• No results found

Vooraleer een analyse te kunnen maken omtrent de invloed van de

energieprestatieregelgeving op de contractuele aansprakelijkheid van de architect, wordt eerst ingegaan op de architectenovereenkomst. Men kan immers slechts contractueel aansprakelijk worden gesteld voor datgene waartoe men zich heeft verbonden middels de overeenkomst. Hierna wordt kort ingegaan op de modaliteiten van de architectenovereenkomst.

3.1.1 Definiëring

Het juridisch kader rond het beroep van architect werd geschept en bekrachtigd door bijzondere wetgeving. De aanzet daartoe werd gegeven met de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en het beroep van architect (Belgisch Staatsblad, 1939). De wettekst creëerde een wettelijk vastgelegd monopolie. Immers beschrijft artikel 4 van desbetreffende wet dat de staat, provincies, gemeenten, openbare instellingen en particulieren verplicht beroep moeten doen op de medewerking van een architect voor het opmaken van de plannen en de controle op de uitvoering van de werken. Het artikel is van toepassing op bouwwerken dewelke door wetten, besluiten en reglementen een voorafgaande vergunningsaanvraag nodig hebben om toelating tot bouwen te verkrijgen. Sedert de staatshervorming worden de werken, waarvoor een verplichte tussenkomst van een architect nodig is, regionaal bepaald. In Vlaanderen is de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) verantwoordelijk voor het vastleggen van de handelingen dewelke een omgevingsvergunning

62 vereisen. Vanzelfsprekend is de realisatie van een residentiële nieuwbouw omgevingsvergunningsplichtig. De bouwheer van dergelijke projecten is dus verplicht om een architect aan te stellen voor bijstand tijdens de verwezenlijking. Vervolgens beschrijven art. 1 en art. 2 van deze wet welke natuurlijke of rechtspersonen de titel van architect kunnen dragen en het beroep van architect mogen beoefenen. Tot slot beduidt art. 6 de onverenigbaarheid tussen het beroep van architect en het beroep van aannemer. Het gegeven staat bekend als het collusieverbod voor beide professionele bouwpartijen. De ontzegging wordt aangevuld door art. 10 van het reglement op de beroepsplichten van de architect. Zo mag de ontwerper in het algemeen geen handelingen uitvoeren dewelke onverenigbaar zijn met het beroep, ook niet via een tussenpersoon. Een schending van de wet van 20 februari 1939 zal resulteren in de nietigverklaring van de architectenovereenkomst (Beyaert, 2012).

3.1.2 Voorkomen

De verplichte tussenkomst van de architect wordt geregeld door middel van een bindend juridisch instrument, zijnde de architectenovereenkomst, voor het maken van afspraken tussen de bouwheer en de architect. Uit de bepalingen van de wet van 20 februari 1939 kan gehaald worden dat de verplichte inschakeling van de architect louter geldt voor het opmaken van de plannen en de controle op de uitvoering. Echter kan het voorwerp van de architectenovereenkomst in de praktijk uitgebreider bepaald worden.

In beginsel wordt de architectenovereenkomst gezien als een aannemingsovereenkomst van diensten tegen betaling van een ereloon. De architect verbindt zich tot het leveren van diensten of bepaalde werkzaamheden met een onstoffelijk karakter alsook tot het eventueel verstrekken van de stof. Het verstrekken van de stof duidt op het verzamelen van benodigde gegevens om het opmaken van de plannen en de controle op de werf te kunnen realiseren (Beyaert, 2012). Het voorwerp van dergelijke contracten omvat de uitvoering van een geheel van prestaties tot de verwezenlijking van een bouwwerk. Hoofdzakelijk zullen de prestaties bestaan uit conceptie- en controletaken. Gezien de architectenovereenkomst gezien wordt als aannemingsovereenkomst, zullen de karakteristieken uit paragraaf 2.1 van deze verhandeling mede van toepassing zijn (Grouwels, 2015).

Bijkomend kan de architectenovereenkomst ook een lastgeving zijn. Desgevallend is de architect de lasthebber in hoofde van de bouwheer waarbij hij in naam van zijn opdrachtgever rechtshandelingen kan of zelfs moet verrichten (art. 1984 B.W.). De lastgever zijnde de bouwheer geeft aldus zijn volmacht aan de architect om iets in zijn naam en voor zijn rekening te doen zoals bijvoorbeeld het afsluiten van aannemingsovereenkomsten (Grouwels, 2015).

63

3.1.3 Plichten van de architect

De architect wordt naast het opmaken van de plannen en de controle van de uitvoering ook ingezet als vertrouwenspersoon van de bouwheer die veelal een leek is. De opdracht van de ontwerper krijgt aldus een ruimere betekenis maar zijn vakkundige conceptie- en controletaken blijven de pilaren voor de verbintenissen van de architect ten aanzien van zijn opdrachtgever.

3.1.3.1 Conceptieplicht

Als gevolg van de Wet van 20 februari 1939 heeft de architect aldus een monopolie voor het ontwerp en opmaken van plannen. Deze ontwerpopdracht gaat van start met het maken van een voorontwerp. Het voorontwerp houdt mede in dat de ontwerper een onderzoek verricht naar de bouwplaats inzake de technische en juridische haalbaarheid van het project. Na goedkeuring zal de architect een definitief ontwerp voorleggen. Het definitief ontwerp bevat de uitvoeringsplannen met bijhorende documenten zoals het bestek. De architect moet het uitvoeringsontwerp dusdanig opstellen volgens de regels der kunst opdat het noch fouten noch afwezige informatie bevat. Hij moet het voorgaande realiseren in alle onafhankelijkheid en zelf instaan voor het verzamelen van de nodige gegevens om zijn opdracht uit te kunnen voeren. Volledigheid en kwaliteit zijn hierbij van belang vermits de aannemer zijn werken adequaat moet kunnen uitvoeren op basis van de beschikbare documenten (Grouwels, 2015). Het reglement van Beroepsplichten voegt hieraan toe dat het ontwerp van de architect eveneens moet voldoen aan alle wettelijke en reglementaire bepalingen die hun toepassing vinden in de architectenopdracht (Beyaert, 2012).

Bijkomend wordt binnen het takenpakket van de architect beschouwd dat hij verplicht is tot het informeren van de bouwheer wanneer de necessiteit ontstaat om een ingenieur te raadplegen voor een bepaalde studie, ontwerp of advies. Wanneer de architect deze meldingsplicht niet eert en zodoende schade ontstaat dan zal hij volledig aansprakelijk zijn zowel voor de conceptiefout als voor de uitvoering van de werkzaamheden dewelke tot het specialisatiegebied behoren. De architect heeft dus belang bij het aanwenden van een ingenieur wanneer het noodzakelijk is (Burgerlijke Rechtbank, 2011). In de praktijk zullen veelal kleinere architectenbureaus een ingenieur inzetten opdat hun technische kennis niet ver genoeg reikt om bepaalde plannen, studies en berekeningen uit te voeren.

3.1.3.2 Controleplicht

De architect wordt gezien als onafhankelijk specialist ter controle van de deugdelijkheid. Aldus heeft hij een controleplicht zowel op de uitvoering in situ als voor studies, detailplannen en andere documenten. De controle kan gebeuren op de handelingen van de aannemer alsook op de bijdrage van een ingenieur of studiebureau.

64 Controle op de aannemer

De architect moet de aannemer van de werken controleren om een gebrekkige uitvoering tegen te gaan. De verplichting houdt in dat prestaties van de aannemer dewelke niet overeenstemmen met het bestek of de regels der kunst geweigerd worden en bijgevolg worden hersteld of vervangen. Hieromtrent is de aanwezigheid van de architect op de werf belangrijk opdat slecht uitgevoerde werken tijdig kunnen ontdekt worden. Desondanks mag de controletaak van de architect niet aanzien worden als een verplichting om permanent toezicht te houden. Hij kan echter enkel vaststellingen doen wanneer hij ter plekke aanwezig is. De architect wordt verwacht om op regelmatige tijdstippen werfbezoeken te organiseren. Hij stelt telkens een verslag op van het werfbezoek waarbij de heersende toestand van de uitvoeringsfase besproken en aangevuld wordt door zijn opmerkingen en genomen beslissingen. Bijkomend moet de architect ook controleren voorafgaand aan de uitvoering van de werken. Hij kan bijvoorbeeld de aannemer aansturen tot het maken van uitvoeringsdetails dewelke hij vervolgens naziet en bijstuurt. Dergelijke maatregelen moet de architect nemen op basis van de te verwachten moeilijkheidsgraad voor een bepaalde uitvoering. De architect dient ook aangewende materialen en hun mogelijke gebreken na te kijken om te voorkomen dat ze tijdens de uitvoering zouden gebruikt worden. Aldus wordt de architect in een actieve rol geduwd omtrent zijn controleplicht. Hij handelt zoals het een goede architect betaamt mits inachtname dat hij beschikt over de vermoede bekwaamheid, kennis der moeilijkheden en informatie van de uitvoering door de aannemer (Grouwels, 2015).

Controle op de ingenieur

Specifieke studies of berekeningen kunnen zowel aan een architectenopdracht als een ingenieursopdracht toebehoren. In beide situaties is de architect steeds verantwoordelijk voor de conceptuele coördinatie van de studies. Zodoende is hij verplicht om studies door specialisten te controleren en daaropvolgend gebreken in het kader van zijn te verwachten professionele kennis op te merken. De ingenieur zelf en zijn verhouding tegenover de andere partijen wordt gekaderd verderop in hoofdstuk 4 van deze masterscriptie (Burgerlijke Rechtbank, 2011).

3.1.3.3 Coördinatie- en bijstandsplicht

De architect moet fungeren als partner van de bouwheer. Dergelijke rol luidt zijn laatste verbintenis in, zijnde de coördinatie- en bijstandsplicht. Ten eerste wordt van de ontwerper verwacht dat hij de betrokken aannemer(s) voorziet van de nodige richtlijnen omtrent de artistieke en technische aspecten van het bouwwerk. Aldus kan de coördinatie van de werf opgenomen zijn als een verplichting in de architectenovereenkomst. Vervolgens moet de architect vanuit zijn bijstandsplicht tegemoet zien dat de bouwheer geïnformeerd is over de

65 kosten en moeilijkheden van desbetreffend bouwproject. Hij zal daaropvolgend ook raadgeven omtrent voorkomende problemen en helpen bij het maken van de keuze voor materialen. Alsmede wordt deze verantwoordelijkheid bekrachtigt door art. 22 van het Reglement van Beroepsplichten. De wetgever voorziet hiermee de verplichting van de architect om zijn opdrachtgever bij te staan in de keuze van de aannemer opdat de bouwheer zou genieten van de beste voorwaarden in prijs en kwaliteit. Aanvullend vermeld het Energiedecreet ook dat de architect bij deze toewijzingsprocedure ertoe gehouden is om elke gecontracteerde aannemer te voorzien van de beschikbare gegevens om de EPB-eisen te behalen (Vlaamse Regering, 2009). Als sluitstuk op de bijstandsplicht van de architect moet hij zijn bouwheer bijstaan tijdens het maken van een keuze tussen de gunning of de weigering van een bepaalde oplevering (Beyaert, 2012).

3.1.3.4 Kwalificatie van de verbintenissen

Tot slot moet het karakter van de opgenomen verbintenissen worden geschetst alvorens de contractuele aansprakelijkheid van de architect kan worden geanalyseerd. De architectenovereenkomst wordt gezien als een aannemingscontract en kan zodoende middelen- en/of resultaatsverbintenissen bevatten. Het onderscheid tussen beide soorten is van aanzienlijk belang voor de aansprakelijkheid van de architect. Immers insinueert een resultaatsverbintenis dat de ontwerper aansprakelijk is vanaf een vooropgesteld resultaat niet behaald wordt tenzij hij kan aantonen dat dergelijke tekortkoming te wijten is aan overmacht. Daartegenover is de architect bij een middelenverbintenis slechts gehouden tot het leveren van de nodige inspanningen alsmede tot het aanbrengen van kennis, zorgen en moeite om de vooropgestelde prestaties te voltooien. Hij is in zulk geval enkel contractueel aansprakelijk voor fouten dewelke voortkomen uit gedrag dat niet overeenstemt met dat van een normaal en zorgvuldig architect.

De conceptie- of ontwerpopdracht van de architect is in beginsel een middelen- of inspanningsverbintenis. Immers is de verschillende wijze waarop de plannen ontworpen kunnen worden onbegrensd. Verder is ook de controleopdracht een middelenverbintenis opdat van de architect niet kan verwacht worden dat hij continue aanwezig is op de werf. Gevolglijk kan hij niet garant staan voor de perfecte uitvoering van werken. Uiteindelijk betreft de bijstandsplicht ook een middelenverbintenis en kan geconstateerd worden dat alle voorgaande plichten van de architect een middelenverbintenis omvatten. Bijgevolg zal de bouwheer, dewelke schade lijdt door een inbreuk vanwege de architect op dergelijke middelenverbintenissen, de architect aansprakelijk kunnen stellen door bewijs te leveren dat de laatstgenoemde niet voldoende inspanningen leverde die verwacht mogen worden van een normaal voorzichtig en redelijk architect. Desalniettemin bevat de architectenopdracht binnen de conceptietaak ook resultaatsverbintenissen omtrent de essentiële elementen van het ontwerp, bijvoorbeeld voor thermische isolatie. Veelal zullen dergelijke elementen voortkomen

66 uit wettelijke of reglementaire bepalingen alsook uit de regels der kunst die eigen zijn aan het beroep van architect. In zulke gevallen dient de bouwheer slechts bewijs te leveren dat het ontwerp van de architect niet voldoet aan de eisen om hem contractueel aansprakelijk te stellen (Beyaert, 2012).

Zowel de voorgaande middelen- als resultaatsverbintenissen uit de architectenovereenkomst zullen in specifieke omstandigheden betrekking hebben op het nakomen van eisen uit de energieprestatieregelgeving. Bijgevolg kunnen tekortkomingen desgevallend leiden tot de contractuele aansprakelijkheid van de architect wegens het niet naleven van de EPB- regelgeving.