• No results found

2. De landschappelijke veranderingen rond Arkum gedurende de ijzertijd en Romeinse tijd

2.2 INDELING VAN DE KUSTAFZETTINGEN VAN NOORD NEDERLAND

in deze studie gebruikt wordt. Vervolgens wordt de geologische en geolandschappelijke setting van het onderzoekgebied behandeld. Daarna worden de resultaten beschreven van de profielopnamen, het booronderzoek en het dateringsonderzoek. Deze resultaten vormen de basis voor de synthese (discussie) met betrekking tot de natuurlijke en antropogene processen die geleid hebben tot de landschapsvorming rond de locatie Arkum. Tot slot worden de bovengenoemde onderzoeksvragen beantwoord waarna een samenvatting wordt gegeven.

2.2 INDELING VAN DE KUSTAFZETTINGEN VAN NOORD-

NEDERLAND

In de stratigrafische indeling van de Noord-Nederlandse kustafzettingen wordt onderscheid gemaakt tussen afzettingssytemen, lithostratigrafie en lithofacies. Afzettingsystemen zijn geografisch afgebakende eenheden die samenhangen met het type afzettingsysteem (bijvoorbeeld getijdenbekken of lagune) waarbinnen de sedimenten van dat systeem gevormd zijn. Lithostratigrafische eenheden zijn stratigrafische eenheden die onderscheiden worden op basis van hun “gesteente kenmerken” en de stratigrafische positie binnen de geologische kolom (lithosequentie of “stratotype”). Basis van de Noord-Nederlandse lithostratigrafische indeling vormt de nieuwe lithostratigrafische classificatie van Nederland.4 Deze wordt aangevuld (nader onderverdeeld) aan de hand van de indeling die door Roeleveld en Griede voor de Noord- Nederlandse afzettingen is toegepast.5 Lithofacies zijn sedimentaire afzettingsmilieus (fig. 2.4). De afzettingen van de verschillende afzettingsmilieus bezitten specifieke lithologische kenmerken die horen bij het bepaalde type milieu (bijvoorbeeld getijdengeulafzettingen). Verschil met de lithostratigrafische eenheden is dat deze afzettingen geen vaste plaats hebben binnen de geologische record maar op meerdere niveaus kunnen voorkomen.

De genoemde indelingen worden in samenhang gebruikt met de beschrijving en classificering van de Noord-Nederlandse kustafzettingen. Een voorbeeld: in het Boorne-getijdensysteem (een

4

De Mulder et al. 2003. 5

50

afzettingsysteem) komt het onderste klastische pakket voor (als laagpakket of member) als onderdeel van de Formatie van Naaldwijk (lithostratigrafie). Binnen dat laagpakket komt bijvoorbeeld in het kwelderafzettingsmilieu brokkelige kwelderklei voor (lithofacies). Het onderste klastische pakket is niet exclusief voor het Boorne getijdenbekkensysteem, maar komt bijvoorbeeld ook voor in het Fivel-getijdenbekkensysteem in Noordoost-Groningen. Hetzelfde principe – het voorkomen van een afzetting in meerdere stratigrafische eenheden - geldt ook voor de lithofacies: de brokkelige kwelderklei komt zowel voor in het onderste, bovenste als hoofd klastische pakket van de Formatie van Naaldwijk. Omdat deze afzettingsmilieus niet hoeven voor te komen in een vaste stratigrafische opeenvolging betreft het een lithofacies eenheid en geen lithostratigrafische eenheid.

Fig. 2.4: Indeling van lithofacies in het kustgebied van Noord-Nederland.

Afzettingsystemen die in de regio Sneek-Arkum voorkomen zijn het Boorne getijdensysteem en het Middelzee-/Marne-inbraaksysteem. Lithostratigrafische eenheden die voorkomen in de regio Sneek- Arkum zijn de onderstaande formaties, laagpakketten en lagen (fig. 2.5 en 2.6).

1. Formatie van Nieuwkoop

- Hoofd Hollandveenlaag: veenlaag in het klei-op-veengebied van Noord-Nederland die ligt tussen het onderste en het bovenste klastische pakket op een diepte tussen ca. 1,5 en 3,5 m –NAP. De veenlaag wigt uit in het hoofd klastische pakket.

- Basisveen laag: de veenlaag die ligt op de Pleistocene ondergrond en die afgedekt is met mariene klastische afzettingen (hoofd, onderste en/of bovenste klastische pakket. 2. Formatie van Naaldwijk

- Hoofd klastische pakket (member): het pakket aan mariene klastische afzettingen in de getijdenbekkensystemen zonder een duidelijke scheidende hoofd Hollandveen laag of organisch complex binnen het pakket.

- Bovenste klastische pakket (member): het pakket aan mariene klastische afzettingen liggend op de hoofd Hollandveenlaag of op het organisch complex.

- Onderste klastische pakket (member): het pakket aan mariene klastische afzettingen liggend onder de hoofd Hollandveenlaag of op het organisch complex.

51

3. Formatie van Nieuwkoop / Formatie van Naaldwijk

- Tinga complex: complex van humeus/venig gelaagde afzettingen liggend op de hoofd Hollandveen laag in de regio rond de stad Sneek.

- Organisch complex – ongedifferentieerd: complex van veen, venige en humeuze lagen onder en boven de hoofd Hollandveen laag, inclusief de Hollandveen laag zelf. Organogene afzettingen zijn op de Arkum locatie veelal door de mens omgewerkte afzettingen van venig materiaal, mest en kleiresten.

Fig. 2.5: Ligging van de archeologische sleutel-sites in Friesland.

52

De Holocene lithofacies in het gebied Sneek – Arkum betreffen getijdenafzettingen en venen (fig. 2.6). Deze kunnen in dit onderzoeksgebied onderverdeeld worden in:

1. Subgetijden-afzettingen

- Getijdengeulafzettingen: fijne tot matig fijne zanden. De geulzanden zijn veelal gelaagd met kleilaagjes, variërend tussen spoor tot veel kleilaagjes.

2. Intergetijden-afzettingen

- Zandwad afzettingen: in het algemeen uiterst fijne tot fijne zanden, veelal kleiig, die sterk gebioturbeerd zijn. Door de sterke bioturbatie ontbreekt vaak de (synsedimentaire) gelaagdheid. Mariene schelpen in levenspositie komen veelvuldig voor.

- Slikwad afzettingen: kleien tot zandige kleien met een mariene schelpenfauna. De zand- siltlaagjes in de kleien zijn veelal gebioturbeerd.

3. Supragetijden-afzettingen

- Kreekafzettingen: kleien met weinig (spoor) tot matig veel zand en silt laagjes. De kronkelige gelaagdheid ontbreekt maar vervloeiingstructuren komen regelmatig voor, vaak onder invloed van antropogene handelingen.

- Oeverwalafzettingen: zand-/klei gelaagde afzettingen naast een kwelderkreek. Zandlaagjes in de walstructuren zijn kronkelig.

- Kwelderwalafzettingen: idem als de oeverwalafzettingen maar de relatief zandige walstructuur ligt hier langs het voormalige hoogwad. In een dwarsdoorsnede door de wal hebben de zand-/siltlaagjes een bolle “pannenkoeklaagstructuur”.

- Kwelderafzettingen – klei met kronkelige zandlaagjes: kleien met “kronkelige zandlaagjes”, gevormd in een relatief hoog-energetisch kwelder milieu. De oever- en kwelderwalafzettingen behoren tot deze afzettingen. De afzettingen zijn meestal kalkrijk en het aantal zandlaagjes in de klei hangt af van expositie ten opzichte van het (inter- )getijdensysteem en de beschikbaarheid van zand (silt) in de directe omgeving.

- Kwelderafzettingen – brokkelige klei: kleien met een “brokkelige” structuur als gevolg van post-sedimentaire rijping (bodemvorming). De kleien zijn veelal – in gereduceerde toestand – blauwgrijs tot groen grijs en hebben een fijne (zwarte) doorworteling.

- Kwelderafzettingen – humeuze/venige klei: kleien met een hoog gehalte aan organische stof. Kleien – in gereduceerde toestand – zijn doorworteld en zijn over het algemeen kalkloos.

- Kwelderafzettingen – ongedifferentieerd. Klei, grijs of blauwgrijs, veelal zwaar en beneden de 1.5 m onder maaiveld veelal vrij slap van structuur. Kleien kunnen kalkhoudend of kalkloos zijn. De kleien zijn in het veld macroscopisch moeilijk te onderscheiden van slikwad-kleien indien er geen dubbelkleppige schelpen in levenspositie worden waargenomen (kenmerk voor afzettingen onder het GHW niveau). 4. Veen

- Eutroof veen: rietvenen, riet-zeggevenen of broekvenen

- Mesotroof veen; venen met mesotrofe plantenresten zoals berk, waterdriebladzaden of gagel.

- Oligotroof veen: venen bestaande oligotrofe plantenresten zoals veenmos, heide of wollegras.

53

5. Diversen

- Gyttja: meerbodemafzetting bestaande uit fijn organisch materiaal; heeft een groenig- bruine kleur (“lever kleur”), die bij blootstelling aan de lucht direct zwart wordt.

- Gliede: zwarte “schoenmeer”-laag van fijn organisch materiaal; betreft vernattingshorizon op de overgang tussen de Pleistocene zanden en het (Basis)veen.

- Mor-bodem: donkerbruine tot zwarte bodem overgangslaag (verdronken A0-bodem) tussen de Pleistocene ondergrond en het (Basis)veen. Plantenresten zoals hout zijn vaak nog herkenbaar.

- Organogeen materiaal: restgroep van organische afzettingen, het gaat om afzettingen die niet behoren tot het natuurlijk gevormd veen. Afzettingen hebben vaak een antropogene oorsprong.