• No results found

Z IEKENHUIZEN N EDERLANDSE R AAD VAN T OEZICHT OP DE KWALITEIT VAN RISICOVERSLAGGEVING BIJ D E INVLOED VAN DE SAMENSTELLING VAN DE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Z IEKENHUIZEN N EDERLANDSE R AAD VAN T OEZICHT OP DE KWALITEIT VAN RISICOVERSLAGGEVING BIJ D E INVLOED VAN DE SAMENSTELLING VAN DE"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

D

E INVLOED VAN DE SAMENSTELLING VAN DE

R

AAD VAN

T

OEZICHT OP DE KWALITEIT VAN

RISICOVERSLAGGEVING BIJ

N

EDERLANDSE

Z

IEKENHUIZEN

Master Thesis Msc Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde.

26 Augustus 2014

GERHARD PHILIP JOHANNES HOFLAND

Studentnummer: 1931695 Singelstraat 3 bis A Postcode Utrecht

Telefoon: +31 (0)6 51640751 gpj.hofland@gmail.com

Begeleider/ Universiteit: Illona Oortman MSc EMA RA

Samenvatting

In deze scriptie is onderzocht wat de invloed is van de samenstelling van de Raad van Toezicht op de kwaliteit van risicoverslaggeving bij Nederlandse ziekenhuizen. Er zijn vijf hypotheses opgesteld om de invloed van de samenstelling te toetsten. De hypotheses geven een verwachte invloed aan omtrent de omvang van de RvT, de aanwezigheid van vrouwen, de mate van leeftijdsdiversiteit, de aanwezigheid van accounting expertise en de aanwezigheid van supervisory expertise binnen de RvT. Uit de resultaten komt naar voren dat de Nederlandse ziekenhuizen een krappe voldoende scoren op de kwaliteit van risicoverslaggeving. Daarnaast hebben de aanwezigheid van accounting expertise en supervisory expertise binnen de RvT een significante invloed op de kwaliteit van risicoverslaggeving.

(2)

2

INHOUDSOPGAVE

1.INLEIDING ...4 1.1 Aanleiding ...4 1.2 Relevantie ...6 1.2.1 Wetenschappelijke relevantie ...6 1.2.2 Praktische relevantie ...8 2.THEORIE ...9 2.1 Theoretische Kader ...9 2.2 Risico’s ... 11

2.3 Kwaliteit van Risicoverslaggeving ... 12

2.3.1 Risicocategorieën ... 13

2.3.2 Risicoprofiel ... 14

2.3.3 Beschrijving van het risicomanagementsysteem ... 15

2.3.4 In-controlverklaring ... 16

2.3.5 Samenvattend... 17

2.4 Raad van Toezicht... 18

2.4.1 Eigenschappen van de Raad van Toezicht ... 19

2.4.2 Omvang ... 19 2.4.3 Geslacht ... 20 2.4.4 Leeftijd ... 21 2.4.5 Expertise ... 22 2.5 Hypothesevorming ... 23 3.METHODE ... 26 3.1 Inleiding... 26 3.2 Sample ... 26

3.3 Kwaliteit van risicoverslaggeving ... 28

3.3.1 Risicoprofiel ... 31 3.3.2 Beschrijving risicomanagementsysteem ... 31 3.3.3 In-controlverklaring ... 31 3.4 Onafhankelijke variabelen ... 33 3.4.1 Omvang ... 33 3.4.2 Geslacht ... 33 3.4.3 Leeftijd ... 33 3.4.4 Expertise ... 34 3.5 Controle variabele ... 34 3.6 Modellen ... 34 4.RESULTATEN... 36 4.1 Inleiding... 36 4.2 Beschrijvende statistiek ... 36 4.3 Hypotheses ... 39

(3)

3

5.CONCLUSIE &DISCUSSIE ... 44

5.1 Conclusie ... 44

5.2 Discussie ... 47

6.REFERENTIES ... 49

6.1 Literatuur ... 49

(4)

4

1. INLEIDING

1.1 Aanleiding

‘Als de ziekenhuizen geen beter cao-bod doen, dreigen acties van het ziekenhuispersoneel. Dat heeft Abvakabo FNV maandag laten weten’ (30 juni 2014, nu.nl). 'Ziekenhuizen kunnen doorverwijzingen darmkanker niet aan' (3 juli 2014, nu.nl). Banken en pensioenbeleggers lenen nog amper geld uit aan noodlijdende ziekenhuizen. En dat terwijl verbouwingen hard nodig zijn (5 april 2014, nu.nl). 'Zorgfraude ziekenhuizen voor tientallen miljoenen' (16 mei 2013, nu.nl). 'Ziekenhuizen krijgen geen goedkeuring voor jaarrekeningen' (5 februari 2013, nu.nl). Uit deze greep recente nieuwsberichten komt naar voren dat er onzekerheid bestaat omtrent de bedrijfsvoering van Nederlandse ziekenhuizen. Van dreigende stakingsacties van het ziekenhuispersoneel, het niet beschikken over voldoende capaciteit tot het moeilijk verkrijgen van noodzakelijke (bancaire) financiering. De relevantie omtrent de verslaggeving van deze risico’s is de laatste jaren erg toegenomen (Power, 2004). Shareholders hechten steeds meer waarde aan toelichtingen omtrent risico’s die ondernemingen lopen (Hermanson, 2000; Beretta & Bozzolan, 2004; Beasley et al., 2005). Shareholders gebruiken informatie omtrent risico’s om vast te stellen dat de shareholdervalue gewaarborgd blijft. Informatie omtrent risico’s is echter niet alleen van belang voor shareholders van ondernemingen, ook de vermogensverschaffers van non-profit organisaties hechten waarde aan risicoverslaggeving (Petrovits et al., 2011; Beretta & Bozzolan, 2004). Petrovits et al. (2011) tonen aan dat donoren en overheidsinstellingen bij het financieren van non-profit organisaties direct of indirect reageren op informatie omtrent risico’s op het gebied van de interne beheersing van non-profit organisaties. Voor de Nederlandse ziekenhuizen is het steeds moeilijker en duurder om nieuwe financiering te verkrijgen of om aflopende kredieten te herfinancieren (Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2012) door een stijging in het risicoprofiel van zorginstellingen (Barometer Nederlandse gezondheidszorg 2012). Belangrijke financiers van de Nederlandse ziekenhuizen zijn de zorgverzekeraars en de banken. Zorgverzekeraars halen voorschotten op onderhanden werk en financieringsverschillen eerder terug onder druk van strengere kapitaaleisen voortvloeiend uit Solvency richtlijnen. Er dient een hoger eigen vermogen aangehouden te worden bij het verstrekken van voorschotten (brancheanalyse gezondheidszorg PWC, 2011). De kapitaaleisen zijn onder andere afhankelijk van het daadwerkelijke risicoprofiel van de onderneming. Daarnaast hebben banken te maken met strengere kapitaaleisen als gevolg van

(5)

5 Basel II. Dit is de reden dat banken bij het verlenen van kredieten steeds meer selecteren op risicoprofiel (brancheanalyse gezondheidszorg PWC, 2011). De kans op financiering voor de ziekenhuizen hangt dus in grote mate af van het aanwezige risicoprofiel. De communicatie van dit risicoprofiel vindt onder andere plaats met behulp van het jaarverslag. Hiermee stijgt het belang van risicoverslaggeving bij ziekenhuizen. De relevantie van adequate risicoverslaggeving voor stakeholders wordt bevestigd vanuit de bestaande literatuur. Stakeholders eisen dat organisaties meer toelichtingen verstrekken omtrent risico’s die de organisatie loopt, (Beretta & Bozzolan, 2004) mede dankzij recente boekhoudschandalen (Beasley et al., 2005). Dit om te kunnen borgen dat de stakeholdervalue gewaarborgd blijft. Literatuur omtrent risicoverslaggeving ligt ingebed in de ‘Agency theory’ (Jensen & Meckling, 1976). In sectie 2.1 wordt hier dieper op ingegaan. Het toelichten van informatie omtrent risico’s draagt bij aan de vermindering van de informatieasymmetrie tussen de principaal en de agent, en daarmee aan een vermindering van de kosten van het eigenvermogen (Artiach & Clarkson, 2011). Ook bij externe financiering kan het verminderen van de aanwezige informatieasymmetrie door middel van het toelichten van risico’s de kosten van externe financiering verminderen (Francis et al., 2005). Om te waarborgen dat de belangen van stakeholders naar behoren worden behartigd, geeft de Brancheorganisatie Zorg (BoZ) in de vorm van de Zorgbrede Governancecode 2005, en zijn opvolger de Zorgbrede Governancecode 2010, een richtinggevend normenkader voor goed bestuur en goed toezicht geformuleerd (Zorgbrede Governancecode 2010). De Governancecode heeft als (belangrijk) doel het behartigen van belangen van verschillende stakeholders met behulp van richtlijnen omtrent goed bestuur en goed toezicht. De verantwoordelijkheid van de externe verslaggeving, het jaarverslag en de jaarrekening, ligt bij De Raad van Bestuur. Het toezicht hierop ligt bij de Raad van Toezicht, hierna “RvT” (Zorgbrede Governancecode 2010). De Zorgbrede Governancecode 2010 bevat een paar belangrijke wijzigingen ten opzichte van de Zorgbrede Governancecode 2005. Veel van deze wijzigingen hebben betrekking op de samenstelling van de RvT, waaronder een beperking van het aantal nevenfuncties, vereisten omtrent de expertise en de scholing. Een Raad van Commissarissen, vergelijkbaar met een RvT, is het meeste effectieve interne corporate governance mechanisme dat namens de stakeholders toezicht houdt (Abraham & Cox, 2007; Beasley, 1996). Beasley (1996) concludeerde dat de aanwezigheid van een RvC positief wordt geassocieerd met de kwaliteit van toelichtingen in het jaarverslag van een onderneming. Het uitgangspunt van een commissaris bij non-profit

(6)

6 organisaties is het evenwicht bewaren tussen de belangen van de stakeholders en de bestuurders (Bos et al., 2007). De RvT speelt dus een belangrijke rol in de verslaggeving van ziekenhuizen en het toezicht op de vermindering van informatieasymmetrie aan de hand van hoogwaardige risicoverslaggeving. Uit hoofde van haar governance taak heeft de RvT invloed op de verslaggeving om de belangen van externe stakeholders te waarborgen. Artikel 392 Titel 9 Boek 2 BW verplicht Nederlandse ziekenhuizen, net als andere bedrijven, om de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de rechtspersoon wordt geconfronteerd te verantwoorden. Er bestaat echter discretionaire ruimte bij de RvB en RvT om vrijwillig extra risico-informatie te verschaffen. Door het vrijwillige karakter van het verantwoorden van risico’s kan de risicoverslaggeving tussen de ziekenhuizen onderling verschillen. Conquaester (2014) concludeert in haar rapport omtrent de risicoverslaggeving bij ziekenhuizen dat de kwaliteit van risicoverslaggeving bij Nederlandse ziekenhuizen uiteenlopend is. Het verschil in risicoverslaggeving kan verklaard worden aan de hand van verschillende economische- en agency prikkels (Hooghiemstra et al., 2012). Hogere kapitaals-eisen bij banken en verzekeraars voor het verstrekken van kredieten, die afhankelijk zijn van het risicoprofiel van een organisatie, zijn voorbeelden van economische prikkels. Agency prikkels kunnen voortkomen uit eisen van stakeholders of het willen voldoen aan de Zorgbrede Governancecode 2010.

Hoewel de RvT als een steeds belangrijker corporate governance mechanisme wordt gezien om de belangen van de stakeholders te behartigen, ontbreekt er nog empirisch onderzoek naar de invloed van de eigenschappen van de RvT op de kwaliteit van de risicoverslaggeving. Derhalve zal in dit onderzoek antwoord worden gezocht op de volgende hoofdvraag: Wat is de invloed van de samenstelling van de Raad van Toezicht op de kwaliteit van de risicoverslaggeving bij Nederlandse ziekenhuizen? In dit onderzoek wordt onderzocht in hoeverre het verantwoorden van risico’s wordt bepaald door de samenstelling van de RvT.

1.2 Relevantie

Dit onderzoek kent zowel een praktische als een theoretische relevantie. Deze zullen hieronder worden toegelicht.

1.2.1 Wetenschappelijke relevantie

Risicoverslaggeving is een steeds belangrijker onderdeel van het jaarverslag gezien de toename in interesse van aandeelhouders en overige stakeholders op het gebied van informatie omtrent

(7)

7 risico’s (Hermanson, 2000; Beretta & Bozzolan, 2004; Beasley et al., 2005.) Mede hierom zijn onderzoeken op het gebied van risicomanagement en risicoverslaggeving zeer relevant (Power, 2004). Daarnaast worden de RvT, en de eigenschappen van de RvT, als een steeds belangrijker corporate governance mechanisme gezien in de zorgsector (Zorgbrede governancecode, 2010). Er is echter nog weinig empirisch onderzoek gedaan naar de invloed van eigenschappen van de RvT op de kwaliteit van de risicoverslaggeving. Dit onderzoek zal derhalve op een aantal punten bijdragen aan voorgaande literatuur.

Ten eerste zal dit onderzoek een bijdrage leveren aan de bestaande literatuur door een uitbreiding van determinanten met betrekking tot de kwaliteit van risicoverslaggeving te verschaffen. In de bestaande literatuur over risicomanagement en risicoverslaggeving zijn de invloeden van verschillende factoren getoetst. Tot nu toe zijn ondernemingsgrootte (Linsley & Shrives, 2006; Beretta & Bozzolan, 2004; Beasley et al., 2005; Hassan, 2009; Elzahar & Hussainy, 2012; Eng & Mak, 2003), industrietype (Beretta & Bozzolan, 2004; Hassan, 2009; Elzahar & Hussainy; 2012.), aanwezige risicoprofiel (Hassan, 2009), aanwezigheid van een BIG4 accountant (Beasley et al. 2005), eigendomstructuur (Abraham & Cox, 2007), overheidseigendom (Eng & Mak, 2003), beursnotering karakteristieken (duale notering) (Abraham & Cox, 2007) en winstgevendheid (Elzahar & Hussainy, 2012) geïdentificeerd als determinanten. Daarnaast zijn er onderzoeken die de invloed van corporate governance karakteristieken hebben gemeten. Tot op heden is vastgesteld dat relatieve aantal onafhankelijke (niet) uitvoerende bestuurders in de board (Abraham & Cox, 2007; Beasley et al., 2005.) Totale omvang board (Elzahar & Hussainy, 2012.) Aantal outside directors ( Eng & Mak, 2003), aanwezigheid van een CRO (Beasley et al., 2005) ,CEO duality (Elzahar & Hussainy 2012), omvang van de audit committee (Elzahar & Hussainy 2012), expertise van onafhankelijke outside directors (Gul & Leung, 2004) determinanten zijn van kwaliteit van risicoverslaggeving. Dit onderzoek is vernieuwend omdat dit het eerste onderzoek is dat inzicht verschaft in hoeverre de omvang van de raad, het geslacht van de leden, de leeftijd van de leden, het aantal nevenfuncties en het gebied van expertise van de RvT invloed hebben op de kwaliteit van risicoverslaggeving.

Daarnaast levert dit onderzoek een bijdrage aan de bestaande literatuur omtrent risicoverslaggeving door nieuwe inzichten te verschaffen in de non-profit sector. Ondanks de uitgebreide literatuur omtrent risicoverslaggeving bij beursgenoteerde ondernemingen is er

(8)

8 weinig empirisch onderzoek gedaan naar risicoverslaggeving bij non-profit organisaties (Petrovits et al., 2011). Petrovits et al. (2011) hebben onderzoek gedaan naar de oorzaken van de rapportage van tekortkomingen in de interne beheersing bij non-profit organisaties in Amerika. Mussari & Monfardini (2010) hebben onderzoek gedaan naar de social reporting bij non-profit organisaties en Bai (2013) heeft onderzoek gedaan naar social performance van ziekenhuizen. In bestaande literatuur komen de verschillende aspecten van verslaggeving bij non-profit organisaties aan bod. Er mist echter nog specifiek empirisch onderzoek naar risicoverslaggeving bij non-profit organisaties. Dit onderzoek is vernieuwend omdat het inzichten verschaft in determinanten van risicoverslaggeving kwaliteit bij non-profit organisaties.

Ten derde is het interessant om specifiek onderzoek te doen naar Nederlandse organisaties. Er bestaan grote verschillen in corporate governance karakteristieken tussen Nederlandse organisaties (two-tier boards) en organisaties die op een Angelsaksische wijze zijn ingerichte (one-tier boards). In sectie 2.4 wordt hier dieper ingegaan op de verschillen tussen de one-tier en two-tier structuren. Veel literatuur op het gebied van de invloed van corporate governance op verslaggeving is gepubliceerd in de Angelsaksische landen waar een one-tier board structuur wordt gehanteerd (Abraham & Cox, 2007. Beasley et al., 2005., Elzahar & Hussainy, 2012). Dit onderzoek zal een relevante bijdrage leveren aan de huidige kennis omtrent de invloed van governance karakteristieken op de kwaliteit van verslaggeving, door Nederlandse ziekenhuizen als focus te hebben waarop een two-tier board regime van toepassing is.

1.2.2 Praktische relevantie

De praktische relevantie van dit onderzoek zal ten eerste terug te vinden zijn in de uitkomsten van dit onderzoek. Deze zullen aanknopingspunten geven met betrekking tot een geschikte samenstelling van de RvT bij Nederlandse ziekenhuizen, welke de kwaliteit van risicoverslaggeving ten goede komt. Magnam & Markarian (2011) stellen vast dat tekortkoming in de verantwoording van onzekerheden, het adequaat vastleggen, meten en toelichten van de impact van de genomen risico’s, mogelijk kunnen leiden tot het ondermijnen van de betrouwbaarheid en mogelijke relevantie van de prestaties zoals weergegeven in het jaarverslag.

(9)

9

2. THEORIE

2.1 Theoretische Kader

Onderzoek omtrent risicoverslaggeving kan ingekaderd worden binnen de ‘Agency theory’. De belangen van de vermogensverschaffers en stakeholders kunnen verschillen met de belangen van de Raad van Bestuur door de overdracht van macht van de principaal op de agent (Jensen & Meckling, 1976). De vermogensverschaffers en andere stakeholders zijn de principaal, de Raad van Bestuur is de agent. Het jaarverslag en de jaarrekening zijn in potentie belangrijke middelen voor het management om de prestatie en de governance van de organisatie te communiceren (Healy & Palepu, 2001). Door de scheiding van het eigendom en kapitaal ontstaat er informatieasymmetrie tussen de principaal en de agent. Om deze informatieasymmetrie te verkleinen worden er kosten gemaakt, de zogenaamde agency costs. Door de aanwezigheid van informatieasymmetrie en agency conflicten tussen het bestuur en de externe stakeholders ontstaat vraag naar verantwoordingsinformatie (Healy & Palepu, 2011). Deze verantwoordingsinformatie bestaat onder andere uit de financiële prestaties van een onderneming. Het verantwoorden van de financiële prestaties en het toelichten van de voornaamste risico’s is verplicht voor de Nederlandse ziekenhuizen op basis van de wet (artikel 392 Titel 9 Boek 2 BW). Het gedrag omtrent het afleggen van verantwoording kan vanuit de institutionele theorie verklaard worden aan de hand van het ‘coërcief isomorfisme’. Het coërcief isomorfisme geeft als verklaring voor het verantwoorden de formele als informele druk die wordt uitgeoefend door organisaties waarvan de betreffende organisatie afhankelijk is. Dit zijn voornamelijk politieke organisaties (DiMaggio & Powell, 1983). Volgens het coërcief isomorfisme valt het gedrag van organisaties, waaronder het doen van risicoverslaggeving, te verklaring door de aanwezigheid van formele druk. In dit geval wet- en regelgeving met betrekking tot risicoverslaggeving. In het geval van de Nederlandse ziekenhuizen wordt het doen van risicoverslaggeving verklaard door de aanwezigheid van wetgeving in artikel 392 Titel 9 Boek 2 BW. Er bestaan echter grofweg twee soorten informatie in het jaarverslag en de jaarrekening. Namelijk informatie die verplicht verantwoord moet worden en informatie die vrijwillig kan worden verantwoord (Rouf, 2011). Om de informatieasymmetrie en agency conflicten te mitigeren zijn verschillende oplossingen mogelijk Één van die oplossingen is het opnemen van vrijwillige verantwoordingsinformatie (Hooghiemstra et al., 2012). Waar het motief voor het verantwoorden van de verplichte informatie dus verklaard kan worden vanuit het coërcief isomorfisme, kan het vrijwillig

(10)

10 verantwoorden van informatie verklaard worden aan de hand van de ‘voluntary disclosure theory’ (Healy & Palepu, 2001). Het begrijpen waarom organisaties vrijwillig informatie verantwoorden is bruikbaar voor degenen die de verantwoordingsinformatie opstellen, de lezers van de jaarrekening en de beleidsmakers (Rouf, 2011). De prikkels tot disclosen van vrijwillige verslaggeving hebben in de belangstelling gestaan van zowel bestaande analytische als empirische onderzoeken en aanzien van accounting (Eng & Mak, 2003). De voluntary disclosure theory focust zich op beslissingen met betrekking tot vrijwillige verslaggeving van het bestuur (Healy & Palepu, 2001). Zowel de wet als de Zorgbrede Governance Code schrijft niet voor dat er verantwoording plaats moet vinden met betrekking tot de interne beheersing van risico’s. Geconcludeerd kan worden dat verantwoording omtrent de interne beheersing geheel vrijwillig is. Door de aanwezigheid van discretie bij de RvB, die deels inherent is aan het doen van risicoverslaggeving, wordt de mate van risicoverslaggeving bepaald door verschillende verantwoording prikkels bij het bestuur (Dobler, 2008). Deze prikkels kunnen zowel een economische als een agency aard hebben (Hooghiemstra et al., 2012). Zo kan het voldoen aan vrijwillige disclosure de informatieasymmetrie tussen agent en principaal verkleinen, waardoor het informatie risico afneemt en de kosten van externe financiering dalen (Healy & Palepu, 2001; Cheynel, 2013). Shehata (2014) geeft naast de agency theorie en het coërcief isomorfisme nog twee andere verklarende theorieën voor het verrichten van vrijwillige verslaggeving, namelijk de ‘capital need theorie’ en de ‘signaling theorie’. De signaling theorie stelt dat organisaties bepaalde informatie vrijwillig doorseinen naar stakeholders om te laten zien dat zij beter zijn dan andere organisaties. Dit met als doel om investeringen aan te trekken of de reputatie te verbeteren (Shehata, 2014). Vrijwillige verslaggeving kan met behulp van de signaling theorie verklaart worden om een betere reputatie te verkrijgen. Informatie wordt dan vrijwillig verantwoord om zo het beeld van de organisatie bij de gebruiker van het jaarverslag te verbeteren. De capital need theorie suggereert dat organisaties aan vrijwillige verslaggeving doen om te voldoen aan de behoefte van de organisatie om kapitaal op te halen tegen lage kosten (Shehata, 2014). De gedachte achter deze theorie is dat de kapitaalkosten van een organisatie een premie bevat ter compensatie van de onzekerheid die er bestaat over de toereikendheid en nauwkeurigheid van informatie van de organisatie (Shehata, 2014). Het doen van vrijwillige (risico)verslaggeving kan bijdragen aan de toereikendheid van informatie doordat er meer informatie beschikbaar komt. De onzekerheid over de nauwkeurigheid kan worden afgenomen

(11)

11 door onder andere het doen van vrijwillige verslaggeving met betrekking tot de interne beheersing. In het onderzoek van Shehata (2014) wordt onderzocht in hoeverre governance eigenschappen, specifiek eigenschappen van de RvT, invloed hebben op de mate van risicoverslaggeving. Gezien deze deels vrijwillig is, valt dit onderzoek ook binnen de kaders van de voluntary dislcosure theory.

2.2 Risico’s

In deze paragraaf zal de definitie van risico’s worden uiteengezet welke gehanteerd wordt in dit onderzoek. Er bestaat binnen de huidige literatuur geen eenduidige definitie omtrent het begrip risico. Linsley & Shrives (2006) stellen dat de definitie in de loop van de tijd is geëvolueerd. Waar het in de pre-moderne tijd voornamelijk betrekking had op negatieve uitkomsten, zoals de kans op het voordoen van een natuurramp, heerst in de moderne tijd de opvatting dat risico’s betrekking hebben op zowel positieve als negatieve uitkomsten van gebeurtenissen. Linsley & Shrives (2006) identificeren risicoverslaggeving als zodanig indien het de lezer informeert over alle mogelijkheden en positieve vooruitzichten, gevaren, schades, bedreigingen of blootstellingen, die een impact hebben gehad op de organisatie of het management, of die een impact kunnen hebben in de toekomst. Deze moderne definitie heeft dus zowel betrekking op positieve als negatieve onzekerheden en vindt zijn toepassing in een groot deel van de bestaande recente literatuur Elzahar & Hussainy (2012). In literatuur omtrent risicoverslaggeving bij Nederlandse organisaties wordt echter vaak de nauwe definitie van risico’s gehanteerd (Deumes & Knechel, 2008; de Groot, 2008) waarbij risico’s betrekking hebben op mogelijke negatieve uitkomsten. Dit bevestigt het gebrek aan eenduidigheid omtrent de definitie van risico’s binnen de bestaande literatuur. Daarnaast bestaan er verschillende risicomanagement frameworks waar een definitie van risico’s wordt gegeven. Zo definieert de Committe of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO) in haar Enterprise Risk Management Integrated Framework (ERM) risico’s als gebeurtenissen met een negatief effect op de doelstellingen. Daarentegen definieert de ISO 31000 standaard risico’s als het effect van onzekerheden op de doelstellingen. Hierbij kan het effect zowel positief als negatief zijn. Er bestaat dus zowel een brede definitie van risico, waar een risico zowel een positief als een negatief effect kan hebben, als een nauwe definitie, waar de gevolgen van risico’s alleen negatief zijn. Bij het afbakenen van de risicodefinitie is het van belang om een definitie vast te stellen die

(12)

12 breed gedragen wordt. Het Nederlandse van Dale woordenboek hanteert de volgende definitie van risico: “Gevaar van schade of verlies”. In dit onderzoek zal dan ook de nauwe definitie van risico worden gehanteerd, waar het begrip risico als volgt wordt gedefinieerd: Een gebeurtenis met een mogelijk negatief effect op de doelstellingen.

2.3 Kwaliteit van Risicoverslaggeving

Er bestaan verschillende methodes om de kwaliteit van verslaggeving vast te stellen, zoals aan de hand van een thematische inhoudsanalyse, leesbaarheidsonderzoek, linguïstische analyse of met behulp van een disclosure index (Beattie et al, 2004). Bij disclosure index onderzoeken dienen specifieke topics als proxy voor de kwaliteit van verslaggeving. Beretta & Bozolan (2008) beargumenteren dat het gebruik van kwalitatieve maatstaven zoals het meten van vooraf vastgestelde specifieke topics een betere methode is om de kwaliteit van verslaggeving vast te stellen dan een kwantitatieve methode. In dit onderzoek zal dan ook gebruik worden gemaakt van een disclosure index. Om tot de relevante componenten te komen die dienen te worden opgenomen in de disclosure index, worden in deze paragraaf de kwaliteitskenmerken van risicoverslaggeving vastgesteld.

Risicoverslaggeving bestaat uit drie componenten die met elkaar samenhangen (de Groot, 2008). Deze componenten kunnen betrekking hebben op vijf verschillende risicocategorieën, namelijk: Financiële rapportage, Financieel, Operationeel, Wet- en Regelgeving en Strategisch. In figuur 1 zijn deze componenten en categorieën schematische weergegeven. De figuur is afgeleid van de publicatie van de Groot (2008) en specifiek gemaakt aan de hand van de voor Nederlandse ziekenhuizen geldende risicoverslaggeving normen en richtlijnen. Om tot een definitie van risicoverslaggeving te komen zullen eerst de verschillende risicocategorieën en de componenten worden toegelicht en gedefinieerd.

(13)

13 'Accounting for risks' Componenten in het jaarverslag ziekenhuizen Risicocategorie Financiële

rapportage Financieel Operationeel Compliance Strategisch

Risicoprofiel WTZi. BW II Titel 9, art. 361 & art. 392 (RJ 400 +655) Verplichting Beschrijving risicomanagement-systeem RJ 400 + Zorgbrede Governancecode 2010 Richtlijnen In-control

verklaring Geen verplichting/richtlijn

Figuur 1. Componenten risicoverslaggeving

2.3.1 Risicocategorieën

Risico’s waar de organisatie aan bloot staat, zijn onder te verdelen in verschillende categorieën. Zo maken COSO (2004) en Emanuel & Munnik (2006) onderscheid tussen strategische, operationele, rapportage en wet- en regelgeving risico’s. De Raad voor Jaarverslaggeving (2014) (RJ) hanteert daarnaast nog een risicocategorie, namelijk financiële risico’s. Strategische risico’s hebben vaak een externe oriëntatie/ontstaansgrond (RJ, 2014) en vormen een bedreiging voor de missie (Emanuels & Munnink, 2006) en de daarbij behorende lange termijn doelstellingen van de organisatie (RJ, 2104). Operationele risico’s hebben doorgaans meer een interne oriëntatie (RJ, 2014) gezien ze betrekking hebben op de effectiviteit en efficiëntie inzet van middelen (Emanuels & Munnink, 2006). Deze risico’s hebben betrekking op de korte termijn doelstellingen (RJ, 2014). Rapportage risico’s hebben betrekking op de betrouwbaarheid van de interne en externe informatievoorzienig (Emanuels & Munnink, 2006; RJ, 2014). Wet- en regelgeving risico’s zijn een bedreiging voor het handelen in overeenstemming met wet- en regelgeving. Dit kunnen zowel externe normen zijn als interne normen en richtlijnen (Emanuels & Munnink, 2006; RJ, 2014). Financiële risico’s ontstaan door, of hebben invloed op de effectiviteit en de efficiëntie van de financiële processen (RJ, 2014).

(14)

14 2.3.2 Risicoprofiel

Het risicoprofiel is een uiteenzetting van de belangrijkste operationele, strategische, financiële en wet en regelgeving risico’s waaraan een organisatie blootstaat (de Groot, 2008). Tevens komt in het risicoprofiel van een organisatie de houding die de organisatie heeft ten opzichte van risico’s aan bod (de Groot, 2008). COSO (2012) definieert risicobereidheid als “De hoogte van de risico’s, op een breed niveau, die een organisatie bereid is te accepteren tijdens het creëren van waarde. Het reflecteert de risico filosofie van het bestuur van de organisatie en beïnvloed derhalve de cultuur en manier waarop ze opereert. Het geeft sturing aan de inzet en het gebruik van middelen. Het assisteert om de organisatie, de mensen en de processen op één lijn te brengen om effectief op risico’s te kunnen reageren en risico’s te monitoren.” Het risicoprofiel bestaat dus zowel uit een uiteenzetting van de belangrijkste risico’s als een beschrijving van de risicobereidheid. Meijer (2003) onderkent meerdere voor- en nadelen aan het verantwoorden van risico’s. Zo heeft het een positief effect op de vermogenskosten van de organisatie (Botosan, 1997; Sengupta 1998), een verhoogde geloofwaardigheid, verbeterde relatie met stakeholders en positieve effecten op de interne beheersing (Meijer, 2003). Nadelen ontstaan door een verhoogde kans op rechtszaken en een mogelijk concurrentienadeel (Meijer, 2003). Vanuit de Wet Toezicht Zorginstellingen (WTZi) zijn zorginstellingen verplicht verantwoording af te leggen omtrent het risicoprofiel van de organisatie. Het jaarverslag van een zorginstelling bestaat uit een jaarrekening en de overige gegevens. Het jaarverslag opgemaakt is conform artikel 361 van Titel 9 Boek 2 BW en de overige gegevens conform artikel 392 Titel 9 Boek 2 BW. In aanvulling op Titel 9 Boek 2 BW gelden de richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ, 2014), in het bijzonder hoofdstuk 655 Zorginstellingen. Met betrekking tot de risicoverslaggeving zegt artikel 392 Titel 9 Boek 2 BW: “Het jaarverslag geeft tevens een beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de rechtspersoon wordt geconfronteerd.” In de richtlijnen jaarverslaggeving 400.110a wordt specifieker ingegaan op de verschillende risico’s. Hier worden risico’s in de basis onderverdeeld in vijf categorieën; Strategie, Operationeel, Financieel, Wet- en regelgeving en Financiële verslaggeving. Hoewel het verantwoorden van de belangrijkste risico’s dus verplicht is, bestaat er geen harde norm met betrekking tot de vorm waarin dit plaats vindt.

(15)

15 2.3.3 Beschrijving van het risicomanagementsysteem

De beschrijving van het risicomanagementsysteem is de uiteenzetting van de karakteristieken van het organisatie-specifieke systeem van risicomanagement waarmee de bedrijfsrisico’s worden beheerst (de Groot, 2008). Het doel van het risicobeheersingssysteem is om de gewenste mate van zekerheid te kunnen stellen dat de organisatiedoelen worden bereikt (Emanuels & Munnik, 2006; Petrovits et al., 2011). Het ondernemingsrisicomanagement (Enterprise risk management, ERM) is een belangrijk hulpmiddel dat het bestuur in staat stelt om op een efficiënte wijze met onzekerheid en de hieraan verbonden risico’s om te gaan (COSO, 2004). Het risicobeheersingssysteem verschaft transparantie omtrent de risico’s die met de doelstellingen samenhangen en verschaft inzicht in de getroffen beheersmaatregelen (Emanuels & Munnik, 2006). Het proces van ERM bestaat uit vijf verschillende stappen; het definiëren van de te beheersen doelstellingen, het bepalen van risico’s, het nemen van risico mitigerende maatregelen, de bewaking en als laatst het eventueel bijsturen van maatregelen (Emanuels & Munnink, 2006). De RJ schrijft het volgende voor omtrent het beschrijven van het risicomanagementsysteem: “Het verdient aanbeveling dat de rechtspersoon de door haar geselecteerde risico’s en onzekerheden niet alleen toelicht, maar ook vermeldt op welke wijze zij deze risico’s en onzekerheden beheerst. De mate van beschrijving is afhankelijk van de kans op verwezenlijking van het desbetreffende risico en de (financiële) gevolgen daarvan voor de rechtspersoon. Een kwantificering van de beschreven risico’s en een beschrijving van de houding ten opzichte van risico’s en onzekerheden in het algemeen, kunnen onder omstandigheden een positief effect hebben op de informatievoorziening.”. Bij het beheersen van de risico’s kan gebruik worden gemaakt van financiële instrumenten. De RJ stelt dat bij het gebruik van financiële instrumenten aanvullende risico’s kunnen ontstaan. Om deze reden moeten de doelstellingen en het beleid van de rechtspersoon inzake risicobeheer ten aanzien van financiële instrumenten vermeld worden. Voorts dient aandacht te worden besteed aan de door de rechtspersoon gelopen prijs-, krediet-, liquiditeits- en kasstroomrisico’s. Daarnaast geeft de meest recente Zorgbrede Governancecode een richtinggevend normenkader voor goed bestuur en goed toezicht. (Zorgbrede Governancecode 2010). Hierin komt naar voren dat de Raad van Bestuur verantwoordelijk is voor het beheersen van de risico’s verbonden aan de activiteiten van de zorgorganisatie en de financiering van de zorgorganisatie. Daarnaast draagt de RvB er zorg voor dat in de zorgorganisatie een op de organisatie toegesneden, intern risicobeheersing- en

(16)

16 controlesysteem aanwezig is. De RvB dient hierover te rapporteren aan de RvT. Eveneens dient zij de interne risicobeheersing- en controlesystemen te bespreken met de RvT. De RvT houdt ten minste toezicht op de strategie en de risico’s verbonden aan de activiteiten van de zorgorganisatie, de opzet en werking van de interne risicobeheersing- en controlesystemen. Hoewel de RvT toezicht houdt op het risicomanagementsysteem, is het niet verplicht om externe verantwoording af te leggen omtrent de wijze waarop de risico’s en onzekerheden beheerst worden. Het rapporteren van informatie omtrent het risicomanagement systeem gebeurt dus op vrijwillige basis door de RvB. Bestaande literatuur duidt verschillende motieven voor het verantwoorden van de interne beheersmaatregelen. Gebruikers van de jaarrekening percipiëren informatie in de managementrapportages over interne beheersing als erg bruikbaar en laten beslissingen afhangen van deze informatie (Hermanson. 2000). Deumus & Knechel (2008) beargumenteren dat door het verminderen van de informatieasymmetrie aan de hand van het doen van vrijwillige verslaggeving, de kapitaalkosten afnemen. Petrovits et al. (2011) bevestigen dit door aan te tonen dat het verantwoorden van een zwakke interne beheersing door non-profit organisaties een negatieve invloed heeft op het ontvangen van donorgelden en subsidies. Voor de stakeholders van non-profit organisaties heeft risicomanagement informatie een zodanige waarde dat het mede bepaalt in hoeverre subsidies en donorgelden worden verstrekt. Dit vindt onder andere zijn oorzaak in het feit dat de verantwoording van de interne beheersing van belang is om de kwaliteit van financiële rapportages vast te stellen, wat het informatierisico vermindert (Hooghiemstra et al., 2012; Deumes & Knechel, 2008.). Het beschrijven van interne beheersmaatregelen omtrent operationele risico’s wekt de perceptie bij de gebruikers van het jaarverslag dat het bestuur de risico’s van de onderneming begrijpt en deze actief beheerst (Deumes & Knechel, 2008).

2.3.4 In-controlverklaring

De in-controlverklaring is een uitspraak van de organisatieleiding over de opzet of het bestaan van en/of de werking van het beschreven systeem van het risicomanagement (de Groot, 2008). De best practice bepaling II.1.4 in de Nederlandse corporate governancecode (2008) beschrijft de inhoud van een in-controlverklaring als het verklaren en onderbouwen van de adequaatheid en effectiviteit van de interne risicobeheersing- en controlesysteem. Deze best practice heeft echter geen betrekking op de geldende governancecode voor zorginstellingen. De

(17)

17 Zorgbrede Governancecode 2010 raadt aan dat de Raad van Bestuur minimaal eenmaal per jaar de opzet en de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen alsmede eventuele significante wijzigingen daarin evalueert. Van het houden van deze besprekingen dient melding te worden gemaakt in het jaarverslag van de RvT. De inhoud van deze besprekingen hoeven echter niet verantwoord te worden. Hoewel er richtlijnen bestaan over de interne verantwoording omtrent de opzet of het bestaan van en/of de werking van de aanwezige beheersmaatregelen, bestaan er geen richtlijnen over externe verantwoording hiervan. Het verstrekken van een in-control verklaring is geheel vrijwillig, en hier wordt geen richting aan gegeven door de RJ of Zorgbrede Governancecode 2010. Toch bestaan er verschillende motivaties tot het afleggen van een in-controlverklaring door de Raad van Bestuur. Zo wordt informatie omtrent de interne beheersing alleen als bruikbaar gepercipieerd als het relevant en geloofwaardig is (Deumes & Knechel, 2008). Het doen van een in-controlverklaring door het bestuur draagt bij aan de geloofwaardigheid van de aanwezige interne beheersmaatregelen. Door het doen van een uitspraak over de adequaatheid en effectiviteit van de interne risicobeheersing- en controlesystemen, zet het bestuur haar reputatie op het spel en lopen de bestuurders het risico op eventuele rechtszaken. Gezien deze mogelijke consequenties voor het bestuur omtrent het verantwoorden van uitspraken omtrent de adequaatheid en effectiviteit van de interne risicobeheersing- en controlesystemen zorgen dergelijke uitspraken voor vertrouwen bij de gebruikers van het jaarverslag met betrekking tot de informatie omtrent de verslaggeving van de interne beheersing.

2.3.5 Samenvattend

Risicoverslaggeving is op te delen in drie componenten. Ten eerste een beschrijving van het risicoprofiel, ten tweede een beschrijving van het risicomanagementsysteem en ten derde een in-controlverklaring. De Nederlandse ziekenhuizen zijn verplicht om inzicht te geven in de voornaamste risico’s waar de organisatie mee geconfronteerd wordt. Aan de hand van deze inzichten wordt het risicoprofiel van de organisatie bepaald. Het verantwoorden van het mogelijke gebruikte risicomanagementsysteem en de gehanteerde beheersmaatregelen is echter niet verplicht. De RJ (2014) geeft echter aan dit wel aanbeveling verdient. Het verstrekken van een in-controlverklaring door de Raad van Bestuur is niet verplicht. Hier worden ook geen aanbevelingen voor gedaan door de RJ of richtlijnen voor geschetst door de Zorgbrede

(18)

18 Governancecode 2010. Gezien Nederlandse ziekenhuizen niet verplicht zijn om alle componenten van risicoverslaggeving te verantwoorden geschiedt risicoverslaggeving deels vrijwillig.

2.4 Raad van Toezicht

“De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het besturen door de Raad van Bestuur en op de algemene gang van zaken in de zorgorganisatie als maatschappelijke onderneming en staat de Raad van Bestuur met raad terzijde.”(Zorgbrede Governancecode 2010). Op internationaal niveau bestaan er grofweg twee verschillende structuren waarin de plaats van de RvT in de organisatie vorm wordt gegeven. Er wordt of een ‘one-tier’ of een ‘two-tier’ structuur gehanteerd. In de one-tier structuur werken de uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders samen in één laag van de organisatie (Maassen, 2002). Een one-tier board bestaat dus zowel uit uitvoerende als uit niet-uitvoerende bestuurders. Binnen de one-tier structuur kan ook CEO-duality aanwezig zijn, dit betekent dat de CEO zijn functie combineert met het voorzitterschap van de board. Bij een two-tier structuur zijn de uitvoerende- en toezichthoudende functies gescheiden door een bovenliggende laag in de organisatie te creëren die bestaat uit niet uitvoerende bestuurders namelijk de RvT. In een two-tier structuur is er geen CEO duality mogelijk gezien de CEO geen plaats mag nemen in de RvT. Het verschil tussen deze structuren bepaalt niet alleen de plaatsing van de niet-uitvoerende bestuurders in de organisatie, het heeft ook invloed op de verantwoordelijkheid. In een one-tier structuur hebben niet-uitvoerende bestuurders dezelfde wettelijke verantwoordelijkheden en plichten als de uitvoerende bestuurders. Bij een two-tier structuur zijn de verantwoordelijkheden door het verschil in taken en verplichtingen tussen de verschillende boards niet gelijk voor de uitvoerende en niet uitvoerende besturen (Maassen, 2002). In Nederland is het corporate governance systeem gebaseerd op het two-tier principe, gezien de aanwezigheid van een Raad van Commissarissen verplicht is bij structuurvennootschappen (Burgerlijk wetboek boek 2 artikel 140). Bij Nederlandse ziekenhuizen wordt overwegend gesproken van een Raad van Toezicht. Deze vervult in principe dezelfde functie als een Raad van Commissarissen. Volgens de Zorgbrede Governancecode 2010 dient de RvT zodanig te zijn samengesteld dat deze zijn taak naar behoren kan vervullen, ieder lid dient geschikt te zijn om de hoofdlijnen van het totale beleid te beoordelen, en ieder lid beschikt over de specifieke deskundigheid die noodzakelijk is voor de vervulling van zijn specifieke taak. Ten minste één lid beschikt over voor de zorgorganisatie

(19)

19 relevante kennis en ervaring in de zorg. Het aantal bestuurlijke of toezichthoudende functies dient zodanig beperkt te zijn dat een goede taakvervulling door iedere van de leden gewaarborgd is en er is een spreiding in leeftijd, verdeling van functies tussen mannen en vrouwen en een diversiteit in deskundigheid, sociale-, culturele, bedrijfsmatige- en zorgachtergrond wenselijk. Hieruit valt te concluderen dat hoewel er richtlijnen omtrent de opbouw en invulling van de RvT bestaan er geen harde normen op dit gebied.

2.4.1 Eigenschappen van de Raad van Toezicht

De agency theorie zoals beschreven door Jensen & Meckling (1976) biedt een geschikt raamwerk om het disclosure gedrag te linken aan governance eigenschappen. In de bestaande governance literatuur wordt de RvT gezien als een van de belangrijkste corporate governance mechanismes (Chen, 2006). Onderzoek op het gebied van de RvT richt zich voornamelijk op de verschillende samenstellingen en eigenschappen van de RvT. Er kan grofweg onderscheid worden gemaakt tussen twee verschillende soorten eigenschappen binnen de RvT. Dit zijn observeerbare eigenschappen (zoals etnische achtergrond, leeftijd en geslacht) en niet-observeerbare eigenschappen (zoals sociaaleconomische achtergrond, persoonlijke karakteristieken en persoonlijke waarden) (Milliken en Martins, 1996). Dit onderzoek beperkt zich tot observeerbare eigenschappen. Observeerbare eigenschappen van de RvT zijn geslacht, nationaliteit, opleidingsniveau, opleidingsrichting, expertise, achtergrond, leeftijd, aanstellingsduur, het aantal commissarissen (van Ees et al., 2007) en het vervullen van nevenfuncties (van Ees et al., 2003).

2.4.2 Omvang

In de huidige Angelsaksische empirische onderzoeken komen geen eenduidige resultaten naar voren omtrent de invloed van de omvang van niet-uitvoerende bestuurders op de kwaliteit van verslaggeving. Zo concluderen Eng & Mak (2003) dat een stijging in het aantal niet uitvoerende bestuurders de mate van onderneming specifieke toelichtingen vermindert. Een verklaring hiervoor kan een verminderende mate van efficiëntie zijn tijdens besluitvorming en slechtere communicatie in grotere groepen. Ho & Wong (2001) en Rouf (2011) bevestigen het ondergeschikte belang van de omvang van de Raad van Commissarissen op de kwaliteit van verslaggeving door aan te tonen dat de omvang van de Raad van Commissarissen geen invloed

(20)

20 heeft op de mate van voluntary disclosure. Daarentegen concluderen Cheng & Courtenay (2006) en Donnelly & Mulcahy (2008) dat een relatief groot aantal van niet uitvoerende bestuurders positief geassocieerd is met een hogere mate van vrijwillige toelichtingen. Ook Chen & Jaggi (2000) tonen aan dat er een positief verband bestaat tussen het aantal outside directors en de kwaliteit van de financiële toelichtingen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat ondanks de daling in efficiëntie, de effectiviteit wel verbetert door meer kennis en meerdere invalshoeken. Deze scheidslijn tussen effectiviteit en efficiënte wordt bevestigd door Lipton & Lorsch (1992). Lipton & Lorsch (1992) stellen vast dat er een maximale omvang is van de RvB plus de RvT namelijk tien leden, waar de leden allemaal hun ideeën uit kunnen drukken en hun mening kunnen geven binnen een beperkte tijd zonder dat het uitvoeren van de taak op het gebied van efficiëntie achteruit gaat. De taak van de RvT is het toezicht houden op onder andere de RvB. Door de aanwezigheid van een groot aantal leden van RvT is de RvT in een sterkere positie om weerstand te bieden en te voorzien in de wensen van vermogensverschaffers en de shareholders met betrekking tot het afleggen van verantwoording en transparantie (Abraham & Cox, 2007). Daarnaast beschikt een grotere RvT over meer middelen om relaties met de stakeholders op te bouwen en te onderhouden. De uitkomsten van de bestaande literatuur, over de invloed van de omvang van de RvT, suggereren niet eenduidig dat naarmate de omvang van de RvT toeneemt de kwaliteit van verslaggeving toeneemt.

2.4.3 Geslacht

De Zorgbrede Governancecode 2010 geeft als aandachtspunt bij de samenstelling van de RvT dat er een bepaalde spreiding wenselijk is in de verdeling van de functies tussen mannen en vrouwen. Volgens Carter et al. (2003) voegt diversiteit binnen de board waarde toe aan een organisatie. Door de aanwezigheid van verschillende invalshoeken ontstaat er een beter begrip van de omgeving, het verhoogt de creativiteit en innovatiekracht, problemen worden effectiever opgelost, het vergroot de effectiviteit van leiderschap en het bevordert het onderhouden van verschillende relaties (Carter et al. 2003). Op bestuursniveau is diversiteit als gevolg van de aanwezigheid van vrouwen een waardevolle toevoeging. Als outside director vertonen vrouwen een betere opkomst tijdens boardmeetings, en de aanwezigheid van vrouwen verhoogd de opkomst van mannen (Adams & Ferreira, 2009). Daarnaast bevordert de aanwezigheid van zowel mannen als vrouwen binnen de board de moeite die wordt gestoken in het toezicht houden,

(21)

21 zijn ondernemingen met diversiteit in geslacht binnen de board strenger in het uitoefenen van de functie als toezichthouder (Adams & Ferreira, 2009). Daarnaast vindt meer innovatie plaats bij de aanwezigheid van diversiteit in geslacht binnen de boards (Miller et al., 2009). Torchia et al. (2011) tonen echter wel aan dat een drempelwaarde bestaat waaraan moet worden voldaan wil het aantal vrouwen dat aanwezig is in de board waarde toevoegen aan de organisatorische innovatie. Hierbij heeft organisatorische innovatie betrekking op het creëren van nieuwe ideeën of het aannemen van nieuwe gedragingen. Daarnaast zijn vrouwen in vergelijking met mannen significant meer risico-avers in financiële besluitvorming (Jianakoplos & Bernasek, 1998), doordat ze eerder risico’s signaleren. Dit kan een waardevolle toevoeging zijn aan het toezicht houden op de belangrijke risico’s, en de verantwoording hiervoor zoals afgelegd door het bestuur. De aanwezigheid van vrouwen in de board draagt bij aan een meer innovatieve, moderne en transparante onderneming waar op alle niveaus is de onderneming de performance verbeterd wordt (Lückerath-Rovers, 2010). Zo hebben vrouwen ook een betere connectie met de relevante stakeholders van de organisatie (Lückerath-Rovers, 2010). Uit de bestaande literatuur valt te verwachten dat de aanwezigheid van vrouwen in de RvT zowel zorgt voor een beter uitoefening van de toezichtfunctie als een betere relatie met de stakeholders.

2.4.4 Leeftijd

De Zorgbrede Governancecode 2010 schrijft voor dat bij een goede samenstelling van de RvT een bepaalde spreiding in de leeftijd van de leden aanwezig moet zijn. Deze spreiding wordt niet verder toegelicht in de Zorgbrede Governancecode 2010. Leeftijd kan worden gezien als een proxy voor ervaring, kennis of als geneigdheid tot het nemen van risico’s. Waar een lage leeftijd wordt geassocieerd met een grotere neiging tot het nemen van risico’s, wordt een hogere leeftijd juist meer wordt geassocieerd met risicomijdend gedrag. Dit wordt veroorzaakt door het hebben van een voorkeur voor financiële zekerheid en zekerheid omtrent de loopbaan op hogere leeftijd (Hermann & Datta, 2005). Daarnaast zijn ouderen meer geneigd om vast te houden aan de status quo en zijn oudere mensen relatief minder goed in het verwerken van informatie dan jongere mensen (Hermann & Datta, 2005). Daarom zoeken ouderen meer informatie, maken ze meer tijd om informatie te beoordelen en doen langer over het maken van beslissingen (Hambrick & Mason, 1984). Hoewel een hogere leeftijd de efficiëntie van besluitvorming vermindert, is niet aangetoond dat dit ook zo is voor de effectiviteit. Een oorzaak hiervan kan zijn dat het hebben

(22)

22 van een hogere leeftijd ook kan worden gezien als een waardevol bezit door het beschikken over veel ervaring (Sonneveld, 2012). De daling van efficiëntie van besluitvorming in leeftijdsdiverse boards kan verklaard worden door het negatieve effect van leeftijd diversiteit op de communicatie binnen een groep (Milliken & Martins, 1996). Wegge et al. (2008) stellen vast dat tijdens routinematige taken diversiteit in leeftijd geen positief effect heeft, maar als de taken complex zijn diversiteit een positief effect heeft op de team performance. Hieruit valt te concluderen dat de aanwezigheid van leeftijdsdiversiteit invloed kan hebben op prestaties van de RvT tijdens het uitoefenen van de toezichthoudende taak waar zij mee belast is. De meer risicomijdende houding die gepaard gaat met de hogere leeftijd kan zorgen voor een strenger toezicht op de ondernemingsrisico’s en de verantwoording hiervan door het bestuur.

2.4.5 Expertise

In de Zorgbrede Governancecode 2010 wordt diversiteit in deskundigheid van de leden van de RvT als een belangrijk aandachtspunt genoemd. Gezien de uiteenlopende belangen van de verschillende stakeholders zou men kunnen beargumenteren dat leden van de RvT een generalistisch beeld moeten hebben. Daarentegen kan de informatie die de RvT krijgt om toezicht te kunnen houden erg complex zijn. Vaak is specialistische kennis of een bepaalde achtergrond een vereiste om data te interpreteren en om tot effectief toezicht te komen. (Lipton & Lorsch, 1992). Door de benodigde brede kennis van de RvT om effectief toezicht te kunnen houden, is de aanwezigheid van verschillende expertises noodzakelijk. Deze betreffende expertises in vakgebieden vloeien vaak voort uit het uitoefenen van een functie voorafgaande aan het lidmaatschap van de RvT. Aan de hand hiervan hebben de leden een specialisatie ontwikkeld in een bepaald gebied. De kennis die door een lid van de RvT wordt aangewend door de individuele leden heeft voornamelijk betrekking op zijn functionele verleden (Hermann & Datta, 2005; Hambrick & Mason, 1984). Hoitash et al. (2009) en Ho & Wong (2001) tonen aan dat financiële- en accounting expertise binnen de audit committee, een onderdeel van de RvT, een positief effect heeft op de kwaliteit van de financiële verantwoording en de interne beheersing omtrent de financiële verantwoording. Daarnaast tonen Hoitash et al. (2009) aan dat bij de aanwezigheid van accounting en supervisory ervaring er meer aandacht wordt besteed aan een effectieve werking van de interne beheersmaatregelen. Uit de resultaten van Hoitash et al. (2009) komt naar voren dat de kans op het rapporteren van een materiële tekortkoming in de interne

(23)

23 beheersing kleiner is bij de aanwezigheid van relatief veel accounting en supervisory ervaring in de RvT. Concluderend kan worden gesteld dat de aanwezigheid van accounting experts wordt geassocieerd met betere controls over processen die direct gerelateerd zijn aan financiële rapportage en de aanwezigheid van supervisory experts wordt geassocieerd met betere controls over management processen.

2.5 Hypothesevorming

Om de probleemstelling zoals genoemd in de inleiding van dit onderzoek te beantwoorden zullen in dit hoofdstuk toetsbare hypotheses worden opgesteld. Als eerste zal de invloed van de omvang van de RvT worden getoetst. In bestaande literatuur bestaan er zowel onderzoeken die aantonen dat er geen verband bestaat (Eng & Mak, 2003; Ho & Wong, 2001; Rouf, 2011) als onderzoeken die aantonen dat er wel een verband bestaat tussen de omvang van de Raad van Commissarissen en de kwaliteit van verslaggeving (Cheng & Courtenay, 2006; Donnelly & Mulcahy, 2008; Chen & Jaggi, 2000; Lipton & Lorsch, 1992). De uitkomsten van de bestaande literatuur, omtrent de invloed van de omvang van de Raad van Commissarissen, suggereren deels dat naarmate de omvang van de Raad van Commissarissen toeneemt het bestuur sympathieker is voor stakeholders. Op basis van de bestaande literatuur verwacht ik dat er een positief verband bestaat tussen de omvang van de RvT en de kwaliteit van risicoverslaggeving.

H1: Er is een positieve relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de kwaliteit van risicoverslaggeving.

Als tweede wordt de invloed van diversiteit in geslacht binnen de Raad van Commissarissen getoetst. De aanwezigheid van vrouwen binnen de board zorgt voor een betere opkomst tijdens vergaderingen (Adams & Ferreira, 2009), verbetert de moeite die wordt gestoken in het toezicht houden (Adams & Ferreira, 2009: Lückerath-Rovers, 2010), vindt er meer innovatie plaats bij boards (Miller et al, 2003) en signaleren vrouwen risico’s eerder als bedreigend (Jianakoplos & Bernasek, 1998). Op basis van deze literatuur verwacht ik een positief verband tussen de aanwezigheid van vrouwen in de RvT en de kwaliteit van risicoverslaggeving.

(24)

24 H2: Er is een positieve relatie tussen de aanwezigheid van vrouwen in de Raad van Toezicht en de kwaliteit van risicoverslaggeving.

Als derde wordt de invloed van de leeftijd van de leden van de RvT getoetst. Oudere leden van de RvT zijn meer risicomijdend (Hermann & Datta, 2005) en beschikken over meer ervaring (Sonneveld, 2012). De aanwezigheid van oudere leden in de RvT zal tijdens het toezicht houden op de risicoverslaggeving zorgen voor een meer risico averse blik, wat de aandacht voor de aanwezige risico’s intensiveert. Oudere leden zullen de verslaggeving van deze risico’s derhalve belangrijker vinden dan relatief jongere leden. Daarnaast zorgt de aanwezigheid van diversiteit in leeftijd voor een verbetering van de performance van de RvT bij complexe vraagstukken (Wegge et al., 2008). Het toezicht houden op de Raad van bestuur van een ziekenhuis is een complexe taak gezien de omvang en diversiteit aan activiteiten die er plaatsvinden. Op basis van deze aangetoonde verbanden verwacht ik een positief verband tussen diversiteit in leeftijd van de RvT en de kwaliteit van de risicoverslaggeving.

H3: Er is een positief verband tussen de diversiteit in leeftijd van de Raad van Toezicht en de kwaliteit van risicoverslaggeving.

Specialistische kennis of een bepaalde achtergrond is een vereiste om tot effectief toezicht te komen (Lipton & Lorsch, 1992). Financiële- en accounting expertise binnen de Raad van Commissarissen hebben een positieve invloed op de mate van financiële verantwoording en de interne beheersing omtrent de financiële verantwoording (Hoitash et al., 2009; Ho & Wong, 2001). Bij de aanwezigheid van accounting en supervisory ervaring wordt er meer aandacht besteed aan een effectieve werking van de interne beheersmaatregelen (Hoitash et al., 2009). Deze uitkomsten suggereren dat de aanwezigheid van expertise op het gebied van accounting en supervisory bijdragen aan de bewustwording van beheersmaatregelen en de verslaggeving hiervan. Om deze redenen verwacht ik dat de aanwezigheid van expertise op het gebied van accounting en supervisory binnen de RvT een positief effect heeft op kwaliteit van de risicoverslaggeving.

(25)

25 H4: Er is een positief verband tussen de aanwezigheid van accounting expertise en de kwaliteit van risicoverslaggeving.

H5: Er is een positief verband tussen de aanwezigheid van supervisory expertise en de kwaliteit van risicoverslaggeving.

(26)

26

3. METHODE

3.1 Inleiding

Het doel van dit onderzoek is vast stellen wat de invloed is van de samenstelling van de RvT, zoals beschreven in hoofdstuk twee, is op de kwaliteit van de risicoverslaggeving bij Nederlandse ziekenhuizen. In dit hoofdstuk zal de gehanteerde onderzoeksmethode worden beschreven. Opeenvolgende onderwerpen zijn de gehanteerde steekproefgrootte, de afhankelijke variabele, onafhankelijke variabele en het gehanteerde model.

3.2 Sample

De steekproef bestaat uit Nederlands ziekenhuizen. Nederland kent 83 algemene ziekenhuizen (Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2012). In dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van alleen algemene Nederlandse ziekenhuizen. Door enkel de algemene ziekenhuizen te nemen ontstaat een vergelijkbare groep organisaties, onderhevig aan hetzelfde normenkader. Dit mitigeert de kans op verstoringen in de uitkomst van dit onderzoek door eventuele verschillen in verplichtingen en richtlijnen omtrent verslaggeving. Zo is er bijvoorbeeld op de academische ziekenhuizen een verschillende governance code van toepassing in verband met de onderwijsfunctie van deze organisaties.

Binnen de algemene ziekenhuizen is het mogelijk om een uitsplitsing te maken tussen 3 deelsectoren, namelijk SAZ, OvA en STZ. De SAZ zijn samenwerkende algemene ziekenhuizen en staan voor de kleinere ziekenhuizen, OVA zijn de overige ziekenhuizen waartoe de middelgrote ziekenhuizen horen en de STZ vertegenwoordigen de grote, topklinische ziekenhuizen. In dit onderzoek zal de onderzoekspopulatie bestaan uit de gegevens van 50 random geselecteerde algemene ziekenhuizen over de twee opeenvolgende jaren 2011 en 2012. De totale omvang van de steekproef bestaat dus uit 100 waarnemingen. De meest recente jaarverslagen die beschikbaar zijn hebben, op het moment van schrijven, betrekking op 2012. De meest recente Zorgbrede Governancecode is gepubliceerd in 2010. Daarom is gekozen om slechts de jaren volgend hierop mee te nemen in de steekproef. Dit brengt uniformiteit in het richtinggevende normenkader van de samenstelling van de RvT voor de ziekenhuizen die worden meegenomen in de steekproef. Een beperking hiervan is dat de samenstelling van de RvT over de twee jaren niet erg zal verschillen door de aanwezigheid van een zittingstermijn van twee maal vier jaar.

(27)

27 Bij het bepalen van de mee te nemen ziekenhuizen is rekening gehouden met de verdeling tussen de verschillende deelsectoren SAZ, OvA en STZ. De procentuele verhoudingen die bestaat tussen de deelsectoren is ook aanwezig in de steekproefpopulatie. Op deze manier is de steekproef een getrouwe afspiegeling van de totale populatie met betrekking tot de aanwezige verhoudingen tussen de ziekenhuizen in de verschillende deelsectoren. In tabel 1 is aangegeven hoeveel ziekenhuizen er per deelsector vertegenwoordigd zijn in de steekproef. De uiteindelijke meegenomen ziekenhuizen in de sample zijn per deelsector aselect getrokken. Door aselect ziekenhuizen te selecteren binnen de verschillende deelsectoren krijgen alle ziekenhuizen per deelsector evenveel kans om in de steekproef te komen. De keuze van het wel of niet meenemen van ziekenhuizen is derhalve niet onderhevig aan de willekeur van de onderzoeker. De resultaten worden dus niet beïnvloed door keuzes of afwegingen die worden gemaakt door de onderzoeker bij het bepalen van de steekproef. Het meenemen van de percentuele verhoudingen tussen de deelsectoren in de steekproef en het aselect selecteren van de ziekenhuizen binnen deze deelsectoren zorgt ervoor dat de resultaten voldoen aan criteria om gegrond uitspraken te kunnen doen over de gehele populatie. De benodigde data omtrent de relevante variabelen voor dit onderzoek zijn allemaal te vinden in de externe jaarverslagen. Deze zijn beschikbaar via www.jaarverslagenzorg.nl.

Voor het verzamelen van de data is deels een bestaande database gehanteerd, die verstrekt is door de prof. dr. J.A. Emanuels. De data aanwezig in deze dataset is met de hand verzameld door zijn studenten. Het hanteren van deze dataset versterkt de robuustheid van de afhankelijke variabele. Doordat de data door verschillende individuen is verkregen, is de bepaling van de afhankelijke variabele minder vatbaar voor de subjectiviteit van één enkele onderzoeker. Bij enkele random uitgekozen ziekenhuizen uit de bestaande dataset is de indexscore ook door mijzelf verzameld. De verschillen in het toekennen van de indexscore zijn nihil.

Deelsector Aantal Percentage

Sample omvang van 50 SAZ 41 49,4% 25 OvA 14 16,9% 8 STZ 28 33,7 17 Totaal 83 100% 50

(28)

28 3.3 Kwaliteit van risicoverslaggeving

In de afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor disclosure onderzoek, waarbij vaak de focus ligt op de kwaliteit van de toelichtingen. (Beattie et al, 2004). De kwaliteit van toelichting is zowel een abstract al subjectief concept. Het meten hiervan is derhalve ook noodzakelijk complex (Beretta & Bozzolan, 2008). In de bestaande literatuur wordt er gebruik gemaakt van een aantal verschillende methodes om de kwaliteit van tekstuele toelichtingen te meten. Zo hanteren Linsley & Shrives (2006) een ‘thematische inhoudsanalyse’ methode, waarbij het aantal zinnen over informatie omtrent risico’s wordt geteld, om de kwaliteit van de risicoverslaggeving vast te stellen. Beretta & Bozzolan (2004) beargumenteren dat de kwantiteit van de informatie omtrent risico’s geen bevredigende proxy is om de kwaliteit van de informatie omtrent risico’s vast te stellen. Ze stellen dat de kwaliteit van risicoverslaggeving niet alleen afhangt van de kwantiteit van de informatie maar ook van de rijkheid van informatie. Om de rijkheid van deze informatie vast te stellen kan gebruik worden gemaakt van een disclosure index (Beattie et al., 2004). Bij deze vorm van inhoudsanalyse kan een waarde worden toegewezen aan specifieke onderwerpen binnen de toelichtingen. Abraham & Cox (2007) hanteren een dergelijke specifieke disclosure index. Beattie et al. (2004) zetten uiteen welk onderscheid er gemaakt kan worden binnen de verschillende methodes om de kwaliteit van toelichtingen in het jaarverslag te meten. Dit is weergegeven in onderstaande figuur 2.

(29)

29

Figuur 2. Meetmethodes kwaliteit toelichtingen (Beattie et al., 2004)

Beattie et al. (2004) onderscheiden subjectieve methoden en semi objectieve methoden. Bij een subjectieve methode wordt gebruik gemaakt van een gepercipieerde kwaliteit bij een analist. Gebreken in deze methode worden veroorzaakt door een gebrek aan helderheid omtrent de inspanning van de analist en een gebrek aan inzicht omtrent een eventuele bias van een analist (Beattie et al, 2004). Gezien het grote belang van de mate van inspanning en inzicht van de analist, worden dergelijke onderzoeksmethodes als subjectief beschouwd. In dit onderzoek zal geen subjectieve methode worden gehanteerd om de kwaliteit van risicoverslaggeving vast te stellen gezien het feit er geen scores van analisten beschikbaar zijn omtrent de kwaliteit van risicoverslaggeving. In dit onderzoek wordt daarom gebruik gemaakt van een semi objectieve methode. Bij semi objectieve methodes wordt een onderscheid gemaakt tussen een disclosure index en tekstuele analyses. Tekstuele analyses richten zich voornamelijk op de vorm van de toelichtingen. Dit onderzoek richt zich op de inhoudelijke kwaliteit van risicoverslaggeving, tekstanalyses zijn daarom niet van belang. Omdat naast de kwantiteit van de informatie, ook de rijkheid van de informatie van belang is om de kwaliteit van toelichtingen vast te stellen (Beretta & Bozzolan, 2008), wordt in dit onderzoek gebruik worden gemaakt van een disclosure index.

Toelichtingen in Jaarverslag Subjectief Semiobjectief Disclosure index Binair/ordinaal Gewogen/onge wogen Gegroepeerd/on gegroepeerd Tekstuele analyses Thematische inhoudssanalys e Leesbaarheidso nderzoek Linguistische analyses

(30)

30 Met behulp van de disclosure index kan de rijkheid van informatie omtrent risico’s worden vastgesteld. De rijkheid van informatie bestaat uit twee dimensies, namelijk de breedte en de diepte van informatie (Beretta & Bozzalan, 2008). Hierbij bestaat de breedte uit het bereik en de spreiding van de toelichtingen. In dit onderzoek heeft de breedte van de informatie slechts betrekking tot de informatie omtrent risico’s. Hoe groter de variëteit in de onderwerpen die worden toegelicht, hoe hoger de kwaliteit van de toelichtingen. Om het bereik en de spreiding van de risicoverslaggeving vast te stellen, wordt vastgesteld in hoeverre de risico’s in de totale breedte van de organisatie worden behandeld. In hoofdstuk twee is vastgesteld dat risico’s betrekking kunnen hebben op vijf verschillende risicocategorieën, namelijk: financiële rapportage, financiële, strategische, operationele en wet- en regelgeving risico’s. Om te bepalen in hoeverre de variëteit in de onderwerpen van de risicoverslaggeving hoog is, wordt vastgesteld in hoeverre risico’s in alle risicocategorieën verantwoord worden. Hieruit zal de breedte van de informatie omtrent risico’s naar voren komen.

De diepte van informatie wordt bepaald aan de hand van de aanwezigheid van drie criteria (Beretta & Bozzolan, 2008). Als eerste de economische richting van de van (mogelijke) impact. In hoofdstuk twee is de risicodefinitie bepaald die gehanteerd wordt in dit onderzoek, namelijk: Een gebeurtenis met een mogelijk negatief effect op de doelstellingen. Daarom zal de economische richting altijd negatief zijn. Als tweede de meeteenheid van de mogelijke impact. Dit kan zijn financieel (kwantitatief) of niet financieel (kwalitatief). Als laatste het vooruitzichten profiel dat door het management wordt geschetst. Hierin komt zowel de tijdsoriëntatie naar voren als de behoefte tot het nemen van actie.

De disclosure index is aan de hand van een proces bestaande uit drie stappen verkregen, vergelijkbaar met eerdere index disclosure onderzoeken (Deumes & Knechel, 2008). De eerste stap bestaat uit het identificeren van de specifieke onderdelen die onderdeel moeten uitmaken van de index. In hoofdstuk twee is uiteengezet wat de verschillende componenten zijn van risicoverslaggeving. Deze componenten zullen als richtlijn dienen om de individuele items in de disclosure index te bepalen. Deze drie componenten zijn het risicoprofiel, een beschrijving van het risicomanagement systeem en de in-controlverklaring.

(31)

31 3.3.1 Risicoprofiel

Het risicoprofiel van de organisatie is een uiteenzetting van de belangrijkste operationele, strategische, financiële en wet- en regelgeving risico’s waaraan de organisatie blootstaat (de Groot, 2008). De RJ voegt hier nog aan risico’s op het gebied van financiële verslaggeving aan toe. Om het de kwaliteit van het risicoprofiel vast te stellen wordt op de volgende vragen antwoord gegeven met behulp van de index:

- Worden de strategische risico’s verantwoord? - Worden de operationele risico’s verantwoord? - Worden de financiële risico’s verantwoord?

- Worden de financiële verslaggeving risico’s verantwoord?

3.3.2 Beschrijving risicomanagementsysteem

Een beschrijving van het risicomanagementsysteem is de uiteenzetting van karakteristieken van het organisatie specifieke systeem van risicomanagement waarmee de risico’s van de organisatie worden beheerst (de Groot, 2008). De component beschrijving van het risicomanagementsysteem bestaat naast een beschrijving van het gehanteerde risicomanagementsysteem dus ook een toelichting omtrent de gehanteerde beheersmaatregelen met betrekking tot de risico’s. Het proces van Enterprise Risk Management kan grofweg worden onderverdeeld in vijf stappen (Emanuels & de Munnink, 2006). Het definiëren van de te beheersen doelstellingen, Het bepalen van risico’s, Het nemen van risico mitigerende maatregelen, Bewaken en Bijsturen. Er bestaan verschillende soorten risicomanagement frameworks die gehanteerd kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn het COSO ERM en de ISO 31000 standaard.

3.3.3 In-controlverklaring

De in-controlverklaring is een uitspraak van de organisatieleiding over de opzet of het bestaan en/of de werking van het beschreven systeem van het risicomanagement. De in-controlverklaring bestaat, naast de erkenning van de Raad van Bestuur voor de verantwoordelijkheid voor de interne beheersing van en het opstellen van het jaarverslag, uit een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De voor onderzoek aanbevolen doseringen bedragen bij toepassing vóór de op- komst van peen 9 à, 12 kg geformuleerd produkt per hectare en bij aanwending over het gewas 6 à 9 kg«

dat voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de schade die gemengde groepen van overwinterende ganzen en overige watervogels aan blijvend grasland buiten

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

In het eerste gedeelte van dit verslag worden de resultaten beschreven van laboratorium- en kasproeven waarin een aantal mogelijk afwerende plantenstoffen zijn getest

Misra, “Effect of skin thickness on target motion during needle insertion into soft-tissue phantoms,” in Proceedings of the IEEE RAS & EMBS International Conference on

Wanneer we kijken naar hypothese 1b: ‘Gemeenten met meer te verantwoorden SiSa-aanvragen hebben een slechtere kwaliteit van interne beheersing’, kan er worden gesteld

In het Burgerlijk Wetboek II artikel 2:391 lid 3 wordt vermeld dat er aandacht besteed moet worden aan de financiële risico en het beleid inzake risicobeheer

De samenstelling van de RvC wordt in dit onderzoek gemeten door middel van: de grootte/ omvang van de RvC, de expertise (aantal jaren dat iemand lid is van de RvC), of iemand lid is