• No results found

H

et relateren van de ernst van een maatschappelijk probleem aan waarden en ver-wachtingen (ondermeer als indicator voor veranderingsgezindheid, dat wil zeggen

29

CDA onderhandelaar Klink is aanhanger van één visie. Een selectie van fragmenten uit zijn brief van 9 september 2010 maakt dat duidelijk: ‘Beleid kan niet en

perspectief aan mensen bieden en tegelijkertijd aangrijpingspunt zijn om uit te sluiten. De dieptelaag van de motieven doet ertoe in de politiek, omdat juist daar de legitimatie van het beleid wordt gevonden en overtuigingskracht naar de samenleving moet worden gerealiseerd. De eenheid van beleid zal permanent in het geding zijn omdat de motieven van partijen totaal verschillend zijn. In het beleid en het recht moet een gemeenschap zich kunnen herkennen om als gemeenschap te kunnen blijven bestaan’ (Brief van voormalig CDA minister en onderhandelaar Ab Klink van 9

verwachtingen omtrent de haalbaarheid om een maatschappelijk gewenste toestand te realiseren), biedt twee voordelen. In de eerste plaats krijgen abstracte maatschap-pelijke problemen een menselijke maat, omdat de ernst ervan wordt afgemeten aan het ongemakkelijke gevoel (dissonantie) dat maatschappelijke problemen en sociale spanningen bij individuen oproepen enerzijds en anderzijds aan de in het geding zijnde waarden die voor iemand persoonlijk van belang zijn.

In de tweede plaats omdat ze geanalyseerd kunnen worden vanuit het theoretische perspectief van de waarde-verwachtingstheorie30 (Edwards & Fasolo, 2001; Ajzen & Fishbein, 2008; Ajzen & Fishbein, 1975; Ajzen, 1996). Als voorbeeld verwijst Smelser (1962) naar raciale ongelijkheid. Dat maatschappelijke probleem riep in de Verenigde Staten tot voor kort (nog steeds) veel sociale spanningen op vanwege lang gekoesterde verwachtingen en diep verankerde waarden als vrijheid en gelijk-heid die botsen met de alledaagse raciale realiteit die mensen in de Verenigde Sta-ten waarnemen, terwijl in een land als India maatschappelijke spanningen in minde-re mate zijn opgetminde-reden vanwege een geheel ander waardepatroon waarop de socia-le gelaagdheid van de samensocia-leving in de vorm van het kastesysteem gebaseerd is èn vanwege de perceptie omtrent de verwachte haalbaarheid het kastesysteem te ver-anderen: ‘Verschillende groepen mensen leren dat ze verschillende dingen van het

leven moeten verwachten en zich moeten gedragen naar hun positie. Dus bestaat er evenwicht tussen wat mensen verwachten en wat ze krijgen. De armen verwachten armoede. Dus accepteren ze armoede’ (Bruce, 2003, p. 93; zie ook Bourdieu’s

concept habitus31). Wanneer ‘de armen armoede verwachten’ is er sprake van een selfulfilling prophecy (Merton, 1967). Als daarentegen de verwachtingen die bij mensen leven hooggespannen zijn (rising expectations; zie Davies, 1982; Nisbet, 1976), zoals in de VS het geval was in de jaren zestig en tegelijkertijd belangrijke waarden in het geding zijn, zal naar alle waarschijnlijkheid de kloof tussen een gewenste en een waargenomen toestand als groter en belangrijker worden ervaren, wat tot uitdrukking kan komen in het probleembesef van individuele personen.

30. In de theorie over gepland gedrag, die gebaseerd is op de verwachtingswaarde theorie geeft Ajzen (1991, blz. 191) de volgende uitleg over de formule A ∑ bi ei . ‘As shown in equation 1, the strength of each salient belief (b) is

combined in a multiplicative fashion with the subjective evaluation (e) of the belief’s attribute, and the resulting products are summed over n salient beliefs. A person’s attitude (A) is directly proportional (to this summative belief index’ (Edwards

& Fasolo, 2001; Ajzen & Fishbein, 1975; Ajzen, 1996).

31 Bourdieux (2010, p. 95) definieert class habitus als volgt: ‘the internalized form of

class conditioning and the conditionings it entails’. Een wat uitgebreidere definitie

van habitus luidt als volgt: ‘a system of durably acquired schemes of perception,

thought, and action, engendered by objective conditions, but tending to persist even after an alteration of those conditions’ (zie Wallace & Wolf, 2006, p. 115).

Daardoor wordt dissonantie opgeroepen, die bij voldoende massa tot maatschappe-lijke onvrede en sociale spanningen kan leiden. Probleembesef ontbreekt als men-sen geen dissonantie ervaren en er evenmin waarden in het geding zijn. Als er wel sprake is van probleembesef, is een maatschappelijk probleem een persoonlijk issue voor iemand, dat dissonantie kan oproepen en waarbij waarden in het geding zijn:

‘Basically a social problem exists when there is a sizeable discrepancy between what is and what people think ought to be –between actual conditions and social values and norms- which is regarded as remediable’ (Merton, 1976, p.7 en p. 40).

De definitie van maatschappelijke problemen32 in termen van de kloof tussen een

waargenomen en een maatschappelijk gewenste toestand, die dissonantie oproept, waarvan de ernst afgemeten wordt aan waarden die in het geding zijn, verwijst

enerzijds naar de drie wereldentheorie van Popper (Popper & Eccles, 1977), de subjectieve, de objectieve en de symbolische wereld en roept anderzijds de moge-lijkheid op om het begrip maatschappelijk probleem door middel van een vergelij-king te formaliseren. De ernst van een maatschappelijk probleem wordt daarin af-gemeten aan de mate van probleembesef (Pbi ) die individuele personen, een collec-tief individuen of een adoptiesegment ervaren:

Pb

i

 W

i ∑(|Twij

| – |Tg

ij

|)

In deze formule zijn de waargenomen toestand (|Twij |) en de gewenste toestand (|Tgij|) een functie van waarden (Wi ) en verwachtingen. De gewenste toestand (Tgij) is afhankelijk van de veranderingsgezindheid van individuen, dat wil zeggen van de verwachtingen die zij koesteren ten aanzien van de haalbaarheid om een maat-schappelijk gewenste toestand te realiseren (Walder, 2009; Coleman, 1994; Klan-dermans, 1987, 2003) en de waarde of het belang dat zij aan een maatschappelijk gewenste toestand hechten: (Tgij =Vhij x Wi.), waarbij Vhij staat voor de verwach-tingen met betrekking tot de haalbaarheid om een gewenste toestand te realiseren.

Ook de waargenomen toestand staat in functie van waarden en de verwachting dat een waarneming van een (feitelijke) toestand overeenkomt met datgene wat men verwachtte waar te nemen in een bepaalde situatie. Het gaat in dit geval vaak om cultureel gedefinieerde collectieve verwachtingen die in een samenleving leven: (Twij =Vcij x Wi.), waarbij Vcij staat voor datgene wat men verwachtte waar te ne-men (Twij ). Een divergentie tussen de waargenomen en de gewenste toestand kan optreden als een discrepantie tussen waarneming en verwachting door een persoon wordt ervaren.

32 De volledige definitie van maatschappelijke problemen luidt als volgt: de kloof tussen

een waargenomen en een maatschappelijk gewenste toestand, die dissonantie oproept, waarvan de ernst afgemeten wordt aan waarden die in het geding zijn, wat uiteindelijk kan resulteren in een bepaalde mate van probleembesef.

In de formule voor probleembesef, Pbi Wi ∑(|Twij | – |Tgij |) kunnen verwachtin-gen opverwachtin-genomen worden via de termen (∫Vwij ) en (∫Vgij ). Onderstaande formule zal vanwege haar volledigheid alleen in dit hoofdstuk gepresenteerd worden en niet in de overige hoofdstukken, omdat daarin voornamelijk wordt ingegaan op de effecten die het verschil tussen de waargenomen en de gewenste toestand, (|Twij | – |Tgij |) oproept, namelijk divergentie, discrepantie en dissonantie.

Pb

i

 W

i

∑{(∫Vw

ij

≈ |Tw

ij

|) – (∫Vg

ij*

|Tg

ij

|)}

De notatie Wi ∑ geeft aan dat probleembesef (Pbi) het product is van waarden (Wi) en dissonantie (Di ). De divergentie tussen een waargenomen en een maatschappe-lijk gewenste toestand (|Twij | – |Tgij |) roept, in zoverre die door een individuele persoon als een discrepantie wordt ervaren, in principe dissonantie (Di) op, indien er ook waarden in het geding zijn. In verkorte vorm luidt de formule voor probleem-besef: Pbi Wi ∑(|Twij | – |Tgij |) = Pbi Wi x Di, waarbij dissonantie (Di) geëvalu-eerd wordt aan de hand van waarden (Wi ).

Indien een onverwachte gebeurtenis optreedt, kunnen de waarneming en datgene wat men verwachtte waar te nemen, een dissociatie33 (als tegenstelling tot de asso-ciatie) gaan vertonen, waardoor een persoon zich gedwongen kan voelen om via sociale bevestiging of cognitieve elaboratie zijn verwachtingen bij te stellen. De dissociatie tussen een waarneming en een verwachting kan dissonantie veroorzaken. Tegelijkertijd kan de divergentie tussen een waargenomen en een gewenste toestand toenemen als gevolg van een afwijking tussen waarneming en verwachting. Disso-nantie wordt afgemeten aan het absolute verschil tussen de waargenomen en de gewenste toestand. De waarneming van de feitelijke toestand vormt een afspiege-ling van de door een persoon ervaren actuele stand van zaken in een samenleving en verwachtingen niet.

Het symbool i staat voor het maatschappelijk probleem in kwestie en het symbool j voor het aantal aspecten of kenmerken van een gewenste en een waargenomen toe-stand. Aan de hand van Wi wordt het belang cq. het gewicht van de waargenomen toestand Twij en de gewenste toestand Tgij geëvalueerd en beoordeeld en per saldo de dissonantie die opgeroepen wordt door de discrepantie die een persoon of een verzameling individuen ervaart als de waargenomen toestand divergeert met de gewenste toestand. Indien een divergentie tussen een waargenomen en een gewens-te toestand niet of nauwelijks als een discrepantie wordt ervaren, of niet belangrijk

33 Een dissociatie wordt door mij als volgt gedefinieerd: een dissociatie wordt gekenmerkt door een verstoring in het bewustzijn, het geheugen, identiteit of de perceptie als gevolg van een ontkoppeling tussen een verwachting en neen waarneming (zie ook Westen, 1996, p. 611)

genoeg gevonden wordt, zal deze divergentie van weinig of geen betekenis zijn, hoegenaamd geen dissonantie oproepen en geen probleembesef genereren. Pro-bleembesef zal in dat geval latent zijn, wat betekent dat een persoon geen maat-schappelijk probleem zal ervaren.

Wanneer er geen waarden in het geding zijn of geen belangen op het spel staan, zullen personen geneigd zijn om naar sociale bevestiging te zoeken om de ernst van hun gevoelens van dissonantie (Dij ) bij -relevante- anderen te kunnen peilen. Af-hankelijk van de sociale bevestiging die mensen in hun omgeving kunnen vinden, kan het probleembesef latent blijven of juist manifest worden.

De parameters Twij en Tgij zijn absolute waarden, waardoor geen rekening gehou-den hoeft te worgehou-den met de vraag of de divergentie tussen de waargenomen en de gewenste toestand een waarde aanneemt die positief of negatief geladen is. In beide gevallen kunnen divergenties ontstaan. Het gaat veeleer om de vraag of de diver-gentie toeneemt en groot genoeg is om bij individuen dissonantie op te roepen. In maatschappelijk en politiek opzicht maakt het overigens wel degelijk uit of er spra-ke is van een negatieve of een positieve divergentie.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN