• No results found

Uit de ten processe vaststaande feiten, dat eischer is eigenaar van het „eigendomsperceel", waarvan een gedeelte door gedaagde wordt

In document EN VERZAMELING (pagina 25-29)

ge-occupeerd en dat deze aan eischer hiervoor maandelijks een zeker bedrag betaalt, volgt, dat het door gedaagde beweerde inlandsche zakelijke recht op dat perceelgedeelte, haar niet kan toekomen, en dat zich hier voordoet een geval van zoogenaamde Bataviasche grondhuur.

Residentierechter Batavia 13 Augustus 1917. T . n o , blz. 58.

45. Waar in casu moet worden aangenomen, dat het huwelijk van par-tijen (Hmdoes) is gesloten in Nederlandsch-Indië, zijn niet de Britsch-Indische bepalingen, volgens welke in geval van overgang tot den Islam van een der echtgenooten het huwelijk blijft bestaan, doch is het in Ne-derlandsch-Indië voor Hindoes geldend adatrecht van gedaagde van toe-passing; krachtens dit adatrecht, wordt het Hindoe-huwelijk door over-gang van een der echtgenooten tot den Islam van rechtswege ontbonden en verliest de tot het Mohammedaansche geloof overgegane vader het recht om over zijn uit het huwelijk geboren kinderen eenig gezag als vader of voogd te doen gelden.

RvJ. Medan zonder d a t u m . T . 110, blz. 79.

4 6 . Volgens het Klingaleesch adatrecht heeft de man het recht te vor-deren, dat zijne vrouw, indien zij de echtelijke woning verlaat, daarin terugkeert ; hij mag echter nimmer van haar terugvorderen de door hem ter zake van dat huwelijk gemaakte onkosten.

De vraag, welke de rechten en verplichtingen van echtgenooten van Klingaleeschen landaard zijn, vindt hare beantwoording in het adatrecht der Klingaleezen.

L a n d r a a d M e d a n 9 Februari 1918. T. i n , b!z. 291, bekrachtigd bij vonnis van den RvJ. Medan van 5 April 1918.

4 7 . Onderwerping aan de bep." der Eur. wetgeving t. a. van een testa-ment, waarbij over meer dan een derde gedeelte der nalatenschap wordt beschikt, kan op de rechten van erfgenamen bij versterf geen inbreuk maken ; eene zoodanige making is nietig, voorzoover zij het een derde deel van den boedel te boven gaat en kan slechts in overleg met de erfg.n

bij versterf of na een met dezen gevoerd geding, worden ingekort.

RvJ. Soerabaia 2 I Aug. '18 T. iI 2, bl. 143. In een naschrift wijst de redactie er op, dat door den R a a d werd aangenomen dat de Moh. rechtsregel - testeervrijheid slechts voor een derde deel in het adatrecht der I n l a n d e r s (Madoera) is opgenomen. Anders mr. C. van Vollenhoven, Het adatrecht in N . I. bl. 594 e. v., volgens wien bij gebreke van de- en adscendenten, zooals in casu, de erflater vrijheid heeft zijne goederen aan anderen dan de erfg » te vermaken.

4 8 . Volgens het te dezen toepasselijk Moh. recht mag men bij wijze van schenking geheel onbeperkt over zijne bezittingen beschikken, mits de

2 0

Adatrecht.

schenking niet gedaan zij tijdens de ziekte, waaraan de schenker is komen te overlijden of onder voorwaarde dat zij bij overlijden van den schenker onherroepelijk zal worden (zg. hibat wasijat), in welke laatste gevallen zij onwettig is voorzoover daarbij over meer dan een derde is beschikt.

RvJ. Soerabaia 16 Oct. ' i 8 . T . 112, bl. 139 (er blijkt niet w a a r o m is nagelaten het a d a t r e c h t v a n Z. O. afd. Borneo toe te passen!).

4 9 . Waar de praejudicieele quaestie der erfgerechtigheid aan den land-raad en niet eerst aan den priesterland-raad is voorgelegd, is de eerstgen.

rechter gehouden niet het mah. — doch het adatrecht toe te passen. Hier-aan kan niet afdoen dat indien deze quaestie door den priesterraad ware

beslist, deze het mah. erfrecht zou hebben toegepast.

L a n d r a a d Probolinggo (zonder dagteek.) T . 112, bl. 212 betr. door RvJ. Soer. (met naschrift).

5 0 . Mr. W. A. P. F. L. Winckel. Een hartstochtelijk kampioen voor een westersch Wetboekenrecht ten behoeve van de inlandsche bevolking van Nederlandsch-Indië.

T . 93, blz. 87.

51. Mr. A. van Gennep. Het Inlandsche rechtsleven op Java.

T . 96, blz. 295.

5 2 . M. L. M. van der Linden. De Adatscontracten en verbintenissen.

T . 98, blz. 1.

53. K. L. J. Enthoven. Eene opmerking naar aanleiding van een vonnis van den RvJ. te Batavia (over de koopovereenkomst in verband met de levering onder de Inlanders).

Met naschrift van Sw. T. 99, blz. 380.

54. Mr. J. D. Pijper. Een enkele opmerking over adatrechtspraak in het gewest Riouw en Onderhoorigheden.

T. uo.blz. 41.

55. Mr. F . D. Holleman. Adatrecht van de afdeeling Toeloengagoeng.

T . 110, blz. 421,

5 6 . Mr. W. H. A. Sarolea. Minangkabausch adatrecht.

A d m i n i s t r a t i e en rechterlijke m a c h t .

1. Uit art. 9 lid 2 van het regl. op den industrieelen eigendom in de koloniën S. 1912 n°. 545, vloeit v o o r t ' s rechters bevoegdheid om te be-slissen geschillen, tusschen den inzender van een merk ingevolge art. 4 en het hulpbureau voor den industrieelen eigendom over de inschrijving van een merk gerezen, terwijl de rechter, die is aangewezen om zekere geschillen te beslissen, daardoor ook bevoegd is om te beoordeelen of

2 1

Administratie en rechterlijke macht.

iemand is inzender in den zin van art. 9 lid 2, houdende art. 4 niets in, waaruit zou kunnen worden afgeleid, dat dit punt uitsluitend ter be-oordeeling van het hulpbureau zou staan, en dus aan 's rechters oordeel zou zijn onttrokken.

Art. 4 laat niet toe de inschrijving van nog andere gegevens dan daarin vermeld, zoodat alles, wat in de beschrijving van het merk niet met de af-beelding overeenstemt, niet voor inschrijving vatbaar is; derhalve is ten onrechte inschrijving bevolen der aan de beschrijving toegevoegde woor-den „in alle kleuren en combinaties van kleuren, de letters in alle letter-typen".

H G H o f 29 Augustus 1914. T . 103, blz. 323.

2. Een dwangschrift tot invordering van (inkomsten) belasting in den wettelijken vorm uitgevaardigd, heeft dezelfde kracht als een in gewijsde gegaan vonnis.

De rechterlijke macht is onbevoegd, van bezwaren tegen den inhoud daarvan gericht kennis te nemen ; deze staan uitsluitend ter beoordeeling van het administratief gezag.

President RvJ. Medan 1 December 1915. T . i o 8 , blz 409.

3. De aanteekening van den overgang van een merk ingevolge art. 20 der Merken-Ord. beoogt den nieuwen verkrijger tegen derden een bewijs te verschaffen van den overgang op hem van het recht op het merk.

Waar dit recht zelve van burgerrechtelijken aard is, heeft ook het in art. 20 geregelde recht, om zich het bedoelde bewijs te verschaffen, een burgerrechtelijk karakter. Mitsdien is de burgerlijke rechter bevoegd kennis te nemen van het geschil, ontstaan doordat het Hulpbureau voor den Industrieelen eigendom weigert van den overgang op verzoek des nieuwen verkrijgers aanteekening te houden.

Een dergelijk geschil kan, nu daarvoor geene bijzondere procedure is voorgeschreven, niet anders dan bij dagvaarding worden aangebracht.

H G H o f 27 April 1916. T . 106, blz. 523.

4 . Geschillen over schuldvorderingen, al vinden deze geschillen hunne oorzaak in het publiek recht, behooren tot de kennisneming van de rech-terlijke macht.

RvJ. Batavia 28 December 1917. T . 110, blz. 360.

Adoptie.

1. Volgens de voor Chineezen in Ned. Indië geldende Godsdienstige wet-ten enz. moet een tot stamvoortzetter te adopteeren zoon, op straffe van

2 2

Adoptie.

nietigheid der gedane adoptie, tot denzelfden stam behooren als degeen, door wien ofte wiens behoeve die adoptie geschiedt.

RvJ. S o e r a b a i a 8 April 1908. T . 93, blz. 152. Bij S. '17 n« 129 zijn nieuwe bepalingen vastgesteld betreffende het b u r g . en handelsrecht voor Chineezen ; zij zijn in werking getreden kr. S. '19 n" 81.

Verg. de verhandeling van Mr. Cowan. De nieuwe regeling van den privaatrechtelijken toestand enz. der Chineezen. T . 112, bl. 239. Over „adoptie " h a r d e l t mr. C. op blz. 246.

2 . Het Indo-chineesche recht kent twee soorten adoptie : de volledige adoptie als stamvoortzetter, die den geadopteerde dezelfde rechten geeft als ware hij een vleeschelijke zoon; de onvolledige adoptie als pleegkind, welke geen erfrecht schept. De adoptie als stamvoortzetter geschiedt door het sluiten van een contract tusschen den adoptiefvader, die moet zijn een Chinees, die geen kinderen, althans geen zoons heeft, en de vleeschelijke ouders van den adoptiefzoon, die eveneens Chinees moet zijn, en een den adoptiefvader zoo na mogelijk staande descendent van een van diens broe-ders of volle neven, bij welk contract de vleeschelijke oubroe-ders van den adop-tiefzoon dezen in adoptie overgeven aan den adoptiefvader, en verklaard wordt, dat de adoptiefzoon het erfrecht ten opzichte van zijn eigen ouders zal verliezen en als erfgenaam der adoptiefouders zal worden beschouwd.

Zulk een contract moet, om geldig te zijn, althans om rechtsgevolgen te hebben krachtens resolutie des Kasteels Batavia van 9 Mei 1769 bij au-thentieke akte worden gesloten.

L a n d r . Sragen 17 Juli 1909. T . 103, blz. 501, bij vonnis van den R v J . te S e m a r a n g 12 J a n u a r i 1910 bekrachtigd.

3 . De Resolutie van9 Mei 1769 (oud) geeft geenerlei uitsluitsel omtrent de vraag of adoptie in bepaalde gevallen al dan niet erfrecht zal tengevolge hebben.

L a n d r . Soerabaia n M a a r t 1911. T . 98, blz. 135. W . 2472.

4 . Adoptie, gedaan uit een anderen stam dan dien van den adoptant, is wel nietig volgens het in China geldend recht, maar niet naar het hier te lande (Java) heerschende adatrecht der Chineezen.

L a n d r . Soerabaia 11 M a a r t 1911. T . 98, blz. 135. W . 2472.

5. Volgens het in Ned. Indie geldend gewoonterecht der Chineezen gaat door de adoptie de ouderlijke macht over het geadopteerde kind ten volle over op den adoptant.

RvJ. Medan 3 Augustus 1911. cfm. H G H o f 1 N o v e m b e r 1911. T . 99, blz. 55.

6. De Res. van 9 Mei 1769 is beslissend voor de vraag, op welke wijze rechtsgeldig adoptie tot stamvoortzetting onder de Chineezen in N. I.

kan geschieden. Zij kan, volgens die Res., slechts geschieden bij authen-tieke akte.

RvJ. Semarang 24 April 1912. T . 99, blz. 14.

P V M P M i

23

Adoptie.

7. Adoptie tot stam voortzetting, gedaan buiten het stamverband, is,

In document EN VERZAMELING (pagina 25-29)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN