• No results found

A doptiesegmenten en adoptietrajecten

N

euman (1986) heeft een poging gewaagd om personen te segmenteren op grond van twee factoren: hun aandacht èn hun belangstelling voor maatschappelijke pro-blemen. Aandacht en belangstelling voor maatschappelijke problemen kunnen op twee manieren ontstaan. De ene manier wordt beschreven door de stratificatie theo-rie en de andere door de pluralisme theotheo-rie. De stratificatietheotheo-rie veronderstelt dat de publieke opinie op basis van sociale posities binnen de sociaal-demografische gelaagdheid van een samenleving gestratificeerd is in vier segmenten, de elite, acti-visten, bezorgde burgers en de massa, ongeacht het maatschappelijk probleem dat op een gegeven moment in de belangstelling staat. De interesse of desinteresse in een politiek of maatschappelijk vraagstuk is universeel en gestratificeerd en niet gedifferentieerd naar de aard of de inhoud van een maatschappelijk thema, zoals de pluralisme theorie veronderstelt (Neuman, 1986). De stratificatietheorie is van ori-gine een ‘top-down’ benadering, die er van uitgaat dat opinieleiders de massa beïn-vloeden, overeenkomstig de ‘two-step flow’ theorie van informatieoverdracht (zie Severin & Tankard, 1991) en conform de uitgangspunten van de agendasetting theorie waarin er van uitgegaan wordt dat maatschappelijke problemen geagendeerd worden door de elite of door de activisten. De top-down benadering van de stratifi-catie theorie is niet per sé onjuist, maar in een aantal gevallen achterhaald. De strati-ficatie theorie zou, in tegenstelling tot haar uitgangspunten, in principe ook ‘bot-tom-up’ kunnen werken. Bezorgde burgers of de stille meerderheid kunnen naar aanleiding van bijvoorbeeld het optreden van een onverwachte gebeurtenis aandacht voor een maatschappelijk probleem vragen en via de hen ten dienste staande kana-len bewerkstelligen dat het geagendeerd wordt. In dat geval zou de elite volgend zijn. Indien de stratificatie theorie zowel ‘top-down’ als ‘bottom-up’ zou werken, zou de benoeming van de vier segmenten in termen van activisten, elite, bezorgde burgers en massa voor herziening in aanmerking kunnen komen. Bovendien zou, als agendasetting zowel ‘top-down’ als ‘bottom-up’ verloopt, agendasetting niet in alle

gevallen als oorzaak van issues aangemerkt kunnen worden, maar ook als gevolg. Als agendasetting een gevolg is van issues, dan kan eventsetting gezien worden als een oorzaak.

De pluralisme theorie benadrukt juist de verscheidenheid van de publieke opinie, tot uiting komend in gespecialiseerde, ongestratificeerde issuepublieken, zoals milieu-activisten, oorlogsveteranen en abortusbestrijders, die het ene maatschappelijke probleem belangrijker vinden dan het andere, ongeacht hun sociale positie (Neuman, 1986). In de pluralisme theorie kunnen zowel de ‘top-down’ benadering als de ‘bottom- up’ benadering beiden tot hun recht komen.

De vraag is of de resultaten van het MDI (multi-dimensionele indicatoren) onder-zoek één van beide theorieën ondersteunen. Het stellen van die vraag is belangrijk omdat de beantwoording daarvan zou kunnen wijzen op een verankering van adop-tiesegmenten in de sociaal-demografische gelaagdheid van een samenleving, of in geval van het tegendeel belangstelling en belangen een segmentatiebasis kunnen verschaffen (zie Schoenbach & Weaver, 1985). Daarvoor heeft de pluralisme theo-rie de beste papieren. Indien de belangstelling voor maatschappelijke problemen gestratificeerd is, zou dat pleiten voor verschillende tempi waarin probleembesef en probleemadoptie van adoptiesegmenten zich fasegewijs, op verschillende momen-ten en met een verschillende snelheid en duur ontwikkelen, conform innovatie-diffusietheorieën (zie Rogers, 1990; Bass, 1969), waarbij de voorhoede vooruitloopt op maatschappelijke ontwikkelingen en de achterhoede achterblijft en pas heel laat enigszins in beweging komt en zich voegt bij de heersende mening in de publieke opinie.

Een adoptietraject wordt in een vroeg stadium van de issue-activation cycle inge-slagen als een maatschappelijk probleem bij individuele personen een manifest probleembesef oproept, nog voordat een onverwachte gebeurtenis heeft plaatsge-vonden. Op een voegtijdig moment wordt al dissonantie opgeroepen als uit een verandering in de feitelijke toestand een divergentie tussen een waargenomen en een gewenste toestand voortvloeit. Vooralsnog gebeurt dat bij een relatief klein adoptiesegment dat op maatschappelijke ontwikkelingen vooruit loopt en pro-bleembesef ontwikkelt. Dit segment (1a) wordt gevormd door een maatschappelijke voorhoede die het bestaan van maatschappelijke problemen vroegtijdig herkent en

erkent (zie tabel 3). In termen van de stratificatie theorie (zie Neuman, 1986) zou

dit segment gevormd kunnen worden door de activisten en de elite, inzoverre de stratificatie theorie geïnterpreteerd wordt als een ‘top-down’ benadering.

Een verandering in de feitelijke toestand die zich nog niet in waarden door vertaalt, maar wel als een discrepantie ervaren wordt die een ongemakkelijk gevoel kan oproepen, doet zich voor bij een groep mensen die maatschappelijke problemen bijvoorbeeld op basis van hun kennis met (grote) belangstelling volgt en al in een

vroegtijdig stadium herkent, maar (nog) niet erkent, omdat er voor hen (nog) geen waarden in het geding zijn. In termen van de stratificatietheorie zou dit segment (1b) bestempeld kunnen worden als de bezorgde burgers. Bij hen is sprake van een ontluikend probleembesef.

Een verandering in de feitelijke toestand die eventueel wel leidt tot herkenning van een divergentie tussen de waargenomen en de gewenste toestand, maar die noch op waarden, noch op de waargenomen of op de gewenste toestand effect heeft, en dus geen ongemakkelijk gevoel oproept, treedt op bij een groep mensen die zich per-soonlijk niet betrokken voelen bij een maatschappelijk probleem. Betrokkenheid ontbreekt omdat er voor hen geen waarden in het geding zijn of belangen op het spel staan. Dit geldt voor een grote groep mensen die zich lange tijd stil houdt in het publieke debat, zolang er geen onverwachte gebeurtenis plaatsvindt die voor hen emotioneel aansprekend is of als een ‘schok’ ervaren wordt. Zij zullen de ernst en het belang van de discrepantie die zij ervaren tussen de waargenomen en de ge-wenste toestand als gevolg van een onverwachte gebeurtenis eerst sociaal bevestigd willen zien, vooraleer zij definitief opgezadeld worden met een ongemakkelijk gevoel en waarden geactiveerd worden. Op zoek naar sociale bevestiging zullen zij hun sociale omgeving verkennen door informatie uit te wisselen en door middel van het peilen van de heersende meningen bij relevante anderen. In termen van de strati-ficatietheorie zou dit segment (2a) als de massa bestempeld kunnen worden. Pro-bleembesef bij dit segment is latent aanwezig, zolang er nog geen onverwachte gebeurtenis heeft plaatsgevonden, maar kan als dat laatste wel gebeurt, omslaan in een manifest probleembesef.

Een verandering in de feitelijke toestand die, ook nadat een onverwachte gebeurte-nis heeft plaatsgevonden, géén enkel effect heeft op de waargenomen of de gewens-te toestand èn evenmin op de waarden die mogelijk in het geding zijn, doet zich voor bij een segment (2b) dat gevormd wordt door mensen die in maatschappelijk opzicht achterblijven en een passieve houding aannemen door het bestaan van maatschappelijke problemen te ontkennen, zolang zij die niet direct aan den lijve ondervinden. In termen van de stratificatietheorie (Neuman, 1986) zou dit segment evenals segment 2a als de massa bestempeld kunnen worden. Probleembesef blijft geheel afwezig bij dit segment.

Segment 2a zou voor het ontstaan van issues een hefboomfunctie kunnen vervullen, ondermeer omdat dit segment waarschijnlijk het omvangrijkste segment vormt. Neuman (1990, p. 159) spreekt over het ontstaan van een kritische massa om een maatschappelijk thema van een persoonlijk issue in een maatschappelijk of politiek issue te transformeren. Meestal gebeurt dat als de meerderheid overstag gaat, op

zoek naar sociale bevestiging, naar aanleiding van het optreden van een onverwach-te gebeuronverwach-tenis. Als het overstag gaan op voldoende groonverwach-te schaal gebeurt, kan dat een diffusieproces in werking zetten, waardoor een maatschappelijk probleem momen-tum krijgt en het gesprek van de dag wordt. In het ontstaan van issues zou segment 2a, door haar omvang en haar ontvankelijkheid voor onverwachte gebeurtenissen een sleutelrol kunnen vervullen.

Er kunnen twee adoptietrajecten onderscheiden worden waarlangs probleembesef zich ontwikkelt en in probleemadoptie uitmondt. In de eerste plaats een adoptieject (1) dat gevolgd wordt door personen met een manifest probleembesef. Dit tra-ject wordt bewandeld door twee adoptiesegmenten, respectievelijk de voorhoede en de bezorgde burgers. Bij personen met een manifest of ontluikend probleembesef roept een maatschappelijk probleem in eerste instantie dissonantie op en zijn waar-den in het geding. In geval van een ontluikend probleembesef kunnen waarwaar-den in een later stadium geactiveerd worden door een onverwachte gebeurtenis. Pas in tweede instantie wordt naar sociale bevestiging gezocht, al is het alleen maar omdat een issue op een gegeven moment het gesprek van de dag is. Personen met een manifest probleembesef hoeven bij het optreden van een onverwachte gebeurtenis hun geheugen niet intensief af te tasten, omdat een onverwachte gebeurtenis al min of meer in hun verwachtingspatroon verdisconteerd is. Probleembesef geeft duiding en betekenis aan onverwachte gebeurtenissen. Omdat personen met een manifest probleembesef een onverwachte gebeurtenis kunnen verklaren vanuit hun bestaande verwachtingen, cognities en opinies bestaat er voor hen geen noodzaak om nieuwe associaties te vormen, hooguit bestaande associaties aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Wel kan de behoefte blijven bestaan aan sociale bevestiging van bestaande opvattingen en associaties.

In de tweede plaats een adoptietraject (2) dat gevolgd wordt door personen met een latent of ontbrekend probleembesef. Dit traject wordt bewandeld door twee adoptie-segmenten, respectievelijk de stille meerderheid en de achterhoede. Bij personen met een latent probleembesef roept een maatschappelijk probleem in eerste instantie geen dissonantie op en zijn geen waarden in het geding. Het plaatsvinden van een onverwachte gebeurtenis kan daar verandering in brengen. Het ongemakkelijk ge-voel dat een onverwachte gebeurtenis kan oproepen, kan door personen die deel uitmaken van deze segmenten vanwege hun latente of ontbrekende probleembesef, niet of nauwelijks verklaard worden door het geheugen af te tasten. Vanwege het latente of ontbrekende probleembesef van respectievelijk de stille meerderheid en de achterhoede was een onverwachte gebeurtenis niet verdisconteerd in hun ver-wachtingspatroon. Als het aftasten van het geheugen voor een persoon vooralsnog geen soelaas biedt, zullen nieuwe associaties gevormd moeten worden om een on-verwachte gebeurtenis te kunnen verklaren, waarbij wèl de behoefte ontstaat om die

nieuwe associaties sociaal bevestigd te zien. Pas in tweede instantie worden door het optreden van een onverwachte gebeurtenis waarden geactiveerd, aan de hand waarvan het belang van een maatschappelijk probleem en een issue ingeschat kan worden.

Personen met een op voorhand latent probleembesef kunnen overigens heftiger reageren op een onverwachte gebeurtenis dan personen met een manifest probleem-besef (zie Cacioppo, et al, 1992; Rescorla & Wagner, 1972), omdat een onverwach-te gebeuronverwach-tenis door het ontbreken van probleembesef, voor hen een groonverwach-ter verras-singseffect in petto heeft. Door een gebrek aan probleembesef, weten ze niet wat ze kunnen verwachten. Bij personen die traject 1 volgen, zijn onverwachte gebeurte-nissen al voor een deel in hun verwachtingspatroon verdisconteerd, waardoor een verrassingseffect deels geëlimineerd wordt. Hun verwachtingspatroon vormt als het ware een buffer voor al te grote verrassingen.

Beide adoptietrajecten sluiten elkaar niet uit. Een persoon kan zowel het ene als het andere traject volgen, alleen de volgorde waarin, kan per individu en per adoptie-segment verschillen.

Tabel 3: Probleemadoptie op basis van waarden (drivers), dissonantie en sociale

bevestiging. Een – teken duidt op afwezigheid en een + teken duidt op aanwezigheid daarvan.

Segment

Voor de start van het momentum Na de start / tijdens het momentum

Dissonantie Waarden Prbleem-besef Probleem- besef Sociale be-vestiging Probleem- adoptie

Traject 1 Segment 1a + + + + + + Segment 1b + - ± + + + Traject 2 Segment 2a ± - - + + + Segment 2b - - - - - -

Sociale bevestiging activeert een diffusieproces. Zij versterken elkaar wanneer mensen informatie uitwisselen en bovendien denken dat andere personen een maat-schappelijk probleem belangrijk vinden. In tabel 3 worden twee adoptietrajecten genoemd en vier adoptiesegmenten geïdentificeerd, afhankelijk van de vraag of er

waarden in het geding zijn en/of een maatschappelijk probleem dissonantie oproept. In tabel 3 wordt onderscheid gemaakt tussen de periode vóór en na de start van het momentum van een maatschappelijk probleem. Het momentum van een maatschap-pelijk probleem wordt in gang gezet door een diffusieproces naar aanleiding van het optreden van een onverwachte gebeurtenis.

Voor de start van het momentum van een maatschappelijk probleem is over het algemeen slechts sprake van probleembesef en nadat een maatschappelijk probleem momentum ontwikkeld heeft, kan (maatschappelijke) probleemadoptie ontstaan.

Probleemadoptie: de eerste doelvariabele van het IsA model

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN