• No results found

4.1 Het ingenieurscontract

4.2.2 Contractuele wanprestaties

4.2.2.1 Conceptiefouten

Algemene situering

Allereerst kan de ingenieur verantwoordelijk zijn voor het leveren van een conceptuele bijdrage wanneer hij opdracht krijgt om specifieke studies op te stellen alsook bijhorende berekeningen en plannen te verrichten. In het geval hij rechtstreeks contracteert met de bouwheer kan zijn conceptuele opdracht mede aangevuld worden met taken als het bijstaan van de bouwheer in de opmaak van plannen, lastenboeken, haalbaarheidsstudies,…enzovoort. Indien de ingenieur hieromtrent tekortkomingen begaat, zal hij aansprakelijk zijn voor conceptiefouten (Beyaert, 2007).

84 Deze verantwoordelijkheid van de ingenieur is vrij recent actief binnen de rechtspraak. Alvorens het arrest van 3 maart 1978 door het Hof van Cassatie was de algemene strekking binnen de jurisprudentie dat de architect solitair aansprakelijk was voor conceptiefouten vanwege specialisten waarop hij beroep deed in onderaanneming (Hof van Cassatie, 1978). Sindsdien beaamt de leer van het Hof van Cassatie een aansprakelijkheidsinperking van de architect dewelke des te meer geldt indien de ingenieur contractueel als rechtstreeks dienstverlener van de bouwheer optreedt. Desalniettemin is de ingenieur-specialist in het algemeen qua conceptiefouten nog steeds beperkter aansprakelijk dan de architect. De volgende bevindingen schetsen waarom dergelijke redenering wordt ingenomen (Burgerlijke Rechtbank, 2011).

1. De architect blijft vanuit zijn controletaak verantwoordelijk voor het niet ontdekken van fouten en gebreken in de studies uitgevoerd door specialisten zijnde ingenieurs of studiebureaus. Wel moet gezegd worden dat bij het voorkomen van een vergissing door een ingenieur, de architect slechts contractueel aansprakelijk zal zijn indien de tekortkoming van de specialist zulke hoedanigheid betreft opdat de architect, gekaderd binnen zijn te verwachten professionele kennis, dergelijke fout had kunnen ontdekken (Burgerlijke Rechtbank, 2011).

2. De ingenieur kan niet verantwoordelijk worden geacht voor conceptiefouten die hun oorzaak vinden in de onjuistheid van extern geleverde gegevens waarop de ingenieur zich baseert. Zodoende is hij niet schuldig voor schade die volgt uit het afleveren van gebrekkige studies wanneer incorrecte gegevens op de algemene plannen van de architect of foutieve data uit proeven door derden oorzakelijk zijn daarvoor. Opgemerkt dient te worden dat het voorgaande slechts geldt indien de ingenieur in casu geen controlefunctie opneemt tijdens de uitvoering van desbetreffende werken waarvoor de gebrekkige studie van toepassing is (Beyaert, 2007). 3. In een derde situatie kan de ingenieur opdracht krijgen om een bepaalde studie uit te voeren op een onderdeel van het woongebouw gevolgd door zijn technisch advies. Desgevallend ligt de verantwoordelijkheid bij de architect opdat de voorgestelde techniek correspondeert met het globale project. Vermits het ingenieurscontract niet expliciet aangeeft dat de ingenieur verantwoordelijk is voor de totaliteit van een bepaald technische aspect van het bouwproject, is hij niet aansprakelijk voor dergelijke conceptieplicht (Burgerlijke Rechtbank, 1979).

Invloed van de energieprestatieregelgeving

De ingenieur kan aangewend worden om EPB gerelateerde concepten uit te werken door middel van zijn gespecialiseerde kennis en bekwaamheid. Derhalve kan de energieprestatieregelgeving een invloed hebben op de aansprakelijkheid van de ingenieur indien hij de technische normering dewelke verband houdt met EPB-eisen teniet doet. Immers wordt van de ingenieur een hoge specialisatiegraad verwacht, gevolglijk wordt aangenomen dat hij de impact van zijn conceptiekeuzes kent voor de energieprestaties van een gebouw.

85 Net zoals bij de architect geldt dezelfde opmerking omtrent het belang van een goede samenwerking met de EPB-verslaggever in de praktijk. De verslaggever baseert immers de energetische stand van zaken in zijn EPB-rapport mede aan de hand van verworven gegevens uit de opgestelde conceptiedocumenten vanwege de ingenieur. Veelal zal beroep gedaan worden op een ingenieur of studiebureau voor het realiseren van complexere conceptietaken. Hierbij is het uitzetten van ontwerpen en studies voor technische installaties van gebouwen een klassieke taak dewelke relevant is voor de energieprestatieregelgeving.

Om de invloed van de EPB-regelgeving praktisch te behandelen wordt hieronder de contractuele aansprakelijkheid van de ingenieur omtrent conceptiefouten toegelicht aan de hand van een voorbeeldcasus. Het betreft een fictieve situatie waarbij de bouwheer een architect aanstelt voor het ontwerp van de plannen alsmede een aanwezige ingenieur instaat voor de uitwerking van een ventilatieconcept. De analyse van de voorbeeldcasus start met een situatieschets gevolgd door de afweging tussen de aansprakelijkheid van de ingenieur en architect onder de specifieke omstandigheden.

Zodoende kan de ingenieur contracteren met de bouwheer over het leveren van een ventilatiestudie met aansluitend een advies over de dimensionering en praktische uitwerking. De ingenieur moet hierbij rekening houden met de bindende bepalingen uit bijlage IX van het Energiebesluit en de daarin geïmplementeerde technische norm NBN D50-001. Aldus zal hij een ventilatieconcept uitwerken waarbij de luchttoevoer en -afvoer van elke residentiële ruimte gedimensioneerd wordt opdat de minimale luchtdebieten uit de technische norm NBN D50- 001 zouden nageleefd worden (Vlaamse Regering, 2010). Stel nu dat de ingenieur in overleg met de bouwheer kiest voor ventilatieconcept type D met zowel mechanische luchttoevoer als -afvoer. Op die manier kunnen de vereiste luchtdebieten nauwgezet worden geregeld alsook zorgt het ventilatiesysteem voor een verminderde kans op oververhitting. Het tweede blijkt echter nodig omdat de oververhittingsindicator van het gebouw dicht tegen de maximale toegestane waarde ligt doordat de architect gebruik maakt van grote glasoppervlaktes in zijn definitief ontwerp. Bijkomend wil de bouwheer energie besparen en wenst hij dat de ingenieur gebruik maakt van vraaggestuurde ventilatie. Zoals het een goed ingenieur betaamt, is hij zich ervan bewust dat dergelijk systeem ingerekend wordt in de EPB-software als een meerwaarde op de oververhittingsindicator van de woonst doordat niet de ganse nacht geventileerd wordt. Maar uit zijn studie maakt hij op dat de oververhitting nog net zal voldoen aan de bepalingen uit de EPB-eisen (Energiebewust ontwerpen, z.d.).

Stel nu dat de thermische massa van desbetreffend woongebouw een bepaalde capaciteit omvat om de opwarming van de woning te vertragen. Vervolgens blijkt dat het vermogen van de thermische massa aanzienlijk daalt door de aanwezigheid van ingebouwde kastwanden waardoor de structuur van het gebouw minder mogelijkheid krijgt om aanwezig warmte op te nemen (Energiebewust ontwerpen, z.d.). Daaropvolgend wordt de kleine marge op de

86 maximale toegestane oververhitting overstegen. Aldus zal de bouwheer van de nieuwbouwwoonst een sanctie opgelegd kunnen krijgen door het VEA voor de inbreuk op het risico op oververhitting conform art. 13.4.6 (§1,3°) uit het Energiedecreet (Vlaamse Regering, 2009). Om te achterhalen op welke partij de bouwheer dergelijke geldboete zal kunnen verhalen, wordt de aansprakelijkheidsanalyse omtrent de conceptiefout bekeken aan de hand van de eerste twee situaties zoals besproken bij de voormelde algemene situering.

1. De architect verschafte de ingenieur-ventilatie van de nodige en correcte uitvoeringsplannen met bijhorende documenten waaruit de implementatie van de kastwanden duidelijk kon opgemaakt worden. Vervolgens beging de ingenieur een conceptiefout tijdens het opmaken van zijn ventilatiestudie waardoor een tekortkoming werd begaan tegen de oververhittingseis gesteld aan de woonst. Desondanks is in beginsel de architect met zijn controleplicht aansprakelijk voor de conceptiefout door de ingenieur. Echter mijn inziens zal de architect in deze specifieke situatie niet verantwoordelijk zijn voor de tekortkoming tegen een EPB-eis. Immers moet dergelijke verantwoordelijkheid gekaderd worden binnen de professionele kennis van desbetreffende architect alsook zijn te verwachten bekwaamheid om de conceptiefout tegen een oververhittingseis te filteren uit de ventilatiestudie van de ingenieur. Daarenboven werd in paragraaf 3.1.3.1 beduidt dat de architect verplicht is om beroep te doen op een studiebureau of ingenieur wanneer de necessiteit ontstaat om een ingenieur te raadplegen voor een bepaalde studie, ontwerp of advies (Burgerlijke Rechtbank, 2011). Desgevallend zou het contradictorisch zijn om een architect of kleinschalig architectenbureau aansprakelijk te stellen voor de conceptiefout van een ingenieur diegene tegenwoordig is net omdat de ontwerper niet beschikt over de nodige expertise. Aanvullend blijft het ook mogelijk voor de architect om zich te exonereren van zijn verplichtingen omtrent technische studies buiten zijn bevoegdheid (Beyaert, 2007).

2. In een tweede geval wordt de veronderstelling gemaakt dat de kastwanden niet aangeduid stonden op de uitvoeringsplannen van de architect. De onvolledigheid van de plannen wakkert de redenering aan dat de gebrekkige ventilatiestudie van de ingenieur slechts plaatsvond omdat hij geen kennis kon nemen over de toepassing van dergelijke kasten. Zodoende is de architect aansprakelijk voor de tekortkoming met betrekking op de EPB-eis voor oververhitting. Hij beging een conceptiefout door de onvolledigheid van zijn plannen (Beyaert, 2007).