• No results found

2.3 Bevrijding van de aansprakelijkheid

2.3.4 Overmacht

Een laatste mogelijkheid voor de aannemer om zich te bevrijden van zijn aansprakelijkheid ten aanzien van de opdrachtgever betreft de situatie waarin er sprake is van overmacht. Dit is enkel van toepassing wanneer de aannemer op onoverwinnelijke wijze onmogelijk is geweest om zich te vergewissen van enig gebrek in de materialen. Daarbij dient de aannemer dan het bewijs te leveren van de door hem ingeroepen onoverwinnelijke onwetendheid (Burssens, 2019). Deze mogelijke exoneratie van aansprakelijkheid is zodoende erg uitzonderlijk en wordt zodoende niet verder onderzocht.

59

Besluit voor de aannemer

In het tweede hoofdstuk van deze verhandeling werd dieper ingegaan op de verhouding tussen aannemer en bouwheer bij de bouw van residentieel vastgoed. Daarbij werd vooreerst onderzocht binnen welk juridisch kader deze relatie precies vorm krijgt. In het eerste deel van dit hoofdstuk werd zodoende de aannemingsovereenkomst onder het vergrootglas geplaatst. Dit contract kent geen specifieke definitie in de wet maar wordt in het Burgerlijk Wetboek gekwalificeerd als een “huur van werken en diensten”. Uit de artikelen 1710 en 1711 van het Burgerlijk wetboek wordt afgeleid dat deze overeenkomst door drie essentiële zaken wordt gekenmerkt: (i) een akkoord tussen de partijen; (ii) dat betrekking heeft op een welbepaalde prestatie door de ene partij ten voordele van de andere; (iii) waarvoor een vergoeding is vereist.

Aannemer en opdrachtgever, nemen binnen de aannemingsovereenkomst verschillende wederzijdse verbintenissen op. Zo dient de aannemer de werken uit te voeren en op te leveren conform de overeenkomst, plannen, bestekken en alle andere gemaakte afspraken. De aannemer moet het werk bovendien goed uitvoeren, met inachtneming van de regels van de kunst. Hierdoor dient de aannemer de gebruikelijke technische aanbevelingen van de wetenschappelijke organismen en de technische normen zoals uitgewerkt door het Bureau voor Normalisatie na te leven. Daarnaast houdt deze goede uitvoering eveneens in dat de juiste bouwstoffen dienen te worden gebruikt. De aannemer dient bovendien de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen en de opdrachtgever te informeren over zijn vaststellingen en opmerkingen. Deze informatieplicht omvat eveneens een waarschuwings-of reactieplicht en soms zelfs een weigeringsplicht. Langs de andere kant verbindt de opdrachtgever zich tot de bevordering van de uitvoering van de werken, zowel op materieel als juridisch vlak. De opdrachtgever dient zodoende in te staan voor de nodige attesten en certificaten. Verder is de opdrachtgever ertoe gehouden de overeengekomen prijs te betalen alsook uiteindelijk het werk in ontvangst te nemen en te aanvaarden.

Wat betreft de invloed van de energieprestatieregelgeving op de contractuele aansprakelijkheid van de aannemer vormt de aanvaarding van de werken een belangrijk scharniermoment. Voor de aanvaarding van de werken kan de aannemer immers contractueel aansprakelijk worden gesteld voor uiteenlopende wanprestaties. Dit is onder meer het geval bij: (i) niet-correcte of niet-conforme uitvoering van de werken; (ii) wanneer de aannemer niet voldoet aan zijn informatieplicht; (iii) wanneer de aannemer gebruik maakt van gebrekkige of niet-conforme materialen; (iv) wanprestaties van de personen onder zijn gezag. Daarnaast kan de aannemer bovendien ook nog aansprakelijk worden gesteld na de aanvaarding van de werken door de bouwheer. Enerzijds kan de aannemer gedurende tien jaar aansprakelijk worden gesteld voor gebreken die ernstig van aard zijn en een bedreiging inhouden voor de stevigheid van het gebouw. Deze vorm van aansprakelijkheid is van openbare orde waardoor

60 zij niet kan worden beperkt. Anderzijds blijft de aannemer eveneens aansprakelijk voor lichte verborgen gebreken. Deze laatste vorm van aansprakelijkheid kan evenwel worden beperkt in de tijd.

Binnen het kader van dit onderzoek is het vooral relevant dat de EPB-vereisten kunnen worden beschouwd als technische normen waar de aannemer aan dient te voldoen, gelet op zijn verbintenis de aanneming uit te voeren volgens de regels van de kunst. Desbetreffende vakbekwaamheid zorgt samen met de informatieplicht dat de aannemer niet zomaar aanzien kan worden als een slaafse uitvoerder van het ontwerp maar een kritische positie moet innemen omtrent de naleving van technische normen voortkomend uit de EPB-eisen. Bijkomend is gebleken dat de schending van de energieprestatieregelgeving ook kan voortvloeien uit een licht verborgen gebrek. Aan de hand van enkele voorbeelden werd in dit hoofdstuk duidelijk gemaakt dat de aannemer aldus op verschillende wijzen contractueel aansprakelijk kan worden gesteld door de bouwheer die niet voldeed aan de energieprestatieregelgeving en dit tracht de verhalen op de aannemer.

In het laatste deel van dit hoofdstuk werd onderzocht op welke wijze de aannemer zich mogelijks kan bevrijden van deze contractuele aansprakelijkheid. Hiertoe zijn vier mogelijkheden voorhanden: (i) de afstand van de rechtsvordering door de opdrachtgever; (ii) de zogenaamde exceptio non adimpleti contractus (ENAC) of exceptie van niet-uitvoering; (iii) het gebruik van bevrijdings- of exoneratiebedingen in de aannemingsovereenkomst; (iv) overmacht. In de praktijk zal evenwel veelal beroep worden gedaan op de derde mogelijkheid, namelijk de contractuele beperking van aansprakelijkheid via bevrijdings- of exoneratiebedingen. Aan de hand van de analyse van enkele voorbeeldcontracten uit de praktijk blijkt dat dit veel voorkomt in de context van energieprestatie.

Concluderend kan zodoende worden gesteld dat de aannemer in beginsel in het vizier komt van de bouwheer wanneer niet wordt voldaan aan de vereisten van de energieprestatieregelgeving. Deze laatste zou immers kunnen trachten de eventuele boetes wegens de niet-naleving van deze regelgeving te verhalen op de aannemer op basis van diens contractuele aansprakelijkheid. Toch zal dit telkens afhankelijk zijn van de concrete situatie, en geval per geval dienen te worden beoordeeld. Wanneer de bouwheer een leek is, zal dit er evenwel naar alle waarschijnlijkheid toe leiden dat de aannemer zich door middel van de algemene voorwaarden binnen de aannemingsovereenkomst zal exonereren voor eventuele aansprakelijkheid ten aanzien van de energieprestatieregelgeving.

61

3 Contractuele aansprakelijkheid van de architect

In het voorgaande hoofdstuk werd de contractuele aansprakelijkheid van de aannemer onder de loep genomen. Een andere belangrijke speler bij het bouwproces is de ontwerper of architect. Deze figuur is gepositioneerd als koppelstuk tussen de bouwheer en aannemer van de werken. De architect is de tweede professionele partij waar een door het Vlaams Energieagentschap gesanctioneerd bouwheer naar kan verhalen. Dit hoofdstuk beschouwt derhalve de analyse omtrent de aansprakelijkheid van de architect in verband met de energieprestatieregelgeving. De eventuele contractuele aansprakelijkheid van de ontwerper zal voortkomen uit de schade die een bouwheer lijdt vanwege een administratieve sanctie ten gevolge van een afwijking op de EPB-eisen die gesteld kunnen worden aan een nieuw woongebouw. De fout die een architect maakt en oorzakelijk verband houdt met de schade, zal toe te schrijven zijn aan een handeling of onthouding van de architect dewelke strijdig is met zijn verplichtingen binnen de architectenovereenkomst. Ongeacht het feit dat de kern van dit hoofdstuk verband houdt met sancties door een Vlaamse overheidsinstantie (VEA), komen gelijkaardige gevallen ook voor in het Waals en Brussels gewest.