• No results found

De Griffier van den Landraad is persoonlijk aansprakelijk voor han- han-delingen, door hem bij de executie verricht buiten den last, hem gegeven

In document EN VERZAMELING (pagina 141-146)

94 Conservatoir beslag

1. De Griffier van den Landraad is persoonlijk aansprakelijk voor han- han-delingen, door hem bij de executie verricht buiten den last, hem gegeven

door den met de leiding der executie belasten President.

Indien eischer stelt, dat gedaagde, die beweerde te handelen ter tenuit-voerlegging van een vonnis (de waarheid van welke bewering eischer in het midden laat), onrechtmatige handelingen tegen hem heeft gepleegd, draagt de vordering een exceptioneel karakter en is geen executiegeschil.

Immers ex.geschillen zijn alleen die, welke den voortgang eener exec, kunnen stuiten. Zoodra de exec, van een vonnis is voltooid, houdt op de exceptioneele bevoegdheid der rb., die het vonnis wees, tot berechting van ex.gesch. en kunnen de door de t.u.1. benadeelde personen slechts herstel van grieven zoeken voor den gewonen dagelijkschen rechter van hem, dien zij daarvoor willen aanspreken, i. c. den Raad van Justitie.

H G H o f 5 Augustus 1909. T . 93, blz. 369.

2 . Tusschen den kooper van een, volgens het I.R., executoriaal verkocht goed en den geëxecuteerde bestaat geen rechtsband, zoodat de kooper de ontruiming van het goed door den geèxec. niet kan vorderen. Slechts de executant, die als verkooper van het uitgewonnen goed is te beschouwen, kan dit doen, doch bij de ter zake aanhangig gemaakte vordering moet de kooper als partij in het geding zijn vertegenwoordigd.

RvJ. S e m a r a n g 10 November 1909. Anders L a n d r . P a t i 21 Juli 1909, wiens beslissing, dat d e kooper d e ontruiming van het goed door den geëxecuteerde kan vorderen verdedigd wordt in een naschrift van Mr. Jelgerhuis S w i l d e n s . T . 94, b l z . 435.

136 Executie in burgerlijke zaken.

3 . Uitvoerbaarverklaring bij voorraad op grond van een authentieken ti-tel mag alleen worden bevolen, wanneer die titi-tel den grondslag vormt van het beweerde recht, waarop de uitspraak steunt.

Bij verzet tegen onrechtmatig beslag op grond van eigendom, vormen de beschikking tot het leggen daarvan en het proces-vb. van beslag niet dien grondslag. De ten bewijze van den eigendom overgelegde auth. af-schriften der prn-vb. van getuigenverhoor dienen niet tot grondslag dier vordering en kwitanties van betaalde huishuur zijn in dit geval geen er-kende handschriften in den door de wet bedoelden zin. Ook art. 5 5 90. Rv.

is hier niet toep., omdat de grondslag der vordering niet is bezitrecht, maar onrechtmatige daad.

HGHof 18 November 19C9. T. 94, blz. 47.

4 . De last tot rechtstreeksche executie met behulp van den sterken arm van vonnissen van het Residentiegerecht tot afgifte of teruggave van roe-rende goederen is in strijd met de wet.

Rv]. Batavia 10 Februari 1911. T. 96, blz. 117.

5. Het verzet tegen een volgens het I. R. gedirigeerde executie op onroe-rend goed, op grond van een daaraan voorafgaande inbeslagneming van dat goed volgens de voorschriften van Rv., levert op een executiegeschil dat kr. art. 199 lid 6 I.R. ter berechting van den Landraad staat.

Landr. Soerabaia i l Maart 1911. T. 96, blz. 310.

6 . Ook als een gedaagde in kort geding, waarin wordt gevorderd schor-sing eener aangekondigde executie, na ontvangst der dagvaarding in kort geding, uit eigen beweging last heeft gegeven om de ex. geen voortgang te doen hebben, heeft toch de eischer belang bij het gevorderde bevel van den President, wijl de gedaagde, executant, zonder het rechterlijk bevel tot schorsing, den van hem uitgeganen last om de ex. niet te laten plaats hebben, te allen tijde vermag in te trekken.

Wd. Pres. RvJ. Soerabaia 18 Mei 1912. T. 99, blz. 191.

7. De verpondingsbelasting drukt op den eigendom als zoodanig ; daarom treft de executie bij wanbetaling dier belasting, in elk geval den eigenaar, al moge het goed ook in de eigendomsregisters ten name van een ander staan.

De executoriale maatregelen behooren dan wel te worden gericht tegen den laatste, die bij de administratie als belastingplichtige te boek staat, doch de eigendom gaat, na openbaarmaking van het extract uit de vendu-rol, kr. art. 526 Rv. over van den waren eigenaar, die als de eigenlijke ge-executeerde moet worden aangemerkt, op den kooper.

Rv]. Batavia 9 Augustus 1912. T. 98, blz. 448.

137 Executie in burgerlijke zaken.

8. Bij verzet tegen de tenuitvoerlegging op grond van beweerden eigen-dom der in beslag genomen goederen ingevolge art. 205 I. R. zijn onder de partijen, die, krachtens art. 204 ibid. moeten worden gehoord, alleen te verstaan de opposant en de executant, niet ook de geëxecuteerde.

RvJ. S e m a r a n g 28 Maart 1913. Met Noot der Red. en Naschrift van K.J.B. T . 100, blz. 185.

9. Hoewel het derden-verzet van art. 378 vlg. Rv. niet in het Palembang-regl. is geregeld, is toch de ingestelde vordering, welke feitelijk op zoo-danig verzet neerkomt, ontvankelijk zoowel wat betreft de gevraagde ver-klaring van te zijn eigenaar van het goed in geschil als het verbod om dit goed te verkoopen.

Het in de artt. 109, 123 en 126 Palembangregl. geregelde verzet tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis, kan alleen worden gedaan door den daarbij veroordeelden schuldenaar of door den eigenaar der in beslag ge-nomen goederen.

RvJ. Batavia 9 Mei 1913. T . 101, blz. 97.

10. Een derde, die zich, op grond van beweerden eigendom, verzet tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis, gewezen door een inl. rb., behoeft niets meer te stellen dan zijn eigendomsrecht, zonder verplicht te zijn ook te stellen de wijze, waarop hij den eigendom verkreeg.

RvJ. Batavia 9 Mei 1913. T . i o i , blz. 102 met noot red.

11. Het verzoek tot staking der provisioneele tenuitvoerlegging van een vonnis (art. 348 Rv.) is ontvankelijk, ook al is de executie nog niet aan-gevangen.

Bij de beoordeeling of zoodanige t.u.1. is gelast buiten de gevallen in de wet voorzien, mag ook de innerlijke waarde van den titel, waarop daartoe beroep wordt gedaan, in aanmerking worden genomen, doch in elk geval moet dat stuk met de uitspraak in zoodanig nauw verband staan, dat deze geacht kan worden daarop te berusten.

H G H o f 30 Augustus 1913. T . 101, blz. 123 met noot red.

12. Onder onderhandsche geschriften in art. 54 2e. Rv. zijn slechts te ver-staan de beide in artt. 1875 en 1876 B. W . bedoelde, zoodat daaronder niet kunnen worden gebracht geschriften uitsluitend afkomstig van de partij zelve, die zich daarop tegen de wederpartij beroept.

Waar de nietigheid van zekere door den gefailleerde ten nadeele harer crediteuren verrichte handeling wordt ingeroepen, is de onderwerpelijke zaak niet een zaak van koophandel, doch een verbintenis uit de wet, en kan de ten uitvoerlegging bij voorraad niet worden gelast. Dit kan even-min geschieden omdat de vordering strekt tot voldoening van een bepaalde

138 Executie in burgerlijke zaken.

geldsom (art. S 5» 7e Rv.) omdat voor de toepassing hiervan de veroordee-ling in de eerste plaats de voldoening van zoodanige geldsom moet be-treffen.

H G H o f 26 Februari 1914. T . 102, blz. 252, W . 2526.

13. De beteekening van den executorialen titel met bevel tot betaling maakt deel uit van de executie ; mitsdien kan in kort geding de schorsing der exec, gevraagd worden, ook al is die beteekening met bevel nog door geen verdere daad van exec, gevolgd.

President RvJ. Medan 1 December 1915. T . 108, blz. 409.

14. Ter zake van een gedaan verzet tegen de afgifte van kooppenningen kan voor den verkoop der beslagen goederen geen vordering tegen den opposant (art. 462 Rv.) worden ingesteld, doch behoort de procesorde van art. 482 vlg. ibidem te worden gevolgd.

RvJ. Semarang 18 J a n u a r i 1918, T . 110, blz. 242, met naschrift van Mr. L . J . P . J.Jeekel in T . i n , blz. 442.

Executie in Strafzaken.

1. Het geval, voorzien in art. 356, 20. Sv. doet zich in casu niet voor, om-dat het onderwerpelijke getuigenis niet ten laste, doch ten gunste van re-questrant is afgelegd en bovendien de getuige niet na de veroordeeling van requestrant in rechte is betrokken geworden.

H G H o f 12 F e b r u a r i 1913. T . 99, blz. 532.

Executoriaal beslag.

1. Een eischer, die als eenigen grond voor de verzochte schorsing eener voorgenomen executie stelt, dat hij verzet heeft gedaan tegen die ex. op grond van beweerden eigendom, moet met zijn eisch niet-ontvankelijk worden verklaard, daar de wet noch in art. 460 Rv. noch elders aan dat verzet uitdrukkelijk als gevolg vastknoopt schorsing der executie.

Pres. RvJ. Soerabaia 10 N o v e m b e r 1910. W . 2425.

2 . Executoriaal beslag op het aandeel van een medeërfgenaam in de on-roerende goederen van een onverdeelde nalatenschap is volkomen rechts-geldig. Art. 494 Rv., dat het ten verkoop aanslaan van een zoodanig aan-deel verbiedt, staat niet in den weg aan de in beslagneming op zich zelve.

H G H o f 22 December 1910. T . 96, blz. 337, W . 2424.

3 . Al kan een nietig of voor nietigverklaring vatbaar beslag geen rechts-gevolgen hebben, zoo blijven niettemin de feitelijke rechts-gevolgen tot aan de opheffing in stand, zoodat de redeneering dat een dergelijk beslag geen beslag is en er door een niet bestaand hebbend beslag geen schade kan zijn veroorzaakt, niet opgaat.

H G H o f 16 Februari 1911. W . 2449.

139 Executoriaal beslag.

4 . Hij die in strijd met de wet, immers zonder het bepaalde bij art. 443 4e lid Rv. in acht te nemen, executoriaal beslag beeft doen leggen, blijft tot vergoeding der door de onwettige executie veroorzaakte schade ge-houden, ook al had de geëxecuteerde door in kort geding schorsing der ex. te vragen den nadeel brengenden verkoop kunnen voorkomen.

Hij was hiertoe geenszins verplicht, zoodat het niet aangaat uit het feit dat hij geen schorsing gevraagd heeft af te leiden dat hij in de gepleegde informaliteiten heeft berust.

H G H o f 20 April 1911. W . 244g.

5. Waar de zaak is aangebracht ten fine van het afleggen van verklaring door een derde beslagene en de geëxecuteerde sedert de dagvaarding is gefailleerd, wettigt geen enkele wetsbepaling de afvoerihg van de rol der onderwerpelijke zaak op grond van dit faillissement, ook al mocht dit faill.

deniet-ontvankelijkheid van den eisch tengevolge hebben. Die afvoering zou zelfs in strijd zijn met 's Rechters plicht om recht te doen op de bij hem aanhangig gemaakte dagvaarding.

RolbescMkking RvJ. S o e r a b a i a 17 Mei 1911. W . 2452.

6. Art. 115 Palembang-regl. heeft alleen op het oog het verzet door den geëxecuteerde zelf tegen het (executoriaal) derden arrest gedaan ; uiter-aard komt dit rechtsmiddel niet toe aan een derde, een ander dan de geëxecuteerde.

RvJ. Batavia 24 J a n u a r i 1913. T . ioo, blz. 269.

7. Dat het beslag zou zijn opgeheven, volgt niet uit de op de minute van het proces-verbaal van beslag gestelde ongezegelde aanteekening des deurwaarders.

H G H o f 11 September 1913. T . 105, blz. 177.

8. De kr. de pranatans van den Soesoehoenan van 9 Poeasa 1798 en 8 Djoemadilachir 1820 benoemde commissie tot liquidatie der erfenissen van 's vorsten dienaren, is alleen bevoegd om den boedel tot effenheid te brengen en kan niet aan de artt. 204 en 205 I. R. het recht ontkenen, om tegen een executoriaal beslag verzet te doen.

RvJ. S e m a r a n g 2 J a n u a r i 1914. T . 103, blz. 51.

9. Verzet tegen een executoriaal beslag volgens het I. R. kan slechts ge-daan worden door den schuldenaar zelf, of door den derden eigenaar der in beslag genomen goederen, elk ander is daarmede niet ontvankelijk.

RvJ. S e m a r a n g 2 J a n u a r i 1914. T . 102, blz, 159.

10. De bewering, dat van het exploit van verzet tegen een gelegd (execu-toriaal) beslag aan den bewaarder een ongezegeld afschrift is gelaten, dient

1 4 0

Executoriaal beslag.

te worden voorbijgegaan, nu een gezegeld afschrift als aan den bewaarder gelaten is in het geding gebracht, en deze productie niet van valschheid beticht is.

H G H o f 16 Juli 1914. T . 106, blz. 77.

11. Voor de inachtneming der formaliteiten bij het leggen van een execu-toriaal beslag en de schadelijke gevolgen van daarbij begane verzuimen is de deurwaarder en niemand anders dan hij aansprakelijk, ook indien hij geheel gehandeld heeft volgens instructies en modellen, hem, zooals ge-bruikelijk is, door den procureur pasklaar verstrekt, doch achteraf foutief gebleken.

H G H o f 23 S e p t e m b e r 1915 T . 106, blz. 265.

12. De tegen executant en geëxecuteerden ingestelde vordering tot nie-tigverklaring en opheffing van het executoriaal beslag op het aan eische-ressen in erfelijk individueel bezit toebehoorend stuk grond is niet het ingevolge art. 535 Rv. gedaan verzet tegen den executorialen verkoop van het in beslag genomen goed, doch de aan iederen eigenaar (erfelijk individueel bezitter) bij inbreuk op zijn recht toekomende actie tot hand-having hiervan.

Alleen tegen den executant is de onderwerpelijke vordering ontvanke-lijk, omdat alleen hij door de inbeslagneming de gestelde stoornis heeft gepleegd.

RvJ. S e m a r a n g 18 F e b r u a r i 1918. I". 110, blz. 247.

F a i l l i s s e m e n t .

1. De Weeskamer is, als curatrice in een faillissement, bij het verzegelen

In document EN VERZAMELING (pagina 141-146)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN