzelf als het belang-rijkste houvast voor de missie beschouwd. En dat met i e c h t Zonder haar was men aan het barbarisme der inheemschen prijs gegeven en waren de sympathiseerende inboorlingen en ook de Indiaansche bondgenooten der Portugeezen niet te beschermen.

») De aldeas zijn in de 19c eeuw meer « d « r leiding der «je«ring geseki en de republiek voerde een leeken-missie ,n, onder \ f ^ « Rondon, die de „Service de Protection dos Indios" tot ^ W h a kking had.

Over de reducties en den Dienst 1er bescherming der ^ J * ^ £ Richter. Allgemeine Evangelische Missionsgeschichte. V. 2 H. Gütersloh S. 318—323, 346.

182

De eenige reserve bleef: handhaving van de rechten der Ameri-kanen zou ook tegen de wil der kolonisatoren in worden doorgezet.

Deze waardeering van den kolonialen staat is voor de moderne missie overgegaan op den staat Brazilië. De Brazileensehe cultuur is de groote steun voor het werk, dat thans nog moet worden verricht. Met al haar goede en kwade kanten. Zoo staan de India-nen voor een zekere assimilatie in de Brazileensehe natie.

6". De koloniale staat steunt ook op het inheemsche element.

Daarbij was in Brazilië, evenals in heel Amerika, één probleem zeer b r a n d e n d : de talenkwestie. Geen gedeelte van de wereld kent zoo ontzaglijk veel volstrekt gescheiden talen als Amerika1 1). Dat was heel lastig voor onderling verkeer. Terwille van het handels-verkeer en met het oog op de interesse van den kolonialen staat, m a a r bovenal met het oog op de prediking van het evangelie, trachtten de Jezuïeten deze Babylonische spraakverwarring te ver-helpen door het invoeren van een lingua franca.

Ze kozen daarvoor de Tupi-Guarani taal, die voor Brazilië.

Uruguay en Paraguay het middel werd om den inheemschen een algemeene voertaal te verschaffen, die zelfs de blanken eeniger-mate konden gebruiken. De Protestantsche zending van den nieuwen tijd kon hierop voortbouwen en wist door Portugeesche-en Guarani-bijbelvertaling het bijbelboek binnPortugeesche-en het bereik te brengen van het meerendeel der inheemsche bevolking. Dat is de stoere en trouwe arbeid van het „British and Foreign Bible Society" en van het Amerikaansch Bijbelgenootschap. De arts J. W. Lindsay heeft het N.T. in het Guarani vertaald, een onder-neming, waar hij in 1915 mee wras b e g o n n e n1) .

7°. Een uiterst practisch, maar zeer moeilijk op te lossen pro-bleem was de vraag, hoe men de geweldige afstanden moest klein krijgen. Aanvankelijk moest men dit doen met buitengewone primitieve middelen. Per voet, te paard of per schip werden dui-zenden kilometers afgelegd. Men maakte gebruik van de groote rivieren, die inderdaad tot diep in het binnenland brachten en, waar dit niet kon, van oude Indianen-wegen.

In de eerste periode met deze primitieve middelen, werd reeds globaal geheel Oost-Zuid-Amerika ontsloten. En wel in drie ge-deelten. 1. Eerst de kust van het Noorden naar het Zuiden, met het naaste binnenland. 2. Toen na 1600 in de 17e eeuw' van uit het mondingsgebied van de Amazone, het stroomgebied van deze

10) P. Rivet. Langues A m é r i c a i n e s . Meillet et Cohen. Les langues du monde, p. 597—712. P a r i s 1924. I). G. B r i n t ö n . The American P a c e . X. York 1891.

n) Het Brit. and Foreign Bible Soc. en het Amerik. Bijbelgenootschap hebben beide een Brazil Agency. T h e 132 Report of t h e Br. a. F. B. S. London 1936. p. 28-1—293. American Bible Soc. 120th r e p o r t . X. York 1936. p. 157—161.

183

rivier. 3. En ten slotte het binnenland van Minas Geraes, Goyaz en Matto Grosso op het eind van de 17e en in de 18e eeuw.

8° Eenigszins gewijzigd is de toestand in de 2e periode (19e.

8° Eenigszins gewijzigd is de toestand in de 2e periode (19e.

In document De kwestie der Falkland-eilanden (pagina 177-195)