• No results found

De invloed van de samenstelling van de Raad van Commissarissen op de kwaliteit van risicoverslaggeving bij woningbouwcorporaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de samenstelling van de Raad van Commissarissen op de kwaliteit van risicoverslaggeving bij woningbouwcorporaties"

Copied!
97
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De invloed van de samenstelling van de Raad van Commissarissen

op de kwaliteit van risicoverslaggeving bij

woningbouwcorporaties

Masterscriptie 17 januari 2013

Floor Joosten S2041731

Eerste begeleider: M. Hendriks Tweede begeleider: P. van Asperen

Begeleiding binnen Ernst & Young: Piet Hein Rondhuis Rijksuniversiteit Groningen

Economie & Bedrijfskunde MsC Accountancy & Controlling

Accountancy

Trefwoorden: risicoverslaggeving, COSO, samenstelling RvC, Governancecode Woningbouwcorporaties

(2)

2

Samenvatting

In deze scriptie wordt onderzocht in hoeverre de samenstelling van de Raad van Commissarissen (hierna RvC) van invloed is op de kwaliteit van risicoverslaggeving voor woningbouwcorporaties. De rol van de RvC is vastgelegd in de Governancecode Woningcorporaties. De belangrijkste taak is “toezicht houden op het bestuur en de algemene gang van zaken.” (Governancecode Woningcorporaties, 2011)

De samenstelling van de RvC wordt in dit onderzoek gemeten door middel van: de grootte/ omvang van de RvC, de expertise (aantal jaren dat iemand lid is van de RvC), of iemand lid is van een RvC of Raad van Toezicht van een andere onderneming, het geslacht (man/ vrouw), de diversiteit in leeftijd en of alle leden van de RvC onafhankelijk zijn. De controlevariabele is de grootte van de woningcorporatie gemeten aan de hand van het aantal verhuureenheden. De disclosure index wordt gebruikt om de kwaliteit van risicoverslaggeving te meten. Deze index is onder andere gebaseerd op het Enterprise Risk Managementsysteem van Emanuels en het COSO ERM model. Het COSO model wordt aanbevolen door de Nederlandse Corporate Governancecode. Daarnaast is de Nederlandse wetgeving (RJ, Boek 2 BW) gebruikt bij het ontwikkelen van de index. Ook de criteria van de Henri-Sijthoff prijs, welke wordt uitgereikt aan ondernemingen die inzichtelijk informatie rapporteren, zijn meegenomen bij de ontwikkeling van de index. Als laatste zijn de specifieke risico’s voor woningbouwcorporaties opgenomen in de index.

Er wordt gebruik gemaakt van de publiek beschikbare jaarverslagen van 2011, waarbij uiteindelijk 59 corporaties overblijven voor het uitvoeren van de regressieanalyse.

Uit de regressieanalyse blijkt dat er een significante relatie bestaat als iemand lid is van de RvC van een andere onderneming en de kwaliteit van risicoverslaggeving. De kwaliteit van risicoverslaggeving neemt toe als iemand lid is van de RvC van een andere onderneming en als alle leden van de RvC onafhankelijk zijn. Er is geen significante relatie aangetoond tussen: de grootte/ omvang van de RvC, het geslacht, de diversiteit in leeftijd en de kwaliteit van risicoverslaggeving. Ook de controlevariabele, de grootte van de woningcorporatie (op basis van het aantal verhuureenheden) is niet van invloed op de kwaliteit van risicoverslaggeving. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de grootte van de steekproef. Een andere oorzaak voor de afwijking is dat de kwaliteit wordt gemeten door middel van het aantal risico’s (gebaseerd op de index) die worden gerapporteerd en niet door middel van de inhoudelijke kwaliteit, de toelichting op de risico’s. Betere kwaliteit hoeft namelijk niet altijd te leiden tot rapportage van meer risico’s, maar kan ook leiden tot een verbeterde rapportage van de bestaande risico’s. Een andere verklaring waarom de overige relaties niet significant zijn, is dat dit onderzoek zich specifiek richt op risicoverslaggeving en niet op internal control, zoals onderzocht in eerder onderzoek. Risicomanagement is hier slechts een onderdeel van, doordat internal control breder is, kan dit een reden zijn waarom de uitkomsten van de regressieanalyse niet overeenkomen met de verwachtingen. De belangrijkste beperking aan dit onderzoek is de subjectieve oordeelsvorming, doordat gebruik gemaakt wordt van een index. Ook de AFM heeft onderzoek gedaan naar de wettelijke controles bij woningbouwcorporaties door Big Four kantoren en concludeert dat er meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van rapportage over derivaten. Bij het uitvoeren van dit onderzoek is mijn opgevallen dat woningcorporaties weinig rapporteren over risico’s in hun jaarverslagen, daarom lijkt het mij waardevol eens kritisch te kijken naar risicoverslaggeving in het geheel bij woningbouwcorporaties en ons niet alleen te richten op de financiële risico’s.

(3)

3

Voorwoord

Deze masterscriptie beschrijft de invloed van de samenstelling van de Raad van Commissarissen op de kwaliteit van risicoverslaggeving voor woningbouwcorporaties. Hiervoor zijn 80 jaarverslagen beoordeeld. Deze scriptie is geschreven als laatste onderdeel van de Master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit te Groningen.

Het was een leerzaam traject, waarbij de nodige obstakels overwonnen moesten worden. Als eerste wil ik graag mijn begeleider Martijn Hendriks bedanken voor zijn beschikbare tijd, snelle reacties en feedback ten aanzien van de door mij ingeleverde stukken. Daarnaast wil ik mijn begeleider van Ernst & Young Zwolle, Piet Hein Rondhuis bedanken voor de tijd die hij heeft vrijgemaakt (ondanks zijn drukke periode) en je kritische blik ten aanzien van deze scriptie. Ook wil ik mijn collega’s van kantoor Zwolle bedanken voor de ritjes naar het station en de interesse in mijn scriptie. Tot slot niet te vergeten gaat mijn dank uit naar mijn ouders, zus en vrienden. Bedankt voor jullie steun, hulp en telefoongesprekken (Karin) die toch altijd weer hebben geleid tot nieuwe inzichten. Deze scriptie is tevens een afsluiting van mijn studententijd in Groningen waar ik met een zeer goed en voldaan gevoel op kan terugkijken. Floor Joosten

(4)

4

Inhoudsopgave

1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Relevantie 8

1.3 Onderzoeksmodel & deelvragen 9

1.4 Dataverzameling 10

1.5 Indeling onderzoek 11

2 Theoretisch framework 12

2.1 Corporate governance 12

2.1.1 Ontstaan van corporate governance in Nederland 12

2.1.2 Agency theorie 13

2.1.3 Stakeholders theory 14

2.1.4 Conclusie op basis van voorafgaande theorieën 15 2.1.5 Corporate Governancecode voor woningcorporaties 16 2.2 De samenstelling van de Raad van Commissarissen 19

2.2.1 De grootte/omvang van de RvC 20 2.2.2 Expertise (non)-financial 20 2.2.3 Geslacht van de RvC 22 2.2.4 De onafhankelijkheid van de RvC 23 2.2.5 De leeftijd van de RvC 24 2.3 Risicomanagement 26

2.3.1 Wetgeving over risicoverslaggeving 27

2.3.2 Risicomanagement en de relatie met corporate governance 29

2.3.3 Risicomanagement modellen 30

2.3.4 Toepassing van risicomanagement in woningbouwcorporaties 33

2.4 Disclosure index 34

2.4.1 Eerder onderzoek disclosure index 34

2.4.2 De selectiecriteria voor de ontwikkeling van een disclosure index 35

2.4.3 De ontwikkeling van een disclosure index 36

3 Onderzoeksmethode 39

3.1 Onderzoeksmethoden 39

3.2 Sampling procedure 40

3.3 Meten van de samenstelling van de Raad van Commissarissen 42

3.4. Meten van de kwaliteit van risico disclosure 43

3.5 Controlevariabelen 43

3.6 Totaal overzicht variabelen 45

3.7 Nadelen onderzoeksmethodiek 45

3.8 Regressieanalyse 46

4 Onderzoeksresultaten 47

4.1 Beschrijvende statistiek & analyse van de onderzoeksdata 47

4.2 Winsorizing 48

4.3 Toetsen van de normaliteit voor de afhankelijke variabele 48 4.4 Toetsen van de normale verdeling voor de onafhankelijke variabelen 49

4.5 Gemiddelde waarden, gepiekheid en scheefheid 50

4.6 Niet-parametische toetsen voor de onafhankelijke variabelen die niet normaal

(5)

5 4.7 Correlatiematrix voor het testen van de multicollineariteit 51

4.8 Uitvoeren van residuenanalyse en outliers 51

4.9 Uitvoeren van de regressieanalyses 52

4.10 Hypothesen verwerpen of accepteren 54

5. Conclusie, beperkingen & vervolgonderzoeken 57

5.1 Conclusie 57

5.2 Beperkingen onderzoek 59

5.3 Suggesties voor verbeteringen van de Governancecode Woningcorporaties 59

5.4 Suggesties voor vervolgonderzoeken 60

Referenties 62

Bijlage 1: Disclosure index overzicht 69

Bijlage 2: Risico’s Centraal Fonds 70

Bijlage 3: Kwaliteitsbepalende factoren 71

Bijlage 4: Specifieke risico’s voor woningcorporaties 72

(6)

6

1

Inleiding

1.1 Aanleiding

“Vestia zit in grote financiële problemen en wil een schuld van ruim 2 miljard euro aflossen door de komende jaren onder meer 15.000 woningen te verkopen” (Het Financieel Dagblad, 28 augustus 2012). Banken willen geen leningen meer verstrekken, omdat de risico’s verhoogd zijn. “ABN Amro bevestigt in de krant dat de bank zeer voorzichtig is geworden met het lenen aan corporaties” (NOS, 12 juni 2012). “De oorzaak van het falen, moeten we vooral zoeken bij het interne toezicht, bij commissarissen, toezichthouders, voorzitters van besturenraden. Alleen zij zijn in staat om scherp toe te zien op de details bij het reilen en zeilen van een onderneming” Verwer (2012). (Jan Verwer is voorzitter van de Raad van Commissarissen van Woonstad Rotterdam, Het Financieel Dagblad 1 augustus 2012).

Daarnaast rapporteert de AFM in het Financieel Dagblad dat met name in 2010 de risico’s door Big Four kantoren bij woningbouwcorporaties onderschat werden (Accountancy Nieuws, 12 december 2012). Uit het rapport van AFM waarbij onderzoek is gedaan naar de wettelijke controles bij woningbouwcorporaties, blijkt dat Big Four kantoren in 2011 meer aandacht hebben besteed aan de kwaliteit van de wettelijke controles, met name gericht op derivaten (AFM, 11 december 2012).

Uit de nieuwsberichten komt naar voren dat de woningbouwcorporaties onder druk komen te staan. Dit komt onder andere door de volgende ontwikkelingen:

- “veranderingen in de woningmarkt: dalende huizenprijzen en een stilstaande markt; - maatschappelijke druk en politieke onrust;

- veranderingen in de financiële markten: dalende rente, verkrapping van het aanbod van de financiering en geen winstoogmerk;

- toezicht: het verlies aan vertrouwen, matig toezicht en onduidelijkheid over het invullen van de doelstelling.” (Aedes, 2012)

Hieronder worden de reacties van een aantal belangrijke partijen in de woningbouwsector op bovenstaande ontwikkelingen behandeld. Deze partijen hebben belang bij een goede kwaliteit van de risicoverslaggeving en het interne toezicht van de Raad van Commissarissen. De AFM beschrijft het begrip risicoverslaggeving als volgt: “het risicoprofiel van de onderneming, een beschrijving van het risicobeheersingssysteem en de ‘in control verklaring’ in het jaarverslag.” (Dinant, 2011). Onder risicoverslaggeving wordt verstaan in hoeverre de onderneming inzicht verschaft in de belangrijkste ondernemingsspecifieke risico’s, hoe er gerapporteerd wordt over de impact van deze risico’s en of er een risicobeheersingssysteem aanwezig is in de organisatie. De taak van de Raad van Commissarissen is “toezicht houden op het bestuur en de algemene gang van zaken.” (Governancecode Woningcorporaties, 2011) Als eerste belanghebbende partij kan Aedes, de branchevereniging voor woningcorporaties, genoemd worden. Deze vereniging heeft een rapport geschreven: ‘Toezicht met Bite’ (april 2012). Dit rapport is een reactie op de financiële crisis die zich momenteel voordoet in de woningmarkt. Het rapport presenteert een nieuw model voor het interne, horizontale en externe governance toezicht. Het model leidt tot een hogere professionalisering, transparantie en verantwoording (Aedes, 2012). Voor woningbouwcorporaties worden nieuwe normen en regels uitgewerkt op het gebied van:

- “risicomanagement en liquiditeitsbeheersing;

- de werking van financiering- en investeringsprocessen;

- de deskundigheid en integriteit van het bestuur en de Raad van Commissarissen; - de integriteit van de organisatie.” (Aedes, 2012)

(7)

7 De tweede belanghebbende partij is Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW). De VTW houdt toezicht op de kwaliteit van het interne toezicht bij woningcorporaties. Deze partij vindt dat het interne en externe toezicht voor woningbouwcorporaties niet los van elkaar gezien kunnen worden. Wanneer het interne toezicht beter is, hoeft het externe toezicht minder intensief plaats te vinden (VTW, 2012). Het is daarom voor de VTW van belang dat er regels worden opgesteld voor de samenstelling van de RvC, zodat hierdoor de kwaliteit van het interne toezicht wordt verbeterd.

De VTW heeft een aantal aanvullingen op de Herziening Woningwet en Toezicht. Als eerste dient de Governancecode voor de hele branche van toepassing te zijn en niet alleen voor leden van de Aedes en VTW. Op 5 juli 2012 is deze wetswijziging aangenomen door de Tweede Kamer en wordt de Governancecode Woningcorporaties algemeen bindend verklaard voor de gehele sector, ongeacht het lidmaatschap van Aedes of de VTW (VTW, 2012). Ten tweede dient er één autoriteit te komen voor het totale externe toezicht. Ten slotte moet de Raad van Commissarissen regelmatig getoetst worden op deskundigheid en vaardigheid.

De derde partij die belang heeft bij een goed intern toezicht is het Centraal Fonds Volkshuisvestiging. Dit is de financieel toezichthouder voor woningcorporaties. De doelstellingen van het Centraal Fonds Volkshuisvestiging zijn:

- “het uitoefenen van het financiële toezicht op de kwaliteit van het beheer van het maatschappelijk vermogen;

- het toekennen van subsidies ter bevordering van de financiële continuïteit;

- het verstrekken van informatie in het kader van de uitvoering van de toezichttaak. ” (CFV, 2012)

Wanneer het interne toezicht toeneemt, kan de CFV hier meer op steunen en hoeven ze minder (aanvullende) werkzaamheden uit te voeren om hun taken goed te vervullen.

De vierde belanghebbende partijen zijn de huurders. Ze verkrijgen informatie uit de jaarverslagen, de websites en nieuwsbrieven van corporaties. Voor huurders is het van belang dat de corporaties een goed inzicht hebben in de financiële risico’s, die ze lopen bij de uitvoering van het beleid en daarbij voldoende beheersingsmaatregelen treffen. Wanneer de financiële positie door het treffen van onvoldoende beheersingsmaatregelen sterk achteruit gaat, wordt bijvoorbeeld onderhoud en nieuwbouw uitgesteld. Dit komt ten laste van de huurdersbelangen. Daarnaast is het interne toezicht door de Raad van Commissarissen op het bestuur belangrijk voor huurders, zodat bestuurders geen eigen belangen nastreven. Het is belangrijk voor huurders dat er een financiële expert aanwezig is in de RvC, zodat toezicht wordt gehouden op de financiële positie. Ten slotte is het voor huurders van belang dat er toezicht wordt gehouden op de algemene gang van zaken, zodat huurders ervan uit kunnen gaan dat altijd de ondernemingsbelangen worden nagestreefd.

De laatste partij is de bank. De banken geven moeilijker krediet af aan woningbouwcorporaties. Dit omdat de financiële risico’s (het niet kunnen voldoen aan de aflossings- en betalingsverplichting) zijn toegenomen (NOS,12 juni 2012). De financiële risico’s zijn toegenomen door een toenemend gebruik van derivaten om het renterisico te beheersen. Hierdoor is de kans groter, dat woningcorporaties niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Banken hebben onvoldoende toezicht gehouden op de risico’s, die woningcorporaties nemen. Denk hier bijvoorbeeld aan de risico’s die worden gelopen door het aanhouden van derivaten. Voor banken is het van belang om inzicht te krijgen in de risico’s, die gelopen worden bij het verstrekken van kredieten en derivaten. Een goede transparante risicoverslaggeving draagt hieraan bij.

(8)

8 Daarnaast draagt de samenstelling van de RvC, met ervaren personen ertoe bij dat er niet alleen vanuit de banken, maar ook vanuit de interne organisatie toezicht wordt gehouden op het gevoerde risicobeleid van de organisatie.

Bovenstaande partijen, zoals het Aedes en de VTW geven in hun onderzoeksrapporten aan dat de kwaliteit van het interne toezicht verbeterd moet worden. Voor banken, het CFV en de huurders is het van belang dat er een transparante rapportage plaatsvindt van de risico’s en dat de risico’s beheerst worden. Daarnaast zorgt de RvC ervoor dat er toezicht wordt gehouden op het bestuur en hierbij probeert de RvC de belangen van bovenstaande partijen te behartigen. Al met al kan gesteld worden dat bovenstaande partijen belang hebben bij het interne toezicht van de Raad van Commissarissen en een transparante risicoverslaggeving. Gezien de actualiteit van beide onderwerpen is het interessant de volgende centrale vraag te onderzoeken:

In hoeverre is de samenstelling van de Raad van Commissarissen van invloed op de kwaliteit van de risicoverslaggeving voor woningcorporaties?

1.2 Relevantie

Dit onderzoek draagt bij aan eerdere onderzoeken. Ten eerste gaat het verder in op de factoren die de kwaliteit van risicoverslaggeving beïnvloeden. Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat onderstaande factoren de risicoverslaggeving beïnvloeden:

“ondernemingsgrootte, Beretta & Bozzolan, 2004, Beasley, 2005, Mohobbot, 2005, Linsley & Shrives, 2006, Abraham & Cox, 2007 en Hassan, 2009 type industrie Beretta & Bozzolan, 2004, Beasley et al.,

2005 en Abraham & Cox, 2007

winstgevendheid Mohobbot, 2005

Big Four auditor Beasley et al., 2005

verhouding eigen en vreemd vermogen Mohobbot, 2005 en Hassan, 2009 aantal bestuurders Abraham & Cox, 2007

onafhankelijkheid van het bestuur Beasley et al., 2005 en Abraham & Cox, 2007

aanwezigheid van een Chief Risk Officer Beasley et al., 2005 dubbele beursnotering Abraham & Cox, 2007

en het rechtssysteem La Porta et al. 1998, Ball et al. 1999, Jaggi & Low, 2000 en Hope, 2003” (Meerman, 2012)

Tabel 1.1: Factoren die de risicoverslaggeving beïnvloeden (Meerman, 2012)

Dit onderzoek is vernieuwend, omdat het bevorderd, in hoeverre de samenstelling van de Raad van Commissarissen van invloed is op de kwaliteit van risicoverslaggeving.

De tweede bijdrage aan de wetenschap is, dat dit onderzoek specifiek ingaat op de relatie tussen de samenstelling van de commissarissen met de kwaliteit van risicoverslaggeving. Eerder onderzoek naar de invloed van de samenstelling van de RvC op de ondernemingsprestaties (Heijnen, 2011) stelt een relatie vast tussen het aantal commissarissen binnen de RvC en het rendement op het eigen vermogen (ROE) voor beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Daarnaast heeft Katoele (2012) de relatie onderzocht tussen de samenstelling van de RvC en de kwaliteit van het verslag van de Raad van Commissarissen in het jaarrapport.

(9)

9 Het onderzoek is uitgevoerd voor 43 ondernemingen die genoteerd zijn op de AEX of AMX in 2010. De diversiteit wordt gemeten aan de hand van: het geslacht, de leeftijd en de nationaliteit. Dit onderzoek toont aan dat de aanwezigheid van vrouwen leidt tot meer “transparantie ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden en onafhankelijkheid”. (Katoele, 2012). Voor de leeftijden en de omvang van de RvC worden geen significante relaties gevonden.

De derde bijdrage is, dat er al eerder onderzoek gedaan is, naar de toepassing van corporate governance binnen woningbouwcorporaties. Wal (2011) heeft onderzocht in welke mate risicoverslaggeving voldoet aan de informatiebehoefte van de stakeholders.

Banken, verzekeringsmaatschappijen en bouworganisaties willen meer informatie ontvangen over de toekomstige risico’s en cash flows. “In de meeste gevallen bestaat de risicoparagraaf uit een opsomming van risico’s. Deze zijn zelden ondernemingsspecifiek en de risicobeheersings- en controlesystemen worden nauwelijks of niet behandeld” (Wal, 2011). Daarnaast heeft Lei (2011) onderzocht in hoeverre organisaties voldoen aan de Governancecode Woningcorporaties en welke factoren van invloed zijn, op de naleving van de governancecode. De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dat “ de grootte van de onderneming en het hebben van een auditcommissie een positieve invloed heeft op de naleving van de code. De grootte van het bestuur heeft een negatieve invloed op de naleving van corporate governance” (Lei, 2011). Daarnaast is eerder onderzoek verricht naar de visitatieverplichting, een onderdeel van Governancecode (Klooster, 2012). Het visitatierapport geeft een oordeel over het volkshuisvestelijk maatschappelijk presteren. Uit het onderzoek blijkt dat corporaties gemiddeld een 7 scoren op alle onderdelen, dit wil zeggen dat ze goed presteren. Ten slotte wordt er door Been (2011) een positieve relatie aangetoond tussen bestuurdersbeloningen en de sterkte van de governancestructuur van woningcorporaties. Hierbij wordt de sterkte van de governancestructuur gemeten als samengestelde variabele van de omvang, onafhankelijkheid en expertise van de Raden van Commissarissen van de woningcorporaties (Been, 2011). Dit onderzoek is vernieuwend ten opzichte van deze eerdere onderzoeken, omdat deze zich specifiek richt op één onderdeel van de governancecode, namelijk de samenstelling van de Raad van Commissarissen en de relatie met de risicoverslaggeving.

1.3 Onderzoeksmodel & deelvragen

Om de onderzoeksvraag In hoeverre is de samenstelling van de Raad van Commissarissen

van invloed op de kwaliteit van de risicoverslaggeving voor woningcorporaties te kunnen

benantwoorden is het volgende onderzoeksmodel ontwikkeld.

(10)

10 De positieve of negatieve verbanden tussen de variabelen die de samenstelling van de RvC bepalen, worden uitgelegd in het volgende hoofdstuk 2 (Theoretisch framework).

Om tot een beantwoording van de hoofdvraag te komen, worden een aantal deelvragen beantwoord.

Allereerst wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder corporate governance en hoe de code is uitgewerkt voor woningbouwcorporaties. De governancecode is sinds juli 2012 verplicht gesteld door een wijziging van de Algemene Maatregelen van Bestuur in de Woningwet (VTW, 2012). Dit leidt tot de volgende deelvraag: Wat wordt verstaan onder de

Governancecode voor woningbouwcorporaties?

Vervolgens wordt specifiek ingegaan op één onderdeel van de Governancecode Woningcorporatie. Dit is het intern toezicht. De Raad van Commissarissen wordt gezien als het belangrijkste orgaan wat intern toezicht houdt op het bestuur van woningcorporaties. De taken en bevoegdheden van de Raad van Commissarissen m.b.t. het interne toezicht worden beschreven. Dit leidt tot de volgende deelvraag: Wat zijn de taken en bevoegdheden van de

Raad van Commissarissen met betrekking tot het interne toezicht?

Op basis van eerdere onderzoeken is een samengestelde index ontwikkeld, om de samenstelling van de Raad van Commissarissen te meten. De factoren die de samenstelling van de Raad van Commissarissen meten, worden bepaald. Dit leidt tot de volgende deelvraag:

Wat verstaan we onder de samenstelling van de Raad van Commissarissen?

Om vervolgens een oordeel te geven over de kwaliteit van de rapportage van risico’s, dient het begrip risicomanagement te worden toegelicht. Een goede werking van het risicomanagementsysteem leidt tot een in control statement, welke wordt opgenomen in het jaarverslag. “De in control statement geeft aan dat het management haar doelrealisatie serieus neemt en op een verantwoorde wijze tracht de relevante risico’s te beheersen.” (Emanuels, de Munnik, 2006). Door het ERM systeem en het COSO model, welke worden beschreven in paragraaf 2.3.3, wordt het voor een woningcorporatie inzichtelijk aan welke risico’s de onderneming wordt blootgesteld en wat de impact is van deze risico’s. Het COSO model en ERM systeem hebben beide rapportage en wet- en regelgeving opgenomen als doelstellingen in het model, daarom verwacht ik dat een goede werking van een risicomanagement model een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van risicoverslaggeving. Er wordt beschreven hoe woningbouwcorporaties risicomanagement toepassen. Daarnaast is het COSO model veel gebruikt in eerder onderzoek, zoals het onderzoek van De Groot (2006). Dit leidt tot de volgende deelvraag: Wat verstaan we onder risicomanagement en hoe wordt dit toegepast? Als laatste is een index ontwikkeld om de kwaliteit van risicoverslaggeving voor woningbouwcorporaties te meten. Dit leidt tot de volgende deelvraag: Wat verstaan we onder

de kwaliteit van de risicoverslaggeving?

1.4 Dataverzameling

De samenstelling van de Raad van Commissarissen en de kwaliteit van risicoverslaggeving worden gemeten aan de hand van een samengestelde index. De variabelen voor deze samengestelde index worden nader omschreven in het theoretisch framework (hoofdstuk 2) en in de onderzoeksmethode (hoofdstuk 3). Een overzicht van de index voor de kwaliteit van risicoverslaggeving is te vinden in bijlage 1. De data wordt verkregen aan de hand van de gerapporteerde informatie uit de jaarverslagen van 2011.

(11)

11

1.5 Indeling onderzoek

Het volgende hoofdstuk beschrijft het theoretisch framework van dit onderzoek. In paragraaf 1 wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder corporate governance aan de hand van de achterliggende agency theorie en stakeholderstheorie. Daarnaast wordt het ontstaan van corporate governance in Nederland toegelicht en hoe deze code specifiek wordt toegepast in de woningbouwsector. Ook komen de taken en bevoegdheden van de RvC aan bod. Vervolgens beschrijft paragaaf 2 de factoren die de samenstelling van de RvC meten.

In paragraaf 3 wordt de toepassing van risicomanagement toegelicht en in paragraaf 4 wordt een disclosure index ontwikkeld om de kwaliteit van risicoverslaggeving te meten. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksmethode toegelicht, waarna in hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten beschreven worden. Het laatste hoofdstuk (5) wordt afgesloten met een conclusie, de beperkingen, suggesties voor vervolgonderzoek(en) en suggesties voor verbeteringen van de Governancecode Woningcorporaties.

(12)

12

2

Theoretisch framework

In dit hoofdstuk wordt eerst het ontstaan van corporate governance toegelicht, hierin wordt beschreven wat de belangrijke uitgangspunten zijn van corporate governance. Vervolgens wordt toegelicht wat er onder de agency en de stakeholder theorieën wordt verstaan en hoe deze theorieën betrekking hebben op de corporate governance. Daarna wordt behandeld wat deze code specifiek inhoud voor woningbouwcorporaties, ook wat de rol van de Raad van Commissarissen en het bestuur is. Hier worden ook de variabelen beschreven waarmee de samenstelling van de Raad van Commissarissen wordt gemeten. Ook wordt dieper ingegaan op risicomanagement en de toepassing van risicomanagement binnen woningcorporaties. Ten slotte wordt dit hoofdstuk afgesloten met de toelichting op een index om kwaliteit van risicoverslaggeving mee te meten.

2.1 Corporate governance

Door de grote fraude schandalen van Enron en Ahold is de aandacht voor corporate governance, ook wel goed ondernemingsbestuur genoemd, toegenomen (Emanuels, 2006). De aandeelhouders, werknemers, de overheid en andere partijen verlangen dat een onderneming richtlijnen opstelt voor een goed bestuur. De Raad van Commissarissen houdt toezicht op het bestuur, zodat het bestuur bijvoorbeeld niet de eigen belangen, maar de ondernemingsbelangen nastreeft. Het gaat hier om een informatieasymmetrie tussen de managers en de aandeelhouders. De twee achterliggende theorieën die ten grondslag liggen aan de corporate governance zijn de agency theorie en de stakeholder theorie. De agency theorie is van belang, om mee te nemen in dit onderzoek, omdat deze de belangentegenstellingen tussen het management en de belanghebbende partijen van de onderneming weergeeft. Deze theorie geeft aan dat het belangrijk is, dat er toezicht wordt gehouden door de RvC op het ondernemingsbestuur. Het toezicht van de RvC op het bestuur is van belang, zodat het bestuur geen eigen belangen maar de belangen van de belanghebbende partijen nastreeft. De stakeholderstheorie is van belang bij de risicorapportage, dit blijkt uit het onderzoek van Amran et al. (2009). De theorie gaat ervan uit dat er geen voorrang is van bepaalde belangen boven de belangen van andere stakeholders (Donaldson, 1995). Er is in dit onderzoek gekeken naar welke ondernemingskenmerken van invloed zijn op de mate van risico disclosure voor ondernemingen in Maleisië. De investeerder wil zoveel mogelijk informatie krijgen over de risico’s van de onderneming om een goed geïnformeerde economische beslissing te kunnen nemen. Voor belanghebbenden is het van belang dat de (financiële) risico’s tijdig, juist en volledig gerapporteerd worden (Amran et al. 2009).

Als eerste wordt in deze paragraaf ingegaan op het ontstaat van corporate governance in Nederland. Vervolgens worden de agency theorie en stakeholderstheorie beschreven. Daarna wordt specifiek ingegaan op de Governancecode Woningcorporaties, waarbij de rol van het bestuur en de raad van commissarissen nader worden beschreven. Hierna wordt uitgelegd hoe het interne en externe toezicht in woningcorporaties zijn geregeld. Dit om te verduidelijken wat de rol is van de Raad van Commissarissen binnen de corporatie.

2.1.1 Ontstaan van corporate governance in Nederland

In navolging van de aanbevelingen van de commissie Peters (1997) is in 2004 de Code Tabaksblat geïntroduceerd in Nederland. De discussie omtrent de beschermingsconstructie over de Code Tabaksblat was de aanleiding voor de oprichting van de commissie Peters (Schilder et al. 2008). De Code Tabaksblat, de Nederlandse Corporate Governance Code, is verplicht voor alle Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen, bedrijven met een geregistreerde vestiging in Nederland en voor alle woningcorporaties.

(13)

13 De governancecode is sinds juli 2012 verplicht gesteld door een wijziging van de Algemene Maatregelen van Bestuur in de Woningwet. (VTW, 2012). Sinds 2004 was de corporate governance code in eerste instantie alleen verplicht voor woningcorporaties die lid waren van Aedes en de VTW (VTW, 2012).

De Code Tabaksblat richt zich op betrouwbare en beschikbare informatie over de bedrijfsvoering (Houwelingen & Degens, 2005). De code werkt volgens het pas toe of leg uit principe wat wil zeggen dat ondernemingen van de code mogen afwijken indien ze daarvoor een gegronde reden hebben. Een afwijking in de code dient te worden goedgekeurd en toegelicht in de aandeelhoudersvergadering (Governancecode Woningcorporaties, 2011). De Raad van Commissarissen is volgens de Nederlandse Corporate Governance Code o.a. verantwoordelijk voor het toezicht op:

- “de strategie en de risico’s verbonden aan de onderneming; - de opzet van de interne beheersingssystemen;

- het financiële verslaggevingsproces;

- de naleving van de wet- en regelgeving” (Schilder et al. 2008).

In Angelsaksische ondernemingen is er geen Raad van Commissarissen, maar is er een onderscheid in het bestuur tussen executive en non-executive directors. “De non-executive directors moeten een onafhankelijk oordeel geven over de strategie, de prestaties, de middelen en de belangrijkste afspraken, standaarden en gedragsnormen” (de Britse Cadbury Commissie,1992).

2.1.2 Agency theorie

De achterliggende theorie van corporate governance is de agency theorie. Meckling & Jensen (1976) beschrijven de agency relatie als een contract tussen de principaal en de agent, waarbij de principaal de agent de bevoegdheid geeft beslissingen namens de agenten te nemen. De agency theorie gaat ervan uit dat mensen alleen hun eigen (economische) belangen nastreven en enkel rekening houden met de belangen van anderen, als dit ten goede komt aan hun eigen belang. Er is een belangentegenstelling tussen de agent (de manager van de onderneming) en de principaal (de investeerder) (Schilder et al. 2008). Bij de agency theorie gaat het bij woningcorporaties om de belangentegenstellingen tussen het bestuur (agent) en de overheid /huurders (principalen). Deze theorie richt zich vooral op sociale woningcorporaties en niet op private corporaties. Sociale woningcorporaties richten zich namelijk volgens Schaar (2002) op het volgende: “goede en betaalbare huisvestiging voor kwetsbare groepen op de woningmarkt”. De sociale corporaties zijn alleen werkzaam op het gebied van volkshuisvesting. Bij sociale corporaties spelen de belangen van de huurders een belangrijke rol, omdat deze groepen kwetsbaar zijn. Deze groep wordt beschermd door strenge wet- en regelgeving. Een voorbeeld hiervan is de inkomenstoets, waardoor de huurder die een laag inkomen heeft, beschermd wordt tegen een te hoge huurprijs die hij of zij niet kan betalen. Doordat de agent meer informatie ter beschikking heeft dan de principaals ontstaat er informatieasymmetrie tussen het bestuur en de overheid/ huurders. Om deze informatieasymmetrie te verminderen, worden er agency costs gemaakt.

De agency costs zijn de kosten die gemaakt moeten worden om aan te tonen dat het management zijn taken goed heeft uitgevoerd en om de informatieasymmetrie (het management/ de agent beschikt over meer informatie dan de principaals/ de informatieontvangers) te reduceren (Meckling & Jensen,1976). Onder agency costs verstaan Meckling & Jensen (1976) en Fama et al. (1983) de volgende kosten:

- de kosten van monitoring die de principaal moet maken (hieronder vallen de kosten van de accountant;

(14)

14 - het resterende verlies: hieronder valt de vermindering van de welvaart van de

principaal, doordat de agent niet altijd de meest optimale beslissingen neemt in het belang van de principaal. Daarnaast ontstaat dit doordat de kosten van de handhaving van contracten de voordelen hiervan overschrijden.

De rol van de directie in het agency framework is om de agency problemen tussen managers en aandeelhouders op te lossen. Dit gebeurt door het vaststellen van beloningen en door de managers die geen waarde creëren voor de belanghebbenden, te ontslaan uit hun functie. De Raad van Commissarissen houdt toezicht op de directie en vervult hiermee een belangrijke rol. Bij het two-tier model wordt onderscheid gemaakt tussen het bestuur en het toezicht door de Raad van Commissarissen. In Angelsaksische ondernemingen, is het one-tier model van toepassing. Bij een one-tier bestuur is er een onderscheid tussen executive en non-executive directieleden. De functie van de non-executive directieleden komt overeen met die van de RvC, maar heeft nog meer taken dan alleen toezicht houden (FNV, 2012). De RvC is te vergelijken met de non-executive directieleden. De non-executive directieleden zullen niet samenspannen met de executive directieleden. Dit omdat de directie een goede reputatie wil opbouwen als expert op het gebied van monitoring. Een onafhankelijke directie is van belang om te garanderen dat in het belang van de belanghebbende wordt gehandeld (Carter et al. 2003). De rol van de RvC binnen het agency framework is, toezicht houden op het management (bestuur). Daarnaast kan de RVC bestaan uit een auditcommissie, wie als taak heeft de besluitvorming over o.a.: risicobeheersing, de financiële informatie en het opvolgen van de adviezen van de accountant voor te bereiden (Governancecode Woningcorporaties, 2011). De RvC houdt toezicht dat agent de belangen van de principaal nastreeft en geen eigen belang. Het salaris van de RvC (en ook de auditcommissie), valt onder de monitoringskosten van de agency costs, omdat het kosten zijn die gemaakt worden om het bestuur te monitoren. 2.1.3 Stakeholders theory

Freeman (1984) definieert stakeholders als “een individu of groep die beïnvloed wordt of getroffen kan worden door het behalen van de organisatiedoelen.” Stakeholders hebben een directe relatie met de core business, ook wel de bedrijfseconomische activiteit van de onderneming (Mitchell et al. 1997). Stakeholders hebben een legitieme claim op het bedrijf (Freeman, 1984). Onder stakeholders worden o.a. aandeelhouders, credit managers, werknemers, klanten, leveranciers, lokale gemeenschappen en het algemeen publiek verstaan (Jones & Hill, 1992). In figuur 2, gebaseerd op Donaldson (1995), worden de belangrijkste stakeholders van woningbouwcorporaties weergegeven.

De stakeholders leveren de onderneming belangrijke bedrijfsmiddelen, waar tegenover staat dat hun belangen worden behartigd in de organisatie.

Donaldson (1995) beschrijft in zijn theorie dat er geen voorrang is voor bepaalde belangen van aandeelhouders boven de belangen van anderen. (March en Simon, 1958). Dit betekent dat de belangen van Aedes, de huurders, de overheid, de WTV en het CFV een gelijke rol zouden moeten spelen binnen de beleidsvoering van woningcorporaties.

De theorie kan op drie verschillende manieren gebruikt worden:

- beschrijvend: om de bedrijfskenmerken en gedrag te beschrijven;

- instrumentaal: om de connecties tussen het stakeholders management en het behalen van de traditionele ondernemingsdoelen (zoals winstgevendheid) te beschrijven;

- normatief: om de functie van de onderneming te interpreteren (inclusief de morele gedragregels) voor de werking van het management van de onderneming (Donaldson, 1995).

De stakeholderstheorie kan op alle drie de manieren gebruikt worden om de relatie te beschrijven tussen de stakeholderstheorie en de corporate governance code.

(15)

15 De code is beschrijvend, omdat het gedragsregels/ normen omvat voor goed bestuur en toezicht. Daarnaast is de code instrumentaal, omdat de code leidt tot meer transparantie van de externe verantwoordelijkheid en de financiële beheersing. Dit komt ten goede aan het stakeholdersmanagement. De code sluit daarnaast aan bij de normatieve beschrijving. De code geeft namelijk aan wat de taken en verantwoordelijkheden van het bestuur en de Raad van Commissarissen zijn. De code schrijft gedragsregels voor, voor goed ondernemingsbestuur. (Governancecode Woningcorporaties,2011 ).

Figuur 2.1: De belangrijkste stakeholders voor woningbouwcorporaties gebaseerd op het model van Donaldson (1995).

2.1.4 Conclusie op basis van voorafgaande theorieën

De agency theorie beschrijft de belangentegenstelling tussen de principaal en de agent en de informatieasymmetrie tussen beide partijen. De agency costs worden gemaakt om aan te tonen dat het management zijn taken goed heeft uitgevoerd. Daarnaast draagt een transparanter jaarverslag gericht op de externe verantwoording en goed toezicht op de bestuurders, waar corporate governance op is gericht, bij aan een vermindering van de informatieasymmetrie. De accountant moet meer monitoren, wanneer de corporatie meer rapporteert over risico’s en dit leidt tot hogere agency costs. De kosten voor monitoren nemen toe, omdat de belanghebbende (aandeelhouder) zekerheid wil dat de informatie die gerapporteerd juist is. De accountant dient te controleren of de maatregelen (genomen om de risico’s te verminderen) ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.

De stakeholder theorie geeft aan welke partijen belang hebben bij betrouwbare en goede informatie over de bedrijfsvoering. De stakeholders krijgen informatie over het bedrijf uit jaarverslagen, nieuwsberichten en andere informatiebronnen. Op basis hiervan nemen zij hun beslissingen. Daarom is het voor de stakeholders van belang dat deze informatie betrouwbaar en volledig is. De corporate governance code draagt bij aan een transparante verslaggeving, waardoor de stakeholder deskundiger een oordeel kan vormen over de betrouwbaarheid van de informatie uit jaarverslag.

(16)

16 2.1.5 Corporate Governancecode voor woningcorporaties

Doordat veel woningcorporaties zijn gaan privatiseren is het interne toezicht steeds belangrijker geworden en heeft het toezicht zich de laatste jaren steeds verder ontwikkeld. (Monitoringscommissie Governancecode woningcorporaties). “Het doel van de Governancecode woningcorporaties is het vaststellen van normen voor goed bestuur, toezicht, transparantie, externe verantwoording en financiële beheersing.” (Governancecode Woningcorporaties 2006). De code bevat principes en concrete bepalingen. “De principes zijn moderne, algemene opvattingen over goede governance.” (Governancecode Woningcorporaties, 2011). Deze principes zijn verder uitgewerkt in concrete bepalingen. De bepalingen geven normen weer, waaraan de woningbouwcorporatie moet voldoen voor een goede governance. De code werkt volgens het ‘pas toe of leg uit’ principe. Dat wil zeggen dat er van de code kan worden afgeweken, maar dit moet worden toegelicht waarom en waarin er wordt afgeweken van de code. De woningbouwcorporatie dient elk jaar in het jaarverslag te vermelden, hoe ze de code hebben toegepast (Governancecode Woningcorporaties, 2011). In 2011 is deze code voor het laatste herzien, waarbij er meer aandacht wordt geschonken aan risicobeheersing en het toezicht op bijvoorbeeld dochterondernemingen. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende:

- de Raad van Commissarissen moet volledig onafhankelijk zijn, niet de meerderheid zoals voorheen;

- een commissaris mag geen bestuurder worden van dezelfde woningbouwcorporatie binnen 5 jaar na aftreden;

- diversiteit binnen de Raad van Commissarissen is wenselijk (Aedes, 2012).

“Het is aan het bestuur en Raad van Commissarissen om aan deze code invulling te geven in

de praktijk van de woningcorporatie. Zij behoren over de wijze waarop zij dit doen verantwoording af te leggen aan de belanghebbenden.” (Governancecode Woningcorporaties, 2011).

2.1.5.1 De rol van het bestuur

Voor dit onderzoek is het van belang om de rol van het bestuur te beschrijven, omdat het bestuur verantwoording aflegt aan de Raad van Commissarissen over de risicobeheersingssystemen en de Raad van Commissarissen toezicht houdt op het bestuur. Het is dan van belang te weten welke taken het bestuur uitvoert om te bepalen waarop de RvC toezicht houdt. Het bestuur dient ervoor te zorgen dat de ondernemingsdoelstellingen van de organisatie worden behaald. Hiermee worden zowel de strategische, operationele en financiële doelstellingen bedoeld. Het bestuur rapporteert aan de Raad van Commissarissen in hoeverre de behaalde resultaten voldoen aan de vooraf bepaalde doelstellingen.

Principe II.1 van de Governancecode Woningcorporaties schrijft het volgende voor over de verantwoordelijkheden van het bestuur: “Het bestuur is verantwoordelijk voor de naleving van alle relevante wet- en regelgeving en voor het beheersen van risico’s verbonden aan de activiteiten van de woningcorporatie. Het bestuur rapporteert en bespreekt de interne risicobeheersings- en de controlesystemen met de Raad van Commissarissen en zijn auditcommissie indien ingesteld. Het bestuur dient rekening te houden met de belangen van de betrokkenen en de volkshuisvesting en maatschappelijke doelstelling moeten in acht worden genomen bij het uitvoeren van het voorafgestelde beleid” (Governancecode Woningcorporaties, 2011). Samenvattend moet het bestuur er dus voor zorgen dat de organisatiedoelen behaald worden en beoordelen in hoeverre bepaalde risico’s het behalen van de organisatiedoelen bedreigen. Ook dient het bestuur passende maatregelen te nemen om risico’s te beheersen. Het bestuur dient hierover verantwoording af te leggen aan de Raad van Commissarissen.

(17)

17 In Angelsaksische ondernemingen, is het one-tier model van toepassing hierbij dienen de executive directieleden verantwoording af te leggen aan de non-executive directieleden. Bepaling II.1.4 van de Governancecode Woningcorporaties schrijft het volgende voor omtrent risicoanalyse: “In de woningcorporatie is een op de woningcorporatie en haar bedrijfsvoering toegesneden intern risicobeheersings- en controlesysteem aanwezig. Als instrumenten van interne risicobeheersings- en controlesysteem hanteert de woningcorporatie in ieder geval: risicoanalyse van de operationele en financiële doelstellingen van de corporatie, een integriteitscode die in ieder geval op de website van de woningcorporatie wordt geplaatst, kwaliteitszorg en zelfevaluatie met het oog op visitatie, een handleiding voor de inrichting van de financiële verslaggeving, evenals de voor de opstelling daarvan te volgen procedures, een systeem van periodieke monitoring en rapportering, toetsingscriteria bij het aangaan of beëindigen van een verbinding en toetsingcriteria bij het aangaan van investeringen” (Governancecode Woningcorporaties, 2011).

2.1.5.2 De rol van de Raad van Commissarissen

“De Raad van Commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het bestuur en op de algemene gang van zaken in de woningcorporatie en de met haar verbonden onderneming en staat het bestuur met de raad ter zijde. De Raad van Commissarissen beslist over benoeming, beoordeling, beloning, schorsing en ontslag van bestuurders. Ieder lid van de Raad van Commissarissen heeft de verantwoordelijkheid onafhankelijk en kritisch bij te dragen aan de besluitvorming zodanig dat de Raad van Commissarissen de in aanmerking komende belangen op evenwichtige wijze kan afwegen.

De Raad van Commissarissen is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, het bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren.

Het toezicht van de Raad van Commissarissen op het bestuur omvat in ieder geval: - de realisatie van de doelstellingen van de woningcorporatie;

- de strategie en de risico’s verbonden aan de activiteiten van de woningcorporatie; - de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen; - het kwaliteitsbeleid;

- de kwaliteit van de maatschappelijke verantwoording; - het financiële verslaggevingproces;

- de naleving van toepasselijke wet- en regelgeving;

- het risicomanagement en de interne beheersing van verbindingen” (Governancecode Woningcorporaties, 2011)

Dit komt overeen met de eerdere principes vanuit de Nederlandse Corporate Governance Code voor beursgenoteerde ondernemingen beschreven in paragraaf 2.1.

2.1.5.3 Overzicht intern en externe toezicht

Figuur 2.3 geeft een overzicht in het interne en externe toezicht op woningbouwcorporaties. Deze piramide geeft weer hoe corporate governance en het toezicht van de RvC verweven zijn binnen de organisatie. Onder het externe toezicht valt o.a. het Ministerie en de Financiële Autoriteit woningcorporaties. De horizontale discipline bestaat uit de kruislingse garantie en kennisdeling. De codes en zelfregulering bestaan uit: de Governancecode, deskundigheid, bedrijfsvoering, integriteit, financiering en belegging. Als laatste formaliteit is de interne kwaliteit en het intern toezicht: treasury statuut, auditcommissies, de accountantsverklaring, de Governancecode en de Raad van Commissarissen (Aedes, 2012). Concluderend valt de Governancecode Woningcorporaties zowel onder de codes en zelfregulering in de piramide als de interne kwaliteit en het intern toezicht.

(18)

18

Figuur 2.2: Overzicht van het interne en externe toezicht in woningbouwcorporaties, Aedes (2012): Toezicht met bite.

Uit figuur 2.2 blijkt dat Raad van Commissarissen en de Governancecode als de meest omvattende toezichthouders en mechanisme worden gezien. Dit benadrukt het belang dat de principes van de code worden nageleefd en benadrukt het belang van de aanwezigheid van de RvC binnen woningcorporaties. Ook de Vereniging van Toezichthouders op Woningcorporaties (2012) geeft aan dat “goed intern toezicht bij woningcorporaties van belang is voor het doelmatig functioneren van de corporatiesector en het realiseren van de volkshuisvestelijke doelstellingen, maar ook voor het vertrouwen in de maatschappij” (VTW, 2012).

2.1.5.4 Verantwoordelijkheid voor risico’s

Figuur 2.3: Risico’s en verantwoordelijkheden (Aedes, 2010)

Figuur 2.3 geeft aan wie in de organisatie verantwoordelijk is voor welke risico’s.

- de strategische risico’s zijn de verantwoordelijkheid van de directie. Enkele voorbeelden hiervan zijn demografische ontwikkelingen en veranderingen op de huizenmarkt en in de wet- en regelgeving;

- de tactische risico’s hebben betrekking op de samenwerking tussen organisaties, externe partijen en afdelingen. Het management is hiervoor verantwoordelijk;

- de operationele risico’s zijn bijvoorbeeld processen en systemen die niet goed werken. Hiervoor is het afdelingshoofd verantwoordelijk (Aedes, De Munnik, 2010).

Zoals in figuur 2.3 is weergegeven staat de Raad van Commissarissen als toezichthoudend orgaan bovenin de organisatie. De overheid en CFV stellen de regels- en richtlijnen op.

Raad van Commissarissen

Governancecode Woningcorporaties Governancecode Woningcorporaties

(19)

19 De Raad van Commissarissen neemt deze wetten en richtlijnen mee in haar oordeel over de beheersing van risico’s. De commissaris moet inzicht hebben in de bedrijfscultuur om een goed beeld te kunnen vormen over risicomanagement. Door dit inzicht kan de RvC een oordeel geven of managers elkaar kunnen aanspreken op tekortkomingen. Dit is van essentieel belang voor een goede werking van het risicomanagementsysteem (Aedes, De Munnik, 2010). Belangrijk is dat het bestuur zich bewust is van zijn voorbeeldgedrag.

De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor risicomanagement ook vanuit andere stakeholders, zoals de huurders en banken.

2.2 De samenstelling van de Raad van Commissarissen

Om een oordeel te geven over de samenstelling van de RvC wordt een samengestelde index gebruikt. De samenstelling van de Raad van Commissarissen kan op verschillende manieren worden gemeten, zoals blijkt uit eerder onderzoek van Katoele (2012), Heijnen (2011) en Ees et al. (2007). Bij het onderzoek van Ees et al. (2007) is er gekeken naar:

- de leeftijd; - het geslacht; - de nationaliteit; - de expertise;

- de onafhankelijkheid voor beursgenoteerde ondernemingen. Voor dit onderzoek is gekozen voor de volgende variabelen:

- de Expertise: wordt gemeten aan de hand van de nevenfuncties en het aantal jaren dat die iemand gemiddeld in dienst is;

- de grootte; - het geslacht;

- de onafhankelijkheid;

- de spreiding in leeftijd van de leden van de RvC.

Er is gekozen voor deze variabelen, omdat hierover verplicht gerapporteerd moet worden. De nationaliteit wordt in dit onderzoek niet meegenomen, omdat dit volgens de Governancecode Woningcorporatie niet verplicht is te rapporteren. Dit kan problemen opleveren bij het verzamelen van de data. Daarnaast richt dit onderzoek zich specifiek op Nederlandse Woningcorporaties en niet op beursgenoteerde ondernemingen. Hierdoor is de nationaliteit minder interessant mee te nemen in het onderzoek dan wanneer een onderzoek betrekking heeft op internationale ondernemingen. In de Governancecode Woningcorporaties staat opgenomen dat van elk lid van de RvC de volgende gegevens moeten worden gerapporteerd:

- geslacht; - leeftijd; - hoofdfunctie; - nevenfunctie;

- tijdstip benoeming en herbenoeming; - lopende termijn;

- lidmaatschap kerncommissie;

- in hoeverre deze persoon onafhankelijk is (Corporate Governance Code, 2012).

De leeftijd, nevenfunctie, lopende termijn en onafhankelijkheid worden allemaal meegenomen in dit onderzoek, omdat eerdere onderzoeken aantonen dat er een relatie is met de verslaggeving of ondernemingsprestaties. De kerncommissie wordt niet meegenomen, omdat er onvoldoende theoretische literatuur is gevonden om hierover een hypothese te kunnen vormen. Daarnaast wordt tijdstip van benoemen en herbenoemen meegenomen om te berekenen hoeveel jaar een commissaris lid is van de RvC.

(20)

20 2.2.1 De grootte/omvang van de RvC

Cahan et al. (2005) hebben een onderzoek verricht bij 80 ondernemingen in de publieke sector in Nieuw-Zeeland. In dit onderzoek is een significante relatie aangetoond tussen de structuur van het bestuur en de effectiviteit van het bestuur. Het onderzoek richt zich op het beslissingsproces betreffende CEO beloningen. Er zijn drie relaties gevonden: kleinere besturen, besturen die geen CEO als lid hebben en een bestuur waarin meer kwalitatieve directors aanwezig zijn, zijn meer effectief in het beperken van de CEO beloningen. Op basis van het onderzoek van Cahan et al. (2005) en Core et al. (1999), die een relatie aantonen tussen de grootte van het bestuur en het beslissingsproces betreffende CEO beloningen, verwacht ik ook een relatie te vinden tussen de grootte van het bestuur en het beslissingsproces over de kwaliteit/hoeveelheid van de risicoverslaggeving in het jaarverslag. Eerdere onderzoeken van Lorch and Lipton (1992), Jensen (1993), John and Senber (1998) tonen aan dat een kleiner bestuur de efficiency verbetert. Wanneer het bestuur namelijk groter wordt, neemt de capaciteit voor monitoring toe, maar dit voordeel weegt niet op tegen de extra kosten die moeten worden gemaakt door slechtere communicatie. Ten tweede is er een verslechtering van de efficiëntie van het beslissingsproces binnen grotere groepen. Op basis van bovenstaande onderzoeken die aantonen dat kleinere besturen efficiënter zijn, verwacht ik dat deze ook efficiënter beslissingen kunnen nemen over wat er gerapporteerd dient te worden over risico’s in het jaarverslag.

Ten slotte beschrijven Karamanou et al. (2005) in hun onderzoek dat de grootte van de bestuur gerelateerd is aan de prestaties van het bestuur. Een toename van het aantal mensen in het bestuur leidt tot een vergroting van de kennis. Deze vergroting van de kennis leidt tot een effectiever bestuur. Een effectief bestuur leidt tot meer winstvoorspellingen. Daarnaast leidt een toename van het aantal audit committees tot meer winstvoorspellingen van managers. Dit onderzoek geeft aan dat grotere besturen minder flexibel en efficiënt zijn. Het onderzoek noemt eerder onderzoek van Yermark (1996). Dit onderzoek toont aan dat in de meeste publieke sectoren waar in het algemeen sprake is van een groot bestuur het minder flexibele en efficiënte, het kennisvoordeel overtreft dat ontstaat wanneer de grootte van de het bestuur toeneemt (Karmanou et al. (2005)

Op basis van het onderzoek van Karamanou, Lipton, Lorsch, Jensen, Senber en Cahan verwacht ik dat grotere besturen minder efficiënte beslissingen nemen over wat er gerapporteerd moet worden over risicoverslaggeving. Dit kan leiden tot een meer overwogen keuze en hiermee ten goede komen aan de inhoudelijke kwaliteit, maar aan de andere kant moet er ook rekening worden gehouden met meer meningen over wat er wel/ niet gerapporteerd moet worden. Dit zorgt ervoor dat woningcorporaties eerder niet rapporteren. Dit omdat een grotere bestuur een minder efficiënt beslissingsproces (tot het opnemen van een risico in de rapportage) heeft dan een kleine bestuur (Lorch, Jensen en Senber).

Hypothese 1: een grotere Raad van Commissarissen leidt tot een verminderde kwaliteit van de risicoverslaggeving voor woningbouwcorporaties.

2.2.2 Expertise (non)-financial

Uit het Nationaal Commissarissen Onderzoek (Bos, 2012) blijkt dat 32% van het totaal aantal ondervraagde commissarissen een economische achtergrond heeft. 23% heeft een bedrijfseconomische achtergrond, 14% een juridische achtergrond en 15% een technische achtergrond. Er wordt door Krishnan, DeZoort en Hoitash et al. ingegaan op de invloed van de expertise van de RvC op de hoeveelheid en de kwaliteit van rapportage.

(21)

21 Krishnan (2005) toont aan dat onafhankelijke audit committees en audit committees met financiële experts minder te maken hebben met internal control problemen. De internal control problemen worden op twee manieren gemeten: de rapportage van internal control problemen en de material weaknesses. Daarnaast is een meer ervaren audit committee kritischer op de controlesystemen dan de niet ervaren groep. De ervaring van het audit committee wordt gemeten aan de hand van eerder onderzoek van Beasley et al. (1999). Er is sprake van een financieel expert als deze persoon een gecertificeerde publieke accountant is of heeft gewerkt in de accounting of de financiële afdeling. Een beperking aan het onderzoek van Krishnan (2005) is dat de hoeveelheid kennis waarover iemand beschikt niet is meegenomen bij het beoordelen of iemand een expert is.

DeZoort (1998) toont aan dat ervaren (die meer internal control evaluatie ervaring hebben) leden van een audit committee meer consistent oordelen, een grote mate van zelfinzicht hebben en een hoger technisch niveau hebben voor aanvullende onderwerpen, dan audit committees zonder ervaren leden. Leden van het audit committee die meer ervaring hebben, zullen beter in staat zijn zelfstandig een oordeel te geven over de interne beheersing en daarbij eerder een oordeel over internal control geven dat overeenkomt met het oordeel van de accountant, dan leden zonder ervaring. Ervaring heeft betrekking op tijd dat iemand werkzaam is in de accounting, auditing en corporate ethics. Dit artikel toont aan dat ervaren leden, van het audit committee een beter oordeel geven over de werking van internal control. Ik verwacht, dat ervaren leden van de RvC ook een beter oordeel kunnen geven over de belangrijkste risico’s. Hiermee neemt de kwaliteit van de risicoverslaggeving toe bij woningcorporaties wanneer de RvC uit ervaren leden bestaat.

Hoitash et al. (2009) heeft de relatie onderzocht tussen corporate governance en de material weaknesses in de interne beheersing van de financiële verslaggeving. Het gaat om de material weaknesses die worden gerapporteerd onder Sarbanes-Oxley sectie 302 en 404. De uitkomst van dit onderzoek is, dat de disclosure van material weaknesses lager zijn, als het audit committee meer accounting en supervisie ervaring heeft. Material weaknesses zijn ook geassocieerd met de aanwezigheid van financiële experts zonder accounting ervaring of de aanwezigheid van meerdere financiële experts. Hoitash et al. (2009) maakt in zijn onderzoek onderscheidt tussen accounting financiële experts en supervisie financiële experts. Hoitash et al. (2009) verstaat onder accounting financiële expert: “CPA, gecertificeerde publieke accountant, Chief Financial Officer, accounting officer, vice president financiën, treasurer” en verstaat onder supervisie financiële expert: “Chief Executive Officer, Chief Operating Officer en voorzitter van de directie.” De conclusie hieruit is dat er minder material weaknesses gerapporteerd worden bij de aanwezigheid van financiële experts in het audit committee. De aanwezigheid van financiële experts leidt tot een betere interne beheersing en hierdoor tot minder internal control problemen gemeten aan de hand van de material weaknesses. De beheersing van risico’s maakt onderdeel uit van internal control.

Daarom verwacht ik dat de aanwezigheid van financiële experts leidt, tot een toename van risicobewustwording en dat hierdoor ook de kwaliteit van risicoverslaggeving toeneemt. Op basis van het onderzoek van Krishnan (2005) en Hoitash et al. (2009) welke aantonen dat de aanwezigheid van financiële experts leiden tot minder internal control en material weaknesses problemen, verwacht ik dat de aanwezigheid van financiële experts leidt tot een hogere kwaliteit van risicoverslaggeving.

Hypothese 2A: wanneer het aandeel financiële experts toeneemt in de Raad van Commissarissen neemt de kwaliteit van de risicoverslaggeving in woningbouwcorporaties toe.

(22)

22 De onderzoeken van Hoitash (2009) en DeZoort (1998) tonen aan dat een audit committee met leden die vaker een internal audit evaluatie hebben gedaan en meer ervaring hebben in accounting en supervisie leiden tot een beter oordeel over internal control problemen. DeZoort geeft aan dat ervaring betrekking heeft op de tijd dat iemand werkzaam is in accounting, auditing en corporate ehtics. Wanneer iemand langere tijd lid is in de RvC heeft iemand meer ervaring op het gebied van accounting/ auditing en daarnaast heeft iemand meer ervaring op het gebied van accounting/ auditing als iemand lid is van meerdere Raad van Commissarissen. Dit leidt tot de volgende hypothesen.

Hypothese 2B: wanneer het aantal jaren dat iemand lid is van de RvC toeneemt, neemt de kwaliteit van risicoverslaggeving toe.

Hypothese 2C: wanneer iemand ook lid is van een RvC van een andere onderneming neemt de kwaliteit van risicoverslaggeving toe

2.2.3 Geslacht van de RvC

Uit het Nationaal Commissarissen Onderzoek (2011) blijkt dat 73% van het totale aantal commissarissen die meegewerkt hebben aan de enquête (224) man is en 27% van het totale aantal commissarissen een vrouw is. Er is veel onderzoek gedaan naar de invloed van de aanwezigheid van vrouwen in het bestuur. Dit wordt hieronder toegelicht.

Het onderzoek van Erhardt et al. (2003) toont aan dat diversiteit in het bestuur een positieve relatie heeft met de financiële indicatoren die de bedrijfsprestaties meten voor grote ondernemingen in de US. De diversiteit van het bestuur wordt gemeten aan de hand van het percentage vrouwen en etnische minderheden in de directie. De financiële prestaties worden gemeten door middel van de return on assets en de return on investment.

Carter et al. (2003) hebben een positieve relatie gevonden tussen het aandeel vrouwen in het bestuur of etnische minderheden (zoals: Afrikanen, Amerikanen, Aziaten) op de waarde van het bedrijf. De diversiteit beïnvloedt zowel de lange als de korte termijn van de financiële waarde van bedrijven op verschillende manieren. Allereerst wordt genoemd dat corporate diversiteit zorgt voor een beter begrip van de markt. De markt wordt ook steeds meer divers. Als tweede punt zorgt diversiteit voor een toename van de innovatie en creativiteit. Ten derde leidt diversiteit tot een effectievere oplossing van problemen. Meestal leidt heterogeniteit tot meer conflicten in het beslissingsproces, maar de variëteit in perspectieven leidt ertoe dat de mensen die de uiteindelijke beslissing moeten nemen zorgvuldig de consequenties van de alternatieven overwegen. Als vierde wordt genoemd dat diversiteit leidt tot effectief corporate leadership, omdat heterogeniteit leidt tot een bredere kijk van het management. Ten slotte veroorzaakt diversiteit, een effectievere globale relatie.

Op basis van dit onderzoek verwacht ik dat de kwaliteit van risicoverslaggeving toeneemt als de RvC uit zowel mannen als vrouwen bestaat, omdat diversiteit zorgt voor een bredere kijk van het management en leidt tot een zorgvuldige overweging van de alternatieven.

Miller et al. (2009) doen onderzoek naar factoren die verklaren hoe diversiteit van het bestuur gerelateerd is aan de bedrijfsprestaties. Deze factoren zijn de bedrijfsreputatie en innovatie. Ze tonen een positieve relatie aan tussen een divers bestuur, mannen en vrouwen en innovatie. Innovatie is de mate van nieuwe kansen voor een bedrijf om een nieuw product of service te creëren. Op basis van dit onderzoek verwacht ik dat meer diversiteit leidt tot betere beslissingen.

(23)

23 Ook eerder onderzoek van Amason (1996), Hoffman en Maier (1961, 1959) tonen aan dat de kwaliteit voor de totstandkoming van beslissingen voor complexe taken hoger is in heterogene groepen dan homogene groepen (Amason, 1996; Hoffman en Maier, 1961 en 1959) (Miller et al. 2009).

Adams et al. (2009) toont aan dat vrouwelijke directieleden impact hebben op de bedrijfsuitkomsten. Het gemiddelde effect van diversiteit (man/vrouw) op de bedrijfsprestaties is negatief, hoewel vrouwelijke directieleden betere presentielijsten hebben dan mannelijke directieleden. Daarnaast hebben mannelijke directieleden minder aanwezigheidsproblemen als de directie uit zowel mannen als vrouwen bestaat. Als laatste zullen vrouwen eerder in monitoring committees deelnemen dan mannen. Al met al kan geconcludeerd worden dat een divers bestuur meer inspanning doet om te monitoren. Door een toename van de monitoring verwacht ik dat een divers bestuur uitgebreid informatie gerapporteerd wil hebben over o.a. risico’s en internal control.

Op basis van de eerdere onderzoeken van Adams et al. (2009), Miller et al. (2009), Carter et al. (2003) en Erhardt et al. (2003), die concluderen dat diversere besturen: meer monitoren, meer innoveren, kwalitatief betere beslissingen nemen, effectievere oplossingen bedenken voor problemen en leiden tot betere financiële prestaties kom ik tot de volgende hypothese:

Hypothese 3: wanneer de RvC bestaat uit zowel mannen en vrouwen (toename van de diversiteit) zal de kwaliteit van de risicoverslaggeving in woningbouwcorporaties toenemen.

2.2.4 De onafhankelijkheid van de RvC

Volgens de Governance Woningcorporaties (2011) moet de raad van commissarissen onafhankelijk zijn. Dit wil zeggen dat de commissaris:

- niet werkzaam mag zijn geweest bij de woningcorporatie in de afgelopen 5 jaar;

- geen belangrijke zakelijke relatie met de corporatie hebben gehad in de afgelopen 5 jaar;

- geen aandelen houdt in de rechtspersoon of verbonden rechtspersoon. (Governance Woningcorporaties, 2011).

Er is veel onderzoek gedaan naar de invloed van onafhankelijkheid op de rapportage (disclosure). Dit wordt hieronder nader beschreven.

Carcello et al. (2000) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen een onafhankelijk audit committee en de accountantsverklaring. Ze tonen met hun onderzoek aan dat hoe groter het percentage onafhankelijke leden in het audit committee is, hoe kleiner de kans is dat de accountant een controleverklaring m.b.t. de toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit zal geven. De controleverklaring m.b.t. de toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit geeft aan dat het continuïteit van de onderneming in gevaar komt.

Op basis van dit artikel verwacht ik dat onafhankelijke leden eraan bijdragen dat risico’s beter worden beheerst en dat hiermee de continuïteit van de onderneming beter gewaarborgd wordt. Krishnan (2005) toont aan dat onafhankelijke audit committees en audit committees met financiële experts, minder te maken hebben met internal control problemen. Zoals eerder genoemd worden de internal control problemen gemeten aan de hand van de rapportage van internal control problemen en de material weaknesses. De onderzoekers tonen verder aan dat een onafhankelijke audit committee leidt tot een betere kwaliteit van de financiële rapportage Deze kwaliteit wordt gemeten aan de hand van controleverklaring m.b.t de toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit en de ondernemingen met een slechte financiële positie.

(24)

24 Chen en Jaggi (2000) vinden een positieve relatie tussen de volledigheid van de financiële rapportage en het aantal onafhankelijke non-executive directieleden als percentage van het totaal aantal directieleden in het corporate bestuur. Het onderzoek toont aan dat een hoger aandeel onafhankelijke directieleden leidt tot een grotere invloed op de beslissingen van het management om de verplichte financiële informatie uitgebreid te rapporteren. Dit sluit aan bij eerder onderzoek van Fama en Jensen (1983) die aantonen dat een hoger aandeel onafhankelijke leden in de directie leidt tot een effectievere monitoring van de directie en het management (Chen en Jaggi, 2000).

Sun et al. (2012) concluderen dat als het aantal onafhankelijke directieleden in de directie hoog is, een bedrijf meer vrijwillig zal rapporteren over het auditors report wat betrekking heeft op de interne controle. Het onderzoek is gericht op alle niet-financiële bedrijven welke genoteerd zijn op de Shanghai en Shenzhen Stock Exchanges. Op basis van dit onderzoek verwacht ik dat bedrijven waarin het aantal onafhankelijke directieleden hoog is meer vrijwillig zullen rapporten over risico’s waaraan de onderneming is blootgesteld.

Huafang et al. (2007) hebben een relatie gevonden tussen het aantal onafhankelijke directieleden en corporate disclosure. Onder corporate disclosure wordt verstaan: blockholder ownership, managerial ownership, state ownership, legal-person ownership, foreign ownership, een onafhankelijke directie en CEO dualitiy. Een toename van het aantal onafhankelijke directieleden leidt tot een toename van de corporate disclosure. Het onderzoek is verricht bij ondernemingen genoteerd op de Shanghai Stock Exchange in 2002 en is specifiek gericht op China.

Op basis van de onderzoeken van Hufang (2007), Sun et al (2012), Chen en Jaggi (2000). welke aangeven dat een groter aantal onafhankelijke directieleden in het bestuur leidt tot uitgebreidere financiële disclosure, een toename van de vrijwillige internal control audit of een toename van de corporate disclosure veronderstel ik dat een onafhankelijke RvC ook leidt tot een toename van de kwaliteit, betreffende de rapportage over risicoverslaggeving.

Dit leidt tot de volgende hypothese:

Hypothese 4: een onafhankelijke Raad van Commissarissen leidt tot een toename van de kwaliteit van risicoverslaggeving voor woningbouwcorporaties.

2.2.5 De leeftijd van de RvC

Uit het Nationaal Commissarissen Onderzoek (Bos et al., 2012) blijkt dat de gemiddelde leeftijd van een commissaris (mannen en vrouwen) 57 jaar is. Voor vrouwen is de gemiddelde leeftijd lager, namelijk 52 jaar. Voor mannen ligt de gemiddelde leeftijd iets hoger op 59 jaar. Er is veel onderzoek gedaan of de leeftijd van teamleden van invloed is op de prestaties van een team en de beslissingen die worden genomen.

Het onderzoek van Craig et al. (2010) noemt eerdere onderzoeken van Jackson et al. (2003), Knippenberg & Shippers (2007) en Williams & O’Reilly (1998) waaruit blijkt dat de diversiteit in leeftijd zowel positieve als negatieve effecten heeft op teamprestaties.

De positieve effecten worden verklaard doordat oudere teamleden bredere kennis en vaardigheden hebben dan jongere mensen. Dit beïnvloedt de kwaliteit van de besluitvorming positief en hiermee de prestaties in een team. Echter beschrijven Jackson (1992), May & Withney (1995), Milliken & Martins (1996) dat diversiteit in leeftijden leidt tot sociale categorisatie, conflicten en moeilijkheden in de communicatie en dit zorgt uiteindelijk voor

(25)

25 een lagere effectiviteit van de besluitvorming in een team. (Jackson, 1992; Jackson et al., 2003; Jackson, May, & Whitney, 1995; Milliken & Martins, 1996; Steiner, 1972). Vervolgens is er een vervolgonderzoek gedaan naar factoren die van invloed zijn op de diversiteit in leeftijd. Uit dit onderzoek is gebleken dat diversiteit in leeftijd positief wordt beïnvloed als de complexiteit en de onderlinge afhankelijkheid van de taken hoog zijn. (Craig et al, 2010). Er wordt hierna dieper ingegaan op enkele onderzoeken van onderzoekers die zowel een positieve als negatieve effecten aantonen voor een diversiteit in leeftijd.

Als eerste tonen Streufer et al. (1990) aan, in hoeverre de gemiddelde leeftijd van de teamleden de prestaties beïnvloedt. De prestaties voor jonge (tussen de 28-35) en middel (tussen de 45-55) jonge teams zijn gelijk. Oudere teams (met leden op leeftijd tussen de 65-75 jaar) maken minder beslissingen, de beslissingen zijn minder strategisch en oudere teams reageren minder snel op binnengekomen informatie. Oudere teams (met leden op leeftijd) hebben een minder breed overzicht van hun taak en zoeken minder naar informatie om de taak te kunnen vervullen. Er wordt wel aangetoond dat oudere teams kansen even goed benutten, als middel jonge teams en ook in noodsituaties reageren oudere teams even effectief als de middel jonge teams. Op basis van dit onderzoek zal diversiteit in leeftijden ertoe leiden dat beslissingen minder effectief of even effectief worden genomen (ook beslissingen over de rapportage van de risicoverslaggeving).

Als tweede geeft het onderzoek van Jackson et al. (2003) een samenvatting van de huidige onderzoeken over de invloed van de diversiteit in een team/ organisatie op de resultaten/ prestaties van een onderneming. Hierbij komt eerder onderzoek van Kilduff, Angelmar & Mehra, (2000) aan de orde, wat een positieve relatie aantoont tussen de diversiteit in leeftijd op de prestaties van het team. In tegenstelling tot Bunderson & Sutcliffe, (2002); Simons et al., (1999) die geen significante effecten aantonen tussen de invloed van diversiteit in leeftijd op de teamprestaties. (Jackson et al., 2003).

Ten derde hebben Kanfer et al. (2008) onderzoek gedaan in hoeverre de leeftijd en de man/ vrouw verhouding van invloed zijn op o.a. de groepsprestaties van een onderneming in de publieke sector. De diversiteit in leeftijd is positief gerelateerd aan de prestaties in groepen, voor het oplossen van complexe besluitvormingstaken. Dit geldt echter alleen voor groepen met een routinematig beslissingsproces. Ook in dit onderzoek komt naar voren dat eerdere onderzoeken van Jackson, (1996); Tsui, Egan, & Xin, (1995), Williams & O’Reilly (1998) de negatieve effecten van diversiteit in leeftijd ondersteunen. Daarnaast tonen Jackson et al., (2003) O’Reilly, Williams, & Barsade, (1998), Pelled, Eisenhardt, & Xin, (1999) geen of positieve effecten aan voor een diversiteit in leeftijden op de prestaties van het team. Verder zijn er nog onderzoeken van Ely, (2004) Leonard, Levine, & Joshi, (2004), Timmerman, (2000), West, Patterson, Dawson, & Nickell, (1999) welke een negatieve samenhang aantonen tussen de diversiteit in leeftijden en de prestaties (Kanfer et al. ,2008).

Als laatste tonen Hasher & Kim (2005) aan dat oudere teamleden onder sommige omstandigheden beter presteren dan jongere teamleden. Dit omdat ouderen meer ervaring hebben in het nemen van beslissingen dan jongeren. Ouderen kunnen alleen meer ervaren een beslissing maken, als dit specifiek gaat over een beslissing die betrekking heeft op hun vakgebied. De onderzoekers geven aan dat in de literatuur “de gedragskeuze van ouderen t.o.v. jongeren wordt gezien als betrouwbaarder.” (Hasher & Kim, 2005).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

questionnaires were aimed at identifYing the most vulnerable areas to ji-aud, evaluating the effectiveness of.fraud prevention measures , identifYing different types

Laat zien wat jullie bezig zijn te ontwikkelen, vanuit de multidisciplinaire capacite- it waarover de grote kantoren beschikken, en geef aan wat jullie van anderen nodig hebben om

Er moet, ook al kunnen de variabelen wel beide worden meegenomen in het onderzoek, extra rekening worden gehouden met de multicollineariteit en voortdurend gecontroleerd worden of

Predictors: (Constant), Woorden RvC-verslag, Geslacht, Nationaliteit, Spreiding leeftijd, Grootte..

In verband met het bovenstaande werd een oriënterend onderzoek verricht (38) met het antibioticum Pimaricine, dat ons ter beschikking werd gesteld door de Koninklijke

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

Het blijft echter steeds een heel- kundige ingreep waarbij risico’s nooit volledig uit te sluiten zijn.. Duidelijke en definitieve vermindering van het zicht is zeldzaam

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught