• No results found

Het verzuim- en gezondheidsbeleid van werkgevers

In document Trendrapport vraag naar arbeid 2006 (pagina 126-130)

6 Arbeidsomstandigheden, verzuimbeleid, ziekteverzuim en uitstroom naar de WAO

6.2 Het verzuim- en gezondheidsbeleid van werkgevers

In het OSA-vraagpanel is de afgelopen meting een aantal extra vragen gesteld aan werkgevers over hun verzuim- en gezondheidsbeleid. Gevraagd is hoeveel

prioriteit men geeft aan een aantal belangrijke onderdelen die aan het verzuim- en gezondheidsbeleid van werkgevers kunnen worden onderscheiden: het stellen van duidelijke regels omtrent ziekmeldingen, het bevorderen van een snelle werk-hervatting van een werknemer die is uitgevallen, het zorgen voor een gezonde werkplek, en het bevorderen van een gezonde leefstijl van de werknemer.

Tabel 6.4: Percentage werkgevers dat een zeer hoge tot tamelijk hoge prioriteit geeft aan verschillende onderdelen van het verzuim- en gezondheidsbeleid, 2006

Stellen van

30 Bron: CBS Statline, Enquête Beroepsbevolking.

Bij twee van deze onderdelen, het zorgen voor een gezonde werkplek, en het bevorderen van een gezonde leefstijl, zijn aanvullende vragen gesteld over de maatregelen die de werkgever neemt. Uit de antwoorden (zie Tabel 6.4) blijkt dat zo’n tachtig tot negentig procent van de werkgevers een tamelijk hoge tot zeer hoge prioriteit geeft in het personeelsbeleid aan duidelijke regels omtrent ziekmelding, aan snelle werkhervatting, en aan het zorgen voor een gezonde werkplek. Werkgevers vinden dit daarmee belangrijker dan onderwerpen zoals arbeidsvoorwaarden, scholing, en werving en selectie (zie ter vergelijking

hoofdstuk 5). Het bevorderen van een gezonde leefstijl vinden werkgevers minder vaak van belang: ongeveer de helft van hen geeft hier een hoge prioriteit aan.

Vermoedelijk zien zij dit minder als hun verantwoordelijkheid.

De mate van prioriteit die aan de verschillende onderdelen van het verzuimbeleid worden toegekend, verschilt weinig tussen sectoren en grootteklassen. Wel geven grote organisaties vaker een hoge prioriteit aan duidelijke regels omtrent ziek-melding en snelle werkhervatting dan kleine organisaties. Mogelijk ligt dit aan het feit dat het verzuim in grote organisaties hoger is dan in kleine organisaties (zie ook paragraaf 6.3). Hierdoor is de noodzaak van aandacht voor ziekmeldingen en werkhervatting groter in grotere organisaties.

Werkgevers in de bouw, zorg en welzijn en de overheidssector geven eveneens vaker dan gemiddeld een hoge prioriteit aan duidelijke regels omtrent ziek-melding. Werkgevers bij de overheid geven ook relatief vaak een hoge prioriteit aan het bevorderen van een snelle werkhervatting. Zoals we later zullen zien (zie paragraaf 6.3) is het ziekteverzuim in alledrie deze sectoren relatief hoog. Dit verklaart mogelijk de grotere aandacht voor ziekmeldingen in deze sectoren.

Werkgevers in de bouw geven daarnaast vrij vaak een hoge prioriteit aan het bevorderen van een gezonde leefstijl van hun medewerkers. De reden hiervoor is vermoedelijk dat het werken in de bouw tamelijk belastend is, waardoor het extra belangrijk is dat het personeel goed fit is.

Bij de onderdelen ‘zorgen voor een gezonde werkplek’ en ‘bevorderen van een gezonde leefstijl van werknemers’ zijn, zoals hiervoor aangegeven, enkele aanvullende vragen gesteld over de maatregelen die de werkgever neemt. Wat betreft het zorgen voor een gezonde werkplek is de werkgevers gevraagd of zij de afgelopen twee jaren maatregelen hebben genomen ter vermindering van de werkdruk. Er is gekozen om te focussen op vermindering van de werkdruk, omdat

dit het vaakst voorkomende arbeidsrisico is in de Nederlandse economie (zie ook paragraaf 6.1).

Tabel 6.5: Percentage werkgevers dat de afgelopen twee jaar maatregelen heeft genomen om de werkdruk terug te dringen

Voorjaar 2004 Najaar 2005

Totale economie 49 45

Industrie en landbouw 46 44

Bouwnijverheid 37 37

Handel, horeca en reparatie 48 39

Transport 49 48

Zakelijke dienstverlening 51 48

Zorg en welzijn 59 58

Overige dienstverlening 41 42

Overheid 48 55

Onderwijs 61 65

5-9 werknemers 41 37

10-19 werknemers 50 48

20-49 werknemers 63 55

50-99 werknemers 55 53

100-499 werknemers 57 59

500 en meer werknemers 63 52

Bijna de helft van de werkgevers heeft de afgelopen twee jaren maatregelen genomen om de werkdruk terug te dringen (zie Tabel 6.5). In de publieke sector (overheid, onderwijs, zorg en welzijn) zijn vaker maatregelen getroffen ter vermindering van de werkdruk dan in de private sector.31

De aanvullende vragen over maatregelen ter bevordering van een gezonde leefstijl waren of werknemers de mogelijkheid hebben om gratis of met korting te sporten, of gezond eten tijdens werktijd wordt gestimuleerd, en of werknemers op kosten van de werkgever hun algehele gezondheid en leefstijl kunnen laten onderzoeken.

Alledrie deze faciliteiten worden door relatief weinig werkgevers aangeboden (zie Tabel 6.6). Het op kosten van de werkgever kunnen laten onderzoeken van de algehele gezondheid wordt nog het meest aangeboden.

31 De private sector bestaat uit industrie/landbouw, bouwnijverheid, handel/horeca/reparatie, transport en zakelijke dienstverlening. De overige dienstverlening bestaat uit een mix van bedrijven die tot de publieke of de private sector behoren.

Er zijn echter duidelijke verschillen tussen sectoren en grootteklassen in de mate waarin de drie voornoemde faciliteiten worden aangeboden. De mogelijkheid voor het laten onderzoeken van de algehele gezondheid bestaat vooral in de drie

sectoren waarin veel lichamelijk zwaar werk wordt gedaan én vaak onder fysiek belastende omstandigheden wordt gewerkt: de bouw, industrie en landbouw, en het transport. Verder wordt deze mogelijkheid ook veel aangeboden bij de overheid. De faciliteit om gratis of met korting te sporten komt vooral veel voor bij de overheid. In de bouw bieden erg weinig werkgevers deze mogelijkheid aan.

Werknemers in de bouw krijgen echter al vaak voldoende lichaamsbeweging tijdens het werk.

Tabel 6.6: Percentage werkgevers dat faciliteiten biedt ter bevordering van de gezondheid van het personeel, 2006

Mogelijkheid voor

Zakelijke dienstverlening 15 28 29

Zorg en welzijn 21 34 18

Overige dienstverlening 23 29 24

Overheid 67 28 42

Alledrie de voornoemde faciliteiten worden vaker aangeboden in grote organisa-ties dan in kleine. Dit lijkt in tegenstelling met het feit dat kleine organisaorganisa-ties even vaak zeggen een hoge prioriteit te geven aan het bevorderen van een gezonde leefstijl van hun werknemers als grote organisaties. In kleine organisaties heeft het bevorderen van een gezonde leefstijl wellicht een andere vorm. Misschien bieden zij andere, goedkopere, faciliteiten vaker aan, of is er bij hen vaker sprake van

‘bemoeizorg’, namelijk het er op aanspreken van de werknemers als zij buiten werktijd activiteiten ondernemen die een risico zijn voor de inzetbaarheid binnen werktijd. Hier zijn echter geen gegevens over.

In document Trendrapport vraag naar arbeid 2006 (pagina 126-130)