• No results found

De wil-tot-wil als het wezen van de techniek

B ‘Hoe de ware wereld tot een fabel werd’

C. De wil-tot-wil als het wezen van de techniek

Bovenstaande bespreking betreft vooral het overweldigende karakter van de wil-tot-macht en de manier waarop dat neerkomt op bestendiging. Hoe het nihilisme zich ontwikkelt, blijkt echter duidelijker uit de manier waarop de bestendiging plaatsvindt als het mogelijk-maken van die overweldiging – waarvoor we moeten kijken naar de manier waarop de wil-tot-wil

51

praktisch in de wereld staat, om dit dan metafysisch te interpreteren. De machtiging-tot- overmachtiging vindt niet alleen plaats als denkende interpretatie; het gaat erom de wereld daadwerkelijk voor de macht toegankelijk te maken. Wat zich in de praktijk voltrekt, betekent echter hetzelfde als wat voor het denken gebeurt, want met de wil-tot-wil is de denkbaarheid van het zijnde inmiddels volledig samengevallen met de maakbaarheid ervan.

De wil-tot-macht stelt waarden om te kunnen interpreteren. De interpretatie is een strijd die berust op zelfoverwinning en ook weer daartoe leidt; dit komt neer op bestendiging van de eigen machtstoename. De wil-tot-wil probeert de wereld in zijn macht krijgen; hij wil alles omdat hij alleen zichzelf wil (en de hoogste formule voor dit alles-willen is de eeuwige wederkeer).

Op deze manier wordt de wil-tot-wil dan uiteindelijk overheerst door wat Heidegger ‘het wezen van de techniek’ noemt. We zien de techniek doorgaans als de middelen die we in onze macht hebben, die ons ter beschikking staan om bepaalde doelen te bereiken. Het geval is daarentegen dat de wil-tot-wil juist door op die manier aan de techniek te denken verstrikt is geraakt in de macht van wat het wezen van de techniek uitmaakt – wat daarbij buiten zichzelf geen ander doel blijkt te hebben. Omdat hij zichzelf echter onvoorwaardelijk als wil- tot-wil begrijpt, omdat elk vragen naar een ander zelfbegrip inmiddels waardeloos of wezenloos is geworden, heeft de wil-tot-wil voor deze situatie een zekere blinde vlek ontwikkeld – een vlek die natuurlijk ten nauwste samenhangt met de Zijnsvergetelheid in het algemeen, die zich hier geheel ontplooit.

Het wezen van de techniek noemt Heidegger de ‘bestendiging van het bestand’. Het gaat hierbij om de denkwijze waarvan de technische apparaten het product zijn. Hierin wordt de wereld begrepen als ‘bestand’: dat betekent als een verzameling mogelijkheden tot machtstoename in de vorm van een voorraad van reeds ontdekte, klaarliggende mogelijkheden.

Met alles wat hij denkt en doet, stelt de wil-tot-macht waarden, die als voorwaarden dienen voor zijn opereren als wil-tot-macht. Die waarden zijn ‘voorstellingen’ waarmee de wil- tot-macht kan rekenen – ‘rekenen’ hier begrepen als het planmatig ontwerpen van de wereld (als ‘planning’ en ‘management’). Alles wordt ter beschikking gesteld. Heidegger gebruikt hier de term ‘het ge-stel’, wat (in elk geval in het Nederlands) misschien nogal bevreemdend klinkt, maar zinnig is, als men het zo verstaat, dat alles dusdanig aan onze machtswil of gemakzucht ter beschikking wordt gesteld, dat we alles ter plekke kunnen bestellen in de alledaagse zin des woords (ik denk nu bijvoorbeeld aan het steeds gewoner en wijdverbreider wordende fenomeen van het on-line shoppen en vervolgens aan huis laten bezorgen van alles waarvoor men enkele jaren terug nog de deur uit ging).

Het doel van al dit gestel is de macht, maar de macht is zelf weer het ter beschikking hebben en beschikbaar stellen. Een wederkeer van hetzelfde dus, maar wel een die steeds verder uit de hand loopt; geen gesloten cirkel maar een neerwaartse spiraal (de wil-tot-wil ervaart de spiraal zelf natuurlijk niet als neerwaarts).

De maakbaarheid van al het zijnde betekent de voleindiging van de Zijnsvergetelheid: hoewel de bestandsbestendiging nog voortgaat, is de voorrang van het zijnde (boven het onwaardeerbare, de chaos, het niets) tot complete heerschappij gekomen en tot heersende totaliteit geworden: het is alles wat er is. In zekere zin betekent dit einde juist dat er geen einde aan komt. De voortgang van de bestendiging betekent alleen maar dat we ons steeds verder vastwerken in hetzelfde: we zijn verstrikt geraakt in de vooruitgang. Misschien is deze spiraal dus niet zozeer een neerwaartse maar eerder een die steeds wijdere kringen trekt – een blinde vlek die zich wereldwijd uitspreidt.

52

Met de bestandsbestendiging probeert men “elk willekeurig voorval op elke willekeurige plaats op elk willekeurig tijdstip toegankelijk” te maken.55 We hoeven maar te denken aan het internet – dit zouden we kunnen zien als extreme consequentie van het Romeinse wegennetwerk. Toch lijkt me dat er een verschil is tussen de Romeinse maakbaarheid en de onze – die in dat opzicht meer het ‘klaarliggende’ karakter van ‘gemaaktheid’ heeft. De Griekse ‘werking’ werd tot het Romeinse ‘bewerken’ – wat voor ons nu ‘verwerking’ genoemd zou kunnen worden. De Grieken dachten het ‘ontstaan’; de Romeinen het ‘tot stand brengen’; wij nu de ‘bestandsbestendiging’.

Het verschil lijkt te zijn, dat de weerstand en de strijd van het bewerken aan belang inboeten – het verschil tussen ‘stellen’ (als ‘iets-oprichten’) en ‘bestellen’; misschien ook net het verschil tussen wil-tot-macht en wil-tot-wil, tussen de werking van een leger en het functioneren van een machine. Voor de Romeinen was de wereld een werkplaats – nu wordt die een opslagplaats van reeds bewerkte producten – een supermarkt. Eerst werden technische middelen toegepast om energie om te zetten en deze ter plekke in het werk te stellen – tegenwoordig wordt de energie op duurzame wijze opgeslagen zodat die altijd direct ter beschikking staat.

Omgekeerd en toch hetzelfde: we hoeven steeds minder te onthouden, we krijgen steeds meer binnen wat we net zo snel weer kunnen vergeten, want we kunnen nu alle informatie per direct opzoeken – we hoeven niet eens meer te weten waar precies, want de zoekmachine kan ons dit vertellen. Hoe ‘kennis’, waarvan de verwerving en toe-eigening altijd enige mate van ‘geest’ vereist, verwerd tot ‘informatie’, die altijd simpelweg voor het oprapen ligt, had Heidegger in zijn tijd al opgemerkt – inmiddels is alle informatie op een beeldscherm gerepresenteerd letterlijk als ‘bestandje’ beschikbaar. We zouden kunnen zeggen dat de geest tot een computer aan het worden is: een informatie-verwerker – en in letterlijke zin: een rekenmachine, een telraam.56

Bij ‘mensen als machines’ moeten we natuurlijk ook denken aan het fenomeen van de massificatie. Heidegger beschrijft dit zo, dat we de mens gaan zien als ‘mensen-materiaal’ dat voor allerlei doeleinden (politieke, economische, technische) in dienst moet worden gesteld. Kunnen we de hedendaagse situatie nog als zulke massificatie vatten? Wie stelt wie, wat stelt wat in dienst? De uniformiteit lijkt tegenwoordig juist zo’n paradoxale vorm aan te nemen, dat iedereen zich massaal als uniek individu probeert te profileren; alle bestelbare diensten worden steeds meer op persoonlijke behoeften aangesneden; de partij-politiek ontwikkelt zich van idealistisch-planmatig maatschappij-ontwerp naar versplinterde belangenbehartiging voor specifieke doelgroepen.

Het wezen van de techniek leidt tot de richtingloosheid van de wil-tot-wil. De hele wereld is bestand. Alles ligt open en voor het oprapen (en downloaden). De vrijheid lijkt onbegrensd. Maar waarheen? Men wil alleen maar meer van hetzelfde. Men moet ‘alles gezien hebben’, vliegt van de ene vakantiebestemming naar de volgende en heeft foto’s nodig om die te onthouden, alles op de wijze van de informatie-verwerking.

Een ander gevolg van het bestands-denken noemt Heidegger de ‘verwoesting en uitputting van de aarde’. Dit is niet de vervuiling waarover de vegetariërs en milieu-activisten zich zorgen maken: want zij vrezen dat toekomstige generaties door onze schuld het bestand niet meer tot beschikking hebben. ‘Duurzaamheid’ hoort bij bestendiging. We kunnen hier beter denken aan het aarde-begrip zoals het in De oorsprong van het kunstwerk wordt

55 Inleiding in de metafysica, §11.

56 Zie Inleiding in de metafysica, §15 voor (de hieraan verwante, nihilistische) bepaling van geest als

53

gebruikt: de ‘chaos’ waaruit nieuwe zin en betekenis kunnen ontstaan. De uitputting en verwoesting daarvan wil zeggen dat alle betekenis bij voorbaat is vastgelegd. Alles is wereld. Maar dat wereld-begrip was afhankelijk van de aarde. Naast de vernietiging van de aarde spreekt Heidegger dan van de ‘verduistering van de wereld’.57 We kunnen hierbij denken aan de blinde vlek van de Zijnsvergetelheid, en daarbij aan het feit dat Heidegger het Zijn graag karakteriseert als ‘oplichting’, ‘opklaring’ (Lichtung – in Zijn en tijd beschrijft hij deze als een gat in het bladerdak: misschien zouden we kunnen spreken van een lichtvlek?58). Waar het om gaat, is de zinloosheid te midden van alle duidelijkheid: het ‘waarheen’ ontbreekt, maar niemand staat stil; het kan en gaat overal naartoe.

Rusteloos, richtingloos, onbegrensd ontplooit zich de wil-tot-wil: en gezien de hele wereld open ligt, ook thuisloos, ontheemd (en blader-dakloos?) – met een zekere onverschilligheid ‘overal thuis’. Dit vermoed ik tegenwoordig om mij te kunnen waarnemen – en niet alleen op manier van het ‘alles gezien moeten hebben’. De (hoger opgeleide) jeugd lijkt uit te willen vliegen – of hiertoe elk moment plotseling te kunnen beslissen. Zijn ze op zoek naar een nieuw thuis? Omdat ze zich niet gebonden voelen, lijken ze de plaats te willen ontvluchten die op een bepaalde manier nog van hen lijkt te eisen dat ze zich thuis voelen. En waarnaar ze op zoek gaan, is het niet de plaats waar ze zichzelf het best menen te kunnen ontplooien – waar het bestand hun het best te bestendigen lijkt? Ergens ‘wortelen’ betekent dan: zich kunnen aanpassen en zich zien te redden. Maar misschien zie ik dit verkeerd.

Inmiddels mogen ons afvragen of de wil-tot-wil inderdaad nog steeds alleen ‘zichzelf’ wil. Zijn we geen getuige ervan hoe iedereen naar zo groot mogelijke ‘erkenning’ streeft door zoveel mogelijk vrienden op Facebook, Twitter of Instagram te verzamelen, alwaar men zoveel mogelijk ‘interessante’ foto’s en opmerkingen plaatst die zoveel mogelijk mensen moeten ‘leuk-vinden’? Probeert de wil-tot-wil daarmee al het mensen-materiaal als bestand voor zichzelf te bestendigen of probeert hij zichzelf als bestand voor anderen beschikbaar te stellen?

57 Ibid.: Heidegger gebruikt hier de ‘wereldverduistering’, bepaald als ‘geesteloosheid’, als uitgangspunt, en

noemt de ‘wezenlijke gebeurtenissen’ in dat opzicht: “de vlucht van de goden, de verwoesting van de aarde, de massificatie van de mens, de voorrang van het middelmatige.”

54