• No results found

Jeugd en onderwijs

In document Programmabegroting 2015 (pagina 104-107)

Jeugd en onderwijs

Programmanummer 7

Commissie Onderwijs en Samenleving

Portefeuille(s) Jeugd, Zorg en Welzijn

Onderwijs, Sport en Duurzaamheid

De missie van het programma Jeugd en onderwijs luidt:

In Leiden krijgen kinderen en jongeren de kans gezond en veilig op te groeien in een stimulerende omgeving, zodat zij hun talenten kunnen ontwikkelen en volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen.

Inleiding

In de programmabegroting 2014 vormde het geheel aan activiteiten rond de drie decentralisatie nog een bijzonder, afzonderlijk, programma (programmabegroting 2014 nr. 4.3.5. Bijzonder programma 3 decentralisaties, pag. 150 e.v.). Met ingang van 2015 zullen deze drie decentralisaties, bestaande uit de volgende componenten:

■ decentralisatie van de Jeugdzorg, waardoor gemeenten verantwoordelijk worden voor alle jeugdhulp; ■ decentralisatie van de extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging vanuit de AWBZ, waardoor de

WMO wordt uitgebreid;

■ invoering van de Participatiewet, waardoor de huidige Wajong-groep voor een belangrijk deel naar de gemeenten wordt overgeheveld en er wijzigingen plaatsvinden in de sociale werkvoorziening;

zijn ingevoegd in de bestaande programmastructuur, respectievelijk in de programma’s 7, 9 en 10. 2015: een jaar waar we ons al geruime tijd op voorbereiden. Het jaar waarin gemeenten verantwoordelijk worden voor vrijwel alle taken op het gebied van jeugdhulp. Naast al datgene wat we al veel langer doen om onze missie (zie hierboven) te verwezenlijken komen er belangrijke nieuwe taken bij: hulp en ondersteuning voor kinderen en hun gezinnen die nodig is in verband met problemen rond opvoeden en opgroeien, beperkingen, psychische problemen, en zorgen rondom gedrag of veiligheid.

De bredere focus die hierdoor ontstaat (ook nog eens in combinatie met de nieuwe taken op het gebied van de WMO en de participatiewet) geeft extra het belang weer van de sociale en zorgzame stad die Leiden wil zijn. Veel onderwerpen die elders in de begroting worden genoemd (sport, cultuur, welzijnswerk, minimabeleid, huisvesting, vrijwilligers, schuldhulp, etc.) dragen namelijk bij aan een zo goed mogelijke ontwikkeling van de jeugd en zorgen voor een stevige basis.

In 2015 krijgen de samenwerking van het onderwijs met de Jeugdzorg en de intensiveringen van Kennisstad projecten in het onderwijs extra accent. In een interactief proces zal met het Leidse onderwijsveld een Onderwijsagenda worden opgesteld die Leiden als onderwijsstad verder moet ontwikkelen en profileren.

Coalitieakkoord 2015-2018

Zachte landing nieuwe taken jeugdhulp

In het beleidsakkoord Samenwerken en Innoveren wordt bovenstaande lijn bevestigd. Niet alleen het belang van meedoen, op alle fronten, maar ook van het organiseren van ondersteuning dicht bij mensen en samen met de stad. Hoewel het streven is de taken vanaf 2018 uit te voeren binnen het budget dat hiervoor beschikbaar gesteld wordt, worden er voor de eerste jaren middelen uitgetrokken om een zachte landing van de nieuwe taken (waaronder jeugdhulp) mogelijk te maken. Het anders organiseren vraagt immers, zeker in het begin, om ruimte om snel te kunnen doen wat nodig is. Net zoals dit gevraagd wordt van de aanbieders die de hulp uitvoeren.

Onderwijsagenda

Het coalitieakkoord en de in de kaderbrief genoemde extra middelen voor intensivering van het

onderwijsbeleid in relatie tot Kennisstad zijn aanleiding een samenwerkingsproces op gang te brengen met en tussen de onderwijs- en kennisinstellingen. Doel is de samenwerking zo te versterken dat Leiden Kennisstadook met recht dé onderwijsstad van Nederland genoemd kan worden. De eerste stap is het opstellen van een Onderwijsagenda.  Deze agenda zal ver uitgaan boven het klassieke onderwijsdomein van gemeenten. Het moet een overeenkomst worden tussen de partners die in de Leidse regio actief zijn om de nieuwe generatie voor te bereiden op een toekomst in een internationale samenleving. Van 0 tot 25 jaar, van voorschool tot wetenschappelijk onderwijs en daarmee alle soorten onderwijs omvattend. Het gaat om kansen voor alle leerlingen ongeacht hun talenten en beperkingen. Belangrijk daarbij zijn ook de verbindingen vanuit de (voorschoolse) educatie met de arbeidsmarkt, de wijken en de jeugdzorg.

De gemeente Leiden wil optreden als initiatiefnemer en in het begin ook trekker maar het succes staat of valt met het inspireren van alle partners. Er wordt daarbij voortgebouwd op reeds gestarte Kennisstadprojecten. Transitie Jeugdzorg en Passend Onderwijs

Per 2015 moeten we klaar staan om de nieuwe taken uit te voeren, met als richting de toekomstvisie zoals die verwoord is in het beleidsplan transitie jeugdzorg Hart voor de Jeugd. Beseft moet worden dat ‘het bouwwerk’ dan niet af is. In 2015 en de jaren daarna zullen we samen met jeugdigen, ouders en partners in de stad moeten blijven investeren in het optimaliseren van de hulp aan jeugd, bij voorkeur in de eigen omgeving. Daarbij zullen ook de rijksbezuinigingen (4% in 2015, 6% in 2016 en 5% in 2017) een rol spelen. Dit doorontwikkelen moet zeker ook samen met onderwijspartijen: hun verantwoordelijkheid voor passend onderwijs ligt in het verlengde van die van gemeenten voor de jeugdhulp.

Op 1 augustus 2014 is de Wet passend onderwijs van kracht gegaan. De veranderingen die de wet met zich meebrengt hebben vooral te maken met de manier waarop de ondersteuning wordt geregeld. Het gaat om een passend aanbod voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Alleen als zeer specifieke ondersteuning nodig is, gaat een kind naar het speciaal onderwijs. De regie voor de uitvoering van de wet ligt bij het onderwijs. In 2015 zal verdere uitvoering gegeven worden aan de ‘ontwikkelagenda’; deze agenda is begin 2014 vastgesteld door de schoolbesturen en gemeenten in de Leidse regio. Op deze agenda staan de onderwerpen die nadere uitwerking behoeven in de samenwerking tussen en verantwoordelijkheid van deze partners: de aansluiting van de jeugdhulp op de ondersteuning die het onderwijs biedt, leerlingenvervoer, de aanpak van thuiszittersproblematiek, de overgangen tussen de verschillende vormen van onderwijs en de aansluiting op de onderkant van de arbeidsmarkt.

Belangrijk element in de nieuwe visie op de zorg voor jeugd zijn de jeugd- en gezinsteams als nieuw onderdeel van de CJG’s (Centra voor Jeugd en Gezin). Deze zullen in 2015 de hele stad moeten kunnen bedienen.

Inbedding in de sociale structuren binnen de wijken en nauwe samenwerking met de eveneens gebiedsgerichte Sociale Wijkteams is cruciaal. De jeugd- en gezinsteams spelen ook een belangrijke rol in de aansluiting op hulp in het onderwijs.

Onverminderd blijft het belang van preventie en de mogelijkheid snel ondersteuning te kunnen bieden op de plek waar kinderen zich bevinden. Dat is een van de redenen waarom we op zoek gaan naar structurele middelen om de inzet van het maatschappelijk werk binnen de jeugd- en gezinsteams te kunnen continueren. Tot voor kort werd deze inzet (vooral bedoeld voor ondersteuning binnen het onderwijs, zowel primair als voortgezet) betaald vanuit provinciale RAS-middelen en incidentele gemeentelijke middelen. Voor 2015 is er eenmalig budget gereserveerd en zal het overige worden gefinancierd uit de middelen voor de zachte landing. Vanaf 2016 zal er een voorstel komen voor structurele financiering. Voor de inzet van MEE (ondersteuningsorganisatie voor mensen met een beperking) in de jeugd- en gezinsteams en in de Integrale Vroeghulp is er in het sociaal deelfonds een deel voor jeugd gereserveerd (zie programma 9).

In 2015 wordt invulling gegeven aan de afspraken die vanaf 2013 in regionaal verband gemaakt zijn om continuïteit van zorg voor zittende cliënten (en die op de wachtlijst) te kunnen bieden. De gemeenten

in Holland Rijnland hebben besloten het regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp te beleggen bij het samenwerkingsverband Holland Rijnland en dit gezamenlijk aan te sturen. Daarmee wordt voldaan aan de plicht om samen te werken met andere gemeenten. Daarnaast is ook de beschikbaarheid van gespecialiseerde zorg beter gegarandeerd. Bovendien kan er door de bundeling van krachten beter gestuurd worden op de benodigde transformatie en op de prijs-kwaliteitverhouding van de zorg. Meer geld kan gaan naar de daadwerkelijke hulp doordat de gemeentelijke inzet efficiënter is. Deze constructie betekent wel dat het grootste deel van het budget voor de nieuwe taken via dit opdrachtgeverschap wordt uitgegeven.

Onderdeel van dit in gezamenlijkheid vormgeven van het opdrachtgeverschap is het sturen op onder andere kwaliteit en met behulp van effectindicatoren. In de wet zijn kwaliteitscriteria benoemd, evenals de verplichting om per 1 januari 2015 aan te geven welke outcomecriteria worden gehanteerd voor jeugdhulpvoorzieningen. Omdat het niet efficiënt is wanneer elke gemeente zijn eigen set gaat ontwikkelen, is er door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) een geharmoniseerde basisset ontwikkeld. De outcomecriteria zullen gekoppeld worden aan typen diensten, en kunnen per type verschillen. Er is gekozen voor de volgende drie criteria: uitval, tevredenheid en doelrealisatie. Omdat er landelijk wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor de verdere invoering, maken effectindicatoren geen onderdeel uit van deze begroting. Wel zal worden gewerkt aan de verdere ontwikkeling en implementatie en zal hierover worden gerapporteerd.

In document Programmabegroting 2015 (pagina 104-107)