• No results found

Invulling van de ´central management and control test´ in de jurisprudentie

In document Vestigingsplaats van vennootschappen (pagina 32-36)

3.2 ‘CENTRAL MANAGEMENT AND CONTROL TEST’

3.2.1 Invulling van de ´central management and control test´ in de jurisprudentie

3. VESTIGINGSPLAATS NAAR HET RECHT VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

3.1 INLEIDING

De vaststelling van de vestigingsplaats van een vennootschap is in het Verenigd Koninkrijk niet minder complex dan in Nederland. Bij wet zijn er nimmer algemene regels vastgelegd om te bepalen wanneer een vennootschap, vanuit fiscaal oogpunt bezien, als ingezetene van het Verenigd Koninkrijk moet worden aangemerkt.70 Een nuancering dient gemaakt te worden naar aanleiding van de in het Verenigd Koninkrijk in 1988 ingevoerde ´incorporation rule´, waardoor vennootschappen opgericht naar het recht van het Verenigd Koninkrijk, behoudens enkele uitzonderingen, te allen tijde worden aangemerkt als inwoner van dat land.71 In het Verenigd Koninkrijk heeft ´case law´ - vergelijkbaar met de in Nederland ontwikkelde jurisprudentie van artikel 4 AWR - invulling gegeven aan het vraagstuk van de vestigingsplaats.

Sinds jaar en dag wordt er in het Verenigd Koninkrijk aangenomen dat de plek waar het ‘central management and control´ van de vennootschap is gelegen van beslissende betekenis is bij de bepaling van de plaats van vestiging. Deze ‘central management and control’ test werd in 1906 voor het eerst in de casus De Beers Consolidated Mines72 gehanteerd, en heeft in de jaren daarna in de case law een verdere invulling gekregen. Dit criterium is nog steeds het belangrijkste criterium bij de bepaling van de vestigingsplaats van een vennootschap.73

In dit hoofdstuk zal allereerst de ontwikkeling die de ‘central management and control´ test in de case law vanaf 1906 heeft doorgemaakt aan de orde komen. Daarna zal aandacht worden besteed aan de vraag wie het ´central management and control´ van een vennootschap uitoefent. Vervolgens worden de problemen die men in de praktijk ondervindt bij het toepassen van de ‘central management and control’ test beschreven. Afsluitend zal de invoering van het incorporatiestelsel in het Verenigd Koninkrijk aan de orde komen.

3.2 ‘CENTRAL MANAGEMENT AND CONTROL TEST’

3.2.1 Invulling van de ´central management and control test´ in de jurisprudentie

Tot halverwege de negentiende eeuw was in het Verenigd Koninkrijk de plaats van oprichting het van belang zijnde criterium bij de bepaling van de vestigingsplaats van een vennootschap.74 Het criterium leverde nauwelijks problemen op, maar door de toenemende grensoverschrijdende handel werd het vestigingsplaats vraagstuk complexer en werden er vraagtekens geplaatst bij de juistheid van deze incorporatiegedachte. Langzaam aan moest de plaats van oprichting wijken voor een ander

70

B.M Jeffcote, ´The fiscal residence of companies – National Report UK´, Cahiers de droit fiscal international, International Fiscal Association Brussels, Kluwer, Deventer, 1987, blz. 506 en Statement of Practice 1/90, Paragraph 1.

71

Zie Finance Act 1988, Section 66.

72

De Beers Consolidated Mines Ltd v Howe (1906) 5 TC 198.

73 Met uitzondering van vennootschappen die zijn opgericht naar het recht van het Verenigd Koninkrijk, overigens de uitzonderingen van Finance Act 1988 Schedule 7 en Finance Act 1994 Section 249 buiten beschouwing gelaten.

33

criterium, het ´central management and control´ criterium uit de Beers Consolidated Mines casus. Dit criterium sloot beter aan bij de werkelijkheid.

In de komende (sub)paragrafen staat de ‘central management and control’ test centraal en zal worden ingegaan op de nadere invulling die de jurisprudentie aan dit criterium heeft gegeven.

3.2.1.1 Calcutta Jute Mills

75

Een van de eerste arresten die zich in het Verenigd Koninkrijk heeft afgespeeld betreffende de vestigingsplaats van vennootschappen was Calcutta Jute Mills in 1876. Calcutta Jute Mills was een vennootschap die zich bezighield met mijnwinning in India. De bestuurvergaderingen en de jaarlijkse aandeelhoudersvergaderingen van deze vennootschap werden in een kantoor in Londen gehouden, maar de ondernemingsactiviteiten vonden in India plaats. Calcutta Jule Mills claimde dat zij geen inwoner van het Verenigd Koninkrijk was, aangezien in het Verenigd Koninkrijk geen ondernemingsactiviteiten werden ontplooid. De rechters van de UK High Court oordeelden evenwel anders. Deze uitspraak vormde de basis voor het later gewezen arrest De Beers Consolidated Mines, dat wordt gezien als de grondlegger van het ´central management and control´ criterium. Volgens de UK High Court was in Calcutta Jule Mills van doorslaggevend belang dat: (i) de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk was opgericht; (ii) de jaarlijkse aandeelhoudersvergaderingen in het Verenigd Koninkrijk plaatsvonden en (iii) de werknemers in India op aanwijzingen van het bestuur in het Verenigd Koninkrijk handelden. Aldus kon de UK High Court niet anders concluderen dan dat de plaats van vestiging van Calcutta Jute Mills in het Verenigd Koninkrijk was gelegen.

3.2.1.2 De Beers Consolidated Mines

Na de Calcutta Jute Mills casus duurde het vele jaren alvorens de rechtelijke macht wederom zijn licht moest laten schijnen over het vraagstuk van de vestigingsplaats. In 1906 werd er een uitspraak gewezen door de UK High Court in De Beers Consolidated Mines, welke tot op de dag van vandaag van groot belang is voor de bepaling van de vestigingsplaats van vennootschappen in het Verenigd Koninkrijk.

De Beers Consolidated Mines was een vennootschap - welk overigens niet was opgericht naar het

recht van het Verenigd Koninkrijk - die handelde in diamanten in Zuid-Afrika, en volgens haar eigen opvatting ook in Zuid-Afrika was gevestigd.76 De Belastingdienst van het Verenigd Koninkrijk, destijds de Inland Revenue, vond echter dat de De Beers Consolidated Mines als ingezetene van het Verenigd Koninkrijk moest worden aangemerkt.

Het feitencomplex van dit arrest laat zich als volgt omschrijven. Het hoofdkantoor van De Beers

Consolidated Mines was in Zuid-Afrika gelegen. Alhoewel bestuurders in zowel Zuid Afrika als het

Verenigd Koninkrijk woonden, was de meerderheid woonachtig in het Verenigd Koninkrijk. De bestuursvergaderingen vonden zowel in Zuid-Afrika als in het Verenigd Koninkrijk plaats. Echter, de bestuursvergaderingen vonden in Londen plaats als daadwerkelijk de belangrijke beslissingen

75

Calcutta Jute Mills Co Ltd v Nicholson (1876), 1 TC 83.

34

werden genomen ten aanzien van de diamanthandel. Bovendien werd het grootste deel van de winst in het Verenigd Koninkrijk gerealiseerd. Rechter Lord Loreburn formuleerde de conclusie van de UK High Court dat De Beers Consolidated Mines in het Verenigd Koninkrijk was gevestigd als volgt:

´In applying the conception of residence to a company, we ought, I think, to proceed as nearly as we can upon the analogy of an individual. A company cannot eat or sleep, but it can keep house and do business. We ought, therefore, to see whether it really keeps house and does business. An individual may be of foreign nationality, and yet reside in the United Kingdom. So may a Company…

A company resides, for the purposes of Income Tax, where its real business is carried on…I regard that as the true rule; and the real business is carried on where the central management and control actually abides. It remains to be considered whether the present case falls within that rule. This is a pure question of fact, to be determined, not according to the construction of this or that regulation or by-law, but upon a scrutiny of the course of business and trading…

The commissioners, after sifting the evidence, arrived at the two following conclusions, viz: (1) That the trade or business of the appellant company constituted one trade or business, and was carried on and exercised by the appellant company within the United Kingdom at their London office. (2) That the head and seat and directing power of the affairs of the appellant company were at the office in London, from whence the chief operations of the company, both in the United Kingdom and elsewhere, were, in fact, controlled, managed and directed. That conclusion of fact cannot be imputed, and it follows that this Company was resident within the United Kingdom for the purposes of Income Tax´.77

Uit deze uitspraak van Lord Loreburn kon de conclusie worden getrokken dat een vennootschap die is opgericht naar het recht van een ander land, net als een natuurlijk persoon met een andere nationaliteit, als ingezetene van een ander land kan worden aangemerkt indien aldaar ’the real business is carrried on’. Dat is op de plek waar het ´central management and control’ van de vennootschap zich bevindt.

Gezien het feit dat De Beers Consolidated Mines een vennootschap was die niet was opgericht naar het recht van het Verenigd Koninkrijk kon uit dit arrest niet de conclusie worden getrokken dat de incorporatiegedachte buitenspel was gezet. In de uitspraken American Thread Co78 en Egyptian Delta Land79, gewezen in respectievelijk 1913 en 1928, oordeelde de UK High Court dat, alhoewel de plaats van oprichting een belangrijke rol inneemt bij de bepaling van de vestigingsplaats van een vennootschap, een cruciale rol bij deze bepaling wordt ingenomen door de plaats ´where the real business of the company is carried on´, dat wil zeggen de plaats ´where its operations are controlled and managed´.80

De ´central management and control´ test, zoals geformuleerd in het arrest De Beers Consolidated

Mines, is in vele rechterlijke uitspraken bevestigd als zijnde de juiste test voor de bepaling van de

77

De Beers Consolidated Mines Ltd v Howe (1906), 5 TC 198.

78 American Thread Co v Joyce (1913), 6 TC 163.

79 Egyptian Delta Land and Investment Co Ltd v Todd (1928), 14 TC 119

80

R. Russo ea, ´A decade of case law: essays in honour of the 10th anniversary of the Leiden Adv LLM in International Tax Law, IBFD, Amsterdam, 2008, blz. 196.

35

vestigingsplaats van vennootschappen. Gewezen kan worden op onder meer de uitspraak van Lord Radcliffe van de UK House of Lords in 1959 in de casus Unit Construction:81

´as precise and unequivocal as a positive statutory injunction...I do not know of any other test which has either been substituted for that of central management and control, or has been defined with sufficient precision to be regarded as an acceptable alternative to it. To me...it seems impossible to read Lord Loreburn´s words without seeing that he regarded the formula he was propounding as constituting the test of residence´.82

Recenter, in 2005, bevestigde Park, één van de rechters van de UK High Court, in de casus Wood v

Holden83 eveneens dat de ‘central management and control’ test gebruikt dient te worden bij de vaststelling van de plaats van vestiging van een vennootschap. Ook volgens de literatuur wordt aan het ‘central management and control’ criterium doorslaggevende betekenis toegedicht.84

3.2.1.3 Automatic Self-Cleaning Filter Syndicate

85

De ‘central management and control’ test blijkt niet altijd even eenvoudig hanteerbaar bij de vaststelling van de vestigingsplaats. De problemen zijn vergelijkbaar met die van het in Nederland ontwikkelde criterium ´naar de omstandigheden bepaald´.

Ook bij de ´central management and control´ test is er immers vaak een complexe analyse van de daadwerkelijke feiten en omstandigheden nodig voordat er een antwoord op de vraag gegeven kan worden waar deze zich daadwerkelijk bevindt. Het antwoord op de vraag waar de uitvoering van het ´central management and control´ criterium ligt, kan echter niet worden gevonden zonder dat er eerst een duidelijk antwoord is op de vraag wie het ´management and control´ van een vennootschap uitoefent.

Lange tijd werd in het Verenigd Koninkrijk gedacht dat de bevoegdheid tot het uitvoeren van het ‘management and control’ van een vennootschap was gelegen bij de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AVA). De AVA neemt de beslissingen en het bestuur moet handelen op aanwijzingen van deze AVA. Dit laat zich verklaren door het feit dat de aandeelhouders aan het bestuur een breed scala van beslissingsbevoegdheden delegeren, maar de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid nog steeds in handen van de aandeelhouders is.86

Dit beeld veranderde pas in het jaar 1906, toen er een Court of Appeal beslissing werd genomen in de Automatic Self-Cleaning Filter Syndicate casus.87 De Court of Appeal besliste dat alhoewel de AVA

81

Unit Construction Co Ltd v Bullock (1959) 38 TC 712.

82 Idem, blz. 738.

83

Wood v Holden (2005), EWHC 547.

84

Zie hierover onder andere B.M Jeffcote, ´The fiscal residence of companies – National Report UK´, Cahiers de droit fiscal international, International Fiscal Association Brussels, Kluwer, Deventer 1987, blz. 506 en G. Maisto, Residence of Companies under Tax Treaties and EC Law, IBFD, Amsterdam, 2009, blz. 827.

85

Automatic Self-Cleaning Filter Syndicate (1906), 2 TC 34.

86 Zie hierover onder andere I.J.J. Burgers, ‘Some Thoughts on Further Refinement of the Concept pf Place of Effective Management for Tax Treaty Purposes, INTERTAX, 2007, blz. 385 en M. Jensen, A Theory of the Firm, Harvard University Press, Londen, 2000, blz. 241.

In document Vestigingsplaats van vennootschappen (pagina 32-36)