• No results found

2.1 De aannemingsovereenkomst

2.1.3 Verbintenissen van beide partijen

2.1.3.3 kwalificatie van de verbintenissen

Ten slotte is het noodzakelijk om in te gaan op de juiste kwalificatie van de verbintenis tussen aannemer en bouwheer. Dit is van groot belang voor de vaststelling van de eventuele wanprestatie. Deze kwalificatie van de verschillende verbintenissen hangt af van de wil van de partijen.

Uitgangspunt: middelenverbintenis

In de literatuur wordt ervan uitgegaan dat het bezorgen van een te bouwen bouwwerk geen enkele, algemene resultaatsverbintenis inhoudt van de aannemer. De aannemer zal normaal gezien zowel inspannings- als resultaatsverbintenissen op zich nemen. Indien de aansprakelijkheid van de aannemer in het gedrang zou komen, is het aan de rechter om na te gaan of een betrokken verbintenis een inspannings- dan wel een resultaatsverbintenis is (Busscher, 2016). Daarbij kan rekening worden gehouden met de aard en de moeilijkheidsgraad van het werk, het risico dat de aannemer loopt, de courantheid en de bekendheid van de aan te wenden technieken,… (Rechtbank van koophandel, 1989).

Bij een middelenverbintenis is er enkel sprake van een contractuele wanprestatie wanneer er bewezen wordt dat de schuldenaar niet de nodige zorg heeft besteed aan de uitvoering van de verbintenis. De bewijslast is dan ook zwaarder dan wanneer er sprake is van een resultaatsverbintenis.

Uitzondering: resultaatsverbintenis

Niettemin kan het voorvallen dat de aannemingsovereenkomst een resultaatsverbintenis inhoudt. Dit is echter veelal het geval voor specifieke werken. Van een gespecialiseerd aannemer kan immers sneller worden verwacht dat deze zich tot een resultaatsverbintenis zou engageren.

In geval van een resultaatsverbintenis is het immers enkel vereist aan te tonen dat het beloofde resultaat niet werd bereikt. De schuldenaar – de aannemer – kan zich in dat geval enkel bevrijden in geval van overmacht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer blijkt dat, ten tijde van de werken, de stand van de wetenschap niet toeliet aan de aannemer om kennis te hebben van de mogelijke problemen met de gehanteerde werkwijze (Burssens, 2019).

34

2.2 Contractuele Aansprakelijkheid

Naast een schets van de juridische verhouding tussen opdrachtgever en aannemer, is het van belang te onderzoeken op welke wijze de aannemer mogelijks aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. Zo wordt de gehele, gedeeltelijke niet-nakoming of te late nakoming van een overeenkomst die is toe te wijten aan de schuld van de in gebreke blijvende schuldenaar, zijnde de aannemer of iemand voor wie hij moet instaan, gezien als een contractuele wanprestatie. De aannemer kan hierbij enkel contractueel aansprakelijk worden gesteld wanneer de schade in het nadeel van de bouwheer een noodzakelijk gevolg is van deze wanprestatie (art. 1151 BW.). Aldus kunnen uitvoeringsagenten voor zover zij betrokken waren bij de uitvoering, verantwoordelijk zijn voor de fout die oorzakelijk verband houdt met desbetreffende wanprestatie van de aannemer (De Boeck, 2008).

De aannemer kan verscheidene contractuele wanprestaties teweegbrengen tijdens het uitvoeren van werken. In deze verhandeling worden enkele van de mogelijke wanprestaties nader bekeken opdat zij rechtstreeks kunnen volgen uit de energieprestatieregelgeving. Zo is uit het eerste hoofdstuk van deze literatuurstudie gebleken dat een bouwheer kan worden beboet door het Vlaams Energieagentschap omdat zijn woning tekort schiet in het opvolgen van de vooropgestelde EPB-eisen. De bouwheer zal als reactie hierop pogen om de foutaansprakelijkheid inzake de gefaalde EPB-normen door te schuiven naar de aannemer. Opdat de contractuele aansprakelijkheid bij de aannemer zou kunnen komen te liggen, moet het indruisen tegen een bepaalde EPB-norm te wijten zijn aan een wanprestatie binnen de aannemingsovereenkomst.

Eerst zal in worden gegaan op de aansprakelijkheid van de aannemer die kan ontstaan tot de aanvaarding van de werken door de bouwheer. Daarbij worden de mogelijke contractuele wanprestaties die verband houden met inbreuken op technische normen besproken. Dit omvat wanprestaties inzake de uitvoeringsmethode, gevolgd door zijn informatieplicht naar de bouwheer toe en het belang van materialen, alsook de aansprakelijkheid voor ondergeschikten. Kenmerkend voor de aannemingsovereenkomst is evenwel dat de contractuele aansprakelijkheid van de aannemer niet eindigt bij de aanvaarding van de werken. Zo blijft de aannemer aansprakelijk door de toepassing van tienjarige aansprakelijkheid en aansprakelijkheid voor lichte verborgen gebreken. Ten slotte wordt er nog aandacht geschonken aan de situatie waarbij de aansprakelijkheid van de aannemer is gelieerd aan eventuele wanprestaties van andere actoren binnen het bouwproces, de zogenaamde aansprakelijkheid in solidum.

35

2.2.1 Niet-Uitvoering

2.2.1.1 Algemeen toepassingsgebied

In de eerste plaats is de aannemer verantwoordelijk voor fouten in de uitvoering. Enerzijds is de aannemer gehouden tot het uitvoeren van werken volgens de regels der kunst betreffende de aannemerij. Anderzijds is hij verbonden aan de bepalingen uit de plannen en het bestek. De ‘niet-uitvoering’ als contractuele wanprestatie wordt vervolgens tweedelig opgesplitst in ‘niet-correcte’ en ‘niet-conforme’ uitvoering.

2.2.1.2 Niet-correcte uitvoering

Algemene situering

De aannemer is niet uitsluitend gehouden tot hetgeen uitdrukkelijk werd overeengekomen, maar moet de werken ook uitvoeren volgens de regels van de kunst (Deketelaere ea., 2013). De aannemer wordt zodoende geacht over de nodige vakkundige kennis te beschikken om hetgeen waarover hij gecontracteerd heeft met de bouwheer zelfstandig en naar behoren uit te kunnen voeren. Aldus moet hij werken volgens de regels der kunst van de aannemerij om de bepalingen uit de plannen en het bestek te realiseren. De regels der kunst worden omschreven als het geheel van kennis en zorgzaamheid eigen aan het beroep van aannemer en volgens de stand van de wetenschap. Bijgevolg moet hij de voorschriften respecteren voortkomend uit de meest gebruikte bestekken, geldende of gebruikelijke technische normen opgesteld door officiële instanties en publicaties van beroepsverenigingen en wetenschappelijke opzoekingscentra (Ver Berne, 2002).

Aldus zal het niet-naleven van de regels der kunst en de bijhorende technische normen een invloed hebben op de verplichtingen in hoofde van de aannemer. Dergelijke redenering kan doorgetrokken worden naar de contractuele aansprakelijkheid van de aannemer inzake de energieprestatieregelgeving voor nieuwe woongebouwen. De regelgeving impliceert immers EPB-eisen dewelke beschouwd kunnen worden als technische normen op zich of als een resultaat van een of meerdere technische normen. Zodoende zullen tekortkomingen omtrent de uitvoering van dergelijke normen ervoor zorgen dat de aannemer contractueel aansprakelijk kan gesteld worden voor fouten tegen bepalingen uit het Energiedecreet en -besluit.

De technische norm en zijn juridische draagwijdte

Vermits de EPB-eisen vergeleken worden met technische normen dient allereerst het begrip ‘technische norm’ te worden gedefinieerd. Aanvankelijk werd deze term in de zogenaamde Normalisatiewet omschreven als een technische specificatie die door een erkende normalisatie-instelling met het oog op een herhaalde en voortdurende toepassing is goedgekeurd en waarvan de inachtneming niet verplicht is (Koninklijk Besluit, 2003).

36 Tegenwoordig dient voor wat betreft de inhoud van de regels der kunst te worden verwezen naar de officiële normen in de zin van “boek VIII: Kwaliteit van producten en diensten” uit het Wetboek van economisch recht. Dergelijke verhandeling kwam in de plaats van de Normalisatiewet (Belgisch Staatsblad, 2013). Het eerste lid van artikel 1, 2° uit Richtlijn 98/34/EG vult de definitie aan door een technische specificatie te omschrijven als: “een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, zoals kwaliteitsniveau, prestaties, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake verkoopbenaming, terminologie, symbolen, beproeving en beproevingsmethoden, verpakking, het merken of etiketteren, en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures” (Europees Parlement en de Raad, 1998).

Aanvullend wordt bemerkt dat een technische norm geen rechtsnorm is. Deze normen geven immers de regels van goed vakmanschap weer die, op het ogenblik dat ze worden aangenomen, gelden voor een bepaald product, een bepaalde werkwijze of een bepaalde dienst. Daarbij kan voor de uitvoering volgens de regels van de kunst ook worden verwezen naar de technische voorschriften van private onderzoekscentra zoals het WTCB. Technische voorschriften uit dergelijke wetenschappelijke opzoekingscentra worden niet als normeringen gezien. Desondanks kan het niet naleven van hun bepalingen wel ingaan tegen de regels der kunst met een risico op aansprakelijk tot gevolg. Het naleven van technische normen door een aannemer is aldus in beginsel niet verplicht. Echter worden dergelijke normen wel bindend wanneer ze opgelegd worden door wetgeving of indien ze deel uitmaken van een overeenkomst (zie infra 2.2.1.3). Maar zelfs al wordt een technische norm niet rechtstreeks opgenomen in een aannemingscontract dan kan zij alsnog haar gedwongen toepassing opdringen. Vanaf het moment dat een technische norm wordt aangenomen, zal zij deel uitmaken van de regels der kunst voor goed vakmanschap (Koninklijk Besluit, 2003, art. 3). De regels der kunst vullen de overeengekomen werken en uitvoeringswijze aan maar vervangen deze niet, behoudens indien de partijen dit uitdrukkelijk zouden overeenkomen. De aannemer kan derhalve aansprakelijk worden gesteld voor het afwijken van de regels der kunst en de technische normen die dergelijke verwachting impliceren zonder rechtstreeks opgenomen te hoeven zijn in een aannemingsovereenkomst. Indien een juridisch geschil voortvloeit uit de niet-nakoming van deze verplichting door de aannemer, moet een bevoegd rechter concluderen met een vaststaand feit opdat de overtreding van een technische norm is toe te schrijven aan de onbekwaamheid van de aannemer om zijn werken uit te voeren zoals van een voorzichtig en redelijk aannemer in dezelfde omstandigheden mag worden verwacht. Desalniettemin zal de strikte naleving van technische normen de aannemer niet automatisch ontslaan van zijn aansprakelijkheid wanneer welbepaalde omstandigheden vereisen dat hij verder gaat dan het louter naleven. Doch kan de aannemer aansprakelijk worden gesteld voor technische normen voortkomend uit de regels der kunst waarvan algemeen bekend is dat zij

37 niet of niet meer voldoen aan de stand van de wetenschap. Bijvoorbeeld wanneer het Bureau voor Normalisatie achter komt op een algemeen aangenomen technisch voorschrift dat beschreven wordt door het WTCB of de publicaties van Bouwunie. De aannemer heeft zodoende de verplichting om zichzelf ‘up to date’ te houden omtrent de regels der kunst, zelfs wanneer zij nog niet zijn gepubliceerd door een erkend normalisatiebureau (Stijns, 2008). Invloed van de energieprestatieregelgeving

Aldus komt de niet-correcte uitvoering van bepaalde werken door de aannemer voort uit tekortkomingen tegen de regels der kunst. Aangezien het niet-naleven van technische normen hiervan deel uitmaakt, zal een aannemer die inbreuk doet op de regels der kunst in specifieke omstandigheden aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het schenden van een EPB-eis. Om meer praktisch inzicht te verwerven in de materie wordt een voorbeeld aangehaald voor de analyse van deze contractuele wanprestatie. Het gaat om art. 13.4.6 (§1,1°) van het Energiedecreet. Desbetreffend artikel bevat een strafbeding ten nadele van de bouwheer omtrent de thermische isolatiecapaciteit van constructie-elementen. De aangifteplichtige of bouwheer moet hierbij 60 euro per afwijking van 1 W/K op de warmtedoorgangscoefficiënt inzake thermische isolatie van constructie-elementen betalen aan het VEA. De afwijking wordt bepaald volgens bijlage 1.1.1 toegevoegd bij het Energiedecreet (Vlaams Parlement, 2009). Langs deze weg kan de energieprestatieregelgeving via de bouwheer invloed uitoefenen op de aansprakelijkheid van de aannemer wegens niet-correcte uitvoering.

Een hypothetische situatie kan beschouwd worden waarbij een aannemer een nieuw woongebouw verricht voor een bouwheer. De nieuw opgerichte woonst bevat in de keuken, die behoort tot het beschermd volume, een constructie-element zijnde een buitenmuur met

oppervlakte van 20 m2. Wanneer we desbetreffende omstandigheden bekijken volgens bijlage

VII van het Energiebesluit, kan voor woongebouwen met een omgevingsvergunningsaanvraag vanaf 1 januari 2018 geconstateerd worden dat de U-waarde per oppervlakte-eenheid

maximaal 0,24 W/m2K mag bedragen (Vlaamse Regering, 2010). Voormelde EPB-eis wordt

gezien als de technische norm waaraan de aannemer moet voldoen. Vervolgens blijkt uit de correcte EPB-aangifte van de EPB-verslaggever dat dergelijk constructie-element een

warmtedoorgangscoefficiënt van 0,49 W/m2K bedraagt. In combinatie met de analytische

formulering uit bijlage 1.1.1 van het Energiedecreet, kan de afwijking die geldt bij de sanctie uit art. 13.4.6 (§1, 1°) vanwege het Vlaams Energieagentschap tegen de bouwheer berekend worden aan de hand van volgende formule (Vlaams Parlement, 2009):

(𝑈𝑎𝑎𝑛𝑔𝑖𝑓𝑡𝑒− 𝑈𝑒𝑖𝑠) × 𝐴𝑎𝑎𝑛𝑔𝑖𝑓𝑡𝑒 = (0,49 𝑊/𝑚2𝐾 − 0,24 𝑊/𝑚2𝐾) × 20𝑚2= 5 𝑊/𝐾

De formule levert voor het voorbeeld een afwijking van 5 W/K, wat overeenkomt met een geldboete van 300 Euro tegen de bouwheer ondanks het feit dat hij als leek en opdrachtgever geen enkele schuld treft bij de slechte uitvoering van de buitenmuur. De bouwheer mag

38 verwachten dat zijn medecontractant, de aannemer, volgens de regels der kunst en ter goede trouw desbetreffend constructie-element kan uitvoeren. Bovendien kan de aannemer steeds beroep doen op de hulp van verenigingen voor aannemers. Zo bevat de website van Bouwunie een ‘U-waarde tool’. Het betreft een geprepareerd Excelbestand waarmee elke aangesloten aannemer de U-waarde van een buitenmuur kan laten berekenen volgens de samenstelling die hij wil of moet gebruiken (Bouwunie, z.d.-b). De aannemer die een gelijkaardige fout maakt als beschreven in het voorbeeld zal vervolgens contractueel aansprakelijk zijn voor het niet- correct uitvoeren van de buitenmuur ten aanzien van de EPB-eis omtrent thermische isolatie opgedrongen als technische norm dewelke tot de regels der kunst behoort voor het uitvoeren van dergelijke buitenmuren.

Tot slot zal de bouwheer een schadevergoeding wegens de contractuele wanprestatie verwachten. Echter de niet-uitvoering van een verbintenis geeft de opdrachtgever niet automatisch recht op een schadevergoeding evenwel wanneer de niet-uitvoering te wijten is aan een fout van de aannemer. Het heeft wel de totstandkoming van een gedwongen uitvoering tot gevolg waarbij gebruikelijk de uitvoering in natura voorkeur krijgt op een schadevergoeding. Bijgevolg zal bij een gedwongen uitvoering, een uitvoering in natura zowel bij verbintenissen om iets te doen als verbintenissen om iets niet te doen, eerst overwogen worden om het niet naleven van een contractuele bepaling te schikken. Desondanks zal het in veel gevallen niet mogelijk zijn om de schade in natura te bemiddelen alsmede zal de aannemer als schuldenaar gehouden zijn tot het vergoeden van de monetaire schade geleden door de aangifteplichtige ten gevolge van de administratieve sanctie vanwege het VEA. Het gevolg zal zijn dat de opdrachtgever aanspraak kan maken op een schadevergoeding (Burgerlijke Rechtbank, 1994).