S a n d r a N i j h u i s H a r b r i n k h o e k , n o v e m b e r 2 0 1 2 R i j k s u n i v e r s i t e i t G r o n i n g e n
De invloed van cultuur op de
kwaliteit van
risicoverslaggeving in
De invloed van cultuur op de kwaliteit van
risicoverslaggeving in opkomende economieën
Een onderzoek naar de kwaliteit van de risicoverslagging in Brazilië, Rusland en India in de voedingsfabrikanten sector en de invloed van cultuur hierop
Centrale vraag:
Wat is de kwaliteit van risicoverslaggeving in de risicoparagraaf van het jaarverslag over 2011 van beursgenoteerde ondernemingen in de opkomende economieën in de
voedingsfabrikanten sector en heeft cultuur hier invloed op?
Auteur: Sandra Nijhuis Studentnummer: 1932322
e-‐mail: sandranijhuis@hotmail.com
Harbrinkhoek, november 2012
Master thesis MSc Accountancy & Controlling
Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde Afstudeerbegeleider: dhr. K. Zwaagman
Samenvatting
In deze scriptie wordt het onderzoek beschreven naar de kwaliteit van risicoverslaggeving in de risicoparagraaf van het jaarverslag over 2011 van Braziliaanse, Russische en Indiase ondernemingen in de voedingsfabrikanten sector en de invloed van Hofstede’s culturele dimensies hierop. Door middel van een indexanalyse wordt de kwaliteit van het risicoverslag van in totaal 53 ondernemingen geanalyseerd en door middel van een lineaire
regressieanalyse wordt onderzocht of de vier culturele dimensies van Hofstede -‐
Individualisme, Onzekerheidsvermijding, Machtsafstand en Masculiniteit -‐ hier invloed op hebben.
De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek luidt;
Wat is de kwaliteit van risicoverslaggeving in de risicoparagraaf van het jaarverslag over 2011 van beursgenoteerde ondernemingen in de opkomende economieën in de
voedingsfabrikanten sector en heeft cultuur hier invloed op?
De maximaal behaalde kwaliteitsscore is 44% en de minimaal behaalde kwaliteitsscore is 0%. Van de 53 ondernemingen hebben in totaal 13 ondernemingen, waarvan vijf Braziliaanse, twee Russische en vijf Indiase, een kwaliteitsscore van 0%. De gemiddelde kwaliteit van de risicoparagraaf is 10,4% in Brazilië, 10% in Rusland en 19,2% in India. De gemiddelde
kwaliteit van de risicoparagraaf van alle ondernemingen uit de steekproef is 16,9%, met een standaarddeviatie van 13,0%.
Op basis van deze resultaten wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van risicoverslaggeving in de risicoparagraaf van ondernemingen in de voedingsfabrikanten sector in Brazilië, Rusland en India voor verbetering vatbaar is.
Uit de resultaten van de lineaire regressieanalyse blijkt dat er een significante positieve relatie is tussen de kwaliteit van risicoverslaggeving en Individualisme.
Daarnaast tonen de resultaten aan dat er een significante negatieve relatie bestaat tussen de kwaliteit van risicoverslaggeving en Onzekerheidsvermijding.
Ten aanzien van de culturele dimensies Machtsafstand en Masculiniteit is geen significante relatie met de kwaliteit van risicoverslaggeving aangetoond.
Suggesties voor vervolgonderzoek zijn het gebruik maken van een grotere steekproef met meerdere landen die grotere verschillen in de culturele dimensies vertonen om het bewijs te versterken. Verder zou het onderzoek kunnen worden uitgebreid door over meerdere boekjaren de kwaliteit van risicoverslaggeving te meten en naast cultuur ook andere verklarende variabelen die de kwaliteit van risicoverslaggeving mogelijk beïnvloeden te gebruiken bij de lineaire regressieanalyse. Om de objectiviteit te bevorderen zou de indexanalyse door een tweede persoon uitgevoerd kunnen worden.
Voorwoord
Deze scriptie, met de titel ‘De invloed van cultuur op de kwaliteit van risicoverslaggeving in opkomende economieën’, is geschreven ter afsluiting van de Master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Mijn interesse voor risicomanagement en risicoverslaggeving is ontstaan sinds het volgen van het vak Internal Control Risk Management in de Master Accountancy & Controlling. Daarnaast is mijn interesse voor dit onderwerp gegroeid vanuit de auditpraktijk waarin ik werkzaam ben. De relatie tussen cultuur en verslaggeving heeft mijn aandacht getrokken naar aanleiding van de toenemende mate van harmonisatie van verslaggevingsstandaarden wereldwijd. Mijn verwachting is dat ondanks dat er in toenemende mate dezelfde
verslaggevingsstandaarden worden gehanteerd, er altijd verschillen blijven bestaan in de jaarverslaggeving als gevolg van de cultuurverschillen tussen landen.
Via deze weg wil ik van de gelegenheid gebruik maken om enkele personen te bedanken. Om te beginnen wil ik mijn grote dank uitspreken aan mijn afstudeerbegeleider dhr. K. Zwaagman, die mij steeds weer heeft weten te motiveren en mij inhoudelijk zeer goed heeft begeleid. Zijn positieve kritiek, snelle en goede feedback en zijn ideeën zijn onmisbaar geweest bij het voltooien van deze scriptie. Daarnaast wil ik mevr. I. Oortman MSc EMA RA bedanken voor haar begeleiding bij deze scriptie.
Verder wil ik mijn vriend, familie en vriendinnen erg bedanken voor hun motivatie en steun tijdens deze, soms eenzame, periode.
En ten slotte wil ik mijn werkgever, Eshuis Registeraccountants B.V., bedanken voor de tijd en middelen die mij beschikbaar werden gesteld om de opleiding Master Accountancy & Controlling te kunnen volgen en het onderzoek tijdig af te ronden.
Harbrinkhoek, november 2012
Inhoudsopgave
Samenvatting ... 3
Voorwoord ... 4
1 Inleiding ... 7
1.1 Doel ... 9
1.2 Centrale onderzoeksvraag en deelvragen ... 9
1.3 Conceptueel model ... 10
1.4 Structuur ... 11
2 Risicomanagement en risicoverslaggeving ... 12
2.1 Ondernemingsrisicomanagement ... 12
2.2 Risicomanagement in de voedingsfabrikanten sector ... 16
2.3 Definitie risicoverslaggeving en het belang van risicoverslaggeving voor ondernemingen en haar stakeholders ... 17
2.4 Bevindingen van eerder onderzoek naar de kwaliteit van risicoverslaggeving in jaarverslagen ... 20
2.5 Definitie en meetbaarheid van kwaliteit ... 21
3 Cultuur ... 23
3.1 Wat is cultuur? ... 23
3.2 Theoretische modellen ... 24
3.2.1 Hofstede’s culturele dimensies ... 24
3.2.2 Gray’s accounting value dimensions ... 25
3.3 Bevindingen van eerder onderzoek naar cultuur en jaarverslaggeving ... 27
3.3.1 Cultuur en risicoverslaggeving ... 27
3.3.2 Cultuur en harmonisatie van verslaggevingsstandaarden ... 27
3.3.3 Invloed van cultuur en rechtssystemen op verslaggeving als geheel ... 28
3.3.4 Cultuur en internal control disclosure ... 29
3.4 Verwachte relaties kwaliteit risicoverslaggeving en cultuur ... 29
4 Wet-‐ en regelgeving ten aanzien van risicoverslaggeving ... 32
4.1 Brazilië ... 33 4.2 Rusland ... 33 4.3 India ... 34 4.4 China ... 34 5 Onderzoekmethodologie ... 37 5.1 Onderzoeksmethode ... 37 5.2 Steekproefselectie ... 39 6 Bevindingen ... 41
6.1 Uitkomsten kwaliteit risicoverslaggeving ... 41
6.2 Uitkomsten lineaire regressieanalyse ... 44
7 Conclusie ... 48
7.1 Conclusie ... 48
7.2 Beperkingen van het onderzoek ... 49
7.3 Aanbevelingen vervolgonderzoek ... 49
Bronvermelding ... 50
BIJLAGE 1 Vragen indexanalyse ... 54
BIJLAGE 3 Vragenlijst Mertens en Blij (2008) ... 61 BIJLAGE 4 Overzicht ondernemingen in steekproefselectie ... 63 BIJLAGE 5 Overzicht dataset ... 64
1 Inleiding
Dit onderzoek richt zich op de kwaliteit van risicoverslaggeving in de voedingsfabrikanten sector in opkomende economieën en de invloed van cultuur op deze kwaliteit. In deze inleiding zal ik mijn motivatie voor de keuze van dit onderwerp en de gekozen landen en sector toelichten. In de daarna volgende paragrafen in dit hoofdstuk wordt het doel van het onderzoek, de centrale onderzoeksvraag en daarvan afgeleide deelvragen, het conceptueel model en de structuur van deze scriptie beschreven.
De aandacht voor risicoverslaggeving is de laatste jaren internationaal gezien enorm
toegenomen. Dit is onder andere het gevolg van de grote boekhoudschandalen in het begin van de 21e eeuw, waaronder Enron, Parmalat, Ahold en Worldcom, die voor de vraag naar verbetering van corporate governance codes hebben gezorgd. Daarnaast hebben de kredietcrisis en de toenemende vraag naar een kwalitatief goed en transparant jaarverslag hier ook aandeel in. De kwaliteit van risicoverslaggeving laat echter, op basis van eerder onderzoek, bij veel ondernemingen te wensen over en voldoet niet aan de
gebruikersbehoefte (o.a. De Groot, 2006 en Mertens en Blij, 2008).
In dit onderzoek wil ik de huidige kwaliteit van risicoverslaggeving meten en de verschillen in kwaliteit tussen de onderzochte landen in kaart brengen. Nadat de huidige kwaliteit van risicoverslaggeving bekend is, wil ik onderzoeken in hoeverre cultuur invloed heeft op deze kwaliteit.
Onderzoek naar de relatie tussen cultuur en risicoverslaggeving is zeer beperkt. Met mijn onderzoek wil ik proberen om in deze behoefte te voorzien.
De invloed van cultuur op risicoverslaggeving is interessant om te onderzoeken, vanwege het feit dat verslaggevingsstandaarden wereldwijd worden geharmoniseerd teneinde eenheid in de verslaggeving te creëren door middel van de International Financial Accounting Standards (IFRS). De vraag is of dit haalbaar is vanwege het feit dat de interpretatie van verslaggevingsstandaarden en de mate waarin zij vrijwillig worden nageleefd wordt beïnvloed door cultuur (Akman, 2011).
Door verschillende landen mee te nemen in het onderzoek, kan de invloed van cultuur op de kwaliteit van risicoverslaggeving worden onderzocht. De steekproef in dit onderzoek bestaat uit ondernemingen uit Brazilië, Rusland, India en China. Deze vier landen vormen samen de BRICs. Goldman Sachs, de Amerikaanse investeringsbank, hanteerde in 2001 als eerste de afkorting BRIC voor de snel groeiende economieën. Goldman Sachs is er van overtuigd dat deze landen in 2050 in de top van meest dominerende economische wereldmachten staan. Tegenwoordig wordt ook vaak gesproken over de next 11 (N-‐11) als het gaat om belangrijke opkomende economieën. Deze term is in 2005 geïntroduceerd, ook door Goldman Sachs, en omvat -‐ in alfabetische volgorde -‐ de landen Bangladesh, Egypte, Indonesië, Iran, Mexico, Nigeria, Pakistan, Filipijnen, Zuid-‐Korea, Turkije en Vietnam.
In het economisch nieuws worden de ontwikkelingen in de BRIC-‐landen veel besproken. Ter illustratie, de zoekterm ‘BRIC’ levert bij fd.nl over de laatste 13 maanden maar liefst 133 artikelen op.
Ik heb voor de BRIC-‐landen gekozen omdat ik benieuwd ben hoe het daar met de kwaliteit van risicoverslaggeving door ondernemingen is gesteld, aangezien deze economieën een belangrijke impact hebben op de wereldeconomie (Wereldbank, 2012) en vanwege de
toenemende belangstelling van buitenlandse investeerders in de opkomende economieën (Goldman Sachs, Global Investment Research).
Er is nog geen onderzoek verricht naar de kwaliteit van risicoverslaggeving in deze landen, ondanks het belang van en de interesse in de BRICs.
Ook is nog geen onderzoek verricht naar kwaliteit van risicoverslaggeving in de
voedingsfabrikanten sector. Ik heb voor een specifieke sector gekozen, om een zo goed mogelijke vergelijking te kunnen maken. De keuze voor het betrekken van de
voedingsfabrikanten sector in mijn onderzoek is tot stand gekomen vanwege diverse schandalen in deze sector.
Een belangrijk voorbeeld van een schandaal van voedselonveiligheid is het melamine-‐ schandaal in 2008 in China, waarbij zes kinderen overleden en zeker 300.000 kinderen ziek werden na het drinken van melk die was vermengd met melamine.
In januari 2012 is een rapport van de Food Safety and Standads Authority of India
uitgekomen, waaruit blijkt dat het grootste deel van de melk in India verdund is met water en versneden met producten, waaronder meststoffen, bleekmiddel en afwasmiddel, om de melk dikker te maken en het een witte, schuimige uitstraling te geven.
Het rapport veroorzaakte grote verontwaardiging in India -‐'s werelds grootste
melkproducent-‐ waar melk wordt gebruikt voor religieuze rituelen en een bron van eiwitten is voor honderden miljoenen vegetariërs. Maar dat is slechts het topje van de ijsberg. Hetzelfde bureau heeft ook aangetoond dat 13 procent van al het voedsel in India niet aan de eisen voldoen.
Ook in Nederland blijkt dat risico’s met betrekking tot voedselonveiligheid niet moeten worden onderschat. Het meest recente voorbeeld van een schandaal is de salmonella-‐ uitbraak door besmette zalm van de firma Foppen uit Harderwijk in oktober 2012. Ten gevolge van een infectie met de bacterie zijn drie mensen overleden en zeker 950 mensen ziek geworden. De verkoop van alles dat met zalm te maken had daalde fors.
Voedselonveiligheid is daarom een wereldwijd probleem waaraan jaarlijks (geschat) meer dan twee miljoen mensen overlijden en dat leidt tot enorme economische verliezen en leed. Risicoanalyse is de wereldwijd geaccepteerde en gestructureerde methode om
voedselveiligheidsrisico’s te identificeren, te beheersen en daarover te communiceren (Dijkstra, 2009). Doordat onderzoek naar de kwaliteit van risicoverslaggeving in deze specifieke sector nog niet eerder is uitgevoerd is het onbekend of en hoe ondernemingen informatie over bovengenoemde en andere belangrijke risico’s in het jaarverslag
communiceren. In dit onderzoek wordt een eerste indruk verkregen van de kwaliteit van risicoverslaggeving in deze specifieke sector.
1.1 Doel
Het doel van dit onderzoek is enerzijds om inzicht te krijgen in de kwaliteit van
risicoverslaggeving van beursgenoteerde ondernemingen in de voedingsfabrikanten sector in opkomende economieën, waaronder Brazilië, Rusland, India en China. Daarnaast is het doel om te onderzoeken of cultuur invloed heeft op de kwaliteit van het risicoverslag.
1.2 Centrale onderzoeksvraag en deelvragen
In deze scriptie staat de volgende onderzoeksvraag centraal;
Wat is de kwaliteit van risicoverslaggeving in de risicoparagraaf van het jaarverslag over 2011 van beursgenoteerde ondernemingen in de opkomende economieën in de
voedingsfabrikanten sector en heeft cultuur hier invloed op?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd; • Wat wordt verstaan onder risicoverslaggeving en wat is het belang van
risicoverslaggeving voor een onderneming en haar stakeholders? (Hoofdstuk 2) • Wat is de definitie van kwaliteit en hoe kan de kwaliteit van het risicoverslag
gemeten worden? (Hoofdstuk 2)
• Wat is cultuur en waarom is onderzoek naar de relatie tussen jaarverslaggeving en cultuur relevant? (Hoofdstuk 3)
• Wat hebben eerdere onderzoeken naar de relatie tussen cultuur en jaarverslaggeving aangetoond? (Hoofdstuk 3)
• Welke relaties worden er verwacht tussen de kwaliteit van het risicoverslag en cultuur? (Hoofdstuk 3)
• Welke eisen stellen de wet-‐ en regelgeving aan risicoverslaggeving voor beursgenoteerde bedrijven in de opkomende economieën? (Hoofdstuk 4)
1.3 Conceptueel model
Op basis van de onderzoeksvraag en bovenstaande deelvragen is het conceptueel model ontwikkeld zoals hieronder in concept is weergegeven. Het model om de kwaliteit van een risicoverslag te meten bestaat uit verwachte aanwezige elementen die in een kwalitatief goed risicoverslag zouden moeten zijn opgenomen.
De drie factoren risicoverslaggevingsliteratuur, gebruikersbehoefte en wet-‐ en regelgeving kunnen invloed hebben op welke elementen -‐verplicht dan wel vrijwillig-‐ in het risicoverslag worden opgenomen, deze elementen vormen samen de verwachting van kwaliteit van het risicoverslag. Wet-‐ en regelgeving beïnvloedt de verplichte informatie-‐elementen en de informatievraag van gebruikers van het risicoverslag en risicoverslaggevingsliteratuur beïnvloedt de vrijwillige informatie-‐elementen. Op basis van de verwachte informatie-‐ elementen wordt een index opgesteld. Door middel van het toetsen van het risicoverslag op aanwezige elementen in het risicoverslaggeving aan de hand van de index wordt de
werkelijke kwaliteit bekend.
Aanwezige elementen risicoverslag (werkelijke kwaliteit)
Aanwezige elementen risicoverslag (verwachjng kwaliteit) Risico-‐ verslaggevings-‐ literatuur Gebruikers-‐ behoeke Wet-‐ en regelgeving Risicoverslag 2011
1.4 Structuur
De structuur van deze scriptie is aan de hand van de volgorde van de in paragraaf 1.2 geformuleerde deelvragen opgebouwd en is als volgt;
Hoofdstuk 2 geeft antwoord op de deelvragen ten aanzien van risicoverslaggeving en kwaliteit. In dit hoofdstuk wordt de definitie van risicoverslaggeving en de hiermee
samenhangende begrippen risico en risicomanagement gegeven, tevens wordt het belang voor ondernemingen en stakeholders van het openbaar maken van risico-‐informatie toegelicht aan de hand van verschillende theorieën en wordt eerder onderzoek naar risicoverslaggeving besproken. Ook geeft dit hoofdstuk antwoord op de vraag wat kwaliteit is en hoe kwaliteit gemeten kan worden.
Hoofdstuk 3 geeft antwoord op de deelvragen ten aanzien van cultuur. In dit hoofdstuk wordt de definitie van cultuur gegeven en worden belangrijke theorieën besproken. Ook wordt in dit hoofdstuk een uiteenzetting gegeven van eerder onderzoek naar cultuur en financiële en niet-‐financiële verslaggeving en worden de verwachte relaties tussen cultuur en de kwaliteit van risicoverslaggeving besproken. Op basis hiervan worden de hypothesen geformuleerd.
Hoofdstuk 4 bespreekt de relevante wet-‐ en regelgeving en geeft daarmee antwoord op de laatst geformuleerde deelvraag. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de onderzoeksmethode en steekproef selectie behandeld. In hoofdstuk 6 worden de bevindingen gepresenteerd, waarna vervolgens in hoofdstuk 7 de conclusie wordt gevormd en mogelijkheden voor vervolgonderzoek besproken.
2 Risicomanagement en risicoverslaggeving
De belangstelling voor risicoverslaggeving is de laatste jaren toegenomen bij zowel
wetenschappelijke onderzoekers als bij regelgevende instanties en beroepsorganisaties voor accountants.
Ook neemt de aandacht voor risicoverslaggeving bij gebruikers van het jaarverslag toe. Twee derde van de professionele beleggers vinden niet-‐financiële informatie van beursfondsen, waaronder het risicoverslag, inmiddels even belangrijk als financiële informatie (Eumedion, 2008). Aandeelhouders en andere belangengroepen verwachten van ondernemingen dat ze informatie over verwachtingen en mogelijke risico’s van toekomstige prestaties openbaar maken (Beretta en Bozolan, 2004).
Dit hoofdstuk behandelt de volgende deelvragen;
• Wat wordt verstaan onder risicoverslaggeving en wat is het belang van risicoverslaggeving voor een onderneming en haar stakeholders?
• Wat is de definitie van kwaliteit en hoe kan de kwaliteit van het risicoverslag gemeten worden?
Om onderzoek te kunnen doen naar de kwaliteit van risicoverslaggeving is het belangrijk om eerst uiteen te zetten wat wordt verstaan onder risico en risicomanagement en wat
risicoverslaggeving inhoudt.
In paragraaf 2.1 wordt het begrip ondernemingsrisicomanagement toegelicht, waarna in paragraaf 2.2. het belang voor de voedingsfabrikanten sector wordt beschreven. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de definitie van risicoverslaggeving en het belang ervan voor een onderneming en haar stakeholders. In paragraaf 2.4 worden bevindingen van eerdere relevante onderzoeken ten aanzien van risicoverslaggeving weergegeven.
Om antwoord te krijgen op hoe kwaliteit van risicoverslaggeving gemeten kan worden wordt in paragraaf 2.5 de definitie van kwaliteit gegeven en een voorstel om de kwaliteit van het risicoverslag te meten op basis van eerdere onderzoeken.
2.1 Ondernemingsrisicomanagement
Ondernemen is risico nemen en beheersen. De achterliggende gedachte van
ondernemingsrisicomanagement is dat elke onderneming bestaat om waarde te creëren voor haar aandeelhouders. Elke onderneming wordt geconfronteerd met onzekerheden, waarbij voor het management de uitdaging ligt om vast te stellen hoeveel onzekerheid aanvaardbaar is terwijl wordt gestreefd naar groeiende aandeelhouderswaarde. Onzekerheid biedt zowel risico’s als kansen, die de waarde zowel kunnen verhogen als uithollen.
Om de risico’s die een onderneming loopt die haar doelstellingen bedreigen in kaart te brengen en hierop actie te ondernemen, is het belangrijk een goed ondernemings-‐ risicomanagementsysteem te implementeren. Dit houdt in dat een onderneming haar risicoacceptatiegraad en strategie bepaalt, haar doelstellingen categoriseert, zij
gebeurtenissen die deze doelstellingen bedreigen identificeert evenals de kans en impact van deze gebeurtenissen en dat zij de risk response bepaalt. Vervolgens worden de
geïdentificeerd en gecommuniceerd waardoor mensen in staat worden gesteld hun verantwoordelijkheden uit te voeren.
Ten aanzien van het ondernemingsrisicomanagement is het COSO-‐model (Enterprise Risk Management Integrated Framework) een van de meest gebruikte modellen voor
implementatie van ondernemingsrisicomanagement. In een Enterprise Risk Management referentiekader onderzoek uit 2008 geeft 52% van de respondenten aan dat ze het COSO-‐ model 2004 gebruiken.
Door COSO (2004) wordt ondernemingsrisicomanagement als volgt gedefinieerd:
‘Ondernemingsrisicomanagement is een proces dat bewerkstelligd wordt door het bestuur van de onderneming, het management en ander personeel en wordt toegepast bij het formuleren van de strategie en binnen de gehele onderneming, ontworpen om potentiele gebeurtenissen die invloed kunnen hebben op de onderneming te identificeren en om risico’s te beheren zodat deze binnen de risicoacceptatiegraad vallen, om een redelijke zekerheid te bieden ten aanzien van het behalen van de ondernemingsdoelstellingen.’.
Het COSO-‐model onderscheidt vier categorieën, namelijk:
-‐ Strategisch, betreft globale doelen en is afgestemd op de missie; -‐ Operationeel, betreft effectief en efficiënt gebruik van de middelen; -‐ Rapportage, betreft betrouwbaarheid van verslaggeving en
-‐ Toezicht, betreft naleving van wet-‐ en regelgeving.
De ondernemingsleiding identificeert de events (gebeurtenissen die het realiseren van de doelstellingen bedreigen) en schat de grootte van de risico’s in (kans en impact).
Het begrip risico wordt door de Dikke van Dale als volgt omschreven;
‘Gevaar voor schade of verlies, de gevaarlijke of kwade kans of kansen die zich bij iets voordoen.’
In deze definitie wordt er gesproken over de kans en het gevolg (schade of verlies).
Om een kwantitatieve analyse van een risico mogelijk te maken wordt bij het opstellen van rekenkundige risico analyses vaak de definitie ‘Risico is kans x gevolg’ gehanteerd. Door Mitchell is dit uitgedrukt in de volgende formule met de kans P (Lossn) op verlies en de significantie I (Lossn) (Harland et al., 2003):
Riskn=P(Lossn) x I(Lossn)
Afgeleid van het COSO-‐model (2004) bestaat de verwachting dat een onderneming risico’s identificeert en rapporteert in de categorieën Strategisch, Operationeel, Rapportage en Wet-‐ en Regelgeving. Hierna wordt een toelichting gegeven van deze risicocategorieën.
Strategische risico’s
Elke onderneming loopt vrijwillig enig risico om rendement te genereren uit de door haar gekozen strategie teneinde aandeelhouderswaarde te creëren. Strategische risico’s zijn daarom niet per definitie ongewenst. Een strategie waarbij hoge rendementen worden verwacht, vereist over het algemeen dat het bedrijf grotere risico’s neemt (Kaplan en Mikes, 2012). Strategische risico’s zijn daarom verbonden met strategische beslissingen van het management (Crouhy et al., 2006).
Operationele risico’s
Volgens Crouchy et al. (1998) is een operationeel risico:
“…the risk that external events, or deficiencies in internal controls or information systems, will result in a loss-‐ whether the loss is anticipated to some extent or entirely unexpected.”
Robert Morris Associates et al. (1999) geven de volgende definitie:
“…the direct or indirect loss resulting from inadequate or failed internal processes, people and systems, of from external events.”
Vertaald naar het Nederlands is een operationeel risico dus gerelateerd aan potentiële verliezen ten gevolge van inadequate of falende interne processen, mensen en systemen of resulterend uit externe gebeurtenissen. Dit verlies kan zowel verwacht als volledig
onverwacht zijn.
Rapportage risico’s
Rapportage doelstellingen hebben te maken met de betrouwbaarheid van financiële
verslaggeving, de juiste en volledige weergave van de verslaggeving. Risico’s ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verslaggeving worden volgens het onderzoek door het
Corporate Governance Insights Centre (CGIC) van de Rijksuniversiteit (2009) als aparte risicocategorie nauwelijks weergegeven. Zij onderzochten van 21 Nederlandse fondsen de inzichtelijkheid van de rapportage over interne risicobeheersing over het verslagjaar 2008. Hieruit bleek dat slechts 5 van de 21 fondsen enig inzicht gaf in het jaarverslag betreffende de rapportage risico’s. Deze worden door veel ondernemingen mogelijkerwijs als onderdeel gezien van de operationele dan wel financiële risico’s (CGIC, 2009). Wat operationele risico’s zijn is reeds beschreven, hieronder wordt kort toegelicht wat financiële risico’s zijn.
Financiële risico’s worden veelal ingedeeld in drie subgroepen, namelijk marktrisico, kredietrisico en liquiditeitsrisico (IFRS 7; Michiels et al., 2009).
Marktrisico is het risico dat de reële waarde van een financieel instrument fluctueert door veranderingen in de marktprijs (IFRS 7). Bij veranderingen in de marktprijs kan gedacht worden aan veranderingen in vastgoedprijzen, aandelenkoersen, wisselkoersen en rentepercentages.
Het kredietrisico wordt omschreven als de kans van het dalen van de reële waarde van de debiteuren portfolio en de kans dat de betalingen van contractuele verplichtingen niet vervuld worden door de tegenpartij (IFRS 7).
Het liquiditeitsrisico geeft weer of een bepaald financieel instrument al dan niet eenvoudig verhandeld kan worden (IFRS 7).
Financiële instrumenten worden in de RJ 290 Financiële instrumenten als volgt omschreven: ‘Een financieel instrument is een overeenkomst die leidt tot een financieel actief van een partij en een financiële verplichting of een eigen vermogens-‐instrument van een andere partij’ (paragraaf 402). Het begrip financiële instrumenten bevat alle instrumenten waarover markt-‐, krediet-‐ en liquiditeitsrisico’s worden gelopen (Van Eijden, 2010).
Wet-‐ & Regelgevingrisico’s
Het niet naleven en niet integreren van wet-‐ en regelgeving in de dagelijkse gang van zaken door een onderneming leidt tot wet-‐ en regelgevingrisico’s. Hierbij horen kwesties als het voldoen aan gezondheids-‐ en veiligheidsregelgeving, milieu wet-‐ en regelgeving,
arbeidswetten, privacy regels en beschermingswetten voor klanten. Ook door de bedrijfstak zelf opgelegde gedragsregels of beroepsgroepregels vallen hieronder (De Looze, 2010). Wet-‐ en regelgevingrisico’s bevat de volgende subcategorieën:
-‐ Juridisch risico; Stelt de onderneming bloot aan een geschil met klanten, aandeelhouders, werknemers of toeleveranciers (Harland et al., 2003).
-‐ Belastingrisico; Komt voort uit veranderingen in de belastingwetgeving (Harland et al., 2003).
-‐ Wetgeving risico; Stelt de onderneming bloot aan veranderingen in regelgeving die invloed hebben op de activiteiten van de onderneming, zoals milieuregelgeving (Harland et al. 2003).
Het indelen van risico’s in verschillende categorieën zorgt ervoor dat potentiële risico’s beter geïdentificeerd, begrepen en beheerst kunnen worden (Roth et al., 2002). De focus kan daarbij bijvoorbeeld liggen op doelstellingen die gerelateerd zijn aan de betrouwbaarheid van rapportage en naleving van de wet-‐ en regelgeving, aangezien deze doelstellingen binnen de macht van de onderneming liggen. Het behalen van strategische en operationele doelen is tevens aan externe invloeden onderhevig en ligt dus niet altijd binnen de macht van de onderneming. Goed risicomanagement geeft de ondernemingsleiding redelijke zekerheid ten aanzien van de vier onderscheiden ondernemingsdoelstellingen.
2.2 Risicomanagement in de voedingsfabrikanten sector
In een steeds groter aantal landen is in de afgelopen decennia het besef ontstaan dat veilig voedsel en voedselhygiëne onontkoombaar zijn en een vast aspect dienen te vormen binnen (inter)nationaal beleid met betrekking tot volksgezondheid. Het door de Verenigde Naties (VN) ontwikkelde basisdocument Codex Alimentarius heeft het pad geëffend voor de
ontwikkeling van de zogeheten HACCP principes (Hazard Analysis Critical Control Points), die wereldwijd worden erkend en toegepast. Ook in de BRICs worden dergelijke systemen ten aanzien van voedselveiligheid vereist.
Voor de voedingsfabrikanten sector betekent de toenemende aandacht voor
voedselveiligheid dat risicomanagement binnen ondernemingen een integraal onderdeel is van het kwaliteits-‐ en voedselveiligheidssysteem en is (hoort dat te zijn) verankerd in het beleid van de onderneming (Dijkstra, 2009).Het management selecteert de reacties op de risico’s –vermijden, verminderen, delen of accepteren van het risico-‐ waarbij een set acties wordt ontwikkeld om risico’s af te stemmen op de risicoacceptatiegraad (COSO, 2004).
Mack et al. (2006) hebben onderzoek gedaan naar risicomanagement in de agro-‐food keten en signaleren in deze sector de volgende risico’s:
1 de veiligheid van het product; 2 het productieproces;
3 de concurrentie, druk vanuit de markt;
4 duurzame ontwikkeling van het bedrijf/product(innovatie); 5 kosten voor service en garantie;
6 wet-‐ en regelgeving;
7 maatschappelijke verantwoordelijkheid; 8 consumenten wensen (eisen).
In deze sector is sprake van een (complexe) set aan natuurwetenschappelijke-‐,
(bedrijfs)economische-‐ en sociaalwetenschappelijke aspecten waarmee de onderneming rekening dient te houden (Dijkstra, 2009).
Geen enkele maatregel is zinvol als er niet op de een of andere wijze wordt vastgesteld of de maatregel daadwerkelijk wordt uitgevoerd (monitoren) en of de maatregel effectief is (evalueren). In de voedingsfabrikanten sector wordt hierbij gebruik gemaakt van
registratiesystemen, zodat bij het constateren van een onveilig product de oorzaak of bron in veel gevallen kan worden herleid. Om aan de buitenwereld te laten zien dat een
onderneming aan de voedselveiligheids-‐ en hygiëne-‐eisen wordt voldaan, vindt certificering plaats.
Op naleving van de eisen vindt regulier controle plaats door controlerende instellingen. Daarnaast worden door publieke of privaatrechtelijke instanties controles uitgevoerd. In India is bijvoorbeeld The Food Safety and Standards Authority of India opgericht in 2006. Deze instantie is verantwoordelijk voor het vaststellen van de normen voor voedselartikelen en voor de regulering van de productie, opslag, distributie, verkoop en import om de
beschikbaarheid van veilig en gezond voedsel te garanderen. Echter blijkt uit de recente schandalen die zijn genoemd in de inleiding dat de wet-‐ en regelgeving nog niet door alle ondernemingen wordt nageleefd.
2.3 Definitie risicoverslaggeving en het belang van risicoverslaggeving voor ondernemingen en haar stakeholders
Financiële verslaggeving wordt gezien als een belangrijk middel voor het management om de ondernemingsprestaties en het gevoerde beleid om tot deze prestaties te komen te communiceren naar haar stakeholders. Een stakeholders (belanghebbende) is een persoon of organisatie die invloed ondervindt of die zelf invloed kan uitoefenen op een onderneming. Voorbeelden van stakeholders zijn aandeelhouders, beleggers, werknemers, managers en directie, en klanten en leveranciers. Zij zijn op basis van de jaarrekening, waar rapportage over de risico’s en risicomanagement een in toenemende mate belangrijk onderdeel van is, beter in staat (investerings)beslissingen nemen. Aandeelhouders en beleggers worden over het algemeen als de belangrijkste gebruikers van risicoverslaggeving gezien, vanwege het feit dat dit de grootste en belangrijkste groep is. Zij beslissen op basis van onder andere informatie in het risicoverslag of er wel of niet in een aandeel wordt geïnvesteerd (Aourz, 2009).
De toenemende mate van belangrijkheid van risicoverslaggeving blijkt ook uit een enquête van Eumedion, het Koninklijk Nivra en de VBA Beroepsvereniging uit 2008. Daaruit blijkt dat twee derde van de aandeelhouders en professionele beleggers niet-‐financiële informatie van beursfondsen inmiddels even belangrijk vindt als financiële informatie. Het jaarverslag en de jaarrekening blijven daarbij de eerste informatiebron voor aandeelhouders en beleggers.
Beretta en Bozzolan (2004, p.269) definiëren risicoverslaggeving als ‘ de communicatie van
informatie over de strategie, karakteristieken en andere externe factoren die de verwachte resultaten zouden kunnen beïnvloeden’ (Michiels et al., 2009).
Volgens Meijer (2003) is de meest geschikte plaats voor risicoverslaggeving in het
bestuursverslag. Opname in het bestuursverslag heeft als voordeel risicoverslaggeving te zien ‘door de ogen van het bestuur’. Daarnaast kan opname in het bestuursverslag zorgen voor een totaaloverzicht van relevante risico’s, waarbij ook de samenhang tussen de risico’s kan worden getoond.
Het bestuursverslag is onderdeel van het jaarverslag en is zoals hiervoor genoemd de eerste informatiebron voor aandeelhouders en beleggers. Omdat er sprake is van scheiding tussen leiding en eigendom bij beursgenoteerde ondernemingen, ontstaat er een agency problem. De aandeelhouders zijn eigenaar van de onderneming en het management heeft de
dagelijkse leiding. Ze worden in de agency theorie principaal (aandeelhouder) en agent (management) genoemd. De agent is in dienst van de aandeelhouder en behartigt de belangen van de aandeelhouder, voornamelijk het creëren van aandeelhouderswaarde. In ruil daarvoor ontvangt het management salaris (en bonus) voor het realiseren van bepaalde doelstellingen. Doordat sommige partijen een informatie-‐voordeel ten opzichte van anderen hebben ten aanzien van bepaalde business-‐transacties, ontstaat er
informatieasymmetrie. Er ontstaan twee soorten van informatieasymmetrie, namelijk moral
hazard en adverse selection.
Moral hazard betekent dat sommige partijen de acties van anderen niet kunnen observeren
terwijl deze wel de belangen van alle partijen in de transactie beïnvloeden. Dit risico
ontstaat als gevolg van het feit dat de ene partij (de manager) over informatie beschikt hoe een bepaald resultaat is behaald en van welke kwaliteit het resultaat is, terwijl de andere partij (eigenaar/belegger) niet over deze informatie beschikt (Scott, 2009).
Adverse selection betekent dat de ene partij kennis heeft waarover de ander niet beschikt.
Doordat de ene partij over informatie beschikt waar de andere partij niet over beschikt, is het mogelijk dat investeerders beslissingen nemen zonder te beschikken over de juiste informatie. Adverse selection betreft derhalve een informatie achterstand van de belegger/eigenaar ten opzichte van de manager (Scott, 2009).
Door middel van disclosure (openbaarmaking), zowel verplicht door middel van wet-‐ en regelgeving als vrijwillig (voluntary disclosure), kan de informatieasymmetrie worden verkleind.
In het onderzoek van Linsley en Shrives (2000) worden naast de agency theory ook andere theorieën besproken op de vraag wat de motivatie van managers is achter voluntary
disclosure.
Deze theorieën zijn hieronder in tabelvorm weergegeven.
Theorie Belangrijkste ideeën achter de theorie Voorbeeld van bronnen
Agency theory Aandeelhouders (principalen) monitoren het management (agenten) door hen te verplichten verantwoording af te leggen. Het management zal daarom, om door de aandeelhouders ‘met rust te worden gelaten’, meer informatie openbaar maken dan noodzakelijk is.
Jensen en Meckling (1976) Signalling theory Directeuren die geloven dat hun bedrijf beter is dan andere
bedrijven zullen dit willen signaleren aan investeerders om vermogen aan te trekken. Bestuurders kunnen dit doen door vrijwillig informatie openbaar te maken naast de informatie die vereist is door wet-‐ en regelgeving.
Spence (1973)
Political costs theory Bepaalde ondernemingen trekken de aandacht van de media, het publiek en de politiek. Bijvoorbeeld bedrijven waarbij gezien wordt dat er hoge winsten worden gemaakt ten koste van de consument. Deze bedrijven kunnen extra vrijwillige informatie verschaffen om hun imago te
manipuleren en ongewenste aandacht af te leiden.
Watts en Zimmerman (1986)
Legitimacy theory Bedrijven worden gezien als het hebben van een sociaal contract met de samenleving, zodanig dat het zich gedraagt in overeenstemming met bepaalde aanvaarde normen. Als een bedrijf wordt verondersteld dit contract te hebben geschonden, dan probeert zij zichzelf hiervan te verlossen door onder meer extra informatie openbaar te maken.
Shocker en Sethi (1974)
Tabel 1 Overzicht van disclosure theorieën (Bron: Linsley & Shrives, 2000)
Deze tabel geeft vier theorieën weer die de motivatie van het management verklaart bij het vrijwillig openbaar maken van informatie. Meer informatie dan noodzakelijk wordt
opgenomen door managers in de hoop ‘met rust te worden gelaten’ door aandeelhouders, daarnaast willen zij investeerders attent maken op hun onderneming om zodoende
vermogen aan te trekken. Verder is het manipuleren van het imago en het afleiden van ongewenste aandacht van media, het publiek en de politiek een motivatie voor vrijwillige
openbaarmaking van informatie. De vierde motivatie voor meer vrijwillige verslaggeving is de positie van het bedrijf in de samenleving.
Onderzoek naar het effect van meer risicoverslaggeving op de vermogenskosten toont aan dat er voordelen zijn te behalen voor ondernemingen, indien zij hun verslaggeving zouden uitbreiden. Daarnaast kunnen ook een verbetering van de geloofwaardigheid en een positieve werking op de internal control worden vermoed. Mogelijke nadelen zijn een toename van het aantal rechtszaken en concurrentiegevoeligheid van risicoverslaggeving (Meijer, 2003). De Groot (2010) zegt ten aanzien van rechtszaken het volgende; ‘Het
verkrijgen van juridisch advies is bij het opstellen van het jaarverslag belangrijk, maar daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de informatie van waarde moet blijven voor de gebruikers. Te veel risicomijdend gedrag in de verslaggeving over de risico’s zal leiden tot informatie die niet voldoet aan de verwachtingen van aandeelhouders en andere
belanghebbenden.’
Over de verwachtingen van aandeelhouders is in de speerpuntenbrief 2010 van Eumedion het volgende opgenomen;
‘Aandeelhouders zijn geïnteresseerd in een deugdelijke beschrijving van de middellange en lange termijn strategie, de voornaamste risico’s gerelateerd aan de strategie en de ‘risk appetite’ ten opzichte van deze risico’s, een beschrijving van de voornaamste strategische, operationele, financiële, wet-‐ en regelgeving en financiële verslaggevingsrisico’s, waarbij er behoefte is aan de, zeg vijf, belangrijkste risico’s in plaats van een vermelding van alle denkbare risico’s. Daarnaast een gevoeligheidsanalyse van de geïdentificeerde risico’s en een beschrijving van eventuele belangrijke tekortkomingen in de interne risicobeheersings-‐ en controlesystemen die in het boekjaar zijn geconstateerd en welke eventuele significante wijzigingen in die systemen zijn aangebracht, welke eventuele belangrijke verbeteringen van de systemen zijn gepland en dat een en ander met de auditcommissie en de Raad van Commissarissen is besproken.’
Dat deze informatiebehoefte niet alleen voor Nederlandse aandeelhouders en beleggers geldt, blijkt uit het feit dat de IASB in 2010 een rapport uitgebracht onder de naam IFRS
Practice Statement Management Commentary; A framework for presentation. In deze
richtlijn staat onder andere vermeld dat het management de belangrijkste risico’s van de onderneming en veranderingen in deze risico’s openbaar moet maken, evenals de
effectiviteit van het risicomanagementsysteem. Deze toelichting helpt gebruikers de risico’s van de onderneming te evalueren alsmede de verwachte resultaten.
Daarnaast komen er ook aanbevelingen vanuit de beroepsorganisaties voor accountants komen, zoals van de Canadian Institute of Chartered Accountants (CICA) in 2010; Building a
better Management Discussion & Analyses.
2.4 Bevindingen van eerder onderzoek naar de kwaliteit van risicoverslaggeving in jaarverslagen
De interesse in risicoverslaggeving is in de afgelopen jaren internationaal toegenomen. Grote bedrijfsschandalen en -‐crises hebben geleid tot de oproep om door middel van risicoverslaggeving aandeelhouders en beleggers op tijd te waarschuwen voor mogelijke negatieve ontwikkelingen (Dobler, 2005). Dit heeft geleid tot wet-‐ en regelgeving omtrent risicoverslaggeving, te denken valt aan passages in Corporate Governance codes en IFRS 7. Een overzicht van de wet-‐ en regelgeving omtrent risicoverslaggeving in Brazilië, Rusland, India en China is opgenomen in Hoofdstuk 5.
Eerdere onderzoeken naar de kwaliteit van risicoverslaggeving zijn gedaan door onder andere Mertens en Blij (2008), Linsley en Lawrence (2007) en Groenland, Daals en von Eije (2006). De landen die hierbij onderzocht zijn, zijn met name westerse landen, waaronder de Verenigde Staten, Groot-‐Brittannië (Linsley en Lawrence), Nederland (Mertens en Blij) en Italië (Beretta en Bozzolan). Veelal worden hierbij ondernemingen die zijn opgenomen in belangrijke beursindexen in de steekproef meegenomen en wordt er geen specifieke sector onderzocht.
Linsley en Lawrence (2007) deden bijvoorbeeld onderzoek naar het verschil in leesbaarheid van goed nieuws en slecht nieuws risk disclosures van de 25 grootste niet-‐financiële FTSE 100 genoteerde ondernemingen en onderzochten daarbij tevens of het management slecht nieuws opzettelijk verhult. Ze gebruikten een inhoudsanalyse voor het identificeren van risk
disclosures en de Flesch Reading Ease (moeilijkheidsgraad) formule, de methode die het
meest gebruikt wordt om de leesbaarheid te testen. Op basis van de uitkomsten is er geen significant verschil in de leesbaarheid van goed nieuws en slecht nieuws risk disclosures en lijkt het management slecht nieuws niet te verhullen. Ook is er geen aanwijzing dat het management intern slecht nieuws in relatie tot extern slecht nieuws verhult.
Mertens en Blij (2008) onderzochten op welke manier ondernemingen informatie over risico’s en hun beheersingssysteem in hun jaarverslag of op hun website openbaar maken. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een inhoudsanalyse, waarbij gebruik werd gemaakt van een vragenlijst met specifieke vragen over risico’s en beheersingssystemen. In hun onderzoek is het jaarverslag over 2007 maar ook de website van 110 Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen geanalyseerd. De resultaten tonen aan dat een beperkt aantal ondernemingen, slechts 1 op de 10, expliciet hun belangrijkste risico’s bekend maken. Daarnaast tonen de resultaten aan dat in de meeste gevallen zij de risico’s niet prioriteren en lange opsommingen van risico’s worden gepubliceerd zonder dat deze risico’s worden gekwantificeerd. Tevens bleek uit hun onderzoek dat er sprake is van een grote variatie in de verslaggeving over risico’s.
Groenland, Daals en Von Eije (2006) onderzochten de kenmerken van de risicoparagraaf en maten de invloed van deze kenmerken op het aandelenrendement. Hun steekproef bestond uit 125 jaarverslagen over 2004 van ondernemingen genoteerd aan de Euronext. De
onderzoekers gebruikten een inhoudsanalyse om hun onderzoek uit te voeren. De resultaten uit de inhoudsanalyse werden gebruikt als verklarende variabelen in de lineaire
regressieanalyse, waarbij de effecten op het rendement van de bedrijven in de eerste helft van 2005 werden onderzocht.
De resultaten toonden aan dat 76% van de ondernemingen in de steekproef een risicoparagraaf in hun jaarverslag hebben opgenomen en de meerderheid van de
ondernemingen hun risicobeheersings-‐ en controlesysteem beschrijven. Verder bleek dat de kenmerken in de risicoparagraaf de rendementen van de ondernemingen in de eerste helft van 2005 niet verklaren.
2.5 Definitie en meetbaarheid van kwaliteit
In deze paragraaf wordt de definitie van kwaliteit gegeven en wordt antwoord gegeven hoe kwaliteit gemeten kan worden door verschillende modellen die gebruikt zijn in eerdere onderzoeken te bespreken en op basis hiervan een beslissing te nemen welk model in dit onderzoek zal worden gehanteerd.
Starreveld et al. (2002) geeft de volgende definitie van het begrip kwaliteit:
‘Het geheel van eigenschappen en kenmerken van een product of dienst, dat van belang is voor het voldoen aan vastgelegde of vanzelfsprekende behoeften’.
Kwaliteitskenmerken van informatie zijn volgens Starreveld et al. (2002); • Begrijpelijkheid van informatie
• Betrouwbaarheid van informatie • Doelgerichtheid van informatie
-‐ Tijdigheid van informatie -‐ Presentatievorm van informatie -‐ Inhoudelijk -‐ Relevante informatie -‐ Toereikende informatie -‐ Beschikbaarheid -‐ Consistentie -‐ Kwantificeerbaar
De International Accounting Standards Board (IASB) hanteert in het Conceptual Framework
for Financial Reporting 2010 (IFRS Framework) soortgelijke karakteristieken van kwaliteit. Als
fundamentele kwalitatieve kenmerken noemt zij relevantie en getrouwe weergave. Vergelijkbaarheid, controleerbaarheid, tijdigheid en begrijpelijkheid zijn kwalitatieve kenmerken die het nut verbeteren van relevante en getrouw weergegeven informatie (IASB).
Omdat een belangrijk doel van risicoverslaggeving bestaat uit het wegnemen van de
informatieasymmetrie en het ondersteunen van gebruikers in het nemen van (economische) beslissingen, dient de kwaliteit van het risicoverslag van goed niveau te zijn.