• No results found

De ontwikkeling van het ziekteverzuim

In document Trendrapport vraag naar arbeid 2006 (pagina 130-134)

6 Arbeidsomstandigheden, verzuimbeleid, ziekteverzuim en uitstroom naar de WAO

6.3 De ontwikkeling van het ziekteverzuim

De hiervoor besproken maatregelen kunnen werkgevers helpen het ziekteverzuim in hun organisatie terug te dringen. Maar hoe staat het eigenlijk met de hoogte van het ziekteverzuim bij de werkgevers uit het OSA-panel en hoe heeft zich dat de afgelopen jaren ontwikkeld? In het begin van dit hoofdstuk is reeds vermeld dat het ziekteverzuim in Nederland volgens CBS-cijfers tussen 1997 en 2000 steeg, om vervolgens weer te dalen. Bij de werkgevers uit het OSA-vraagpanel is hetzelfde patroon te zien (zie Tabel 6.7). Volgens de OSA-cijfers ligt het ziekteverzuimpercentage in de totale economie in 2005 echter wat hoger dan volgens de CBS-cijfers (4,4 procent tegen 4,0 procent). De cijfers over 2003 laten wel een vergelijkbaar beeld zien (4,8 procent tegen 4,7 procent). Het CBS

onderschat echter naar eigen zeggen het landelijk verzuimpercentage in 2005 met ten minste 0,2 procentpunten, omdat het geen goede cijfers meer krijgt over een aantal deelsectoren van de economie, als gevolg van de liberalisering van de arbodienstverlening.32 De OSA-cijfers geven dus vermoedelijk momenteel een betere indicatie van het verzuimpercentage in de totale economie.33

De gegevens uit het OSA-panel laten ook zien dat het verzuimpercentage in de drie publieke sectoren (zorg en welzijn, overheid, onderwijs) en de overige

dienstverlening, die bestaat uit een mix van publieke en private bedrijven, in 1998 duidelijk hoger lag dan in de private sector. Bij drie van deze sectoren, namelijk zorg en welzijn, onderwijs en de overige dienstverlening, nam het verzuim-percentage na 2000 echter flink af, waardoor het in 2005 was gedaald tot ver

32 Het CBS berekent het verzuimpercentage aan de hand van verzuimgegevens verkregen van de arbodiensten en gegevens over het aantal verzekerden van UWV. Sinds 1 juli 2005 zijn bedrijven echter niet meer verplicht zich aan te sluiten bij een arbodienst, maar kunnen zij de arbodienst-verlening ook intern regelen. Dit heeft geleid tot een flinke, selectieve, daling van de respons in de sectoren landbouw en visserij, zorg en welzijn, onderwijs en financiële instellingen. Het

ziekteverzuim voor de totale economie is daarom exclusief deze sectoren (zie ook de toelichting op CBS Statline).

33 Wel ontbreken bij de OSA-gegevens over het verzuim in bedrijven met minder dan 5 werknemers. Ook kan bij de OSA-gegevens geen onderscheid worden gemaakt tussen het ziekteverzuimpercentage inclusief personen die één tot twee jaar ziek zijn, en exclusief personen die één tot twee jaar ziek zijn. Uit CBS-gegevens blijkt echter dat het meetellen van het verzuim van personen die één tot twee jaar ziek zijn het verzuimpercentage niet veel verhoogt.

onder het niveau van 1998. Hierdoor zijn de verschillen in verzuim van deze drie sectoren met de private sector afgenomen. Wel lag in zorg en welzijn het

verzuimpercentage in 2005 nog hoger dan het landelijk gemiddelde, maar in deze sector doen relatief veel werknemers lichamelijk en/of geestelijk zwaar werk. Dit kan het verzuim verhogen. In de derde deelsector van de publieke sector, de overheid, daalde het verzuim na 2000 eveneens, maar minder sterk dan in de andere deelsectoren van de publieke sector. Het verzuim bij de overheid ligt daardoor nog steeds hoger dan het landelijk gemiddelde, ondanks het feit dat de werkomstandigheden niet ongunstiger zijn (zie paragraaf 6.1). De hoge prioriteit die overheidswerkgevers geven aan procedures voor ziekmeldingen en het bevorderen van een snelle werkhervatting lijkt dus nog niet voldoende vrucht te hebben afgeworpen. De hoge prioriteit geeft echter ook aan dat ze er nog steeds veel aandacht aan besteden.

Tabel 6.7: Ziekteverzuim (exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof) naar sector en bedrijfsgrootte, 1998-2005

Ziekteverzuim (in procenten)

1998 2000 2003 2005

Procentpunten verschil 1998 vs 2005

Totale economie 5,5 6,0 4,8 4,4 -1,1

Industrie en landbouw 5,1 6,6 5,9 5,3 0,2

Bouwnijverheid 5,2 5,5 4,3 5,0 -0,2

Handel, horeca en reparatie 4,2 4,3 3,3 3,3 -0,9

Transport 4,7 4,8 4,9 4,7 0

Zakelijke dienstverlening 4,6 5,6 4,0 3,9 -0,7

Zorg en welzijn 7,4 7,8 6,0 5,2 -2,2

Overige dienstverlening 5,8 5,9 5,3 4,1 -1,7

Overheid 5,8 6,1 5,8 5,3 -0,5

Onderwijs 5,8 6,7 5,0 4,1 -1,7

5-9 werknemers 1,8 2,7 2,6 2,8 1,0

10-19 werknemers 3,6 4,6 3,1 3,5 -0,1

20-49 werknemers 4,5 5,2 4,0 4,0 -0,5

50-99 werknemers 5,3 5,3 4,7 4,5 -0,8

100-499 werknemers 6,2 6,8 5,8 5,1 -1,1

500 en meer werknemers 6,8 7,3 6,3 5,5 -1,3

In de private sector daalde het verzuim na 2000 eveneens. Daar ligt het verzuim nu op (industrie en landbouw, bouw, transport) of iets onder (handel, horeca en reparatie, zakelijke dienstverlening) het niveau van 1998.

Ziekteverzuim en ontwikkeling van de economische situatie

Er wordt vaak verondersteld dat werknemers zich in economisch slechte tijden niet zo gemakkelijk ziek durven melden uit angst dat een negatieve beeldvorming hen parten gaat spelen bij een eventuele inkrimping van het personeelsbestand. De afname van het ziekteverzuim in de afgelopen jaren zou dus niet alleen het gevolg kunnen zijn van de wijzigingen in de wetgeving en wijzigingen in het

verzuimbeleid van organisaties, maar ook deels veroorzaakt kunnen zijn door de verslechtering van de economische situatie. Tabel 6.8 laat zien dat er inderdaad een samenhang is tussen de hoogte van het ziekteverzuim en het wel of niet afnemen van de werkgelegenheid in een organisatie. Organisaties waarin de omvang van het personeelsbestand de afgelopen twee jaar is ingekrompen door middel van gedwongen ontslagen hebben een lager verzuimpercentage dan organisaties zonder inkrimping van het personeelsbestand. Werknemers durven zich dus vermoedelijk inderdaad niet zo snel ziek te melden als hun baan mogelijk op de tocht staat. Het ziekteverzuim is overigens het hoogst in organisaties waar de werkgelegenheid is ingekrompen zonder gedwongen ontslagen. Een mogelijke reden hiervoor is dat de gezondste werknemers het gemakkelijkst elders werk kunnen vinden, en dus wellicht het snelst op eigen initiatief zullen vertrekken.

Tabel 6.8: Ziekteverzuim excl. zwangerschapsverlof in organisatie met en zonder inkrimping van het personeelsbestand in de afgelopen twee jaar

Ziekteverzuimpercentage excl.

zwangerschapsverlof Geen inkrimping van het

personeelsbestand de afgelopen twee jaar

4,4

Inkrimping zonder gedwongen ontslagen 4,8

Inkrimping met gedwongen ontslagen 4,2

6.3.1 Verzekering tegen loondoorbetaling bij ziekte

Nu de overheid de financiële risico’s van ziekte steeds meer bij de werkgever legt, kan het voor de werkgever in toenemende mate belangrijk zijn zich te verzekeren tegen de kosten van ziekte van het personeel. De werkgever moet vanaf januari 2004 immers niet alleen in het eerste, maar ook in het tweede ziektejaar van zijn werknemer het loon doorbetalen. De gegevens van het OSA-vraagpanel laten echter zien dat er alleen bij de overheid en de zakelijke dienstverlening sinds 2004 een tendens lijkt te zijn tot het vaker afsluiten van een verzekering tegen de kosten van loondoorbetaling bij ziekte (zie Tabel 6.9). In een aantal andere sectoren (zorg

en welzijn, onderwijs, handel/horeca/reparatie) en bij grote organisaties lijkt er juist wat minder vaak een verzekering te worden afgesloten. In de afweging tussen kosten en baten van een verzekering, durven deze werkgevers het nu kennelijk vaker aan geen verzekering af te sluiten. Mogelijk komt dit doordat het verzuim is gedaald.

Tabel 6.9: Percentage werkgevers dat zich heeft verzekerd tegen de kosten van loondoorbetaling bij ziekte

2004 2006

Totale economie 81 77

Industrie en landbouw 76 74

Bouwnijverheid 78 80

Handel, horeca en reparatie 89 82

Transport 81 82

Zakelijke dienstverlening 72 79

Zorg en welzijn 76 66

Overige dienstverlening 81 74

Overheid 36 44

Onderwijs 85 76

5-9 werknemers 88 89

10-19 werknemers 88 85

20-49 werknemers 77 69

50-99 werknemers 55 34

100-499 werknemers 28 27

500 en meer werknemers 25 15

Kleine organisaties hebben veel vaker een verzekering tegen de kosten van

loondoorbetaling afgesloten dan grote organisaties. Dit komt doordat de financiële risico’s van langdurige ziekte voor een kleine organisatie naar verhouding veel groter zijn dan in een grote organisatie. Als in een kleine organisatie van vijf personen één werknemer een jaar lang ziek is, dan leidt dat tot 20 procent minder capaciteit terwijl het loon wel moet worden doorbetaald. In die zin is het

verrassend dat toch nog zo’n tien procent van de kleinste organisaties geen verzekering afsluit. In een grote organisatie zal een capaciteitsvermindering van 20 procent door ziekte zich normaliter niet voordoen, omdat in een grote

organisatie de kans erg klein is dat 20 procent van de werknemers in hetzelfde jaar langdurig ziek is.

In document Trendrapport vraag naar arbeid 2006 (pagina 130-134)