• No results found

O nverwachte gebeurtenissen in leertheoretisch perspectief D e maatschappelijke en psychologische impact van gebeurtenissen varieert

over-eenkomstig de mate waarin een verwachtingspatroon op de proef gesteld wordt (zie Sewell, 2005; Page & Shapiro, 1992). Dankzij hun verwachtingen, cognitieve schema’s, ‘knowledge frames’ en scripts (Wagner, 1978, p. 177) hebben individuen het vermogen ontwikkeld om te anticiperen op toekomstige gebeurtenissen. Ver-wachtingen vormen een reservoir voor voorspellingen, waardoor individuen in staat zijn aannames te maken omtrent gebeurtenissen die zich gewoonlijk in bepaalde situaties zullen voordoen (Glaser, 1984) en ten aanzien van het gedrag dat in een bepaalde situatie vereist is of het meest effectief is (zie Olson et al. 1996). Ze bie-den mensen aanknopingspunten en helpen hen op een gestructureerde wijze de werkelijkheid te benaderen (Giddens, 1984; Sewell, 1992; Smith, 1999). Verwach-tingen zijn opvatVerwach-tingen over een toekomstige stand van zaken en hebben volgens Olson et al. (1996) een evolutionaire betekenis (zie ook Martin & Levey, 1987). Evolutionaire processen hebben het mogelijk gemaakt dat organismen konden over-leven door voorspellingen over de toekomstige gevolgen van het gedrag te doen die mensen in staat stellen te anticiperen op dat wat komen gaat (Olson et al., 1996, p. 212). Verwachtingen zijn gebaseerd op contingenties die in het verleden geleerd zijn om toekomstig gedrag te reguleren: ‘Learning behavior X yields reward Y is

significant to the organism only to the extent that the organism can form some sim-ple representation in the present (expectancy) of a future relation between behavior X and reward Y’ (Olson et al., 1996, p. 212). ‘Conditioned responses are also said to occur in “antcipation” of, or in “expectation” of, customary consequences, and the conditioned stimulus is said to function as a sign, signal or symbol’ (Skinner,

1974, p. 44). Verwachtingen zijn ook voorspellingen omtrent de haalbaarheid een gewenste toestand te kunnen realiseren of een ongewenste toestand te kunnen voor-komen of te veranderen.

Zolang de verwachtingen en de waarneming van een toestand met elkaar overeen-stemmen, verandert er niets in de samenhang tussen de waargenomen en de ge-wenste toestand; er is weinig aan de hand: ‘business as usual’. Bestaande associa-ties zijn toereikend. Een als onverwacht ervaren externe gebeurtenis kan daar ver-andering in brengen. Rescorla en Wagner (1972, p. 75) poneren, dat mensen en organismen vooral leren als gebeurtenissen verrassend zijn en hun verwachtingen geweld aandoen. Onverwachte, verrassende gebeurtenissen zijn volgens hen tevens van invloed op de snelheid waarmee mensen associaties leren leggen en op de sterk-te van die associaties in vergelijking met gebeursterk-tenissen die al in een verwachtings-patroon zijn verdisconteerd (Rescorla & Wagner, 1972; zie ook Kamin, 1968). Een

onverwachte gebeurtenis kan de trigger zijn, waardoor een waargenomen toestand en een maatschappelijk gewenste toestand niet meer vanzelfsprekend samenhangen of geassocieerd worden. Er is dan sprake van een dissociatie (zie Westen, 1996, p. 611). Een dergelijke situatie doet zich voor als een waargenomen toestand afwijkt van de verwachtingen die men had, waardoor de divergentie tussen de waargeno-men en de gewenste toestand, door een verandering in de waargenowaargeno-men toestand, toeneemt. Een divergentie tussen de waargenomen en de gewenste toestand kan als een discrepantie gepercipieerd worden en leiden tot een ongemakkelijk gevoel (dis-sonantie), dat linksom of rechtsom ooit gereduceerd moet worden, bijvoorbeeld door de vorming van nieuwe associaties.

Als bestaande verwachtingspatronen geen aanknopingspunten meer bieden, dat wil zeggen als de verwachtingen te veel gaan afwijken van de waargenomen toestand, moeten mensen zich op iets anders gaan oriënteren en daarvoor een mentale in-spanning leveren. Het aftasten van het geheugen kan in dat geval soelaas bieden en nieuwe associaties opleveren (Kamin, 1968; Rescorla, 1988a). Al bijna een halve eeuw geleden concludeerde Kamin (1968, p. 293; zie ook Wagner, 1978) op grond van leertheoretisch onderzoek dat cognitieve elaboratie (zie ook Petty & Cacioppo, 1986; Chen & Chaiken, 1999) vooral optreedt als een gebeurtenis geen bestaand en passend verwachtingspatroon heeft weten te activeren. Rescorla (1972, p. 11) voegde daar nog het volgende aan toe: ‘The basic intuitive notion of the theory is

that anticipated reinforcement have consequences different from those of unantici-pated reinforcements. The very same reinforcing event may vary from being highly effective to being totally ineffective in producing conditioning, depending upon the degree to which the organism anticipated that reinforcement’. Dickinson, Hall en

Mackintosh (1976) komen tot de gelijkluidende conclusie dat conditionering pas dan plaatsvindt, als een stimulus of een gebeurtenis zich onverwacht aandient en een reactie aan mensen ontlokt. Een gebeurtenis op zich doet er niet zo veel toe, maar juist de reactie daarop: past een gebeurtenis in een verwachtingspatroon of is hij onverwacht? De moorden op publieke figuren zoals Theo van Gogh en Pim Fortuijn vonden onverwacht plaats en sloegen in als een bom. Ze hebben een andere lading en een andere context, dan het omleggen van crimineel Klaas Bruinsma en witwasser Endstra: ‘What disturbs and alarms man are not the things, but his

opi-nions and fancies about the things’ (Merton, 1976, p. 19).

Verwachtingen zijn van invloed zijn op datgene wat wel èn niet geleerd wordt (Wagner, 1978, p. 177). Leerprocessen beginnen bij de dissociatie tussen dat gene wat ons overkomt en datgene wat wij verwachten (Wagner, 1978), waarbij Rescorla en Wagner (1972, p. 75) poneren dat mensen “leren” als gebeurtenissen hun ver-wachtingen geweld aandoen, kortom als ze verrast worden. Nieuwe associaties ontstaan als een persoon verrast wordt door een onverwachte gebeurtenis die een

wig drijft tussen de feitelijke toestand, de cognitieve representatie daarvan en de verwachtingen van mensen (Rescorla, 1988b). Onverwachte en verrassende gebeur-tenissen worden vaker cognitief herhaald en diepgaander verwerkt in het geheugen, waardoor ze ook beter onthouden worden dan gebeurtenissen die passen in een bestaand verwachtingspatroon (Wagner, 1978) en daardoor oppervlakkiger ver-werkt worden: ‘the third generation conclusion is that surprise leads to more

mes-sage processing, and suggests that sometimes the underlying motivation for messa-ge processing is to provide understanding of an unexpected occurrence’ (Petty,

1997, p. 277). Petty geeft aan dat verrassing (‘surprise’) als trigger leidt tot een grotere motivatie om een boodschap cognitief te verwerken teneinde een beter be-grip te krijgen omtrent (de oorzaak van) een onverwachte gebeurtenis: ‘waardoor’ en ‘waarover’ geven in twee woorden de essentie weer van het standpunt van Petty (1997). Als een onverwachte gebeurtenis al grotendeels in een verwachtingspatroon is verdisconteerd, zal het leereffect ook minder zijn, of zelfs achterwege kunnen blijven. Dat zou bijvoorbeeld kunnen gelden voor mensen met een manifest pro-bleembesef. Zij hebben een onverwachte gebeurtenis die met een maatschappelijk probleem in verband gebracht wordt al ingecalculeerd omdat die gebeurtenis al is verdisconteerd in hun verwachtingspatroon.

De verschillende wijzen van cognitieve verwerking van informatie over verwachte en onverwachte gebeurtenissen is volgens Wagner (1978) een basisprincipe in de ontwikkeling van het menselijk gedrag en in de adoptie van nieuw gedrag. Leren kan dan ook opgevat worden als het proces waarbij de discrepantie tussen een waargenomen, feitelijke toestand en de cognitieve representatie daarvan verminderd wordt (Pearce & Hall, 1980; Rescorla, 1988b): ‘These theories emphasize the

im-portance of a discrepancy between the actual state of the World and the organism’s representation of that state. They see learning as a process by which the two are brought into line. ……A useful shorthand is that organisms adjust their Pavlovian associations only when they are surprised’ (Rescorla, 1988b, p. 153). Leren zorgt

voor het ontstaan van nieuwe associaties, waardoor de dissociatie tussen de waar-neming van de feitelijke toestand en onze verwachtingen daaromtrent afneemt en uiteindelijk ook de discrepantie tussen de waargenomen en de gewenste toestand conform de formule voor probleembesef Pbi Wi ∑(|Twij | – |Tgij |).

Er kan naast de leertheoretische ook vanuit de cognitieve invalshoek naar de impact van onverwachte gebeurtenissen gekeken worden. Uit een meta-analyse van 54 experimenten hebben Stangor en McMillan (1992, p. 42) de conclusie getrokken dat mensen informatie die afwijkt van hun verwachtingen, beter weten te onthouden dan informatie die daar wèl mee overeenkomt, afgemeten aan twee indicatoren, herkenning en herinnering (zie ook Berlyne, 1960). Daarbij is overigens wel de

grootte en de mate van de afwijking met de verwachtingen van belang. Het AN/DP model (Associative-Network/Depth-of- Processing model) van Hastie (1980; zie ook Anderson & Bower, 1973) voorspelt dat wanneer van belang zijnde informatie afwijkt van een in het geheugen geactiveerd schema, een meer diepgaande en uitge-breider cognitieve verwerking plaatsvindt om de afwijking van het geactiveerde geheugenschema te duiden en een plek te geven. De verklaring daarvoor is dat wanneer onverwachte informatie door het geheugen moeilijk te integreren valt met informatie die wel past binnen het geactiveerde geheugenschema, een persoon alle informatie tot zich zal nemen om de integratie met het geactiveerde cognitieve schema alsnog te bewerkstelligen.

A-typische en afwijkende informatie wordt heroverwogen, terwijl informatie die congruent is en past binnen een cognitief schema oppervlakkiger verwerkt wordt. Indien afwijkende en congruente informatie in het werkgeheugen met elkaar in contact komen, kunnen nieuwe en duurzame associaties tussen beiden gevormd worden. Nieuw gevormde associaties bevorderen een beter uitgewerkt associatief netwerk voor de betreffende informatie, waarbij bovendien de herinnering met be-trekking tot afwijkende en de schema- congruente informatie verhoogd wordt. Een belangrijke implicatie hiervan is dat a-typische informatie, door de associatie met congruente informatie, een betere toegang tot geheugenschema’s geeft en beter beklijft.

Een voorbeeld van een als onverwacht ervaren gebeurtenis met een grote impact die werd toegeschreven aan bijzondere omstandigheden is de zelfmoord van een fruit-verkoper in Tunesië, de 26-jarige Mohammed Bouazizi, die zich op 17 december 2010 in brand stak en op 4 januari aan zijn verwondingen is overleden

(www.nos.nl, 14 januari, 2011). Zoals zoveel van zijn leeftijdgenoten was hij hoog opgeleid, maar kon geen werk vinden dat aansloot op zijn opleiding. In armoede is hij toen maar fruitverkoper geworden. De protesten die in Tunesië in de eerste maanden van 2011 naar aanleiding van diens dood uitbraken, hebben geleid tot de vlucht van de president, de overname van de macht door het leger op 15 januari 2011, die uiteindelijk leidde tot een democratischer staatsvorm en verkiezingen. Het overlijden van Mohammed Bouazizi was de trigger voor een volksopstand en vormde de voorbode voor grote veranderingen in Tunesië en de opmaat voor de Arabische lente (zie bijvoorbeeld Time, december 2011). In het spoor van Tunesië is in diverse Arabische landen een politieke crisis uitgebroken en sommige landen zijn afgegleden naar een revolutie. Ogenschijnlijk onbetekenende voorvallen kun-nen opeens betekenisvol worden en een signaal afgeven over de toestand waarin een samenleving zich bevindt en over de gewenste toestand die (een deel van) de bevolking voor ogen heeft, ongeacht het feit of het gaat om jonge hoog opgeleide mensen die wel de sociale media gebruiken maar geen werk hebben of om

moslim-broeders en andere religieus geïnspireerde groeperingen, zoals de opstandelingen in Syrië, orthodoxe joden die in nederzettingen wonen op de Westbank en overigens ook geen werk hebben en de leden van de Tea Party in de Verenigde Staten. De signalen die gebeurtenissen afgeven, kunnen zeer informatief zijn: ‘Spontaneous

revolt in a repressive regime may be initiated by an incident that provides an un-mistakable signal of regime vulnerability and widespread discontent’ (zie Pfaff &

Kim, 2003, p. 438). Clemens (2007, p. 541) voegt daar aan toe: ‘The critical point

is that events provide information and therefore may change how people assess the likelihood of success and failure associated with different choices of action’.

Gallistel en Matzel (2013, p. 10) omschrijven op een abstracter niveau de informat-iewaarde van gebeurtenissen als volgt: ‘Signals, signs and events carry information

insofar as they may be used to narrow the range of possible possibilities’. En

indi-viduen schatten de haalbaarheid van het realiseren van een gewenste toestand van te voren in, daarbij geholpen door onverwachte gebeurtenissen, die het aantal vrij-heidsgraden waar individuele personen en groepen mee te maken hebben, beperkt.

Het aftasten van het geheugen met het oog op de activering van waarden en de vorming van nieuwe associaties, hoeft mensen er overigens niet van te weerhouden hun sociale omgeving te peilen op zoek naar sociale bevestiging om de betekenis en impact van een onverwachte gebeurtenis vast te kunnen stellen. Het duiden van een als onverwacht ervaren gebeurtenis kan zowel door een mentaal (intra-idividueel) als door een sociaal (inter-individueel) proces gevoed worden (zie ook Bass, 1969; Rogers, 1995), als individuele personen onderling informatie uitwisselen om de betekenis en de relevantie van een onverwachte gebeurtenis of een issue te kunnen duiden. Mensen zijn sociale wezens die door middel van communicatieprocessen sociale bevestiging bij elkaar zoeken, om tot gedeelde opvattingen te komen en hun onzekerheid te reduceren, die is ontstaan als gevolg van een onverwachte gebeurte-nis. Het peilen van de sociale omgeving wordt volgens Noelle-Neumann (1974, 1994) mogelijk gemaakt, omdat mensen over een soort ‘statistisch’ zesde zintuig beschikken om de verdeling van opinies en veranderingen in het opinieklimaat waar te kunnen nemen. Een statistisch zesde zintuig is een wat neutralere terminologie dan te spreken over onderbuikgevoelens die in een maatschappij leven (zie ook Sloman, 1996). Desalniettemin kan het voorkomen dat de inschatting van de verde-ling van opinies met overschatting gepaard gaan. Onderzoek naar attitudes tegen-over de toepassing van kernenergie in Nederland heeft uitgewezen dat zowel voor- als tegenstanders het aantal aanhangers van de eigen opvatting overschatten en het aantal aanhangers van tegengestelde opvattingen onderschatten (Van der Pligt, Van der Linden & Ester, 1982). Overschatting en onderschatting voeden het controver-siële karakter van maatschappelijke kwesties en kunnen personen meer zekerheid verschaffen over de juistheid van hun opvattingen en opinies.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN