• No results found

2 Interne geneeskunde

3.7 Perifere doorbloedings- doorbloedings-stoornissen

3.7.1 Wat zijn perifere

doorbloedingsstoornissen?

Bij perifere doorbloedingsstoornissen is er sprake van een verminderde doorbloeding van armen, benen, handen en voeten. We bespreken hier de twee meestvoorkomende vormen en hun behandeling: de zogenoemde etalagebenen en het fenomeen van Raynaud.

Etalagebenen (claudicatio intermittens) Etalagebenen ontstaan als gevolg van het dicht-slibben van de bloedvaten in de benen. De oor-zaak is vorming van een vettige aanslag (cho-lesterol) in de vaatwand, ook wel atherosclero-se genoemd. Hierdoor wordt de vaatwand stug-ger en harder. Op den duur kan het bloed min-der goed door de vaten stromen, zodat er een tekort aan zuurstof in de beenspieren ontstaat.

Al na een geringe loopafstand kunt u dan last krijgen van pijn, kramp en vermoeidheid in de benen. In rust verdwijnen deze verschijnselen weer. De naam etalagebenen verwijst naar de

korte loopafstand die overbrugd kan worden, bijvoorbeeld van etalage naar etalage.

Etalagebenen komen vooral voor bij mensen ouder dan 60 jaar. Bij driekwart van de mensen met etalagebenen blijven de klachten in de loop van de jaren stabiel. Dat wil zeggen dat de klach-ten niet afnemen, maar ook niet toenemen.

Maar bij een kwart verslechtert de situatie na verloop van tijd. De klachten treden dan ook in rust op en door het verder dichtslibben van de bloedvaten in de benen ontstaan zweren en sterft het weefsel in de benen af (gangreen).

Als de klachten ernstig zijn en niet voldoende reageren op leefregels, kunt u worden doorver-wezen naar de vaatchirurg of interventieradio-loog. Het zogenoemde dotteren (het opblazen van een ballonnetje op de plaats van de vernau-wing) al dan niet in combinatie met het plaatsen van een stent (buisje) wordt steeds vaker toege-past om de klachten te verminderen.

3.7.2 Wat kunt u zelf doen?

De maatregelen die u zelf kunt nemen, hebben de voorkeur boven behandeling met genees-middelen.

In de eerste plaats moet u een aantal leefregels in acht nemen. De belangrijkste leefregel is stoppen met roken, omdat roken de situatie da-nig kan verslechteren. In de tweede plaats moet u loopoefeningen gaan doen. Aanbevolen wordt om driemaal daags loopoefeningen te doen, tot-dat u pijn of kramp begint te voelen. Door te oefenen kunt u weer grotere afstanden afleggen zonder pijn en slibben de bloedvaten minder snel dicht. Verder zal uw arts u niet snel genees-middelen voorschrijven die bloedvatvernau-wing kunnen veroorzaken en daardoor de bloedstroom verminderen, zoals bètablokkers (zie par. 3.1 en par. 3.4). Maar in sommige ge-vallen ontkomt de arts er niet aan deze genees-middelen voor te schrijven.

3.7.3 Wat zijn de beste middelen?

De arts zal bij perifere doorbloedingsstoornis-sen altijd acetylsalicylzuur (zoals Acetylsalicyl-zuur, Aspirine; zie ook par. 3.6.5.1) of carbasa-laatcalcium (zoals Ascal, Carbasacarbasa-laatcalcium; zie ook par. 3.6.5.1) voorschrijven. Doordat de

va-ten in uw benen zijn aangetast, heeft u een ver-hoogd risico dat ook slagaders elders in uw li-chaam zijn vernauwd. Acetylsalicylzuur voor-komt de vorming van bloedpropjes op de ver-nauwde vaten en daarmee het risico op een hart- of herseninfarct. Nader onderzoek moet uitwij-zen of daarnaast ook bloeddruk-, cholesterol- of glucoseverlagende middelen nodig zijn.

Pas bij ernstige klachten en wanneer loopoefe-ningen en eventueel stoppen met roken onvol-doende effect hebben, kan aan een behandeling met andere geneesmiddelen worden gedacht.

Deze geneesmiddelen (zie par. 3.7.5) hebben dus maar een zeer beperkte plaats in de behan-deling. Dat komt omdat ze nauwelijks beter werken dan wanneer u een nepmiddel zou ge-bruiken. We adviseren u te beginnen met een proefbehandeling. Dat betekent dat u na twee of drie maanden met het gebruik van het ge-neesmiddel moet stoppen als u geen verbete-ring merkt.

3.7.4 Middelen die we niet aanraden Nifedipine (Adalat, Nifedipine) en xantinolni-cotinaat (Complamin) zijn bloedvatverwijders.

Het nadeel van deze middelen bij etalagebenen is dat ze de bloeddoorstroming in dichtgeslibte aders uiteindelijk juist kunnen verminderen en daardoor averechts werken. Verder hebben bei-de midbei-delen meer bijwerkingen dan anbei-dere be-schikbare middelen voor etalagebenen en tot slot heeft de overheid het gebruik van deze mid-delen voor etalagebenen niet toegelaten. Alles bij elkaar voldoende reden om deze middelen bij etalagebenen niet aan te raden.

3.7.5 Wat te doen met 3.7.5.1 Pentoxifylline

Pentoxifylline (Trental) vergroot de vervorm-baarheid van de rode bloedcellen, waardoor het bloed enigszins wordt verdund en de doorbloe-ding verbetert. Daarnaast heeft het een zwak bloedvatverwijdend effect. Bijwerkingen zijn lichte maag-darmklachten, hoofdpijn, huiduit-slag en duizeligheid. U mag het middel niet ge-bruiken bij (te) lage bloeddruk, bij lever- en nieraandoeningen en tijdens de zwangerschap.

3.7.5.2 Buflomedil

Dit middel is onder de naam Loftyl in de han-del. Het werkt ongeveer zoals pentoxifylline. In de bijsluiter staan nogal wat voorzorgen en waarschuwingen om het middel niet te gebrui-ken. Als bijwerkingen komen onder andere voor: hoofdpijn, duizeligheid, maag-darmstoor-nissen en huiduitslag.

3.7.5.3 Ginkgo biloba-extract

Dit plantaardige product is onder de naam Tavonin in de handel. Het werkt ongeveer zoals pentoxifylline. Er is minder ervaring mee dan met pentoxifylline. Bijwerkingen zijn maag-darmklachten, hoofdpijn en allergische reacties.

3.7.5.4 Iloprost

In zeer ernstige gevallen van gestoorde bloeds-omloop wordt iloprost (Ilomedine) toegepast.

Of u in aanmerking komt voor deze behande-ling, zal door een specialist worden beoordeeld.

Het middel wordt poliklinisch per infuus toe-gediend. Het effect van de behandeling is moei-lijk te voorspellen.

3.7.6 Specifieke toepassingen Niet van belang.

Fenomeen van Raynaud

Bij het fenomeen van Raynaud treden van tijd tot tijd spiertrekkingen of vernauwingen van de huidvaten op, in het bijzonder van de vingers en tenen. De huid van de vingers en tenen wordt bleek, rood of blauw. De aandoening is vaak pijnlijk. De klachten ontstaan meestal als reac-tie op kou of emoreac-tie. Het fenomeen van Ray-naud wordt soms veroorzaakt door een bind-weefselziekte, maar vaak is de oorzaak onbe-kend.

Vooral vrouwen in de vruchtbare leeftijd heb-ben er last van. Geschat wordt dat 10 tot 15%

van de vrouwen en ongeveer 1% van de mannen last heeft van het fenomeen van Raynaud.

3.7.7 Wat kunt u zelf doen?

Evenals bij etalagebenen is een behandeling met geneesmiddelen geen eerste keus. Het belang-rijkste is de factoren die de klachten kunnen uitlokken, te vermijden door:

Middelen bij perifere doorbloedingsstoornissen

Middel Werkzame stof(fen) Opmerking Zie par. Advies*

Bij etalagebenen

Adalat (Oros) nifedipine kan etalalagebenen verergeren; wel eerste keus bij Raynaud 3.7.4 N Acetylsalicylzuur/

Carbasalaatcalcium acetylsalicylzuur ter voorkoming van trombose 3.7.3,

3.6.5.1 1

Complamin xantinolnicotinaat kan etalalagebenen verergeren 3.7.4 N

Ilomedine iloprost alleen in zeer ernstige gevallen; poliklinisch per infuus toegediend 3.7.5.4 2

Loftyl buflomedil meer bijwerkingen en duurder dan pentoxifylline 3.7.5.2 2

Nifedipine (Retard) nifedipine kan etalalagebenen verergeren; wel eerste keus bij Raynaud 3.7.4 N Pentoxifylline pentoxifylline alleen als loopoefeningen en stoppen met roken niet helpen; niet

gebruiken bij (te) lage bloeddruk, bij lever- en nieraandoeningen 3.7.5.1 2 Tavonin Ginkgo biloba-extract minder ervaring mee; duurder dan pentoxifylline 3.7.5.3 2 Trental pentoxifylline alleen als loopoefeningen en stoppen met roken niet helpen; niet

gebruiken bij (te) lage bloeddruk, bij lever- en nieraandoeningen 3.7.5.1 2 Bij Fenomeen van Raynaud

Adalat (Oros) nifedipine 3.7.8 1

Complamin xantinolnicotinaat werking niet aangetoond; meer bijwerkingen 3.7.9 N

Nifedipine (Retard) nifedipine 3.7.8 1

* 1 = eerstekeusmiddel 2 = tweedekeusmiddel N= niet aan te raden

• u voldoende warm te kleden;

• in goed verwarmde ruimten te verblijven;

• te stoppen met roken (sigaretten roken kan in de vingertoppen een temperatuurdaling van 2 tot 3 ºC veroorzaken);

• te zorgen voor voldoende lichaamsbeweging.

Verder zal uw arts u niet snel geneesmiddelen voorschrijven die bloedvatvernauwing kunnen veroorzaken en daardoor de bloedstroom ver-minderen, zoals bètablokkers (zie par. 3.1) en migrainemiddelen zoals ergotamine (zie par.

9.7). Maar in sommige gevallen ontkomt de arts er niet aan deze geneesmiddelen voor te schrij-ven.

3.7.8 Wat zijn de beste middelen?

Wanneer voornoemde maatregelen onvoldoen-de resultaat hebben en u flink last blijft houonvoldoen-den van de klachten, kunt u in overleg met uw arts gaan denken aan behandeling met een genees-middel. Ook in deze situatie zijn we weer terug-houdend, omdat de middelen op de lange ter-mijn vaak niet veel beter werken dan een nep-middel. Geneesmiddelen zijn dus geen eerste keus.

Het best onderzocht bij het fenomeen van Ray-naud is de bloedvatverwijder nifedipine

(Nife-dipine (Retard) en Adalat (Oros). De resultaten van het gebruik vallen helaas meestal tegen.

Voor nifedipine geldt dat u het gebruik moet staken als u na een proefbehandeling van drie maanden geen verbeteringen merkt.

Bijwerkingen van nifedipine zijn onder meer hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid en plot-selinge bloeddrukdaling. Bovendien kunnen bij nifedipine gezwollen enkels (enkeloedeem) ontstaan. Het effect kan na verloop van tijd af-nemen. Tijdens zwangerschap en bij lage bloed-druk moet u deze middelen niet gebruiken.

3.7.9 Middelen die we niet aanraden Hoewel de arts de bloedvatverwijder xantinol-nicotinaat (Complamin) wel mag voorschrijven bij het fenomeen van Raynaud, is een gunstig effect nooit duidelijk aangetoond. Omdat er wel bijwerkingen kunnen optreden (zoals roodheid van het gezicht en de nek, hoofdpijn en duize-ligheid), kunt u xantinolnicotinaat bij de ziekte van Raynaud beter niet gebruiken.

3.7.10 Wat te doen met Niet van belang.

3.7.11 Specifieke toepassingen Niet van belang.

4 Longen

Bij longziekten hebben we het over aandoeningen van de lagere luchtwegen en van de longen. Bij aandoeningen van de hogere luchtwegen, zoals de keel en de neus, spreken we veelal over keel-, neus- en oorziekten; deze komen in hoofdstuk 12 aan de orde.

De longen liggen aan weerszijden van het hart.

De rechterlong bestaat uit drie kwabben, de lin-ker uit twee. De binnenstromende lucht bereikt de longen via de luchtpijp. De luchtpijp splitst zich in tweeën: in de rechter- en de linker-hoofdbronchus. Ze vertakken zich in verschil-lende bronchiën. Een ontsteking van de bron-chiën heet bronchitis. De bronbron-chiën vertakken zich verder en eindigen ten slotte in de long-blaasjes.

De longen voorzien het bloed van zuurstof en verwijderen het koolzuur uit het bloed. Deze uitwisseling vindt plaats in de kleine longblaas-jes. De longen worden omgeven door een stevig vlies dat door een dunne laag vocht wordt ge-scheiden van een vlies dat tegen de binnenkant van de borstwand aanligt. Deze longvliezen of pleurabladen glijden over elkaar heen, waar-door de longen bij in- en uitademing gemak-kelijk kunnen bewegen.

Een van de meestvoorkomende klachten van de luchtwegen is hoest. Hoest komt aan de orde in par. 4.1. Vaak gaat het hoesten na een aantal da-gen over. Meestal gaat u niet naar de dokter, maar behandelt u de hoest zelf met een huismiddeltje of met een middel dat u zonder recept kunt ko-pen. Alleen als de klachten hardnekkig of ernstig zijn, gaat u naar de huisarts. Een reden om de huisarts te bezoeken, kan een bacteriële infectie van de luchtwegen zijn, die ook vaak gepaard gaat met hoesten. U kunt zich dan flink ziek voe-len. Deze luchtwegaandoening bespreken we in par. 4.2.

De grootste groep longziekten waarmee de huisarts en de longarts te maken hebben, wordt gevormd door astma en COPD. COPD staat voor chronic obstructive pulmonary disease, waartoe ziekten als emfyseem en chronische

bronchitis behoren. Bij al deze aandoeningen zijn de luchtwegen vernauwd.

Astma wordt gekenmerkt door aanvallen van benauwdheid met een piepende ademhaling, hoesten en soms opgeven van slijm. Bij COPD staan hoesten, slijmproductie en uiteindelijk ook kortademigheid meer op de voorgrond.

Het verschil tussen astma en COPD is dat bij COPD de obstructie van de luchtwegen (door een combinatie van vernauwing en slijm) per-manent is, terwijl die bij astma in principe voor het grootste deel of zelfs volledig kan worden opgeheven door het gebruik van geneesmid-delen.

Astma bespreken we in par. 4.3, COPD komt in par. 4.4 aan de orde.

4.1 Hoest