• No results found

10 De receptie van Saturday

10.5 Die ene scène

Literatuur speelt een belangrijke rol in Saturday. Maar waar er waardering is voor de wijze waarop McEwn de huidige Zeitgeist verbeeldt, is er veel commentaar op de plaats die de literatuur ín de roman inneemt. De scène waarin Daisy door het voordragen van een gedicht een moodswing bij Baxter teweeg brengt, is volgens veel critici ongeloofwaardig.

Banville vindt dat Saturday met deze scène een niet te verantwoorden dieptepunt bereikt. Dirda is van mening dat het er te dik op ligt: “the novel portrays the redemptive, indeed salvific power of art. At the moment when kindliness and civilization are confronted with desperation and ruthlessness, McEwan turns to a Victorian poem… In

Saturday, Matthew Arnold's "Dover Beach" serves to describe our parlous human condition better than ever before, but it also quite literally saves the day. Such things do happen, I suppose, but more often in novels, alas, than in life.” Dat literatuur ons uit gevaarlijke situaties kan redden is niet erg aannemelijk volgens Dirda. Ook Heller vindt deze scene te ver gaan: “This, it is safe to say, is a faintly preposterous episode. Apart from the credibility-defying spectacle of the fiendish underclass tamed, even momentarily, by verse, there is the garish literalism with which the novel's constituent ideas are made manifest… Here, too, of course, is the transformative capacity of art…” Het is de critici veels te expliciet. Hiermee hangt ook het grootste deel van de overige kritiek samen. Hoewel Saturday over het algemeen positief wordt ontvangen, is het werk

de meeste critici iets te expliciet en ligt de boodschap er wat hen betreft er te dik bovenop.

Banville is van alle critici het negatiefst. Dat de roman elders zo positief ontvangen is, stoort hem: “are we in the West so shaken in our sense of ourselves and our culture, are we so disablingly terrified in the faces of the various fanaticisms which threaten us, that we can allow ourselves to be persuaded and comforted by such a self-satisfied and, in many ways, ridiculous novel like this?” Banville stelt dat de mens in gevaarlijke tijden zijn toevlucht zoekt in verhalen met een happy end en dat er dan altijd romans als Saturday de kop opsteken: “the postmillenium world is baffling and dangerous, and we are all eager for reassurance…Saturday is certainly a sign of the times; it is no wonder.” Nee, Banville is er duidelijk over: Saturday “is a dismayingly bad book.” Hij beschouwt Saturday dus als een roman met een gelukkig einde en heeft blijkbaar Henry’s overgang van optimisme naar pessimisme in Saturday niet opgemerkt.

De mildere Dirda heeft ook problemen met het af en toe té expliciete karakter van de roman: “At times its implied meanings may seem too explicit… Saturday still feels a little too artful…just a smidgen over-contrived. Perhaps this is an inevitable consequence of observing the dramatic unities of place, time and action: the intersection of the public and private takes on a disturbing neatness.” Het is hem soms iets te kunstmatig. Ook Heller vindt dat de expliciete gedeeltes de roman niet geloofwaardiger maken. Ze is aanvankelijk geneigd om McEwan het voordeel van de twijfel te geven: “McEwan is quite conscious, I suspect, of the burdens he has placed on our belief… Exaggerated tidiness and supernatural fancy, are, we recall, the very vices that inspire Perowne's hostility to fiction… Here, though, his control over his material is too pronounced. The final chapters, with their literal enactment of the notion that the truest poetry is the most feigning, only reiterate what has already been amply, if implicitly, communicated in the course of the novel. And in doing so, they threaten to undermine the very literary immediacy that they champion. Overstatement is still overstatement, even when effected with a knowing wink to the reader.” Lim noemt de climax “overwrought” en stelt dat de roman haast instort door zijn ambities: het wil én een elf septemberroman zijn, én zich afspelen in één dag én het belang van de literatuur onderstrepen. Het is opvallend dat bovenstaande scène wel erg letterlijk wordt gelezen, in die zin dat men het als een oplossing van McEwan voor de veranderde wereld beschouwt. Hierdoor komt de vraag op, of men Saturday überhaupt nog leest als een roman.

Desondanks is Saturday over het algemeen lovend ontvangen. Banville is de enige recensent die zich echt negatief over de roman uitlaat. De lof die er voor de roman is baseert zich vooral op McEwans gedetailleerde weergave van Henry’s leven, de mooie stijl en de wijze waarop tijd, ruimte en handeling in elkaar grijpen. Er is lof voor de

Zeitgeist die McEwan neerzet en de morele vragen die de roman oproept.

10.6 Tot slot

Hoewel Saturday een stijlbreuk lijkt te vormen met McEwans eerdere werk, wordt het lovend ontvangen. Veel recensies openen met de stelling dat McEwan de ideale elf septemberauteur is omdat na de aanslagen de werkelijkheid op zijn werk is gaan lijken. Hierom zou men ook graag een elf septemberroman van zijn hand willen zien. Dit biedt weinig ruimte voor vernieuwing: aangezien de werkelijkheid op McEwans werk is gaan

lijken wil men vervolgens dat McEwan over deze werkelijkheid gaat schrijven! Wanneer McEwan dan een elf septemberroman schrijft die qua toon en thematiek een stijlbreuk lijkt te vormen met zijn eerdere werk krabben de meeste critici zich even achter de oren om vervolgens het werk alsnog te omarmen.

Aanvankelijk is Saturday in het bezit van een aantal kenmerken die, getuige de recepties van In the Shadow en ELIC, volgens de kritiek passend zouden zijn voor een elf septemberroman: er wordt een Zeitgeist geschetst, en is ruimte voor opmerkingen over politiek en ethiek. Veel critici vinden het echter té expliciet, zelfs zo erg dat sommigen vermoeden dat McEwan met deze roman heeft geprobeerd een allegorie of parabel te scheppen. Dit kan echter ook samenhangen met een leeshouding. Neem nu de scène van het gedicht. Men leest deze scène letterlijk met geen oog voor ironie. De kritiek lijkt de roman erg letterlijk te lezen, op zoek naar morele of politieke uitspraken. Wellicht vindt men de roman daarom te kunstmatig. Dit viel ook al op bij de receptie van ELIC. Men zoekt antwoorden, antwoorden die door de romans niet worden gegeven. Dit letterlijk lezen komt vooral terug bij die critici die denken dat Saturday een zogenaamd happy end heeft, terwijl er tegen het einde juist een zwaar pessimisme valt waar te nemen.

Hier ontstaat de vraag, wat fictie na 9/11 nog kan toevoegen. De critici lijken harde antwoorden te willen. Het verontrustende, vernieuwende van de literatuur, wordt naar de achtergrond geschoven.

De kritiek is op een enkele uitzondering na lovend. Men gaat in de kritieken in op wat er in de roman over de veranderde wereld wordt gesteld. Uit de recensies blijkt de opvatting dat goede literatuur je laat nadenken over de wereld, waardoor je zou mogen stellen dat Saturday alleen hierom al een geslaagd werk mag heten. Tegelijkertijd blijkt uit de recensies dat literatuur eigenlijk niet zo heel veel vermag: het mag een slijpsteen zijn voor onze ethische opvattingen en een beeld tonen van hoe de wereld er na 9/11 uit ziet maar meer ook niet. De roman mag geen pamflet worden: de te expliciete elementen van Saturday worden dan ook negatief besproken. Maar over het algemeen is men zeer positief. Het is een goede poging tot elf septemberliteratuur. De ironie is hier echter, dat uit de romananalyse is gebleken dat Saturday misschien beter als pre-9/11 roman kan worden beschouwd.

Uit de receptie van Saturday valt een beeld af te leiden hoe de ideale elf septemberroman eruit zou zien. Hierin moet een vermenging van de persoonlijke geschiedenis met historische gebeurtenissen plaatsvinden en een antwoord worden gegeven op de vraag hoe men met de veranderde wereld om moet gaan. Tegelijkertijd valt er uit de receptie van Saturday te destilleren hoe een elf septemberroman er niét uit zou moeten zien: geen allegorie en het liefst aandacht voor politiek, ethiek en kunst, en dat alles het liefst niet te expliciet. De roman dient tot nadenken te stemmen.

Op basis van deze, maar ook voorgaande recepties, komt de vraag op of er nog wel literatuur mag worden geschreven over de aanslagen. De lof voor het feit dat

Saturday qua vorm op een modernistische roman lijkt, spreekt boekdelen. Men wil geen vernieuwende literaire stroming maar eerder een werk dat een beetje vertrouwd aandoet. De aanslagen waren al “vernieuwend” genoeg. Op een hoger plan getrokken en heel voorzichtig gesteld, gedraagt de kritiek zich een beetje als de personages uit In the

Shadow, ELIC en Saturday die na de aanslagen het liefst de wereld duiden aan de hand van voorbeelden uit het verleden. De wereld is na 9/11 al raar genoeg, het laatste wat met nodig heeft, zijn schrijvers die opeens een andere koers gaan varen.