• No results found

Verantwoording en toezicht

6.6 Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties

6.6.1 Typering

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties kunnen regels stellen (overheidsbevoegdheden uitoefenen) voor een deel van het bedrijfsleven en worden bestuurd door vertegen-woordigers van dat bedrijfsleven. Ze zijn betrekkelijk nieuw en internationaal gezien ongewoon. De Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) die in 1950 in werking trad, is een raamwet. Hij biedt slechts de mogelijkheid om op verzoek van werkgevers- en werk-nemersorganisaties bij wet of algemene maatregel van bestuur (amvb) zogenoemde bedrijfslichamen voor bepaalde delen van het bedrijfsleven in het leven te roepen.

Uitzondering daarop is de instelling van het toporgaan, de Sociaal-Economische Raad (ser); die is wel in de wet geregeld.

Er is onderscheid in horizontale en verticale lichamen, respectievelijk bedrijfschappen en productschappen. Er zijn elf productschappen en zes bedrijfschappen, onder meer in de land- en tuinbouw, de visserij, de veeteelt, de bosbouw, afbouw, het ambacht, de detail-handel, de agrarische groothandel en de horeca.

6.6.2 Bedrijfschappen

Horizontale lichamen ofwel bedrijfschappen omvatten ondernemingen die eenzelfde of een verwante functie in een bepaalde schakel van het productieproces vervullen, zoals primaire productie, groothandel of detailhandel. Deze functie kan op zowel één als verschillende goederen of diensten betrekking hebben. De wet biedt bedrijfschappen in principe de mogelijkheid een aantal onderwerpen in hun sector te regelen en daarvoor verordeningen uit te vaardigen die alle bedrijfsgenoten binden.

Soms hebben de bedrijfschappen een taak bij de uitvoering van regelingen van de centrale overheid (medebewind), bijvoorbeeld in het kader van de Vestigingswet bedrijven uit 1954. Bedrijfschappen zijn verplicht hieraan medewerking te verlenen, evenals aan de uitvoering van verordeningen van hoofdbedrijfschappen en

productschappen.

6.6.3 Productschappen

Verticale bedrijfslichamen ofwel productschappen omvatten alle ondernemingen die een functie vervullen voor één product of een groep van producten, ongeacht in welke fase van het productieproces zij deze functie uitoefenen. Productschappen moeten bij wet worden ingesteld; zij hebben een belangrijkere taak dan de bedrijfschappen.

Productschappen mogen in beginsel alle aangelegenheden regelen die verband houden met het economisch verkeer tussen verschillende stadia van voortbrenging en afzet, die onder hen ressorteren. Productschappen zijn paritair samengesteld en hebben een

68

Ontleend aan Sociaal-Economische Raad (2011), p. 11-12.

door de Kroon benoemde voorzitter. Productschappen mogen niet autonoom regels vaststellen voor de in- en uitvoer van goederen, de aanvoer-, transito- en driehoeks-handel en de vestiging, uitbreiding of stilleggen van ondernemingen; voor de in- en uitvoer hebben zij op grond van de In- en Uitvoerwet medebewindsbevoegdheid.

6.6.4 SER

De ser heeft als taak het gevraagd of ongevraagd adviseren van kabinet en parlement over belangrijke onderwerpen in het sociaaleconomisch beleid.

De ser is verder belast met het financieel en bestuurlijk toezicht op de product- en bedrijfschappen. De raad heeft dit toezicht gedelegeerd aan de Toezichtkamer, die bestaat uit drie onafhankelijke kroonleden.

Ten slotte moet de ser volgens de Wbo niet alleen de bijzondere belangen behartigen van het bedrijfsleven (zowel werkgevers als werknemers), maar ook het bedrijfsleven stimuleren om altijd het algemeen belang in het oog te houden.

Daarnaast kunnen aan de ser taken zijn opgedragen in medebewind, zoals bij de uitvoering van de Wet op de Ondernemingsraden (wor).

De ser is samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemers-organisaties en uit zogenoemde kroonleden (door de regering benoemde

deskundigen). De raad telt 33 leden: elf werkgevers, elf werknemers en elf kroonleden.

6.6.5 Financiën

SER

Voor de uitvoering van zijn drie hoofdtaken (advies, bestuurlijk en bevordering van de overlegeconomie) heeft de ser de wettelijke bevoegdheid opcenten te heffen op de bedragen die bedrijven verschuldigd zijn voor een inschrijving in het handelsregister van de Kamers van Koophandel en Fabrieken. Daarnaast kan de ser bijdragen heffen van (hoofd)productschappen en de (hoofd)bedrijfschappen.

In de conceptrekening over 2010 omvatten de lasten van de ser € 16 miljoen. Deze worden onder meer gedekt door een totaal aan heffingsbaten van € 12,1 miljoen (ser, 2011a, p. 48).

De raad stelt de begroting bij verordening vast; ze behoeft conform artikel 47 Wbo de goedkeuring van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Product- en bedrijfschappen

Bedrijfslichamen kunnen bij verordening aan de ondernemingen waarvoor zij zijn ingesteld, heffingen en retributies opleggen.

De product- en bedrijfschappen zijn niet belast met de uitvoering van regelingen welke ten laste komen van de rijksbegroting. Ze hebben dus - hoewel ze soms wel mede-bewindstaken uitvoeren - geen inkomsten vergelijkbaar met specifieke uitkeringen bij gemeenten en provincies.

De volgende tabel68 bevat een overzicht van de financiële gegevens van de gezamen-lijke schappen over de jaarrekeningen 2007-2009 en de begrotingen 2010.

Tabel 3 Realisatie 2007-2009 en prognose 2010 product- en bedrijfschappen

Kerncijfers

(in duizenden euro´s)

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Prognose 2010 Baten

1 Heffingen 192.632 196.464 182.795 168.813

2 Retributies 2.924 2.575 3.671 3.047

3 Diensten aan derden 8.303 9.898 13.981 11.704

4 Rente 14.286 12.209 19.413 5.916

5 Vergoeding opgedragen taken

25.814 21.898 23.137 23.031

6 Niet-bestede subsidies 2.667 4.051 5.076 0

7 Overige baten 14.741 18.936 19.941 13.552

Totaal baten 261.367 266.031 268.014 226.063

Lasten

1 Voorzitter/

Personeel

57.312 58.769 59.268 60.769

2 Reis-, verblijf- en respresentatiekosten

2.158 2.265 2.423 2.376

3 Huisvestingskosten 5.910 6.309 5.731 5.222

4 Bureaukosten 7.528 7.371 7.593 7.956

5 Vergaderkosten 1.924 2.068 2.258 2.155

6 Financiële relaties 147.613 144.693 160.870 152.558

7 Diensten voor derden 16.008 17.217 16.265 16.660

8 Overige lasten 19.606 8.887 11.179 14.151

Totaal lasten 258.059 247.579 265.587 261.847

Exploitatiesaldo 3.308 18.453 2.426 -35.783

Reserve 01-01* 241.479 243.469 261.681 237.902

Reserve 31-12* 244.787 261.921 264.107 202.119

Personeelsbestand in fte´s 855 772 798 787

* De som van algemene reserves, bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen.

Een aantal productschappen is betrokken bij de uitvoering van communautaire regelingen op landbouwgebied (totaal circa twee miljard gulden in 1996). De uitvoeringskosten daarvan komen ten laste van de - in gedeeld beheer beheerde - eg-fondsen.

6.6.6 Verantwoording en toezicht

SER

De Wbo kent verantwoordelijkheden en bevoegdheden toe aan de Kroon en aan de betrokken ministers van szw en ez.

Product- en bedrijfschappen

De Wbo legt de verantwoordelijkheid voor het functioneren van product- en bedrijf-schappen in handen van hun besturen en dus van de representatieve organisaties die daarin zijn vertegenwoordigd. Op grond van de Wbo houdt de ser toezicht op de schappen met als doel het bevorderen van hun rechtmatig en doelmatig functioneren.

69

Passage ontleend aan Sociaal-Economische Raad (2011), p. 11.

Vanaf 2010 publiceert de ser naast zijn eigen jaarverslag ook een separaat Toezicht-verslag, waarin hij verslag doet van de toezichthoudende taken. Daarnaast stelt de raad jaarlijks een Toezichtplan op.

Op grond van artikel 65 van de Wbo moet de ser uitvoerig rapporteren over zijn bevindingen. Ieder jaar stelt de ser een overzicht op van de belangrijkste financiële ontwikkelingen bij de schappen. Deze betreffen de prognoses in de begrotingen en de realisatiecijfers in de jaarrekeningen. In een speciale uitgave van het pbo-blad, verschenen op 17 december 2010 (nummer 77) en pbo-special genaamd, zijn de belangrijkste financiële ontwikkelingen bij de schappen weergegeven op basis van de begrotingen 2008-2010 en de jaarrekeningen 2007-2009.69

Het toezicht op de taken is als volgt geregeld:

• Autonome taken

De autonome taken omvatten regelgevende bevoegdheden en de bevoegdheid heffingen op te leggen. Op grond van artikel 104 van de Wbo behoeft autonome regel-geving door schappen met een sanctiebepaling toestemming van de betrokken minister.

De uitvoering van de autonome taken staat onder preventief toezicht van de ser.

De ser heeft verder van oudsher het directe financiële toezicht op de bedrijfslichamen.

Er is financieel toezicht op heffingsverordeningen (huishoudelijke en bestemmings-heffingen), begrotingsverordeningen en rekeningen.

• Medebewindtaken

Taken in medebewind betreffen zowel regelgeving als uitvoering van rijkstaken op grond van nationale regelgeving. Eind 1995 was er sprake van 52 medebewinds-verordeningen, vrijwel alle vastgesteld door de productschappen. In de meeste gevallen zijn deze taken een voortvloeisel uit eg-regelgeving, die een basis hebben gekregen in nationale regelgeving.

De uitvoering van medebewindtaken staat onder direct toezicht (goedkeuringsvereiste) van de betrokken minister. De inhoudelijke en heffingsverordening moeten vooraf worden goedgekeurd. De bevoegdheid van de vakminister tot het geven van aanwijzingen bij de uitvoering van medebewind wordt wettelijk geregeld.

• Indirect medebewind

Eind 1995 waren er 54 verordeningen van kracht die voortvloeien uit eg-regelgeving, maar waarvoor geen (nationale) wettelijke basis bestond. Strikt genomen is hier dus geen sprake van medebewind, maar de voorgeschreven uitvoering van regelgeving kan echter niet tot de autonome bevoegdheden van een bedrijfslichaam gerekend worden.

Het kabinet is van mening dat ook voor de uitvoering van eg-regelgeving in alle gevallen een (nationale) wettelijke basis moet worden gecreëerd, waardoor het onder-scheid tussen medebewind en indirect medebewind komt te vervallen.

6.6.7 Ontwikkelingen

Het kabinet heeft het voornemen het stelsel voor publiekrechtelijke bedrijfs-organisaties (pbo-stelsel) af te slanken en te moderniseren (szw, 2012). Het is de bedoeling dat het stelsel in de toekomst alleen publieke taken uitvoert en dat het aantal schappen aanzienlijk zal worden gereduceerd. Het bestuur zal worden gemoderni-seerd, met onder meer een meer transparante besluitvorming en een betere vertegen-woordiging van ondernemers die geen lid zijn.