• No results found

9. Beoordeling feiten en bevindingen

9.5 Het inwinnen van informatie door Visie

9.5.1 Wettelijk kader

Artikel 4:23 Wft

Op grond van artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wft dient een financiële onderneming, indien zij een consument adviseert, in het belang van de consument informatie in te winnen over diens financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid, voorzover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies. Ingevolge artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wft dient een financiële onderneming er vervolgens zorg voor te dragen dat het advies, voorzover redelijkerwijs mogelijk, mede is gebaseerd op de informatie die zij op grond van artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wft diende in te winnen.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen op grond van artikel 4:23, derde lid, Wft regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde informatie, alsmede de wijze waarop deze informatie wordt ingewonnen en de wijze waarop een onderneming bij haar advies rekening houdt met de ingewonnen informatie. In

het BGfo zijn regels opgenomen ter uitvoering van artikel 4:23 Wft. Voor beleggingsondernemingen (waaronder begrepen financiëledienstverleners die beleggingsdiensten verlenen) is de conform artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wft in te winnen informatie over de risicobereidheid, financiële positie en doelstellingen nader uitgewerkt in artikel 80a BGfo en in artikel 80c BGfo.

Artikel 80a BGfo

Op grond van artikel 80a, eerste lid, BGfo dient de beleggingsonderneming op basis van de informatie als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wft, vast te kunnen stellen dat een transactie onder andere voldoet aan de beleggingsdoelstellingen van de cliënt en van dien aard is dat de cliënt de beleggingsrisico’s financieel kan dragen en van dien aard is dat de cliënt kan begrijpen welke beleggingsrisico’s aan de transactie of het beheer van zijn portefeuille verbonden zijn. Hiervoor dient de beleggingsonderneming op basis van artikel 80a, tweede lid, BGfo onder meer informatie in te winnen over de risicobereidheid en de beleggingsdoelstelling van de cliënt. Op grond van artikel 80a, derde lid, BGfo dient tevens informatie te worden ingewonnen over de bron en omvang van de periodieke inkomsten, het vermogen en de financiële verplichtingen van de cliënt.

Artikel 80a, tweede en derde lid, BGfo benoemt dat de hiervoor omschreven in te winnen informatie gegevens dient te bevatten over de duur van de periode waarin de cliënt de belegging wenst aan te houden, diens risicobereidheid, diens beleggingsdoelstelling, de bron en de omvang van de periodieke inkomsten, het vermogen en diens financiële verplichtingen.

Artikel 80c BGfo

Op grond van artikel 80c, eerste lid, aanhef en onderdeel a, BGfo bevat de informatie met betrekking tot de kennis en ervaring van de cliënt als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wft, gegevens over het soort beleggingsdiensten en financiële instrumenten waarmee de cliënt vertrouwd is. Op grond van artikel 80c, eerste lid, aanhef en onderdeel b, BGfo dient eveneens informatie te worden ingewonnen over de aard, het volume en de frequentie van de transacties in financiële instrumenten van de cliënt, alsmede de periode waarin deze zijn verricht.

Op basis van artikel 80c, eerste lid, aanhef en onderdeel c, BGfo dient de beleggingsonderneming tevens informatie in te winnen over de opleiding en het beroep of voor zover relevant de vroegere beroep(en) van de cliënt.

9.5.2 Oordeel AFM

Het onderstaande oordeel van de AFM is gebaseerd op de beoordeling van negen klantdossiers van Visie die betrekking hebben op beleggingsproducten van [S].

Op basis van de bevindingen, komt de AFM tot het oordeel dat Visie in alle negen door de AFM geselecteerde dossiers geen, althans, onvoldoende, concrete informatie heeft ingewonnen over de financiële positie, doelstelling, risicobereidheid, kennis en ervaring van de onderzochte klanten voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor haar advies. Hiermee heeft Visie in de periode van 1 januari 2015 tot 22 juni 2015 artikel 4:23, eerste lid, sub a, Wft overtreden. Hierna zal afzonderlijk op deze punten worden ingegaan. Door (onder meer) deze overtreding is de AFM van oordeel dat Visie artikel 4:11, tweede lid, Wft overtreedt. Voor een toelichting op de overtreding van artikel 4:11, tweede lid, Wft wordt verwezen naar paragraaf 9.1.2.

Financiële positie

Het aangaan van beleggingsrisico’s en de verliezen die daarbij geleden kunnen worden, kunnen een significante invloed hebben op de financiële positie van de klant. Het is daarom bij adviseren belangrijk dat er voldoende concrete informatie wordt ingewonnen over de financiële positie van de klant, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies. Concrete informatie over de inkomsten, uitgaven, bezittingen en schulden van de klant zijn van belang om te kunnen bepalen in hoeverre de klant afhankelijk is van het opbouwen van vermogen en om een beoordeling te kunnen maken hoeveel risico de klant kan dragen.

Visie wint informatie in middels de software van xxxxx122 (leidend tot het xxxxx rapport) en/of via het [S]

beleggersprofiel123. Het xxxxx adviesrapport bevat de mogelijkheid om informatie op te nemen over de inkomsten, uitgaven, bezittingen en schulden zowel in de huidige situatie als bij pensioen. De AFM heeft geconstateerd dat in de informatie in de zes dossiers die een xxxxx rapport bevatten ten aanzien van deze onderdelen onvoldoende is.

Informatie die wordt ingewonnen ziet op zorgtoeslag, AOW, kinderbijslag, kindgebonden budget124, bijdrage aan de zorgverzekering en/of inkomstenbelasting. In slechts één dossier is informatie125 aangetroffen over het jaarinkomen van de klant. Ten slotte wint Visie informatie in over de bestaande beleggingsverzekering(en) van de klanten. In de dossiers waar een [S] formulier is aangetroffen wordt tevens ingewonnen met welk percentage van totale vermogen de klant wil beleggen.

De AFM is van oordeel dat de wijze waarop Visie de financiële positie van klanten in kaart brengt onvoldoende is.

Uit één dossier126 is niet gebleken dat er informatie is ingewonnen over de financiële positie van de klant, naast de bestaande beleggingsverzekering. Uit geen van de overige acht dossiers is gebleken dat Visie inventariseert wat het totale vermogen, in absolute termen, van de klant bedraagt. In drie dossiers127 is wel het percentage van het totale vermogen ingewonnen waarmee de klant wil beleggen, maar het totale vermogen is niet ingewonnen. Ten aanzien van de bron en omvang van periodieke inkomsten en het vermogen van klanten is geen of onvoldoende concrete informatie aangetroffen. Er wordt slechts beperkt informatie ingewonnen over de inkomsten en bezittingen van de klant. Zo wordt er bijvoorbeeld geen informatie ingewonnen over het pensioeninkomen naast AOW. De AFM heeft in zeven dossiers geen informatie aangetroffen over het jaarinkomen uit dienstverband of ondernemerschap. Ook ten aanzien van bezittingen en schulden wordt zeer beperkt informatie ingewonnen. Enkel de bijdrage aan de zorgverzekeringen en inkomstenbelasting komt meerdere malen terug. In één dossier128 wordt in de toelichting

122 De AFM heeft in zes dossiers een xxxxx adviesrapport aangetroffen: dossiers xxxxxxxxx, xxxxxx, xxxxxxx, xxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxx en xxxxxxxxxxx. In dossier xxxxxxis geen xxxxx rapport aangetroffen.

123 In drie dossiers heeft de AFM een [S] formulier aangetroffen: dossiers xxxxxxx, xxxxxen xxxxxxxxxxx.

124 In dossier xxxxxxxxxxx is informatie opgenomen over inkomsten uit kinderbijslag en kindgebonden budget.

125 Dossier xxxxxxx.

126 Dossier xxxxx.

127 Dossiers xxxxxxx, xxxxxen xxxxxxxxxxx.

128 Dossier xxxxxxxxxxx.

aangegeven dat de klant een persoonlijke lening heeft, maar dit is niet meegenomen in de financiële positie zo blijkt uit het dossier.

De AFM is derhalve van oordeel dat Visie onvoldoende informatie heeft ingewonnen over de financiële positie van de betrokken klanten, zoals bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, sub a, Wft. In één dossier is géén informatie ingewonnen over de financiële positie. De wel ingewonnen informatie in de overige acht dossiers stelt Visie onvoldoende in staat om vast te stellen dat de transactie waarop haar advies ziet, van dien aard is dat de klant de met zijn beleggingsdoelstellingen samenhangende beleggingsrisico’s financieel kan dragen, zoals bedoeld in artikel 80a, eerste lid aanhef en sub b, en artikel 80a, derde lid, BGfo.

Doelstellingen

De doelstellingen van een klant vormen de aanleiding om te gaan beleggen. Deze doelstellingen dienen daarom centraal te staan bij het geven van advies. Het is relevant voor het advies om de doelstelling van de klanten in te winnen, alsmede de termijn waarbinnen deze doelstelling behaald dient te worden. Het wel of niet behalen van de doelstelling kan van grote invloed zijn op de huidige of toekomstige financiële positie van de klant. Indien deze informatie niet cijfermatig wordt gekwantificeerd (en er dus geen concreet doelkapitaal in euro’s of streefrendement wordt vastgesteld) kan niet worden bepaald of deze doelstelling, ook ten aanzien van de risicobereidheid van de klant, haalbaar is en haalbaar blijft. De doelstelling zal daarom duidelijk inzichtelijk en meetbaar moeten worden gemaakt zodat het advies hierop kan worden afgestemd.

Visie wint informatie in middels het xxxxx rapport en het [S] formulier over de doelstelling van de klant. In het xxxxx rapport heeft de AFM geen vragen of onderdelen aangetroffen die betrekking hebben op de doelstelling. Wel is onder het kopje toelichting in het xxxxx rapport in zes dossiers129 informatie opgenomen over de doelstellingen dan wel de keuze voor het [S] product. In drie dossiers, waar het [S] formulier is aangetroffen, is informatie uitgevraagd over het gemiddelde rendement dat de klant op termijn verwacht te realiseren.

Uit alle dossiers is niet gebleken dat Visie informeert naar het gewenste doelvermogen in absolute bedragen. In vijf dossiers is ook geen informatie ingewonnen over de doelstelling in een percentage (het gemiddelde rendement). Uit de diverse toelichtingen in het xxxxx rapport staat informatie over de doelstellingen van de klant zoals “meer rendement, lagere kosten en flexibiliteit”130, het sparen voor de kinderen131 of dat er “eigenlijk geen doel bestaat”132. De AFM heeft in geen dossiers informatie aangetroffen dat er is gevraagd dan wel is doorgevraagd naar de doelstelling van de klant. De AFM herleidt uit het product of er sprake is van xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxxx of xxxxxxxxxxxxxxxxx. De koppeling, en de daarbij horende schriftelijke vastlegging, tussen het product en de toelichtingen in het xxxxx rapport ontbreken. Het is de AFM dan ook onduidelijk of de adviseur voldoende heeft doorgevraagd welke doelstellingen rekeningen mee gehouden moet worden. Visie dient diepgaand

129 Dossiers xxxxxxxxx, xxxxxx, xxxxxxx, xxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxxen xxxxxxxxxxx.

130 Dossier xxxxxx.

131 Dossier xxxxxxxxx.

132 Dossier xxxxxxx.

uit te vragen welke doelstellingen de klant nastreeft en deze handelingen vast te leggen. Daarnaast volgt uit alle negen dossiers dat niet is geïnventariseerd of er andere doelstellingen zijn waarmee rekening gehouden zou moeten worden in het advies, zoals minder werken, vervroegd pensioen en/of een eigen bedrijf. Ten slotte stelt de AFM vast dat Visie in alle negen dossiers geen informatie heeft ingewonnen over de beleggingshorizon.

Doordat Visie naar het oordeel van de AFM de financiële positie onvoldoende heeft ingewonnen, heeft zij geen inzicht kunnen krijgen in de concrete inkomenswensen van de klant bij bijvoorbeeld pensionering en ook niet in het opgebouwde pensioeninkomen van de klant. Zeker bij opbouw in het kader van pensionering is het inwinnen van dergelijke informatie zeer essentieel. Doordat de financiële positie onvoldoende is ingewonnen, is het ook niet mogelijk om een doelvermogen in bedragen te bepalen. Doordat er onvoldoende informatie is ingewonnen, heeft Visie ook niet kunnen berekenen of het eventuele rendement van de klant aansluit bij het vermogen dat zij nodig zal of wil hebben als aanvulling op haar pensioen. Visie heeft dan ook geen inzicht hoe groot de invloed is van het wel of niet behalen van de doelstelling op de financiële positie van de klant.

Samengevat is de AFM van oordeel dat in alle negen klantdossiers de ingewonnen informatie over de beleggingsdoelstellingen van de klant Visie onvoldoende in staat stelt om vast te stellen dat haar advies voldoet aan de specifieke beleggingsdoelstellingen van de klant, zoals bedoeld in artikel 80a, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 80a, tweede lid, BGfo. Visie heeft hiermee tevens onvoldoende informatie ingewonnen over de doelstellingen van de betrokken klanten, zoals bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, sub a, Wft. De AFM is op grond van het bovenstaande van oordeel dat Visie artikel 4:23, eerste lid, sub a, Wft, zoals nader uitgewerkt in artikel 80a, eerste lid, aanhef en sub a en artikel 80a, tweede lid, BGfo heeft overtreden.

Risicobereidheid

Visie dient informatie in te winnen over de risicobereidheid van de klant, zodat Visie in staat is om vast te stellen dat een transactie waarop haar advies gebaseerd is van dien aard is, dat de klant de met zijn beleggingsdoelstellingen samenhangende beleggingsrisico’s financieel kan dragen. Naast het feit dat de klant het risico financieel moet kunnen dragen, dient dus eveneens het risico te worden bepaald dat de klant bereid is te accepteren. Voor het bepalen van het risico dat de klant bereid is te accepteren is het belangrijk om de grenzen waarbinnen de klant bereid is risico te lopen, inzichtelijk te maken. Naar het oordeel van de AFM dient Visie in dat kader in elk geval inzichtelijk te maken of de klant het acceptabel vindt om (een deel van) zijn eigen inleg te verliezen, en indien dit het geval is, welk deel. Daarnaast is het belangrijk om vast te stellen welke kans op het niet behalen van de doelstelling de klant bereid is te accepteren.

Naar oordeel van de AFM heeft Visie onvoldoende concrete informatie ingewonnen over de risicobereidheid van haar klanten om een passende dienstverlening te kunnen verrichten. De informatie omtrent de risicobereidheid van de klant wordt door Visie ingewonnen door middel van vragen in de xxxxx software en het [S] formulier. De risicobereidheid van de klant vindt zijn weerslag in het gekozen risicoprofiel behorende bij het [S] product en de daarmee samenhangende verdeling van vermogen in het xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx en het xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.

De AFM concludeert dat in één dossier133 geen xxxxx rapport of [S] formulier is aangetroffen en daarmee ook geen informatie waaruit blijkt dat de risicobereidheid van de klant is ingewonnen. In één dossier134 is zowel de risicobereidheid ingewonnen via xxxxx als via het [S] formulier. Uit het xxxxx rapport blijkt dat de klant een neutraal risicoprofiel heeft en uit het [S] formulier volgt een aandelen risicoprofiel. In de toelichting bij het xxxxx rapport staat dat de klant negatief wil afwijken van zijn beleggersprofiel door geheel in xxxxxxxxfondsen te stappen. Zijn motivatie is om te kijken waar dit eindigt. De AFM is van oordeel dat deze toelichting, in het licht bezien dat de financiële positie en doelstelling van de klant ook onvoldoende is ingewonnen, onvoldoende is. Visie heeft dan ook onvoldoende zicht op welke risico’s de klant (financieel) kan nemen.

In de overige twee dossiers135 waar enkel een [S] formulier is aangetroffen is in beide gevallen gekozen voor een risicoprofiel dat afwijkt van de scoresystematiek van het formulier. Beide klanten is een neutraal risicoprofiel geadviseerd terwijl uit de scores een ‘ondernemend’ en een ‘aandelen’ risicoprofiel komt. De AFM heeft in de dossiers geen toelichting aangetroffen waarom een defensiever profiel wordt geadviseerd en gekozen dan uit de scores van het [S] formulier volgt.

Het xxxxx rapport dat in zes dossiers136 is aangetroffen bevat vijf vragen die zien op de risicobereidheid van de klant. In één dossier137 staat in het xxxxx rapport dat de klant een defensief profiel heeft, maar uit het [S]

offerteformulier volgt dat de klant kiest voor een fondsverdeling passend bij een neutraal risicoprofiel. De AFM heeft geen toelichting in het dossier aangetroffen die deze afwijking van het risicoprofiel toelicht.

Deze vragen uit het xxxxx rapport zien echter niet op welke uitslagen de klant bereid is te accepteren in het eindvermogen en hoe groot de kans is die de klant wil aanvaarden op het niet halen van de doelstellingen. Uit de inventarisatie van de doelstelling blijkt niet dat de doelstelling in een absoluut bedrag is ingewonnen. Uit het dossier is dan ook niet te herleiden dat er een koppeling is gemaakt tussen de doelstelling van de klant en de risicobereidheid van de klant. Hetzelfde geldt voor de koppeling tussen de financiële positie van de klant en zijn risicobereidheid.

De vragen zien deels op de reserves die de klant heeft en in welke mate de klant afhankelijk is van het behalen van zijn belangrijkste financiële doelstellingen. Uit de dossiers blijkt echter niet dat dit verder wordt onderbouwd met gegevens over de financiële positie van klant, zoals inkomsten, uitgaven, bezittingen en schulden. Deze informatie is immers ook niet ingewonnen door Visie.

Gelet hierop heeft Visie naar het oordeel van de AFM in alle negen dossiers onvoldoende concrete informatie ingewonnen over de risicobereidheid van de betrokken klanten. Door het ontbreken dan wel onvolledig inwinnen van deze informatie is Visie niet in staat geweest om te beoordelen of het advies voldeed aan de

133 Dossier xxxxx.

134 Dossier xxxxxxx.

135 Dossiers xxxxxxxxxxxxen xxxx.

136 Dossiers xxxxxxxxx, xxxxxx, xxxxxxx, xxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxxen xxxxxxxxxxx.

137 Dossier xxxxxxxxxxxx.

beleggingsdoelstellingen van de cliënt. De informatie met betrekking tot risicobereidheid is informatie als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, sub a, Wft en artikel 80a, eerste lid, aanhef en sub a, BGfo en artikel 80a, tweede lid, BGfo.

De AFM is op grond van het bovenstaande van oordeel dat Visie artikel 4:23, eerste lid, sub a, Wft, zoals nader uitgewerkt in artikel 80a, eerste lid, aanhef en sub a, BGfo jo. artikel 80a, tweede lid, BGfo heeft overtreden.

Kennis en ervaring

Visie dient vast te kunnen stellen dat de klant begrijpt welke beleggingsrisico’s aan de transactie zijn verbonden.

Hieruit volgt dat het voor het advies van belang is dat de adviseur het kennisniveau van de klant vaststelt, zodat de adviseur zijn of haar informatie hierop kan aanpassen. Op deze manier kan de adviseur het begrip van de klant van een financieel instrument of een beleggingsdienst beoordelen en er zorg voor dragen dat de klant de risico’s van beleggen en de mogelijke consequenties daarvan begrijpt. Inzicht in de beleggingskennis en de ervaring van de klanten met beleggen in specifieke financiële instrumenten, helpt de adviseur om in te schatten welke informatie hij de klanten moet geven, voorafgaand aan en gedurende de dienstverlening. Alleen dan kan hij de klanten adequaat informeren zodat de klant kan begrijpen welke beleggingsrisico’s aan de transactie verbonden zijn. Informatie over de kennis en ervaring helpt de adviseur om de antwoorden van de klanten beter te interpreteren.

De informatie over de kennis en ervaring van de klant wordt door Visie ingewonnen middels vragen in het xxxxx rapport en het [S] formulier. In dat kader wordt in het xxxxx rapport gevraagd of de klant kennis en/of ervaring heeft met vormen van vermogensopbouw en worden vragen gesteld over de kennis over financiële markten, producten en begrippen. Het [S] formulier vraagt tevens het beroep en opleiding van de klant uit en indien de klant ervaring heeft met beleggen, hoe lang de klant al belegt en de frequentie van de transacties. In alle dossiers hebben klanten aangegeven ervaring te hebben met beleggingsverzekeringen. In één dossier138 heeft de klant aangegeven ervaring te hebben als privé belegger en heeft hij tevens aangegeven hoe lang hij al belegt en de frequentie van zijn transacties.

In drie dossiers139 is de hoogst genoten opleiding van de klant ingewonnen en in drie dossiers140 is het beroep van

In drie dossiers139 is de hoogst genoten opleiding van de klant ingewonnen en in drie dossiers140 is het beroep van