• No results found

De aantijging dat de leden van den Kong Koan het ambt van Chi- Chi-neesch officier begeeren om gemakkelijk vrouwen in hun clandestine

In document EN VERZAMELING (pagina 57-61)

bor-deelen te kunnen bekomen, moet als lasterlijk worden aangemerkt.

RvJ. Semarang 2 Mei 1910. W. 2420, 2421.

2. De aantijging : „dat de Raad van Justitie, ingaande op losse mede-deelingen van eenige crediteuren, dat een buitengerechtelijk accoord zou

52-Beleediging.

worden aangeboden, met het uitspreken van een aangevraagd faillisse-ment heeft gewacht en, hoewel voldoende bewijzen en stukken waren overgelegd, waaruit van het ophouden van betalen bleek, dit faillissement niet terstond in het belang van het meerendeel der crediteuren heeft uit-gesproken" is niet beleedigend.

R v J . S o e r a b a i a 22 Juni 1910. T . 95, blz. 224.

3. Een verwensching bedoelende het aanroepen van onheil over den verwenschte en diens nakomelingen tot in het zevende geslacht is geen beleediging.

Het opdisschen van een onwaar verhaal, waarin aan iemand een lach-wekkende rol wordt toegekend, is op zich zelf nog niet voldoende om den belachelijk gemaakte in zijn eer en goeden naam aan te tasten.

H G H o f 12 October 1910. T . 95, blz. 493.

4 . Art. 156 en vlg. Sw. E. (afgeschaft) is niet toepasselijk op beleedi-ging door het geschreven woord.

Proc. Gen. T . 95, blz. 224.

5. De ratio der beperkende bepaling van art. 10 Sv. (vervallen door 5. ' 17 n° 497, zie ook b e w a a r g e v i n g n° i) kan alleen hierin zijn gelegen, dat het algemeen belang de vervolging van sommige delicten niet vordert, wanneer de gelaedeerde partij dit niet verzoekt en waar dit het geval wordt geacht ten aanzien van de zwaardere vergrijpen van laster en hoon geldt dit a fortiori ten aanzien van eenvoudige beleediging al wordt deze niet genoemd in voormeld wetsartikel.

H M G H o f 18 Augustus 1911. T . 97, blz. 427.

6. Een veroordeelde, die, na het uitspreken der straf door den politie-, rechter, op dezen toetreedt en, zij het met een uitdrukking op zijn gelaat getuigenis gevende, dat hij met de straf niet tevreden is, tot dien rechter zegt : t r i m a k a s i h , maakt zich niet schuldig aan beleediging van een Magistraatspersoon, en ook niet aan een ander strafbaar feit.

Bg. Voorz L a n d r . Soerabaia 4 Augustus 1912. T . 99, blz. 49.

7 De overtreding van beleediging is volgens het (afgeschafte) Sw. E.

niet een klachtdelict.

H G H o f 2 October 1912. T . 99, blz 250.

8 Een Commissaris van politie is blijkens art. 3 Sv. een bedienend be-ambte der politie, niet een magistraatspersoon, zoodat de hem in de uitoe-fening zijner bediening aangedane beleediging valt onder bereik van art.

158 Sw. E. (afgeschaft).

H G H o f 27 Augustus 1913. T . 101, blz. 161. Het nieuwe Stbl. (K.B. 16/8 '19). waarbij art. 3 Sv.

werd gewijzigd, doet a a n d e w a a r d e dezer beslissing niet af.

S3 B e l e e d i g i n g .

9. Ter Oostkust van Sumatra is, ingevolge art. 23a Sv., toepasselijk krachtens art. 287a van het Reglement in Stbl. 1907 n°. 477, eenvoudige beleediging een klachtdelict.

HGHof 26 November 1913. T. loi, blz. 475. Met naschrift der red.

10. Zekere aantijgingen waren gericht tegen de Ini. politieagenten te Batavia, niet tegen het geheele politiecorps. Een politieagent is niet een der openbare autoriteiten vallende onder het begrip „gestelde macht"

•van art. 25 van het Drukpersregl. Waar nu de strafbare feiten in dit art.

genoemd, alleen tegen de daarin opgenoemde machten — collectief — kunnen worden gepleegd, indien zij uit meer dan één persoon bestaan, en iedere aanwijzing ontbreekt, tegen welke politieagenten in het bijzonder de aantijgingen zijn gericht, leveren de te laste gelegde feiten misdrijf noch overtr. op.

RvJ. Batavia 17 Februari 1917. T. 109, blz. 139. Men verg. de opmerking omtrent geldigheid

„Drukpersreglement" onder die rubriek.

B e s l a g op onroerende g o e d e r e n .

1. Met het woord „vervreemden" in art. 507 al. 4 Rv. is niet bedoeld verkoop gevolgd door levering (overschrijving), doch slechts de verleéning van den rechtstitel van eigendomsovergang door den rechtsoverdrager.

HGHof 22 December 1910. T. 96, blz. 337. W. 2424.

2. De overschrijving van het in de eischende vennootschap ingebracht erfpachtsrecht, na den dag der openbaarmaking van het proces-verbaal van inbeslagneming, voorgeschreven in art. 507 Rv., heeft eigendoms-overgang op die vennootschap tengevolge, ook tegenover den inbeslag-nemer, zoodat in casu de inbreng volkomen is bewerkstelligd en de ven-nootschap in zooverre een aanvang heeft kunnen nemen.

Die eigendomsverkrijging kan echter aan de rechten van den inbeslag-nemer geen nadeel toebrengen en geeft den eigenaar tegenover dezen der-halve niet het recht tot opvordering van zijn eigendom door middel van verzet.

Hieraan doet niet af, dat de beslagene inmiddels in staat van faillisse-ment is verklaard, daar toch ingevolge art. 32 F . V. daardoor het beslag niet een einde heeft genomen, vermits het goed op het tijdstip der failliet-verklaring niet meer tot den boedel van den failliet behoorde.

RvJ. Soerabaia 20 Maart 1912. T. 98, blz. 227.

3. In art. 507 Rv. wordt aan het beslag het karakter toegekend van een zakehjken last, welke op het goed drukt, doch uiteraard aan de vervreem-ding niet in den weg staat, met dien verstande, dat de executant zijn recht op het goed onder handen van den nieuwen eigenaar vervolgt op dezelfde

54 B e s l a g op onroerende goederen.

wijze als de hypotheekhouder tegenover den derden bezitter; vervreem-ding van het onroerend goed wordt derhalve door het beslag niet in het minst in hare uitwerking belemmerd.

HGHof i i November 1915. T. 105, blz. 490.

4 . Indien op de vervreemding van in beslag genomen onroerend goed volgt de faillietverklaring van den beslagene, dan is art. 32 Faillissements verordening niet op dit onroerend goed van toepassing, als geen deel meer uitmakende van het vermogen van den beslagene, zoodat de rechten des beslagleggers daardoor ongedeerd blijven.

HGHof 11 November 1915. T. 105, blz. 490.

5. De toepasselijkheid der laatste zinsnede van artikel 508 lid 2, Rechtsv.

is geheel algemeen, en dus niet beperkt tot het geval bij de eerste zinsnede van het zelfde lid voorzien.

HGHof 17 Februari 1916. T. 107, blz. 179.

B e v o o r r e c h t e schulden.

1. Een op een schip gevestigde hypotheek staat in alle opzichten gelijk met een hypotheek op de in artikel 1164 B.W. opgenoemde zaken. Waar dus, volgens het B.W. hypotheek in het algemeen boven privilege gaat, is hypotheek op een schip eveneens hooger in rang dan de vorderingen be-doeld in art. 313 W. v. K.

RvJ. Soerabaia 12 Januari 1910. T. 100, blz. 309.

2. Op historische gronden moet worden aangenomen, dat de wetgever in art. 30 van de bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving met de uitdrukking „hypotheek" hetzelfde voor-recht heeft bedoeld als wordt gegeven door de pand- of verbandbrieven van art. 315, sub 2° Kh., strekkende eerstbedoelde bepaling slechts om, in verband met art. 48 ibid. en, in overeenstemming met de terminologie der overschrijvingsordonnantie, ook de wijze van inschrijving dier verban-den voorloopig op verban-den bestaanverban-den voet te handhaven.

Het voorrecht des schuldeischers uit een hypotheekbrief moet dus, krachtens art. 315 W. v. K., worden gerangschikt na de in art. 313 W. v. K.

opgenoemde vorderingen.

HGHof 26 Juni 1913. T.ioo, blz. 309. W. 2519.

3. Het voorrecht bij art. 24 van het Reglement op de openbare verkoo-pingen (Stbl. 1908, n°. 189) aan het Gouvernement tegen den kooper toe-gekend, strekt zich niet uit tot diens borg.

HGHof 7 Augustus 1913. T. 100, blz 492.

4. De kosten der faillissementsaanvraag, waaronder mede begrepen het

55 B e v o o r r e c h t e schulden.

aan den procureur betaald salaris voor comparities in raadkamer, behoo-ren tot de gerechtskosten veroorzaakt door boedelreddering en deelen dus in het voorrecht van artikel 1149 sub Ie B.W.

RvJ. Batavia 13 Maart 1914. T. 102, blz. 531, W. 2327.

B e v r a c h t i n g en v e r v r a c h t i n g .

1. De stelling, dat een overeenkomst tot vervoer van goederen zeer

In document EN VERZAMELING (pagina 57-61)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN