• No results found

En Lied weet nou ook wat een Rijnaak is en een lichter En ze ziet dat er ijsbaarden aan de boegen van de schepen hangen. Maar dan zegt Vader onverwachts met de

In document Alie Smeding, Liefde · dbnl (pagina 161-164)

stem van de aardappelen-man: ‘Dag beste kind.’ En ze moet haar hand stijf op haar

mond drukken en het is of ze in haar heele lijf tandpijn heeft. ‘Ben ik dan je hermelijn

niet meer, me Vader?’

- Er staan al sneeuwklokjes in de bloemwinkels en later komen er hyacinthen. Het

bloemenschip ligt weer in de Rotte, met begonia's en palmen en viooltjes. En op het

Hofplein en het Calandplein staan de glazen bloemenhuisjes weer vol met elzenkatjes

en hazelaars en dubbele dotters en gele en rooie en rosse tulpen De venters loopen

er ook mee. En de takken op het muurtje bij de branderij krijgen rooie knoppen, die

knoppen glimmen en worden dik en breken open, er kruipt wat groenigs uit. Elke

dag als Lied naar school gaat kijkt ze er naar, en ook als ze weer terugkeert naar huis

Elke dag schieten de knoppen een eindje op. Ineens zijn de bladertjes er... Lied staat

er onder stil, en kijkt er lang naar op En ze ziet opeens Hanne Hunze weer, Hanne

Hunze die een schoot als een wieg heeft, en een gezicht dat zoo bruin als koffie is,

in de witte bandjesmuts. Hanne die stookt haar vuurtje op, onder een pan met pap,

en steekt bloemen in een kan met water ‘Me deerntien’ En het doet temet pijn, zoo

dichtbij is Hanne nog... Er moeten daar te Anderst nou ook Paasch-weidjes met

lammeren wezen. In de ‘zoete’ winkels hier staan chocolade-eieren. Het is haast

Paschen... Lied gaat over op school, en Bekkie die blijft zitten. En Lied kijkt naar

Bekkie's boos warm gezicht en ze weet niet wat ze Bekkie

voor goeds kan zeggen. ‘Affijn’, denkt ze, ‘jíj heb je Moeder en je Vader hier...’

Na de Paasch-vacantie wordt het al heeter. De groene takken hangen zoo slap over

de tuinmuur of ze duizelig zijn. En in het Park drijven de echte zwanen weer boven

op de spiegelzwanen. En de tulpenboomen staan in bloei en de jasmijnstruiken en

de witte en de paarse seringen. En Oom die snuift zoo erg en hij wijst telkens met

zijn wandelstok alles aan en hij zegt zoo luid of Tante doof is: ‘Och kijk 's!, kíjk 's...

kíjk daar 's, wat een weelde! Heerlijk die tulpenboomen Zié je die Prunis?’ En zijn

gezicht is zóo vroolijk dat Tante er mopperig van wordt. ‘Natúurlijk zie ik die Prunis,

Louis! Je schreeuwt als een veldprediker. Ik zie alles wel Ik heb mijn oogen met in

mijn zak!’ En Oom wordt dan ineens stiller Hij wijst niks meer aan. En hij steekt

zijn borst niet meer zoo erg vooruit. Hij zegt: ‘Wat heb je toch, Alwine?’ En Tante

doet hem na. ‘Ja-ja, wat hèb ik toch, Louis...?’ En Oom zijn gladde rooie wangen

worden nog gladder en rooier Wat zou er dan wezen?

- Het is bàr heet. En de mooie dingen achter de winkelruiten lijken te zweeten van

benauwdheid. Tante's hoed is wat achterover gezakt, haar wangen zijn nattig en ze

is zoo maar een beetje boos. ‘Kom - vlugger’, zegt ze tegen Lied, ‘het staat naar

regen.’ En ze gaan boven de Chineesche platen- en pottenwinkel op de Schiedamsche

singel theedrinken Er hangen leelijke zijen prentjes-dames aan de wand en er zijn

daar gordijnen van pijpkralen Tante bestelt ook nog toost met boter bij de thee ‘Thee

verslaat de dorst’, zegt Tante, ‘en toost is zoowat het eenigste wat je hier

krijgen kan.’ En ze kijkt ook nog naar de andere dames die daar zitten en iedereen

praat en dat bromt zoo aardig. Maar als de thee en de toost er zijn, lust Tante ze niet.

Want achter de Chineesche pijpkralen heeft ze opeens Oom Louis gezien. Oom zit

daar met een deftige dame. En die dame rookt een sigaret in een lang zilveren pijpje

en haar jurk hangt met een paar dunne bandjes over haar schouers ‘Is dat je Oom

daar?’, fluistert Tante dan nog. Ze is witter in haar gezicht. En Oom zit wel met zijn

rug naar ze toe, maar het ìs hem. Hij klopt al-door op zijn haarnaadje van boven. En

aan zijn hand glinstert zijn ring met het stempeltje - het ìs hem Maar Lied heeft nog

nooit toost geproefd en ze heeft zin in een lekker bruin sneetje met boter, en ze zegt:

‘Ik geloof niet dat het me Oom is, Tante.’ Ze gaan toch evengoed zonder toost te

eten weg. En Tante is op alles en iedereen boos, ook op de regen en op de conducteur

en op de arme man die om een cent vraagt. En al wat ze thuis aanpakt, dat pakt ze

hard aan, en dat zet ze hard neer. En ze houdt haar mond al-door stijf dicht. Maar als

Oom tegen etenstijd thuiskomt en een vroolijk deuntje fluit en hoezee-oogen heeft,

dan houdt ze haar mond niet meer stijf dicht En dan vergeet ze heelemaal dat Lied

ook nog in de kamer is Ze zet haar handen op haar zijen en houdt haar hoofd wat

scheef. ‘Zaken gedaan?’ Oom kijkt een paar maal naar Tante en hij kijkt een paar

maal uit het raam ‘Nja’, zegt hij en zijn oogen zingen nog meer van hoezee, ‘gáat

wel.’ Tante zet haar handen vaster op haar zijen en houdt haar hoofd schuiner. ‘Wat

was het?’, vraagt Tante. En Oom wil al-door de aschneus van zijn sigaar tikken, maar

er zit nog

geen aschneus aan zijn sigaar. ‘Hè?, wat het wàs?, ja - een tip... eh... het is nog maar

een begin, een áardig begin...’ Tante grijpt haar eigen vast bij haar zijen, en haar

hoofd ligt temet plat op haar schouer. ‘Oh juist, en dat aardige begin van jou heeft

geverfde lippen en van die koelie-ringen in haar ooren en daar zit jij mee achter de

kralengordijnen bij Van Veen!’ Oom staat op en hij lijkt wel de helft langer dan

anders Hij vlóekt. Hij smijt zijn sigaar weg. ‘Spóok!’, hij spuugt er haast van, ‘ja,

die dame ìs het. Heb je het afgeneusd? Mevrouw Esdoerie van de Spaansche kade,

instituut Bisseling.’ Hij maakt een dikke kin op zijn boord en zegt een paar vreemde

woorden ‘Het gaat over een reclame-geschrift met foto's, een groep ideeen van mij,

en ze hàpt, we zijn al op gang. Nou - gerustgesteld?’ Als Oom boos wordt - wordt

Tante weer goed. ‘Oh nou, wist ìk dat? Ziet dat soort menschen er zoo uit?’ Oom

heeft zijn hoezee-oogen al weer. ‘Ja - zoo.’ Hij merkt dat Lied in de kamer is en pinkt

boos. En er wordt verder niet over gepraat.

Een week later is de zomervacantie begonnen Oom Louis en Tante Alwine gaan

In document Alie Smeding, Liefde · dbnl (pagina 161-164)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN