• No results found

onderzoek van het huispodium te Arkum

FASE 7 EN 8; MIDDEN-ROMEINSE TIJD T/M POST-ROMEINSE TIJD (4E BEWONINGSFASE EN DERDE OVERSPOELINGSFASE)

6. Met nagels bevestigd

6.2 BESCHRIJVING EN DATERING VAN DE METAALVONDSTEN

Het overgrote deel van de metaalvondsten bestaat uit ijzeren nagels die duidelijk zijn geklonken (fig. 6.2). Voor zover dit was vast te stellen, hebben de nagels een vierkante of enigszins rechthoekige doorsnede en een spitse punt. Hoewel de koppen veelal zijn afgebroken of hun oorspronkelijke vorm als gevolg van corrosie niet goed meer herkenbaar is, lijken ze een ronde doorsnede en een platte of iets bolle bovenzijde te hebben. Met een doorsnede in het midden van de stift van 0,5 tot 0,8 cm zijn de nagels over het algemeen zwaar van uitvoering. Slechts eenmaal is een ‘fijnere’ nagel met een doorsnede van slechts 0,4 cm aangetroffen (vondstnr. 4.1). De lengte van de complete nagels varieert van 4,4 (vondstnr. 13) tot ca. 8 cm (vondstnr. 299, gebogen). Alle nagels zijn tijdens de aanleg van het eerste vlak en de profielen aangetroffen, waarbij het vaak onduidelijk is of ze uit de bouwvoor of de hieronder liggende terplagen stammen. Dit betekent dat voor geen van de nagels een zekere contextdatering beschikbaar is.

Fig. 6.2: Selectie van ijzeren nagels uit Arkum. Alle nagels hebben een vierkante tot rechthoekige doorsnede en een vermoedelijk ronde kop (van links naar rechts vondstnrs. 230, 253, 299; foto’s. G. van Oortmerssen, RUG/GIA).

Het enige stuk lood is een kleine smeltbrok van 1,8 bij 1,0 cm (vondstnr. 115: fig. 6.3). Het stuk is grijs van kleur en sterk onregelmatig van vorm. In tegenstelling tot de nagels komt dit object wel uit een gesloten archeologische context, namelijk uit een vuile terplaag die in fase 3 (late 1e eeuw v.C.- midden 1e eeuw n.C.) of in fase 7 (tweede helft 2e eeuw n.Chr.) is te plaatsen. Een toewijzing aan één

165

specifieke fase is niet mogelijk, omdat de in het vlak herkende terplaag na koppeling met het profiel twee verschillende fasen bleek te vertegenwoordigen.

Fig. 6.3: Klein smeltbrok van lood (vondstnr. 115; foto G. van Oortmerssen, RUG/GIA).

De overige stukken bestaan uit een ijzeren object, dat vermoedelijk als muuranker is te interpreteren (vondstnr. 444.4: fig. 6.4), en de enige twee objecten die uit een koperlegering bestaan: een sierbeslag van een meubelstuk of wellicht een emmer (vondstnr. 444.1), en de vermoedelijke poot of het hengsel van een onbekend object (vondstnr. 444.2) (fig. 6.5). Het sierbeslag is uitgevoerd in de vorm van een vaas met een bos bloemen; centraal in het boeket is een nog duidelijk herkenbare bloem frontaal weergegeven. De voorzijde is in reliëf uitgevoerd en de achterzijde is hol. Bevestigingspunten zijn niet herkenbaar. De vermoedelijke poot of het handvat is hol en aan het gebogen uiteinde afgebroken, het intacte uiteinde vertoont een versmalling tussen twee verdikte randen. Centraal in het intacte uiteinde is een klein en in het tegenoverliggende uiteinde een groter rond gat aanwezig; aan één van de lange zijden bevindt zich daarnaast een lang, rechthoekig gat. De grijze kleur wijst erop dat in dit object relatief veel lood aanwezig is. Het muuranker, het sierbeslag en de vermoedelijke poot of het handvat zijn globaal in de (late) 19e of vroege 20e eeuw te dateren, als de naastgelegen boerderijplaats wordt bewoond.

166

Fig. 6.5: Twee sub-recente objecten uit de stort van de opgraving: een sierbeslag (links) en een vermoedelijke poot of handvat van een onbekend loden object (rechts). Foto’s door G. van Oortmerssen, RUG/GIA.

6.3 DISCUSSIE

Hoewel geen van de ijzeren nagels uit een gesloten context afkomstig is, wijst de mate en vorm van corrosie erop dat het hier stukken betreft die ten tijde van de bewoning van de terp zijn te dateren, ofwel in de late ijzertijd of de Romeinse tijd (2e eeuw v.C.-vroege 3e eeuw n.C.). Dat nagels al vóór de middeleeuwen algemeen voorkwamen, toont het grootschalige archeologische onderzoek dat in Midlaren-‘De Bloemert’ (Noord-Drenthe) is uitgevoerd. Dankzij het systematische gebruik van een metaaldetector zijn hier maar liefst 69 nagels en ook drie krammen aangetroffen, alle afkomstig uit een nederzetting die van de ijzertijd tot ver in de middeleeuwen is bewoond.1 Bijzonder is dat het merendeel van de vondsten afkomstig is uit een dateerbare context (44 nagels en 2 krammen), zodat deze op typologische gronden niet of nauwelijks te dateren objecten aan specifieke bewoningsfasen zijn toe te wijzen. Binnen de groep nagels uit Midlaren zijn vier typen onderscheiden, waarbij alle stukken uit Arkum vergelijkbaar zijn met die van het eerste type (type A). Dit type, dat wordt gekenmerkt door een ronde of ovale, veelal platte kop, is op grond van de contextdateringen in ieder geval gedurende de Romeinse tijd, de volksverhuizingstijd en de Merovingische periode in gebruik geweest.

Binnen het kweldergebied zijn ijzeren nagels niet vaak aangetroffen, of in ieder geval niet bijzonder genoeg bevonden om te worden verzameld, bewaard en/of gepubliceerd. Een uitzondering vormt het grootschalige onderzoek in de dorpsterp van Hallum (Friesland), waar eveneens systematisch met een metaaldetector is gezocht. Hoewel in vergelijking met Midlaren relatief weinig nagels zijn

1

167

aangetroffen, kunnen in ieder geval enkele exemplaren op grond van de vondstcontext van de volksverhuizingstijd tot in de Ottoonse periode (5e-11e eeuw) worden gedateerd.2

Over de functie van de ijzeren nagels zijn slechts voorlopige uitspraken te doen, aangezien ze binnen Noord-Nederland vrijwel nooit in associatie met een stuk hout of een bepaalde houtconstructie zijn aangetroffen.3 Uitgesloten lijkt dat de nagels voor de houten constructie van waterputten zijn gebruikt, alleen al vanwege de uitvoering in ijzer. Daarnaast zijn in geen van de ruim 30 waterputten uit Midlaren ijzeren nagels of sporen daarvan waargenomen, hoewel het gebruikte hout veelal goed geconserveerd was.4 In plaats daarvan was in alle gevallen van de traditionele pen-gatverbinding gebruik gemaakt. Waarschijnlijker is dat de nagels in houten gebouwen zijn gebruikt, waarbij het interessant is dat zes van de ijzeren nagels uit Midlaren ter plekke van een verbrand huis uit de midden-Romeinse tijd zijn aangetroffen.5 Ook in Hallum is een associatie met gebouwen aantoonbaar, waarbij één van de nagels in directe samenhang met zodenhuis 7 is aangetroffen.6 Als wordt aangenomen dat de relatief zware, dakdragende onderdelen van het huis ook met een pen- gatverbinding – of in het terpengebied wellicht met touw – waren bevestigd, moet voor de nagels vermoedelijk aan een ander gebruik worden gedacht. Mogelijk dienden zij in de constructie van bijvoorbeeld deuren en kisten of als haken voor het ophangen van keukengerei of olielampen. Daarnaast kan in het geval van de ‘fijnere’ nagels gedacht worden aan de bevestiging van ijzeren gereedschap aan een houten steel of handvat.

Aannemelijk is dat de nagels gedurende de periode van bewoning op dezelfde wijze in gebruik zijn geweest, waarbij de vroegste datering van het type A uit Midlaren aan de hand van de vondsten uit Arkum met één à twee eeuwen kan worden vervroegd. Het is echter wachten op goed geconserveerd hout waarin nog nagels bevestigd zijn voordat over de specifieke gebruiksvormen met meer zekerheid uitspraken zijn te doen.

Het enige object dat in een gesloten context is aangetroffen, te weten de smeltbrok van lood, is ook het enige stuk dat op het lokaal bewerken van metaal kan wijzen. Hoewel De Rijk in zijn hoofdstuk over het slakmateriaal aangeeft dat duidelijke aanwijzingen voor het bewerken van ijzer in Arkum ontbreken, vormt de smeltbrok een concrete aanwijzing voor het ter plaatse smelten van metaal.7 Lood was vooral voor de productie van ‘bronzen’ objecten van belang, omdat door toevoeging van lood het smeltpunt kon worden verlaagd. Aanwijzingen voor een dergelijk gebruik van lood dateren echter niet van vóór de laat-Romeinse tijd .8 Dit kan betekenen dat in Arkum al relatief vroeg lood op een dergelijke manier is gebruikt, of – waarschijnlijker – dat dit stuk tijdens het aanleggen van het vlak verplaatst is en daardoor aan een te oud spoor is gekoppeld. Tegen de lokale bewerking van brons in Arkum spreekt verder dat aanwijzingen hiervoor altijd in beperktere mate voorkomen dan

2

Daleman et al. 2011, 162, 173, 177-178, 182. In de beschrijving van de vondsten wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘nagels’ en ‘spijkers’; onduidelijk is op grond waarvan dit is gebeurd.

3

Een uitzondering vormen twee stukken hout uit Anjum, waarvan de functie echter onbekend is (Bottema-Mac Gillavry 2010, 156, vondstnrs. 194-1 en 194-2).

4

Zie Nicolay 2008a. 5

Nicolay 2008b, 265. 6

Daleman et al. 2011, 173 (gesproken wordt van een nagel die in een plaggenwand is aangetroffen, maar waarschijnlijk is dat de nagel ter plekke van een afgebroken gebouw is verloren).

7

Zie hoofdstuk 7. 8

168

de aanwijzingen voor ijzerbewerking – een activiteit die vrijwel zeker door dezelfde (deeltijd-)smid werd uitgevoerd. Vooralsnog wordt aangenomen dat de smeltbrok uit Arkum tot een latere periode behoort en met metaalbewerking op de naastgelegen, middeleeuwse terp samenhangt.

6.4 CONCLUSIE

De variatie aan metalen objecten uit Arkum is helaas beperkt, maar dat maakt deze vondstcategorie niet minder interessant. De meeste objecten zijn ijzeren nagels, die vermoedelijk voor het maken van de deuren van huizen of kisten, voor de bevestiging van ijzeren gereedschappen en binnenshuis als haken zijn gebruikt. Hoewel geen van de nagels uit een gesloten context komt, is het aantal vondsten te groot om een associatie met de opgegraven huisplaats in twijfel te trekkenen. De loden smeltbrok lijkt niet met het bewerken van metaal ter plaatse samen te hangen, maar is als een latere, middeleeuwse ‘vervuiling’ te beschouwen. De overige objecten zijn op zijn vroegst in de 19e eeuw te dateren en zullen gebruikt zijn door de bewoners van de direct naast de opgravingsputten gelegen, nog steeds bewoonde boerderijplaats.

Dat Arkum, ondanks de relatief beperkte omvang van het onderzoek, één van de belangrijkste vindplaatsen van ijzeren nagels uit de ijzertijd en Romeinse tijd vormt, betekent dat elders niet systematisch met een metaaldetector is gezocht of dat de aangetroffen nagels als zijnde (sub-)recent zijn weggegooid – of in ieder geval niet zijn gepubliceerd. Het onderzoek bij Arkum bevestigt dat ijzeren nagels vermoedelijk al vanaf de ijzertijd binnen Noord-Nederland tot het gebruikelijke vondstenspectrum in rurale nederzettingen behoren en als een volwaardige categorie in toekomstig onderzoek moeten worden betrokken!

6.5 DANKWOORD

Dankzij de altijd enthousiaste inzet van Johannes Bloem (Birdaard) is alle in Arkum verzette grond zorgvuldig met een metaaldetector doorzocht. Enkele van de nagels en de objecten van een koperlegering zijn door Gert van Oortmerssen schoongemaakt en geconserveerd in het Laboratorium voor Conservering en Materiaalstudies van het Groninger Instituut voor Archeologie (Rijksuniversiteit Groningen). Bij het determineren van de sub-recente objecten is de auteur terzijde gestaan door Johan Koning (De Detector Amateur, Leeuwarden).

LITERATUUR

Daleman, M., J.A.W. Nicolay & C.G. Koopstra, 2011, Metaal. In: S.J. Tuinstra, J. R. Veldhuis & J.A.W. Nicolay (red.), Hallum, een welvarend dorp aan de monding van de Middelzee. Een archeologische opgraving te Hallum, gemeente Ferwerderadeel (Fr). Groningen (ARC-Publicaties 205), 137-189. Bottema-Mac Gillavry, J.N., 2010, Scheepshout en andere houtvondsten. In: J.A.W. Nicolay (red.), Terpbewoning in oostelijk Friesland. Twee opgravingen in het voormalige kweldergebied van Oostergo. Groningen (Groningen Archaeological Studies 10), 155-162.

Nicolay, J.A.W., 2008a: Waterputten, waterkuilen en natuurlijke laagtes: de watervoorziening in en direct rondom de woonplaats. In: J.A.W. Nicolay (red.), Archeologische opgravingen bij Midlaren

169

(Noord-Drenthe). 6000 jaar bewoning op de overgang van Hondsrug naar Hunzedal. Groningen (= Groningen Archaeological Series 7, deel I II), 151-179.

Nicolay, J.A.W., 2008b: Metalen voorwerpen: van ijzeren nagel tot bronzen badflesje. In: J.A.W. Nicolay (red.), Archeologische opgravingen bij Midlaren (Noord-Drenthe). 6000 jaar bewoning op de overgang van Hondsrug naar Hunzedal. Groningen (= Groningen Archaeological Series 7, deel II), 363-390.

171