• No results found

De gewestelijke Secretaris kan slechts in zooverre worden aangemerkt als de verantwoordelijke houder of bewaarder der ten

In document EN VERZAMELING (pagina 125-131)

94 Conservatoir beslag

1. De gewestelijke Secretaris kan slechts in zooverre worden aangemerkt als de verantwoordelijke houder of bewaarder der ten

Residentie-Kan-I 2 0

D w a n g u i t g i f t e v a n akten.

tore berustende bescheiden, indien de bewaring daarvan bij eenige uit-drukkelijke wetsbepaling aan hem is opgedragen, zooals bij art. 142 R.O.

en bij art. 1 j ° 28 Regl. B.S. Overigens moet de Resident, als met het hoogste gezag ter plaatse bekleed, geacht worden met de bewaring van het archief te zijn belast en bevoegd te zijn tot het uitreiken van afschrif-ten der daartoe behoorende stukken, al moge hij ook die werkzaamheden onder zijn oppertoezicht en onder zijn verantwoordelijkheid aan den hem ondergeschikten Secretaris hebben opgedragen.

Onder de in art. 854 Rv. genoemde minuten of akten moeten, zij het ook dat daaronder mede vallen andere dan notarieele akten, worden verstaan authentieke akten, vervaardigd ten behoeve van de voor den instru-menteerenden ambtenaar verschenen partijen, met het doel om tot bewijs te strekken van de door die partijen ten overstaan van dien ambtenaar verrichte rechtshandelingen. Een rapport aan den Resident van Soera-karta uitgebracht door de, ingevolge art. 20 Landhuurregl. (Stblad 1906

N° - 93)» door dezen ingestelde commissie, behoort hiertoe niet en valt evenmin onder de in art. 853 Rv. bedoelde bescheiden.

H G H o f 23 December 1909. T . 94, blz. 196.

Echtheid van geschriften.

1. Het voorschrift van art. 165 van het Regl. W. afd. Borneo Stbl. T. 1883 N°. 59 (art. 171 I.R. Stbl. 1867 N°. 29) dat de rechter een onderzoek naar de echtheid van een overgelegd bewijsstuk zal bevelen, is slechts in zoo-verre dringend, dat hij dit onderzoek niet mag weigeren, indien het ver-langd wordt door de partij, die de echtheid betwist, doch het is in strijd met de lijdelijkheid des rechters en de bevoegdheid der partijen om naar verkiezing gebruik te maken van de haar ten dienste staande bewijsmid-delen, een onderzoek naar de echtheid te bevelen, indien dit door partijen niet wordt verlangd.

Hij, die het stuk overlegt kan ook zelf de echtheid ervan bewijzen dan wel zich bij de betwisting neerleggen en zijn posita door andere bewijs-middelen, desnoods door het opdragen van een decisoiren eed, staven.

RvJ. Batavia 29 S e p t e m b e r 1910. T . 95, blz. 361, vernietigende LandraadvoDnis Pontianak. De ord. '67 n°. 29 is gewijzigd door S. '16 n°. 44.

2. Mr. F . C. Hekmeyer. Kan de decisoire eed gebezigd worden als be-wijsmiddel voor de echtheid van schriftelijke bewijsstukken ?

T. 96, blz. 181.

Echtscheiding, scheiding van goederen en van tafel en bed.

1. Door de beslissing van den rechter verliest de provis. besl. van den Pres. omtrent de plaats, waar hangende de procedure tot scheiding van tafel en bed het kind zal verblijven, hare kracht.

1 2 1

Echtscheiding, s c h e i d i n g van goederen en v a n tafel en bed.

Bij de beantwoording der vraag, aan wie van partijen, hangende het geding tot sch. van t. en bed, het minderj. kind moet worden toevertrouwd, zal vooral op het belang van dien minderjarige moeten worden gelet.

RvJ. Batavia 4 Juni 1909. W . 2389, 2390.

2 . Door het geven bij het vonnis van echtsch. van een uitdrukkelijke be-schikking omtrent het verblijf der kinderen, overeenkomstig den regel, gesteld in art. 229 lid 1 B.W., wordt geen verandering gebracht in het be-ginsel, dat van een wijziging in de wettelijke regeling daaromtrent geen sprake kan zijn nadat het vonnis van echtscheiding is uitgesproken en in kracht van gewijsde is gegaan.

De slotwoorden van art. 229 B.W. hebben slechts betrekking op die be-schikkingen, welke, in afwijking van den in het Ie lid van dat art. uitge-sproken regel door den rechter bij het uitspreken der echtsch. mochten zijn gegeven.

Ook door te bepalen, dat de eene echtg. de kinderen buiten tegenwoor-digheid van den anderen, te wiens voordeele de echtscheiding is uitge-sproken, zal mogen bezoeken, wordt inbreuk gemaakt op het recht van laatstgen. om het verblijf der kinderen aan te wijzen, terwijl de eerste echtgenoot geen belang heeft bij een dergelijk verzoek, bij inwilliging waarvan voor den anderen slechts moreele verplichtingen zouden voort-vloeien, waarvan de nakoming niet door dwangmiddelen zou kunnen wor-den verzekerd.

HGHof 26 Augustus 1909. T. 93, blz. 294.

3. Ook voordat de dagvaarding tot echtscheiding is uitgebracht, kan het bij art. 840 Rv. bedoelde conservatoir beslag worden toegestaan.

President RvJ. Batavia. Zonder datum. W. 2419.

4. Van eene toepassing der conservatoire maatregelen door de vrouw ge-durende den loop van een geding tot echtscheiding te nemen, kan geen sprake meer zijn, indien het geding door de uitspraak van den rechter in eersten aanleg is beëindigd, ook al is die uitspraak nog niet in kracht van gewijsde gegaan.

Pres. RvJ. Semarang 18 Mei 1911. T. 97, blz. 69.

5. Geen wettelijke bep. verbiedt partijen bij de hoofdvordering tevens een rechterlijke uitspraak te verzoeken betreffende de gevolgen, recht-streeks uit de toewijzing der hoofdvordering voortvloeiende, nadat het vonnis, waarbij deze is toegewezen in kracht van gewijsde zal zijn gegaan.

Bij eene vordering tot echtscheiding, die van rechtswege bij toewijzing ontbinding der huwelijksgemeenschap met zich brengt, kan dus tevens gevraagd worden veroordeeling van de tegenpartij om nadat de

echtschei-1 2 2

E c h t s c h e i d i n g , scheiding van goederen en van tafel en bed.

ding onherroepelijk is geworden over te gaan tot scheiding en deeling der huwelijksgemeenschap.

HGHof 8 Juni 1911. T. 97, biz. 72.

6. Het slot van het derde lid van art. 229 B.W. heeft betrekking op dein het tweede lid bedoelde beschikking.

RvJ. Batavia 13 September 1911, Cfm. HGHof 20 Juni 1911.T. 99, blz. 279.

7. Bij den provisioneelen eisch, strekkende tot toewijzing van het kind aan een der partijen tijdens de procedure tot echtscheiding, zijn de rege-len der wettelijke bewijsleer niet van toepassing.

De rechter mag, bij de beoordeeling der provisie ook acht slaan op een behoorlijk in het geding gebracht proces-verbaal van voorloopig verhoor van een getuige in het hoofdgeding.

HGHof 18 Januari 1912. T. 98, blz. 261.

8. Van eene toepassing van de aan den rechter in het tweede lid van art.

213 B.W. verleende bevoegdheid kan alleen sprake zijn, wanneer de vrouw heeft verlaten het haar door den Raad van Justitie aangewezen verblijf (art. 213 B.W.), niet wanneer zij verlaten heeft het verblijf, voorloopig haar aangewezen door den President (art. 835 Rv.).

HGHof 9 Mei 1912. T. 99, blz. 46.

9 . Onder den rechter, die van den eisch tot scheiding van goederen ken-nis neemt, is te verstaan de rechter, bij wien die eisch, tijdens de indiening van het verzoek tot opheffing van het beslag aanhangig is, in casu de appèlrechter.

HGHof 29 Augustus 1912. T. 99, blz. 289.

10. Voor de ontvankelijkheid van een verzoek tot opheffing van het be-slag, bedoeld in art. 823h Rv. tegen voldoende zekerheidstelling, wordt niet gevorderd, dat die zekerheid reeds bij de indiening van het verzoek gesteld is.

HGHof 19 September 1912. T. 99, blz. 292.

It. Opheffing van een, overeenkomstig de artt. 823 jcto. 840 Rv. gelegd conservatoir beslag kan slechts worden gelast door den rechter, bij wien de eisch tot scheiding aanhangig is.

Pres. RvJ. Semarang 20 Januari 1913. T. 99, blz. 457. De redactie T. teekent aan dat evenzoo besliste HGHof 4 Mei igri. T. 97, blz. 84 en Pres. RvJ. Soerabaia 14 Aug. '12. T. 99, blz. 277.

12. Het slot van het derde lid van art. 229 B.W. heeft betrekking op de in het tweede lid bedoelde beschikking.

Nu, blijkens het vonnis van echtscheiding de toewijzing van het kind aan den gedaagden echtgenoot op geen anderen grond is geschied dan

123

Echtscheiding, scheiding van goederen en van tafel en bed.

wegens de ter zake bestaande overeenstemming van partijen, levert het feit, dat zoodanige eensgezindheid thans niet meer bestaat, een veran-derde omstandigheid in den zin van evengemelde wetsbepaling op.

RvJ. S e m a r a n g 19 M a a r t 1913. T . 100, blz. 2 1 .

13. De termijn voor de inschrijving van een vonnis van echtscheiding in de registers B.S. begint eerst te loopen van den dag, waarop het vonnis voor geen wettelijk beroep meer vatbaar is.

RvJ. Batavia 19 Maart 1913. T . l o i , blz. 439.

14. Omstandigheden welke, zoo zij in eersten aanleg waren medegedeeld, de beslissing van den rechter in anderen zin hadden kunnen doen uitvallen dan wel, later opgekomen, zouden kunnen rechtvaardigen een verzoek aan den Raad van Justitie, tot wijziging der genomen beschikking t. a. der kinderen, kunnen niet voor het eerst in appel worden voortgebracht, ten einde, op grond daarvan een gedeeltelijke vernietiging van het vonnis a quo te verkrijgen.

H G H o f 25 September 1913. T . 101, blz. 300.

15. Tot het bekomen der inkorting van een uitkeering tot levensonder-houd, waartoe een partij, kr. art. 226 B.W. bij vonnis is veroordeeld, kan bij verzoekschrift worden geprocedeerd.

H G H o f 13 November 1913. T . 101, blz. 450 met mededeeling redactie.

16. Wanneer bij het vonnis van echtscheiding, de beschikking t. a. der kinderen ontbreekt, kan van een intrekking of wijziging daarvan geen sprake zijn.

In dat geval zullen de kinderen verblijven bij diegene der echtgenooten, op wiens verzoek de echtscheiding is uitgesproken, hetgeen ook geldt voor de uit het huwelijk gesproten, doch na de ontbinding daarvan geboren kinderen.

RvJ. S e m a r a n g 20 Juli 1914. T . 103, blz. 204.

17. Tegen de door den President van den Raad van Justitie op grond van art. 836 Rv. gegeven beslissing, staat geen hooger beroep open.

H G H o f 14 J a n u a r i 1915. T . 104, blz. 456.

18. Daargelaten of het feit, dat de eensgezindheid welke tusschen de beide echtgenooten bij het uitspreken der echtscheiding bestond om de kinde-ren te zien toevertrouwd aan den echtgenoot, tegen wien de eisch tot echt-scheiding werd toegewezen sedert heeft opgehouden te bestaan, als een veranderde omstandigheid in den zin van art. 229 B.W. kan gelden, be-hoort de rechter in elk geval van de hem in dat voorschrift bij veranderde omstandigheden toegekende bevoegdheid slechts gebruik te maken,

in-124

E c h t s c h e i d i n g , s c h e i d i n g van goederen en van tafel en bed.

dien het belang der kinderen zulks vordert, zoodat tot wijziging alleen dan mag worden overgegaan als ingetreden verandering daartoe met het oog op dit belang aanleiding geeft.

HGHof 29 April igiS-T. 105, blz. 35 met naschrift van red. De RvJ. te Soer. wiens beschikking van 30/9 '14 werd vernietigd, had aangenomen dat tijdens het uitspreken der echtsch. eensgezind-heid der echtg. t. a. van de kinderen had geheerscht, maar deze was opgehouden, zoodat de wette-lijke regel : de kinderen aan den echtgenoot tegen wien de echtsch. is uitgesproken, werd toegepast.

19. Waar art. 838 Rv. uitdrukkelijk bepaalt, dat het verhoor der getuigen in een echtscheidingsprocedure op de terechtzitting, doch met gesloten deuren zal worden gehouden, kan dit niet worden opgedragen aan een rechter-commissaris, zoodat het door dezen gehouden getuigenverhoor nietig is, en op den inhoud van het door dezen opgemaakte proces-verbaal niet mag worden gelet.

HGHof 14 Juni 1917. T. 109, blz. 49.

2 0 . Waar bij de echtscheiding de toewijzing van het uit het huwelijk ge-sproten kind aan den man is geschied op de eigen vordering der vrouw, mag de te d. a. veranderde gezindheid van deze zonder meer niet be-schouwd worden als een veranderde omstandigheid in den zin van art. 229 B.W. welke tot wijziging der eenmaal genomen beschikking kan leiden.

HGHof 12 April 1917. T. 108, blz. 332. Verg. aanteekening redactie T.

21. De ontbinding des huwelijks is een gevolg van het vonnis ; de inschrij-ving van dat vonnis is slechts eene voorwaarde voor de blijvende rechts-kracht daarvan.

RvJ. Makasser24Meii9i8. T. 111, blz. 494.Zie naschrift redactie T.

2 2 . Eene ingestelde eisch tot echtscheiding mag, zelfs op den dag en vóór de uitspraak van de rechterlijke beslissing omtrent dien eisch, verminderd worden tot de proceskosten. Eene dergelijke vermindering van den eisch is geen verkapte afstand van instantie. De aldus verminderde vordering vertegenwoordigt geen waarde en het vonnis daarop is dus niet voorappel vatbaar.

HGHof 28 Maart 1918. T. 112, blz. 48.

2 3 . Tot de stukken, welke moeten gevoegd bij verzoekschrift tot echt-scheiding, bedoeld in art. 831 Rv. behoort allereerst de huwelijksakte.

Alleen is vrijstelling dier bijvoeging mogelijk als die akte niet bestaat dan wel de verzoeker in de onmogelijkheid verkeert zich die te verschaffen.

HGHof 2 Juni T919. T. 112, blz. 259.

Eed.

1. Al kan een Chinees in het algemeen wel geacht worden den godsdienst van zijn landaard te belijden, toch is dit vermoeden niet gerechtvaardigd

125

Eed.

als hij kr. art. 109 R.R. (1854) met Eur. is gelijkgesteld. Indien hij dien godsdienst niet meer belijdt, kan hem niet opgedragen worden een eed in den Chin, tempel af te leggen.

H G H o f 24 November 1910. T . 96, blz. 127, W . 2431.

E i g e n d o m .

1. Op den opposant tegen het verzoek om eigendomsuitwijzing rust de

In document EN VERZAMELING (pagina 125-131)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN