• No results found

De invloed van de crisis op risicoverslaggeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de crisis op risicoverslaggeving"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de crisis op risicoverslaggeving

Een onderzoek naar de ontwikkeling van de risicoparagraaf

van Europese banken onder invloed van de financiële crisis

(2)

De invloed van de crisis op risicoverslaggeving

Een onderzoek naar de ontwikkeling van de risicoparagraaf

van Europese banken onder invloed van de financiële crisis

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit der Economische Wetenschappen Afstudeerrichting Accountancy

Auteur: R.J. Lamboo Studentnummer: 1660853

Begeleider: drs. D.J.J. Heslinga

(3)

Samenvatting

In het huidige financiële en economische systeem vervullen banken een essentiële functie. Banken hebben bijgedragen aan een sterke stijging van de welvaart in de afgelopen decennia. Echter in de financiële crisis spelen banken een negatieve hoofdrol.

“Het vertrouwen van de burgers in het financiële stelsel is zwaar geschonden. Velen leggen de schuld van de crisis bij de banken. Vanwege de riante bonussen van de bankiers, vanwege het feit dat banken voor eigen rekening en risico zijn gaan handelen, omdat zij zich op sleeptouw hebben laten nemen door financiële innovaties en omdat zij onvoldoende bedacht zijn geweest op de daardoor ontstane risico’s” (Verloren kredieten, 2010).

De recent bij Europese banken uitgevoerde stresstest is een poging het afgenomen vertrouwen enigszins te herstellen.

De communicatie van risico’s naar stakeholders vormt onderdeel van het onderzoek naar hoe de crisis heeft kunnen ontstaan en hoe dit in toekomst voorkomen kan worden.

Er zijn meerdere factoren die het gedrag van het management ten aanzien van risicoverslaggeving beïnvloeden. In dit onderzoek wordt gezocht naar aanwijzingen op basis waarvan conclusies over het gedrag van het management getrokken kunnen worden.

In eerder onderzoek wordt overwegend een positief verband tussen risico en risicoverslaggeving gevonden. Van de risicocategorieën waarvan de impact door de financiële crisis het grootst is verondersteld, wordt een relatief sterke stijging van risicoverslaggeving verwacht. Liquiditeitsrisico in 2007 en kredietrisico in 2008 stijgen volgens

verwachting relatief kwantitatief meer dan de gehele risicoparagraaf, bij marktrisico is dit niet het geval. De stijging van de verslaggeving overeenkomstig de verwachting impliceert dat het management de hoeveelheid risicoverslaggeving bewust verhoogt om tegemoet te komen aan de verhoogde interesse van belanghebbenden. Het management van bancaire instellingen lijkt op de negatieve ontwikkeling te reageren door de desbetreffende instelling positief te profileren. Dat is de voornaamste conclusie uit een verdiepend kwalitatief onderzoek naar liquiditeitsrisico.

(4)

Voorwoord

Deze scriptie heb ik geschreven in het kader van mijn afstuderen voor de masteropleiding Accountancy aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Ik heb de scriptie ervaren als een interssant en leerzaam proces.

In mijn scriptie analyseer ik risicoverslaggeving. Vanuit de theorie stel ik vast hoe de risico’s van banken ontwikkeld zijn. Vervolgens heb ik in de praktijk gekeken of de gevonden ontwikkeling ook zijn weerslag heeft op de

verslaggeving.

Ik wil Ernst&Young bedanken voor de mogelijkheid die ze mij geboden hebben om de scriptie bij Ernst&Young Groningen te schrijven. De heer Miedema van Ernst&Young wil ik bedanken voor zijn adviezen. Vanuit de universiteit wil ik de heer Heslinga bedanken voor zijn begeleiding en mevrouw Westra – de Jong voor haar optreden als tweede corrector.

(5)

Inhoudsopgave

SAMENVATTING... 3 VOORWOORD ... 4 INHOUDSOPGAVE ... 5 1 INLEIDING... 7 1.1 INTRODUCTIE... 7 1.2 VRAAGSTELLING... 8 1.3 RELEVANTIE... 8 1.4 ONDERZOEKSMETHODEN... 9 1.5 AFBAKENING... 9 1.6 STRUCTUUR... 10 2 RISICOVERSLAGGEVING... 11

2.1 RISICO EN RISICOMANAGEMENT DEFINIËREN... 11

2.2 BANCAIRE RISICO’S... 12 2.3 THEORETISCH KADER... 14 2.31. Informatieasymmetrie...14 2.3.2 Agency theorie... 15 2.3.3 Overige theorieën ...16 2.3.4 Marktgebaseerde beloningen ...17

2.3.5 Efficiënte markt theorie...18

2.3.6 Beperkende factoren ...18

2.4 HET NUT VAN RISICORAPPORTAGE... 19

2.5 ONTWIKKELING VAN RISICOVERSLAGGEVING... 20

3 FACTOREN DIE RISICOVERSLAGGEVING BEÏNVLOEDEN ... 22

3.1 RISICO... 22

3.2 INSTITUTIONEEL RAAMWERK... 24

3.2.1 IFRS ...25

3.2.2 IFRS 7 ...25

3.2.3 Basel II ...26

3.2.4 Corporate governance codes...26

4 KREDIETCRISIS ... 28

4.1 DE AANLOOP... 29

4.2 FINANCIELE INNOVATIES... 30

4.3 HET VERLOOP... 31

4.4 OORZAKEN... 33

4.5 ONTWIKKELING VAN RISICO’S... 38

4.5.1 De crisis per jaar ...39

(6)

5 ONDERZOEKSOPZET EN HYPOTHESES ... 42

5.1 AFHANKELIJKE VARIABELEN... 42

5.1.1 Meten ...42

5.1.2 Kwantiteit versus kwaliteit ...43

5.1.3 Kwantiteit meten...44

5.2 ONAFHANKELIJKE VARIABELEN... 45

5.3 ONDERZOEK... 45

6 RESULTATEN... 46

6.1 SAMENSTELLING VAN RISICOVERSLAGGEVING... 46

6.2 DE ONTWIKKELING VAN RISICOVERSLAGGEVING... 47

6.3 VERDIEPEND ONDERZOEK... 48 CONCLUSIE ... 52 BEPERKINGEN EN VERVOLGONDERZOEK... 54 LITERATUURLIJST ... 55 BIJLAGE I ONDERZOEKEN ... 58 BIJLAGE II SECURITISATIEPROCES ... 59

(7)

1

Inleiding

1.1 Introductie

Lange rijen voor de kantoren van Northern Rock medio september 2007. De bank, die traditioneel een groot deel van de uitstaande hypotheken financierde met leningen van banken en andere financiële instellingen, verkeerde in problemen. De bank had moeite om kapitaal aan te trekken. Banken leenden elkaar nog nauwelijks geld vanwege de angst op potentiële hoge verliezen van de risicovolle Amerikaanse hypotheken. Er was geen reden tot paniek volgens de experts. Ondanks deze woorden besloot het publiek massaal hun geld van de rekening bij Northern Rock te halen. (BBC News, 15 september 2007) De bankrun doet denken aan de run op banken zoals deze tijdens de crisis in de jaren dertig plaats vond. De huidige financiële crisis wordt echter niet gekenmerkt door bankruns zoals degene hierboven geschreven. Bankruns vormen een essentieel onderdeel in het ontstaan van de financiële crisis. Dit vond echter plaats buiten het gezichtsveld van de gemiddelde particulier, achter de schermen, onzichtbaar voor de camera’s. Banken als Bear Stearns en Lehman Brothers waren hier de slachtoffers van (CPB, 2009).

Financiële crisis

Vooraanstaande economen omschrijven de huidige financiële crisis als de grootste crisis sinds de crisis in de jaren 30. (Reuters, 27 februari 2009). De financiële crisis lijkt te beginnen in het subprime segment van de Amerikaanse hypothekenmarkt. In het voorjaar van 2007 waren de eerste tekenen in deze markt waarneembaar. De problemen in de Amerikaanse hypothekenmarkt zijn echter slechts een aanleiding geweest voor de omvangrijke kredietcrisis. De oorzaken van de problemen liggen dieper en verder in het verleden (DNB, 2010).

De gevolgen van de financiële crisis zijn groot. Vooral na het faillissement van Lehman Brothers barstte de financiële crisis in al zijn hevigheid los. Wereldwijd hebben overheden volgens het IMF steun verleend van een

duizelingwekkend omvang, duizenden miljarden zijn gepompt in liquiditeitsvoorzieningen, opkoopprogramma’s en garanties (CPB, 2009).

Risicoverslaggeving

De essentie van elke bank is dat het een instelling is die risico neemt. Het is daarom te verwachten dat relevante risico-informatie afgegeven wordt aan de markt om onzekerheid bij investeerders te verlagen. Om het risicoprofiel van een onderneming te begrijpen hebben aandeelhouders en andere belanghebbenden informatie nodig over het risico dat een onderneming loopt en de manier waarop dit risico gemanaged wordt (Linsley en Shrives, 2005).

Risicoverslaggeving door ondernemingen is een hoeksteen van accountancy. Voor ondernemingen kan informatie over risico helpen bij het managen van risico en de kosten van kapitaal verlagen. Voor investeerders kan informatie over het risicoprofiel van de organisatie helpen bij het schatten van de marktwaarde van een onderneming. (Abraham en Cox, 2007) “Tijdens de crisis is het vertrouwen van marktpartijen ernstig ondermijnd door de intransparantie van het financiële systeem en de onzekerheid over waar welke risico’s waren neergeslagen” (DNB, 2010). Deze ontwikkeling heeft de vraag naar transparantere verslaggeving versterkt.

(8)

De financiële crisis heeft een grote impact op financiële instellingen. In korte tijd zijn er grote mutaties in het risicoprofiel van banken ontstaan. Ik wil onderzoeken op welke manier deze mutaties invloed hebben gehad op de verslaggeving. Mogelijk kunnen uit de resultaten conclusies worden getrokken over het gedrag van het management ten aanzien van risicoverslaggeving.

1.2 Vraagstelling

In mijn onderzoek ga ik vaststellen welke risicogebieden het grootste raakvlak hebben met de financiële crisis. De ontwikkeling van deze risico’s gedurende de crisis vergelijk ik met de ontwikkeling van verslaggeving hierover. De volgende onderzoeksvraag zal ik beantwoorden in dit onderzoek:

Is de ontwikkeling in risicoverslaggeving in lijn met de ontwikkeling van risico’s bij banken gedurende de financiële crisis?

Deelvragen

Het onderzoek wat zal leiden tot het beantwoorden van de onderzoeksvraag kan uitgesplitst worden in verschillende deelvragen. In paragraaf 1.4 zal aangegeven worden in welke hoofdstukken de onderstaande deelvragen uitgewerkt zijn.

1 Welke factoren beïnvloeden risicoverslaggeving?

2 Hoe is het risicoprofiel van banken ontwikkeld gedurende de financiële crisis? 3 Hoe is de risicoverslaggeving van banken veranderd gedurende de financiële crisis?

1.3 Relevantie

In het huidige financiële en economische systeem vervullen banken een essentiële functie. De kernfunctie is het verstrekken van financieringen met geld wat spaarders bij banken geplaatst hebben. Een efficiënte uitvoering hiervan verlaagt kapitaalkosten en vereenvoudigt kapitaalvoorziening. Banken hebben bijgedragen aan een sterke stijging van de welvaart in de afgelopen decennia.

Met betrekking tot de recente economische crisis heeft de bankenwereld een negatieve hoofdrol gespeeld.

De financiële crisis en later de economische crisis vinden hun oorsprong bij de banken. Hiernaast heeft de kredietcrisis ook een enorme negatieve impact op banken zelf gehad. Logischerwijs wordt er momenteel aandacht geschonken aan de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren en de vraag hoe een herhaling van een soortgelijke situatie voorkomen kan worden. De communicatie van risico’s naar stakeholders vormt onderdeel van deze discussie.

Het Basel comité heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het debat over risicoverslaggeving. In 1998 bracht het comité een paper uit genaamd “enhancing bank transparancy”. In het paper wordt het belang van verslaggeving en transparantie in het licht van marktdiscipline en banktoezicht besproken. Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar risicoverslaggeving. Veel onderzoek naar toelichting in de afgelopen 30 jaar is niet specifiek op risicoverslaggeving

(9)

gericht. Ook is de meerderheid van deze studies niet specifiek gericht op financiële instellingen en is er weinig empirisch onderzoek uitgevoerd (Linsley et al.,2006).

Risicorapportage heeft echter aan belangstelling gewonnen in de afgelopen jaren, op het gebied van onderzoek en regulatie (Dobler, 2008).

Linsley et al. (2006) onderzocht de relatie tussen ondernemingsvariabelen en de omvang van risicoverslaggeving bij financiële instellingen. Een belangrijk doel van het onderzoek was proberen te begrijpen waarom managers kiezen om bepaalde informatie te onthullen en andere informatie achter te houden of aan te passen. De vraag hoe de

communicatie naar de stakeholders gewijzigd is door de financiële crisis kan het begrip van het gedrag van managers ten aanzien van risicoverslaggeving mogelijk bevorderen. Hiernaast kunnen empirische resultaten eerder onderzoek mogelijk versterken of afzwakken.

1.4 Onderzoeksmethoden

Aan de hand van een literatuuronderzoek zal ik de factoren die van invloed zijn op risicoverslaggeving (deelvraag 1) identificeren. Het literatuuronderzoek zal bestaan uit het raadplegen van wetenschappelijke artikelen en boeken over risico en risicoverslaggeving.

Doormiddel van het bestuderen van voornamelijk boeken over de financiële crisis wil ik de oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis achterhalen. In combinatie met kennisname van de verschillende risico’s van banken wil ik de wijziging die het risicoprofiel van banken beoordelen (deelvraag 2).

Over de periode 2006-2008 ga ik de risicoverslaggeving van 20 Europese banken analyseren. De risicoverslaggeving wordt opgedeeld in verschillende categorieën, gebaseerd op de indeling in theorie en in de praktijk. De mutaties in risicoverslaggeving in combinatie met de uitkomst van deelvraag 2 geven input aan de beantwoording van de centrale vraag. In welke mate de risicoverslaggeving in lijn is met de ontwikkeling in het risicoprofiel van banken. Opvallende ontwikkelingen in het risicoprofiel van bancaire instelling zal ik verdiepend onderzoeken. Hierbij zal ik de aard en karakteristieken, en vooral de ontwikkeling, van de tekstuele verslaggeving analyseren.

1.5 Afbakening

Bij de analyse van risico-informatie wordt alleen aandacht geschonken aan de communicatie van risico’s door middel van het jaarverslag. Binnen het jaarverslag wordt alleen de informatie in de risicoparagraaf geanalyseerd. De toelichting op de jaarrekening wordt gedomineerd door toelichtingvereisten vanuit de accountancystandaarden. De vergelijkbaarheid over de meerdere jaren wordt hierdoor vertroebeld en het management heeft relatief weinig keuze bij de invulling van de te verstrekken informatie. Om deze reden wordt de risico-informatie in de toelichting van de directie op het verslaggevingsjaar geanalyseerd.

De analyse is gericht op het tekstuele deel van de risicoparagraaf en sluit figuren en grafieken dus uit. De tekst wordt kwantitatief onderzocht. Behalve bij de verdiepende analyse wordt geen aandacht geschonken aan de inhoud van de risicoverslaggeving. Een onderbouwing van de keuzes die gemaakt zijn is gegeven in hoofdstuk 5.

(10)

1.6 Structuur

Na de introductie met het onderzoek in hoofdstuk 1 zal in hoofdstuk 2 aandacht geschonken worden aan het fenomeen risicoverslaggeving. Het belang, het ontstaan en de ontwikkeling van risicoverslaggeving wordt in dit hoofdstuk besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 verder ingegaan op de drijfveren van risicoverslaggeving. Het verband tussen risico en risicoverslaggeving wordt besproken. Hiernaast wordt ook het institutioneel raamwerk besproken. De invloed van de accountancystandaard IFRS en de Bazel akkoorden worden in dit hoofdstuk

weergegeven. In het volgende hoofdstuk wordt de crisis geanalyseerd. Aan de hand van de oorzaak en gevolgen van de financiële crisis wordt de invloed op de verschillende risicocategorieën vastgesteld. Hoofdstuk 5 gaat over de onderzoeksopzet en de keuzes die met betrekking tot het onderzoek gemaakt zijn. Vervolgens worden de resultaten uitgewerkt in hoofdstuk 6, gevolgd door een conclusie.

(11)

2

Risicoverslaggeving

In dit hoofdstuk, maar ook in hoofdstuk 3, wordt gezocht naar het antwoord op de eerste deelvraag.

In dit hoofdstuk zal dit vooral vanuit de theoretische modellen en theorieën over (risico) verslaggeving gedaan worden. De eerste deelvraag is als volgt geformuleerd:

Welke factoren beïnvloeden risicoverslaggeving?

Eerst worden de definitie van risico en risicomanagement genoemd en gevolgd door een uitzetting van de risico’s in de bancaire sector. Daarna probeer ik met behulp van de wetenschappelijke literatuur een antwoord te gegeven op de onderliggende motivatie van ondernemingen om te rapporteren over risico’s en het interne beheersing. Vervolgens wordt de ontwikkeling van risicoverslaggeving behandeld en het onderzoek dat uitgevoerd is naar risicoverslaggeving.

De agency theorie noemt de scheiding tussen het eigendom van het bestuur van een onderneming. Het bestuur heeft meer kennis over de risico’s die een organisatie loopt. Door verslaggeving over risico’s wordt de informatieasymmetrie tussen het management en de eigenaars van de onderneming verlaagd. Hiernaast is er sociale en mogelijk juridische druk om een bepaalde mate van toelichting te verschaffen. Echter het management zal niet graag

concurrentiegevoelige, toekomstgerichte of negatief informatie verstrekken aan belanghebbenden. Ook zijn er kosten verbonden aan het verzamelen en verstrekken van informatie. Het verzamelen van informatie over risico’s zorgt er voor dat het management risico’s beter kan managen. Afhankelijk van onder andere de druk en moral hazard zal het management keuzes maken ten aanzien van de rapportage aan belanghebbenden. Wanneer een organisatie als transparant beoordeeld wordt kan dit een positief effect hebben op de beschikbaarheid en kosten van kapitaal. Uit het bovenstaand kan afgeleid worden dat er veel factoren zijn die invloed hebben op het gedrag van het management ten opzichte van verslaggeving.

2.1 Risico en risicomanagement definiëren

Het woord ‘risk’ is afgeleid van het Italiaanse woord ‘riscare’, wat ‘to dare’ betekent. De oorsprong van het moderne risicoconcept is 800 jaar geleden ontstaan, wanneer het numerieke systeem het westen bereikt. Vanaf dat moment zijn wetenschappers als Fibonacci, Paccioli, Galileo en Cardano begonnen met het ontwikkelen van methodes hoe om te gaan met onzekerheid in meting, kansen en waarschijnlijkheden (Michiels et al., 2009).

Linsley en Shrives (2006) stellen dat in het premoderne tijdperk risico uitsluitend als negatief gezien werd, de moderne blik op risico bevat zowel positieve als negatieve uitkomst van gebeurtenissen.

Over het algemeen wordt risico beschouwd als het synoniem voor onzekerheden. Echter in het begin van de jaren 1920 introduceerde Frank Knight en belangrijk onderscheid tussen de twee concepten. Hij definieert risico als een veranderlijkheid die gekwantificeerd kan worden in waarschijnlijkheid, terwijl niet meetbare veranderlijkheid het beste gekwalificeerd kan worden als onzekerheid (Michiels et al., 2009).

(12)

Amran et al. (2009) definiëren risico als omstandigheden die de conditie van een organisatie negatief kunnen beïnvloeden en nog belangrijker, de waarde van de organisatie.

Volgens Amran et al. (2009) is het essentieel om uit te leggen wat de betekenis van risicomanagement is voordat het belang van risicomanagement strategieën en de behoefte aan toelichting hierover in het jaarverslag besproken worden. Gedreven door toenemende complexiteit van ondernemen is risicomanagement is een belangrijk en integraal onderdeel geworden van de interne controle en governance om de gestelde plannen en doelen te realiseren.

Risicomanagement

Volgens Amran et al. (2009) refereert risicomanagement naar de methodes en processen die door organisaties gebruikt worden om risico te managen gerelateerd aan het behalen van de doelstellingen.

Een risicomanagement raamwerk bevat standaard een aantal processen. Als eerste een zorgvuldige identificatie, meting en inschatting van risicotypes waarmee een onderneming geconfronteerd wordt. Als tweede bevat het de formulering van een reactiemodel of strategische acties om deze risico’s te beheersen (zowel mogelijkheden als bedreigingen).

Onder deze stap valt het bepalen van het toelaatbare risico, risicomitigatie procedures en andere strategieën om te profiteren van de impact van verwachte risico’s. De laatste stap is de implementatie van alle acties monitoren en het opstellen en uitvoeren van een reactie model (Lajili en Zeghal, 2005).

Risicomanagement is essentieel voor het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde omdat het tot doel heeft de winst te maximaliseren en hiernaast het risico op financieel falen te verminderen (Solomon et al., 2000).

2.2 Bancaire risico’s

De eerder gegeven definitie van risico is niet onomstreden. Dat er geen exacte definitie van risico is, heeft volgens Hassan (2008) tot gevolg dat aan de indeling van risico’s op verschillende wijze ingevuld gegeven wordt. (Linsley en Shrives, 2006; ICAEW, 1998; Abraham en Cox, 2007; Santomero, 1997). Uit onderzoek is gebleken dat de

risicoverslaggeving van banken afwijkt van andere sectoren. Om deze reden neem ik als uitgangspunt voor de classificatie van risico’s Santomero (1997) en Basel II. In deze paragraaf worden de belangrijkste risico’s van banken genoemd en gedefinieerd.

Kredietrisico

Kredietrisico is het risico dat geassocieerd wordt met de terugbetaling van een kredietvoorschot door een instelling. Bij directe leningen bestaat het uit het risico dat leners niet terugbetalen, later terugbetalen of op een andere manier niet terugbetalen in overeenstemming met de voorwaarden. Het betreft terugbetalingen die niet voldoende zijn om te compenseren voor de investeringen (Santomero, 1997).

De IASB (2009) omschrijft kredietrisico als het risico dat een partij bij een financieel instrument een financieel verlies veroorzaakt bij een andere partij door niet te voldoen aan een verplichting. Een financieel instrument is een contract dat zowel een financiële activa van een partij en een financiële verplichting of vermogensinstrument van een andere

(13)

partij bevat. Financiële instrumenten bestaan uit zowel primaire financiële instrumenten (of cash instrumenten) en afgeleide financiële instrumenten (derivaten) (Basel II, 2006).

Marktrisico

Marktrisico is het risico dat de reële waarde van toekomstige kasstromen van een financieel instrument fluctueert door wijzigingen in de marktprijs. Onder marktrisico vallen valutarisico, renterisico en aandelen- en vastgoedrisico.

In het jaarverslag van ING Group (2008) wordt de volgende definitie van marktrisico gegeven: “Marktrisico betreft het risico dat bewegingen in marktfactoren, zoals rentetarieven, aandelenkoersen, valutakoersen en vastgoedkoersen een negatief effect hebben op de resultaten, de marktwaarde of de liquiditeitspositie van de bank. Marktrisico vloeit voort uit posities in handelsboeken of in de niet-handels(banking)boeken. De handelsposities worden aangehouden om te profiteren van koersbewegingen op de korte termijn, terwijl de posities in de niet-handelsboeken worden

aangehouden voor de lange termijn (of tot einde looptijd) of voor het doel om andere posities in het niet-handelsboek af te dekken” (ING Group, 2008).

Renterisico

Deze categorie risico’s refereert aan de mutatie in de waarde van een financiële activa of verplichting veroorzaakt door een verandering in het algemene renteniveau. Voor een instelling als geheel representeert het de netto verandering in waarde van het eigen vermogen als resultaat van de beweging in de rentestand. Het risico dat een onderneming zijn interim kaststroom niet kan herinvesteren tegen een rente die noodzakelijk is om aan de verplichtingen te voldoen (Santomero, 1997).

Liquiditeitsrisico

Liquiditeitsrisico wordt in IFRS 7 (IASB, 2009) omschreven als het risico dat een onderneming met moeilijkheden geconfronteerd wordt bij het voldoen aan financiële verplichtingen.

Santomero (1997) omschrijft liquiditeitsrisico als het risico dat een instelling plotseling geconfronteerd wordt met een vraag naar zijn bronnen, waardoor het in de knel komt met zijn financiële capaciteit. Bij liquiditeitsrisico wordt meestal gedacht aan een plotselinge golf van opnames of een daling aan mogelijkheden om geld te lenen.

Operationeel risico

Operationeel risico wordt door het Basel comité (2006) omschreven als het risico op verlies voortkomend uit inadequate of falende interne processen, mensen en systemen of externe invloeden. Relevante aspecten voor operationeel risico zijn bijvoorbeeld de structuur van de organisatie, de rol van het bestuur, delegatie van gezag en verantwoordelijkheid, interne en externe audits, evaluatie van prestaties enz (Santomero, 1997).

Juridisch risico

Operational risk is inclusief juridisch risico, maar exclusief strategisch risico en reputatierisico. (Basel II, 2006). Santomero (1997) noemt juridische risico’s los van operationele risico in tegenstelling tot de classificatie in Basel II. Michiels et al. (2009) maakt onderscheidt tussen juridische, tax and regulatory risk. Tax risk heeft betrekking op risico met betrekking tot belastingen. Regulatory risk heeft betrekking op de risico die verband houden met de wetgever en regelgeving.

(14)

Volgens Santomero zijn juridische risico’s aanwezig in financiële contracten en vormen een aparte wettelijke vertakkingen van krediet, tegenpartij en operationele risico's. Nieuwe statuten, fiscale wet- en regelgeving kunnen eerdere rationeel transacties omvormen tot iets negatiefs, zelfs wanneer partijen al eerder adequaat gehandeld hebben en volledig in staat zijn om te presteren in de toekomst. Hiernaast kunnen fraude en schending van regelgeving of wetten en andere acties van het management of werknemers leiden tot grote verliezen (Santomero, 1997).

Strategische risico en reputatierisico

Strategisch risico is de uitkomst van strategische beslissingen en ontwikkelingen. (Credit Suisse, 2008) Reputatierisico wordt omschreven als schade ten aanzien van de uitstaande posities in de markt.

2.3 Theoretisch kader

Een belangrijk doel van onderzoek binnen de accountancy is het verbeteren van het begrip van de omgeving van accountancy. Hierbij kan gedacht worden aan onderzoek naar modellen en theorieën voor het oplossen en begrijpen van conflicten. Vooral de agency theoriemodellen hebben het begrip van het belang van managers verbeterd. (Scott, 2009)

Empirische studies naar deze theorieën voor de onderliggende motivatie van vrijwillige toelichting kunnen volgens Linsley et al. (2006) bijdragen aan het inzicht in de kosten voor het produceren en publiceren van toelichting (proprietary costs) (Linsley et al.,2006).

In dit hoofdstuk worden een aantal theorieën besproken welke aangeven welke belangen en krachten er invloed hebben op een organisatie. Doormiddel van deze theorieën geef ik aan wat de beperkende en stimulerende factoren zijn voor een organisatie met betrekking tot het vrijwillig verzamelen en verstrekken van informatie over de

organisatie aan belanghebbenden.

Door het scheiden van de leiding en het eigendom van een organisatie ontstaat er informatieasymmetrie. Door moral hazard en adverse selection ontstaat er een agency probleem. Volledige openheid van informatie kan dit probleem ondervangen. Er zijn meerdere factoren die deze openheid tegenhouden. Wanneer de besturende partij geen risico lopen voor hun daden en er sprake is van tegengestelde belangen zal er mogelijk geen volledige transparantie zijn. Hiernaast zijn er ook kosten verbonden aan het verzamelen en publiceren van informatie. Het management is terughoudend met het verstrekken van concurrentiegevoelige informatie en toekomstgerichte informatie.

2.31. Informatieasymmetrie

Partijen

De risicorapportage heeft wisselende betekenis voor verschillende belanghebbenden. Er zijn de interne

belanghebbende, de verstrekkers van de risicorapportage, de werknemers en het management. Aan de andere kant de externe belanghebbenden, deze groep wordt gevormd door aandeelhouders, investeerders, banken en andere geïnteresseerden.

(15)

Het opstellen van financiële statements is over het algemeen de verantwoordelijkheid van het bestuur. (Abraham en Cox, 2007) Deze partij maakt de keuzes in het accountancybeleid en bepaalt in welke mate toelichting gepubliceerd wordt.

Wanneer het eigendom en de leiding van een organisatie gescheiden worden ontstaat er informatieasymmetrie tussen beiden partijen. Informatieasymmetrie kan opgesplitst worden in adverse selection en moral hazard. (Scott, 2009)

Adverse selection

Adverse selection ontstaat omdat sommige personen, zoals bestuurders en andere insiders, meer weten over de huidige situatie en vooruitzichten van de onderneming dan investeerders. Er zijn verschillende manieren waarop managers en andere insiders hun informatievoordeel kunnen uitbreiden ten koste van buitenstaanders. Managers kunnen zich bijvoorbeeld opportunistisch gedragen door de informatie die aan investeerders verstrekt wordt te managen, mogelijk om de waarde van de aandelen te verhogen. Ze kunnen informatie managen door de verstrekking hiervan te vertragen of selectief op tijd openbaar te maken. Zulke tactieken zijn tegengesteld (adverse) aan het belang van investeerders, omdat het hun vermogen om goede beslissingen te maken beïnvloedt (Scott, 2009). Moral hazard

Moral hazard doet zich voor omdat het eigendom gescheiden is van de controle op de organisatie, zoals dat georganiseerd is bij grote instellingen. Het is onmogelijk voor aandeelhouders en crediteuren om direct de inzet en kwaliteit van het topmanagement te beoordelen (Scott, 2009). Moral hazard verwijst naar veranderingen in het gedrag van een partij wanneer zijn niet direct risico lopen voor hun daden. Het morele risico komt terug in hoofdstuk 4 waar het hoge morele risico wordt gezien als een van de oorzaken voor het ontstaan van de kredietcrisis.

2.3.2 Agency theorie

De agency theorie houdt zich bezig met het oplossen van twee problemen die voortkomen uit de agency relatie. In deze relatie is een partij (de principaal, of aandeelhouder) die werkzaamheden delegeert aan een andere partij (de agent, of bestuurder) (Eisenhardt,1989).

Het eerste probleem is een combinatie van twee aspecten. Het eerste aspect is strijdig zijn van de beoogde

verlangens en doelen van de principaal en agent. Wanneer het hiernaast voor de principaal moeilijk of duur is om te verifiëren wat de agent doet ontstaat een probleem. De agent kan niet verifiëren of de agent zich naar behoren heeft gedragen. Het tweede probleem ontstaat wanneer de agent en de principaal een verschillende houding hebben ten opzichte van risico. De principaal en de agent hebben mogelijk een verschillende voorkeur voor acties op basis van afwijkende risicovoorkeur (Eisenhardt, 1989).

De manager heeft een informatievoorsprong ten opzichte van de aandeelhouders waar het gaat om risicofactoren,

(16)

betrouwbare informatie over risico’s kan de informatie asymmetrie tussen de bestuurders eigenaren van de onderneming verkleinen (Lajili en Zeghal, 2005).

Risicoverslaggeving helpt aandeelhouders bij het maken van investeringsbeslissingen. De informatie over de risico’s stelt aandeelhouders in staat om de risico’s ten aanzien van toekomstige resultaten vast te stellen (Linsley en Shrives, 2006).

Deumes en Knechel (2008) concluderen op basis van empirisch onderzoek dat managers bewust een afweging maken tussen de kosten en voordelen van het rapporteren over interne beheersing. Zij onderzochten vrijwillige rapportage over interne beheersing bij Nederlandse ondernemingen over de periode 1997 – 1999. Uit het onderzoek werd de conclusie getrokken dat managers meer (minder) rapporteren over interne beheersing wanneer de informatie en agency problemen hoger (lager) zijn.

Het verminderen van informatie asymmetrie en agency problemen en lagere vermogenskosten zouden voor het management een motivatie moeten zijn om vrijwillig te rapporteren over risico’s.

2.3.3 Overige theorieën

Signalling theory

Een onderneming zal terughoudend zijn met het publiceren van informatie wanneer het concurrentiegevoelige informatie betreft. De signalling theory stelt dat ondernemingen ondanks de gevoeligheid van deze informatie toch een signaal kunnen geven aan de markt dat zij een voordeel ten opzichte van de concurrent hebben. In deze theorie wordt onderscheid gemaakt tussen hoge kwaliteit en lage kwaliteit ondernemingen. De theory beschrijft het signaal als een actie die ondernomen wordt door een kwalitatief hoge ondernemingen. De actie zou niet logisch zijn wanneer deze genomen zou worden door een kwalitatief lage onderneming. Voor een kwalitatief lage onderneming zou deze actie namelijk teveel kosten. Op deze manier kan een onderneming de efficiënte markt een signaal geven over de aanwezigheid van een voordeel zonder daarbij deze exacte informatie te publiceren (Scott, 2009).

Linsley en Shrives (2005) noemen als voorbeeld ondernemingen die beschikken over waardevolle patenten. Deze ondernemingen zijn terughoudend met het publiceren van deze informatie, vanwege het concurrentiegevoelige karakter.

Healy en Palepu (2001) beoordelen empirische studies naar accountancy disclosure. Ze vonden dat problemen met betrekking tot de agency relatie, informatie asymmetrie en signalling theorie invloed hadden op de omvang van accountancy toelichting (Hassan, 2008).

Sociologoical theory

Institutionele theoretici beweren dat managers reageren op druk vanuit hun institutionele omgevingen door het toepassen van sommige praktijken (zoals risicoverslaggeving) om sociale legitimiteit te verkrijgen. Institutionele theoretici beweren dat zowel sociale als juridische druk bestaat in de samenleving, en dus het beheer van bedrijven in overeenstemming is met deze druk om overleving en continuïteit van de organisatie te waarborgen binnen de samenleving (Hassan, 2008).

(17)

Stakeholder theory

De stakeholder theory draait om de dynamische en complexe relatie tussen de organisatie en zijn omgeving (Amran et al., 2009). De organisatie wordt beschouwd als een onderdeel van een breder sociaal systeem. De organisatie zal proberen om de behoeftes van die stakeholders te bevredigen die belangrijk zijn voor de continuïteit van de onderneming (Deegan en Unerman, 2006).

Linsley en Shrives (2005) stellen dat een positieve relatie tussen de omvang van een onderneming en de omvang van risicoverslaggeving logischerwijs ontstaat omdat grote ondernemingen een groter aantal aandeelhouders hebben aan wie ze verantwoording moeten afleggen.

2.3.4 Marktgebaseerde beloningen

Een simpel argument onderbouwt de stelling dat managers alle beschikbare informatie onthullen, goed en slecht. Dit staat bekend als het disclosure principe. Wanneer investeerders weten dat een manager beschikt over informatie, maar ze weten niet wat de aard van de informatie is, zullen ze aannemen dat het onthuld zou zijn wanneer het positief was. Wanneer de manager de informatie niet verstrekt zullen de investeerders er vanuit gaan dat het slecht nieuws is. Dit argument wordt versterkt door het belang wat managers hebben bij het voorkomen van een lagere marktwaarde (Scott, 2009).

Pae (2005) vindt situaties waarin de werking van het disclosure principe niet meer opgaat. Bijvoorbeeld wanneer een aandeelhouder er niet van op de hoogte is dat een manager de desbetreffende informatie bezit en de manager de ondernemingswaarde wil maximaliseren. In die situatie kan de manager een afweging maken tussen de voordelen en nadelen van het publiceren van slecht nieuws. Een manager kan echter ook belang hebben bij het minimaliseren van de waarde van een onderneming. In deze situatie zal hij eerder geneigd zijn om negatieve informatie wel te

publiceren (Scott, 2009).

Verrechhia (1983) toont aan dat het disclosure principe niet altijd opgaat. Hij vindt in zijn onderzoek een drempel gebaseerd op de toelichtingkosten. De manager, van wie verwacht wordt dat hij de waarde maximaliseert, zal de informatie alleen toelichten wanneer het belang boven de drempel uitkomt. Investeerders kunnen de onderneming niet bestraffen omdat ze niet weten wat de aard van de informatie was. De informatie kan zijn achtergehouden omdat het slecht nieuws was, of omdat het goed nieuws was wat niet boven de drempel voor publicatie uitkwam. Het disclosure principe gaat hier dus niet meer op.

Abraham en Cox (2007) constateren op basis van empirisch onderzoek dat vooral transactiekosten bepalen of informatie wel of niet door een onderneming gepubliceerd wordt. Abraham en Cox onderzochten ondernemingen uit de UK, ze onderscheiden ondernemingen die tevens genoteerd waren in de VS. Ze concluderen dat ondernemingen die tevens in de VS genoteerd staan meer rapporteren over financiële risico’s. De onderzoekers verklaren het verschil door te wijzen op de hogere eisen die in de VS gesteld worden aan de rapportage over financiële risico’s. Omdat de informatie in de VS gepubliceerd wordt zijn er geen kosten verbonden aan het publiceren van deze informatie in de UK, wanneer het geen concurrentiegevoelige informatie betreft.

(18)

2.3.5 Efficiënte markt theorie

Markt efficiency bewaakt niet dat de aandeelprijs exact de juiste waarde van de onderneming weergeeft. Echter wel dat het relatief onbevooroordeeld is ten opzichte van andere publiek beschikbare informatie en snel zal reageren op nieuwe of herziene informatie (Deegan and Unerman, 2006).

Efficiency wordt gedefinieerd ten opzichte van de publieke bekende informatie. Informatieve financiële verslaggeving speelt een rol bij het verbeteren van het waarderen van het aandeel, waardoor de kapitaalmarkten beter functioneren (Scott, 2009).

Liquiditeitshandelaren en andere niet rationeel handelende partijen introduceren een willekeurige component in de marktprijs. De aanwezigheid van inside information betekent dat niet alle relevante informatie in het publieke domein bekend is. Beleggers hebben dan de mogelijkheid om het rendement te verhogen wanneer ze een deel van deze voorkennis bezitten. Een verbeterde openbaarmaking, zoals in Management en Directive Analysis (MD&A) biedt beleggers enige hulp op dit gebied (Scott, 2009).

Het management dient informatie te ontwikkelen en rapporteren over de onderneming, zolang de voordelen voor investeerders de kosten overtreffen. De redenen hiervoor zijn tweeledig. Ten eerste, de marktefficiëntie impliceert dat beleggers alle beschikbare informatie over het bedrijf gebruiken bij het streven om voorspellingen van toekomstige rendementen te verbeteren, zodat aanvullende informatie niet zal worden verspild.

In de tweede plaats, hoe meer informatie een bedrijf bekendmaakt, des te groter is het vertrouwen van beleggers in de werking van de effectenmarkt. Er is minder inside information bezorgd over te zijn.

Ten derde, de marktefficiëntie houdt in dat bedrijven niet al te bezorgd hoeven te zijn over de naïeve belegger. Er zijn genoeg beleggers met voldoende inzicht in de openbaar gemaakte informatie, dat de marktprijs van de aandelen van een onderneming hetzelfde is als het zou zijn als alle investeerders alle informatie begrepen.

De reden hiervoor is dat investeerders hun aankoopbeslissing maken op basis van de beschikbare informatie, hierdoor de marktprijs naar een efficiënt niveau sturend. Hiernaast kunnen de naïeve investeerders experts inhuren of

gebruiken van de informatie van deze partijen (Scott, 2009).

Beaver stelt dat aandelenmarkt efficiency meerdere implicaties heeft voor financiële rapportage. Hij stelt dat ondernemingen een dusdanige hoeveelheid informatie moeten verstrekken dat het kosteneffectief is. Het wel of niet verstrekken van de informatie is belangrijk, de manier waarop niet (Scott, 2009).

Linsley en Shrives (2005) beweren dat het belang van transparantie van groot is. Wanneer relevante informatie gepubliceerd wordt kunnen banken in een efficiënte markt gestraft worden wanneer de financiële conditie of

risicoprofiel als onbevredigend wordt beoordeeld. Het tegenovergesteld gaat ook op, wanneer marktpartijen tevreden zijn over de financiële positie, of risicoprofiel van een bank, kan deze beloond worden.

2.3.6 Beperkende factoren

Managers zijn logischerwijs terughoudend met het publiceren van vrijwillige informatie omdat hier kosten aan

(19)

informatie te bewerkstelligen. Variabele beloningen en functionering van de arbeidsmarkt beschermen investeerders niet volledig tegen ongewenst handelen en earnings management. Het resultaat hiervan is dat aandeelhouders niet unaniem het beleid van managers aanmoedigen bij het maximaliseren van waarde. (Scott, 2009) Hiernaast wordt deze terughoudendheid versterkt voor de informatie die toekomstgericht of concurrentiegevoelig is.

Rapportage over risico’s welke achteraf onjuist blijkt te zijn kan de onderneming schaden. De reputatie van de manager en onderneming kan hierdoor worden geschaad. (Linsley en Shrives, 2000) Hiernaast kan informatie die achteraf onjuist blijkt te zijn leiden tot kosten door rechtzaken of schadeclaims. Om deze redenen zijn ondernemingen terughoudend met het publiceren van toekomstgerichte informatie wanneer hier geen zekerheid over is (Linsley en Shrives, 2005).

2.4 Het nut van risicorapportage

Beretta en Bozzolan (2004) onderschrijven niet alleen het belang van de invoering van een ondernemingsbreed risicomanagement systeem, maar ook de effectieve communicatie hiervan. Gecommuniceerd moet worden op welke wijze risico’s de strategie van een onderneming beïnvloeden en de actie die het management wil uitvoeren om mogelijkheden te pakken en risico op falen te minimaliseren. Wanneer beursgenoteerde instellingen communiceren over bestaande risico’s en onzekerheden kunnen externe investeerders de risicospreiding in de beleggingsportefeuille effectiever managen (Beretta en Bozzolan, 2004).

Investeerders moeten begrijpen welke risico’s een onderneming moet nemen om waarde te creëren. Investeerders willen informatie hebben over de duurzaamheid van huidige waarde creërende strategieën (Beretta en Bozzolan, 2006).

Het is belangrijk dat stakeholders relevante informatie ontvangen om het risicoprofiel van een financiële instelling te kunnen begrijpen (Linsley et al.,2006).

Volgens (Beretta en Bozzolan, 2004) is de tekstuele component van financiële informatie een belangrijke manier om informatie in de financiële statement te verduidelijken en valideren, maar ook om inzicht te geven in

waardegenererende componenten.

Risicoverslaggeving kan volgens Michiels et al. (2009) om verschillende redenen voordelig zijn. Het verlaagt

informatieasymmetrie tussen het management en de externe aandeelhouders. Het kan positieve effecten hebben op het vertrouwen van de aandeelhouder in het management. Omdat een open toelichtingstrategie verondersteld wordt. Dit leidt tot een betere inschatting van de toekomstige prestaties. Het voorgaande kan leiden tot een verlaging van de kosten voor het aantrekken van kapitaal (Linsley en Shrives, 2006; Abraham en Cox, 2007) en het risico op

toekomstig financieel falen verlagen (Beretta en Bozzolan, 2004; Solomon et al., 2000).

Het belangrijkste potentiële voordeel van verbeterde risicoverslaggeving door ondernemingen is een reducering van de kapitaalskosten (Linsley en Shrives, 2000). Dat is het geval wanneer de verstrekkers van kapitaal een deel van de premium verwijderen die is verwerkt in de kosten van kapitaal die de onzekerheden betreffende de onderneming zijn risicopositie afdekken.

(20)

Als onderdeel van goede corporate governance wordt risicomanagement informatie in toenemende mate gebruikt door aandeelhouders en andere gebruikers om potentieel relevante informatie te verzamelen welke mogelijk expres door het management, vanwege strategische doelen, achtergehouden wordt. Deze informatie kan helpen bij het identificeren van potentiële management problemen en het inschatten van de effectiviteit waarmee het management omgaat met onzekerheden en kansen in de markt (Lajili en Zeghal, 2005).

2.5 Ontwikkeling van risicoverslaggeving

De laatste jaren is de behoefte aan effectief risicomanagement, interne controle en transparante risicorapportage een belangrijk corporate governance principe geworden en een dominant onderwerp bij ondernemen (Michiels et al., 2009).

Al in 1987 rapporteerde het AICPA dat aandeelhouders in toenemende mate verwachten dat financiële statements meer informatie bevatten over de risico’s en onzekerheden waarmee ondernemingen geconfronteerd worden. (Schrand en Elliott, 1998).

Abraham en Cox (2007) beweren dat deze informatie investeerders kan helpen om het risicoprofiel van een onderneming te bepalen en de marktwaarde in te schatten (Michiels et al., 2009).

Schrand en Elliot (1998) documenteren de American Accounting Association/Financial Accounting Standards Board (AAA/FASB) conferentie in 1997. In het artikel wordt gesuggereerd dat ondernemingen uit de VS onvoldoende risico-informatie verstrekken in het jaarverslag.

Het Institute of chartered Accountants in Engeland en Wales (ICAEW) merkt ook op dat er een gat is tussen de verstrekte risico-informatie en de risico’s die ondernemingen lopen. In 1998, 1999 en 2002 geeft het de ICAEW discussie documenten uit waarmee ze het management van ondernemingen willen aanmoedigen om betere risicorapportages te verstrekken (Linsley en Shrives, 2006).

Uit een onderzoek van Solomon et al. (2000) blijkt de institutionele investeerders een sterke behoefte hebben aan meer risicoverslaggeving om portfolio investeringsbeslissingen te verbeteren

Volgens Linsley en Shrives (2006) bevatten verslaggeving over het jaar 2001 enige vorm van risicoverslaggeving, maar niet op een toereikende manier dat aandeelhouders het begrijpen. Het jaarverslag bevat geen presentatie en discussie van de risico’s die de onderneming uitdagen en de acties die het management neemt om deze te beperken. De informatie in risicorapportages is te kort, niet voldoende toekomstgericht en niet volledig toereikend voor het maken van beslissingen was de conclusie van Beretta en Bozzolan (2004).

De discussie over risicoverslaggeving in de VS gevoerd door AAA/FASB is globaal in overeenstemming met ICAEW. Naast het discussie paper van de ICAEW uit 1998 heeft het Basel comité meerdere papers over de toelichting van risicoinformatie voor de bankensector uitgebracht. Het paper van het Basel comité uit 1998 ‘Enhancing bank transparancy’ beveelt banken aan om 6 categorieën risico-informatie in het jaarverslag op te nemen over de risico’s. Het rapport bespreekt ook het belang van toelichting en transparantie van de bankensupervisie.

(21)

Onderzoek

Volgens Linsley en Shrives (2005) zijn er studies naar verschillende aspecten van vrijwillige toelichting uitgevoerd de laatste 20-30 jaar. Echter, pas recent wordt risico en risicomanagement serieus onderzocht.

Hassan (2008) maakt onderscheid in het onderzoek wat uitgevoerd is naar risicoverslaggeving. Sommige studies bespreken conceptuele onderwerpen zoals de betekenis van risicoverslaggeving, categorisatie van risico’s en risicoverslaggevingsraamwerk (Schrand&Elliot, 1998; Solomon et al., 2000; ICAEW, 1998). Andere onderzoeken hebben zich geconcentreerd op het empirisch toetsen van de rijkheid van risico-informatie van kwantitatieve metingen (Beretta en Bozzolan, 2004; Hassan, 2008).

Hiernaast zijn er verschillende empirische onderzoeken uitgevoerd naar de omvang van risicoverslaggeving, waarbij getracht wordt verklarende factoren te identificeren.

Financiele sector

Het Basel Committe on Banking Supervision (BCBS) heeft drie studie gepubliceerd in de jaren 2001, 2002 en 2003 waarin de toelichting van banken onderzocht werd. Het doel van de studie was om een indruk te krijgen van de op dat moment gepubliceerd risicoverslaggeving. Vooral opvallend was de stijging in bijna alle risicocategorieën.

Linsley et al. (2006) onderzoeken de verslaggeving van banken uit de UK en Canada over het jaar 2001. Ze

constateren dat reeds in 2001 over kredietrisico verreweg het meeste toelichting wordt verstrekt. Deze risicocategorie wordt gevolg door respectievelijk marktrisico en de toereikendheid van kapitaal.

Een recenter onderzoek is uitgevoerd door KPMG in 2008. Geconcludeerd wordt ook hier dat kredietrisico het meest toegelicht wordt. De onderzoekers van KPMG concluderen dat 2008 nog niet alle onderzochte banken Basel II geïmplementeerd hadden. KPMG trekt de conclusie dat die banken die Basel II wel toepassen over het algemeen zowel kwantitatief als kwalitatief betere risicoverslaggeving verschaffen. Banken verschaffen over de belangrijkste risicogroepen wel toelichting, maar de kwaliteit van deze toelichting verschilt aanzienlijk van bank tot bank.

(22)

3

Factoren die risicoverslaggeving beïnvloeden

Net als in hoofdstuk 2 is het beantwoorden deelvraag 1 onderwerp van dit hoofdstuk. In hoofdstuk 2 wordt de invloed van theorieën en modellen op risicoverslaggeving beoordeeld. In dit hoofdstuk zijn risico en het institutionele kader de factoren waarvan de invloed op verslaggeving onderzocht wordt.

Naast risico is ook het verband tussen andere ondernemingsspecifieke variabelen en risicoverslaggeving onderzocht in eerder wetenschappelijk onderzoek onderzocht. Voorbeelden van andere variabelen zijn omvang, winst en corporate governance variabelen. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is het primaire van belang welke invloed risico op risicoverslaggeving heeft. Om deze reden worden alleen onderzoeken, en die delen van onderzoeken, besproken die het verband tussen risico en de verslaggeving onderzocht hebben. In eerder onderzoek wordt overwegend een positief verband tussen risico en risicoverslaggeving gevonden. Een hoger risico leidt dus tot een toename van risicoverslaggeving. Risico wordt op verschillende manier gemeten.

De regelgeving betreffende de verslaggeving in de bancaire sector is sterk gewijzigd, met de invoering van IFRS 7 en Basel II, respectievelijk in 2007 en 2008. Deze regelgeving heeft in eerste instantie gevolgen voor de verplichte toelichting die als gevolg van deze regelgeving opgenomen moet worden. Direct of indirect kunnen deze ontwikkelingen invloed hebben op de ontwikkeling van vrijwillige risicoverslaggeving. Om de ontwikkeling van vrijwillige verslaggeving zoveel mogelijk onder gelijke omstandigheden te analyseren is het gewenst de invloed van het institutionele kader te identificeren en waar mogelijk te corrigeren.

3.1 Risico

Kwaliteit van informatie is een abstract begrip en moeilijk vast te stellen. Bij empirisch onderzoek naar verklarende variabelen ten aanzien van risicoverslaggeving wordt over het algemeen de kwantiteit als graadmeter gehanteerd. In dit hoofdstuk bedoel ik met de term ‘risicoverslaggeving’ onderzoek naar de kwantitatieve tekstuele toelichting over risico’s. Onderzoek naar factoren die risicoverslaggeving beïnvloeden is voornamelijk uitgevoerd bij niet-financiële ondernemingen. De gevonden verbanden tussen risico en risicomanagement zijn verwerkt in tabel 1. In bijlage I is meer informatie over de desbetreffende onderzoeken opgenomen.

Volgens Linsley en Shrives (2006) publiceert een onderneming met een relatief hoog risico mogelijk meer

risicoverslaggeving omdat het management een toegenomen behoefte ervaart om de risico’s te verklaren. Mogelijk publiceert het management ook meer informatie over de manier waarop het risico wordt ingeschat en gemanaged

De uitkomst van onderzoeken leiden tot verschillende conclusies. Helbok en Wagner (2003) vinden een positieve relatie tussen risico en operationele risicoverslaggeving. In één onderzoek wordt een negatief verband gevonden, het betreft een onderzoek naar environmental disclosure. Bij verschillende studies wordt een positief verband gevonden. In iets minder studies wordt geen verband gevonden. Het meten van de niveau van risico wordt in verschillende studies op verschillende manier ingevuld. De verschillende methodes worden hieronder besproken. De meest gebruikte manier om risico te bepalen is via de solvabiliteit of de beta van een onderneming.

(23)

Linsley et al. (2006) onderzoeken het verband tussen risico en risicoverslaggeving bij financiële instellingen. In het onderzoeken bepalen zij risico zij risico aan de hand van de market-to-book value of equity. De boekwaarde van een onderneming wordt bij deze methode vergeleken met de marktwaarde van een onderneming. Een lagere

marktwaarde ten opzichte van boekwaarde geeft aan dat het aandeel ondergewaardeerd is. Het kan echter ook een aanwijzing zijn dat er iets fundamenteel mis is met de onderneming. Linsley et al. (2006) vinden echter geen verband tussen de markt-to-book value, de maatstaf voor het risico en risicoverslaggeving.

Binnen het onderzoek naar financiële instellingen hebben Helbok en Wagner (2003) onderzocht of het eigen vermogen als ratio van de totale activa een bepalende factor was voor de omvang van operationele toelichting. Helbok en Wagner vinden bewijs dat instellingen met een slechtere solvabiliteit (hoger risico) geneigd zijn meer toelichting te verstrekken.

Tabel 1 Gevonden verbanden tussen risico en risicoverslaggeving

onderzoekers risico financieel Helbok, Wagner (2003) P Linsley et al. (2006) X Niet-financieel Lajili, Zeghal (2005) X Linsley, Shrives (2005) X Linsley, Shrives (2006) N Abraham en Cox (2007) P Deumes en Knechel (2008) P Hassan (2008) P Amran et al. (2009) X Michiels et al. (2009) P

P = significant positief verband N = significant negatief verband X = geen significant verband

In 2005 heeft Linsley in samenwerking met Shrives een onderzoek uitgevoerd buiten de financiële sector. Ze proberen statistisch bewijs te leveren bij de hypothese dat ondernemingen die een hoger risico lopen meer informatie

toelichten in een poging om de verklarende factoren van het risico beter toe te lichten of hoe ze gemanaged worden. In het onderzoek worden vijf verschillende methoden gebruikt om het risico te meten. Geen van de methoden blijkt significante verklarend te zijn voor de omvang van risicoverslaggeving. Net als in het onderzoek dat in de vorige alinea besproken wordt is de market-to-book value 1 van de methoden. Hiernaast wordt de Gearing ratio, Asset cover, Quiscore en beta factor onderzocht. De gearing ratio heeft betrekking op de financiële hefboom, het eigen vermogen ten opzichte van het vreemde vermogen. De asset cover ratio is een test waarbij de mogelijkheden van de onderneming bekeken wordt om aan schuldverplichtingen te voldoen met de activa, wanneer aan alle verplichtingen voldaan is. De Quiscore berekent de kans op falen van een onderneming in het jaar volgende op het moment van de

(24)

calculatie, een indicator voor financiële stabiliteit en capaciteit. De Beta factor kan gezien worden als de gevoeligheid voor fluctuaties in de markt. Een beta van 1 betekent dat de waarde van het aandeel met de markt mee beweegt.

Lajili en Zeghal (2005) vinden geen verband tussen de beta en de omvang van risicoverslaggeving.

Michiels et al. (2009) vinden een significant positieve relatie tussen risico, gemeten als beta, en de omvang van risicoverslaggeving.

Een ander onderzoek naar environmental risico gaven Linsley en Shrives (2006) als resultaat een negatief verband tussen omgevingsrisico en risicoverslaggeving.

Deumes en Knechel (2008) en Abraham en Cox (2007) vinden een positieve significante relatie tussen risicoverslaggeving and ‘systematic risk’, het risico wat verband houdt met de onderlinge verbondenheid van ondernemingen.

Hassan (2008) meet de omvang van risico door het bepalen van de hefboom. Hij vindt een significant verband tussen de omvang van de hefboom en de score van de disclosure index. Buiten de financiële sector vinden Lajili en Zeghal (2005) en Amran et al. (2009) geen significant verband tussen leverage (hefboom) en de omvang van

risicoverslaggeving.

Hassan (2008) stelt vast welk percentage van de winst naar de reserves toegaat, hij kijkt of dit percentage invloed heeft op de disclosure index. Hassan vindt geen significant verband tussen deze aspecten.

3.2 Institutioneel raamwerk

Het verslaggevingsjaar 2006 is in dit onderzoek het controle jaar. In 2006 waren er nog geen duidelijke gevolgen van de financiële crisis merkbaar, zoals deze zich voordoen in 2007 en 2008. Om de verslaggeving in de jaren 2007 en 2008 te vergelijken met 2006 dienen factoren die van invloed zijn besproken, en waar mogelijk gecorrigeerd, te worden. Op deze wijze kan zoveel mogelijk ceteris paribus de invloed van de crisis op risicoverslaggeving geanalyseerd worden.

Voor mij is onduidelijk in welke mate de ontwikkeling in de verplichte toelichting invloed heeft op de vrijwillige verslaggeving. Logischerwijs is er echter wel een bepaalde invloed direct of indirect. Wanneer er meer eisen gesteld worden aan verplichte toelichting moeten banken meer informatie verzamelen over risico’s in de organisatie. Wanneer deze informatie aanwezig is verdwijnt de drempel voor kosten van verslaggeving (paragraaf 2.3). Hiernaast wordt mogelijk in het mangementverslag aandacht besteed aan de ontwikkelingen en resultaten uit de nieuwe verplichte te verstrekken informatie. In beiden gevallen zal de omvang van de vrijwillige risicoverslaggeving toenemen. De invloed die de ontwikkeling in het institutionele raamwerk heeft op de omvang van risicoverslaggeving is een beperking in het onderzoek.

Over de periode 2006 – 2008 zijn er ontwikkelingen geweest in institutionele raamwerken IFRS en de Basel akkoorden. In 2007 is IFRS 7 verplicht voor banken in de EU. Basel II is vanaf 2008 verplicht in de EU. In deze paragraaf worden mutaties in IFRS en de Basel akkoorden besproken. De implementatie van deze regelgeving is veelal een jaar eerder dan verplicht (gedeeltelijk) uitgevoerd.

(25)

3.2.1 IFRS

Het primaire doel van de IASB is een set begrijpelijke en wereldwijd afdwingbare accountancy standaarden van hoge kwaliteit op te stellen. Hierbij zijn transparante en vergelijkbaarheid van informatie in financiële statement en andere financiële verslaggeving belangrijk. Op deze manier wil de IASB deelnemers in de diverse kapitaalmarkten over de wereld en andere gebruikers helpen informatie te verkrijgen bij het maken van een economische beslissing (IASB,2009).

De IASB promoot deze standaarden wereldwijd om zo de nationale accountancy standaarden zo ver mogelijk te convergeren. Hierbij wordt rekening gehouden met de speciale behoefte van kleine en middelgrote ondernemingen (IASB,2009).

Het IASB bereikt zijn doel primaire door het ontwikkelen en publiceren van IFRS en het gebruik van die standaarden te promoten binnen financiële statements en andere financiële verslaggeving. (IASB,2009)

IFRS wordt ontwikkeld binnen een internationaal proces waarbij verschillende instantie en partijen betrokken zijn. Naast accountants worden financiële analisten en andere belanghebbende partijen zoals regelgevers, autoriteiten en academici bij het proces betrokken (IABS, 2009)

Vanaf 1 januari 2005 zijn alle beursgenoteerde ondernemingen uit/in de EU verplicht om te rapporteren volgens IFRS (IASB,2009).

3.2.2 IFRS 7

De laatste jaren is de techniek welke door entiteiten gebruikt wordt om risico te meten en managen sterk ontwikkeld. Nieuwe risicomanagement concepten en benaderingen zijn inmiddels algemeen geaccepteerd. Deze technieken kunnen invloed hebben op de manier waarop gebruikers de financiële positie of de financiële prestaties beoordelen. Grotere transparantie van deze risico’s kan gebruikers in staat stellen een betere beslissing te maken. (IASB,2009)

Het bovenstaande was voor de IASB een aanleiding om IAS 30 en IAS 32 te herzien in augustus 2005. IFRS 7 Toelichting op financiële instrumenten verving IAS 30, betreffende de toelichting in financiële statements van banken en gelijkwaardige financiële instellingen, en IAS 32, Toelichting en presentatie van financiële instellingen gingen over in IFRS 7: Financiële instrumenten: Toelichting. IFRS 7 geldt voor alle risico voorkomend uit de meeste financiële instrumenten.

IFRS 7 vereist toelichting van de invloed van financiële instrumenten op een entiteit’s financiële positie en prestatie. Ook is toelichting vereist van kwalitatieve en kwantitatieve informatie over risico dat voortkomt uit financiële instrumenten. Inclusief specifieke minimumtoelichting van kredietrisico, liquiditeitsrisico en marktrisico. De

kwalitatieve toelichting beschrijft het doel van het management, beleid en proces om hiervoor genoemde risico’s te managen. De kwantitatieve toelichting verschaft informatie over de mate waarin de entiteit is bloot gesteld aan risico’s. Deze inschatting dient gebaseerd te zijn op interne informatie van het management. Samengevat bieden deze toelichting een overzicht van de entitetit’s gebruik van financiële instrumenten de risico’s welke relevant zijn voor de instelling.

(26)

3.2.3 Basel II

Na 3 decennia waarin de nadruk door nationale toezichthouders en regelgevers lag op het oplossen en omgaan met crisissen, is de nadruk recent verschoven naar preventie. Het hoogtepunt van crisispreventie is internationale regelgeving omtrent banken en Basel II (Van Hoose, 2007).

Zowel Basel II en Basel I, is het product van het Basel Comité – een groep van elf landen, die in 1974, besloten een coöperatief comité op te richten regelgeving tussen alle leden van het comité te harmoniseren. (Balin, 2006) Basel II zijn internationale kapitaalvereisten. Het akkoord is opgebouwd uit drie pilaren welke elkaar onderling dienen te versterken

Als reactie op de banken crisis in de jaren 90 en inhoudelijke kritiek op Basel I, besloot het Basel Comité in 1999 een uitgebreider en adequater kapitaalakkoord voor te stellen. Dit akkoord is formeel bekend als ‘A Revised Framework on International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards’, maar is beter bekend onder de noemer Basel II (Balin, 2006). Vanaf 2008 is Basel II verplicht voor financiële instellingen in de EU.

De fundamentele doelstelling van de herziening van het in 1988 geïntroduceerde Basel I akkoord is een verdere versterking van de soliditeit en de stabiliteit van het internationale bankwezen. Het Comité is van mening dat de Basel II een sterkere risicobeheer door de banksector bevordert (Basel comitee, 2006).

De eerste pilaar zijn op het onderliggende risico gebaseerde kapitaalvereisten. Het verschil in het onderliggende risico was niet in die mate aanwezig bij het Basel I akkoord. De tweede pilaar beschrijft het gewenste toezicht. De derde pilaar bestaat uit een aantal regels welke bedoelt zijn om de marktdiscipline te promoten (Van Hoose, 2007).

Het Comité wijst op de noodzaak van banken en toezichthouders passende aandacht te besteden aan de tweede en de derde pijlers van Basel II. Het is cruciaal dat de minimumkapitaalvereisten van de eerste pijler worden

ondersteund door een robuuste uitvoering van de tweede. Dat betekend dat de toezichthouders inspanningen moeten leveren om de kapitaaltoereikendheid van banken te beoordelen. Hiernaast is de derde pijler van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de markt een effectieve aanvulling op de andere twee pijlers kan leveren (Basel comitee, 2006).

Het Basel comité probeert via de derde pijler van het basel akkoord te bereiken dat via de druk uit de markt de juiste verslaggevingscomponenten vernoemd worden.

3.2.4 Corporate governance codes

Een recente ontwikkeling is de toepassing van corporate governance codes voor beursgenoteerde ondernemingen in de westerse wereld. In de VS is de invoering van een corporate governance code in een stroomversnelling geraakt nadat een aantal schandalen aan het licht kwam, Enron en WorldCom zijn de bekendste. Halverwege 2002 werd in de VS de Sarbanes-Oxley-wet ingevoerd.

(27)

Maar ook in Europa kwamen fraudezaken aan het licht, met Parmalat en Ahold in 2003. Naar aanleiding van deze incidenten is een stijgende vraag naar toelichting en transparantie ontstaan (Amran et al, 2009).

Binnen de Europese Unie heeft de Commissie in 2003 een actieplan over Corporate Governance opgesteld. Iedere lidstaat moet een referentiecode uitwerken waaraan de ondernemingen zich moeten houden. Ondernemingen moeten uitleggen op welke punten zij hiervan afwijken en waarom. In Nederland heeft men de code-Tabaksblat opgesteld, eind 2004 trad de code in werking.

Een belangrijk onderdeel van corporate governance zijn internal controls. Internal controls helpen bij het verzekeren dat processen uitgevoerd worden zoals ze ontwikkeld zijn en risico respons met betrekking tot risiomanagement uitgevoerd wordt. Transparantie wordt verhoogd door het verbeteren van toelichting over internal control. Dat moet uiteindelijk leiden tot een verbeterde communicatie tussen investeerders en ondernemingen (Solomon et al, 2000).

Volgens de nederlandse corporate governance code, code tabaksblat, moet de risicoparagraaf uit tenminste de volgende onderdelen bevatten: risicoprofiel, een beschrijving van het risicomanagementsysteem en een in control verklaring.

(28)

4

Kredietcrisis

“Sommigen noemen het een tsunami, anderen het falen van de markt of juist van de overheid, weer anderen zien het vooral als een morele crisis veroorzaakt door hebzucht” (Verloren kredieten, 2010).

“Het vertrouwen van de burgers in het financiële stelsel is zwaar geschonden. Velen leggen de schuld van de crisis bij de banken. Vanwege de riante bonussen van de bankiers, vanwege het feit dat banken voor eigen rekening en risico zijn gaan handelen, omdat zij zich op sleeptouw hebben laten nemen door financiële innovaties en omdat zij onvoldoende bedacht zijn geweest op de daardoor ontstane risico’s” (Verloren kredieten, 2010).

De makers van het economisch beleid hadden zichzelf ervan overtuigd dat ze alles onder controle hadden, maar tot hun ontzetting, en de pijn van het land er achter kwamen dat dit niet het geval was. (Krugman, 2009). “De consequenties van het barsten van de zeepbel in de huizenmarkt was erger dan iemand had kunnen vermoeden. Waarom? Omdat het financiële systeem verandert was op een manier die niemand volledig op waarde schatte” (Krugman, 2009).

In dit hoofdstuk zal uitgebreid aandacht worden besteed aan de aanleiding, het verloop en de oorzaken van de financiële crisis. In de eerste twee paragrafen worden de aanloop naar en het verloop van de crisis besproken. Vanwege de heldere structuur is de indeling in deze paragrafen overeenkomstig het in 2010 uitgebracht rapport van de Nederlandse bank over de financiële crisis. In dit hoofdstuk zal het raakvlak met de normale economie niet besproken worden. Een uiteenzetting van de gevolgen voor de economie zijn in mindere mate van toegevoegde waarde bij het beantwoorden van de vraagstelling van deze scriptie. Aan de hand van de literatuurstudie naar de crisis kan de invloed op de bancaire risico’s worden beoordeeld. Op deze manier kan een antwoord gevonden worden op de tweede deelvraag:

Hoe is het risicoprofiel van banken ontwikkeld gedurende de financiële crisis?

Door wereldwijde spaaroverschotten en ruim monetair beleid zagen banken een overvloed aan kapitaal op zich afkomen. Het afsluiten en securitiseren van hypotheken bood hun de mogelijkheid deze kapitaalgolf op te nemen en meer risico te nemen buiten het zicht van toezichthouders om. Tegelijkertijd verzwakte door securitisatie de prikkel voor banken om zorgvuldig te letten op de kwaliteit van de hypotheken. Pas toen de huizenmarkt in Amerika in elkaar stortte, werd duidelijk hoeveel risico banken zich eigenlijk op de hals hadden gehaald. (CPB, 2009) “Doordat steeds nieuwe categorieën van bankactiva in waarde daalden, kwam een groeiend aantal financiële spelers in de problemen. De problemen die begonnen bij een aantal gespecialiseerde spelers op de Amerikaanse huizenmarkt, leidden zo tot een wereldwijde bancaire epidemie” (CPB, 2009). En de ergste crisis sinds de jaren dertig van de vorige eeuw (Verloren kredieten, 2010).

Het IMF schatte in 2007 het totale waardeverlies op subprimehypotheken nog op zo’n 250 miljard. Weliswaar veel geld, maar medio 2009 hebben overheden wereldwijd voor duizenden miljarden aan steun verleend.

Aandelenmarkten zijn ingestort, met wereldwijd een verlies van zo’n twintigduizend miljard aan marktkapitalisatie (CPB, 2009). “Wereldwijd hebben overheden de financiële sector volgens gegevens van het IMF gesteund met ruim 8900 miljard dollar aan liquiditeitsvoorzieningen, opkoopprogramma’s en garanties, ongeveer vijftien keer het Nederlandse BBP” (CPB, 2009).

(29)

In 2007 is naar aanleiding van de problemen in de Amerikaanse huizenmarkt de financiële crisis ontstaan. In 2007 is voornamelijk sprake van een sterke toename van het liquiditeitsrisico. In 2008 is de toename van kredietrisico en marktrisico het meest opvallend.

4.1 De aanloop

“De kredietcrisis lijkt te beginnen in het subprima segment van de Amerikaanse hypothekenmarkt, waar de eerste tekenen in het vroege voorjaar van 2007 waarneembaar zijn. Echter de oorzaken van de problemen liggen dieper en veel verder in het verleden” (DNB, 2010). Allereerst wordt de aanloop van de financiële crisis besproken. Gekenmerkt door globalisatie, mondiale onevenwichtigheid en financiële innovaties.

Macro-economische ontwikkelingen

“Sinds de jaren negentig is sprake van toenemende onevenwichtigheid in de wereldeconomie. Deze ontstaan in een klimaat dat sinds de jaren tachtig wordt gekenmerkt door deregulering van goederen- en kapitaalmarkten en globalisering” (DNB, 2010). “Vanaf midden jaren tachtig ontstaat een periode van wereldwijde gelijkmatige

economische ontwikkeling gekenmerkt door snelle groei. De keerzijde van deze voorspoed is de onderschatting van de werkelijke risico’s. De inschatting, gecombineerd met wereldwijd lage rentes, verhogen de risicograad van activiteiten en een jacht naar hogere opbrengsten, ook wel ‘search for yield’ genoemd” (DNB, 2010). Sinds begin jaren negentig kampt de wereldeconomie met toenemende onevenwichtigheden op de betalingsbalansen. Het meest opvallend is het tekort op de Amerikaanse lopende rekening. Tegenover dit Amerikaanse tekort staan sterk stijgende overschotten in olie-exporterende landen en in China (DNB, 2010).

“De ontwikkelingen die hebben gezorgd voor de grote onevenwichtigheden op de lopende rekeningen hebben waarschijnlijk ook bijgedragen aan het ontstaan van de financiële crisis” (DNB, 2010). “Er zijn grofweg twee visies op de manier waarop de onevenwichtigheden samenhangen met de crisis: de ‘money glut visie’ legt de schuld

voornamelijk bij het expansieve monetaire en budgettaire beleid in de Verenigde Staten en de ‘savings glut visie’ wijst de beschuldigende vinger vooral naar Azië. De hoge besparingen in de opkomende wereld zouden hebben geleid tot lage kapitaalskosten en een zoektocht naar rendement op gang hebben gebracht die risicopremies drukte tot zeer lage niveaus. Deze te lage beprijzing van risico’s in de financiële markten heeft de risico’s in de financiële sector sterk vergroot” (DNB, 2010).

Lage rente en sterke stijging van de kredietverlening

“Vanaf eind jaren negentig zijn beleggers in toenemende mate bereid te investeren in risicovolle projecten zonder een achteraf bezien adequate premie voor het risico te eisen. En als er dan toch iets misgaat,zoals bij het uiteenspatten van de internetzeepbel blijken de autoriteiten vaak klaar te staan om de gevolgen van de calamiteit te beperken. De combinatie van een te lage rente en de verwachting dat de autoriteiten alles zullen doen om de negatieve gevolgen van het knappen van een zeepbel te beperken, vergroot het morele risico in de economie” (DNB, 2010).

Onder invloed de internetzeepbel en de aanslagen van 11 september 2001 daalt het belangrijkste rentetarief van 6,5% eind 2000 naar 1 % in de VS midden 2003 (DNB, 2010).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De mogelijkheid bestaat dan dat de pensioenfondsen die moesten korten nominaal niet meer in de kwaliteit van risicoverslaggeving zijn gestegen, maar procentueel

stakeholder theorie kunnen dit verduidelijken. Deze deelvraag zal middels literatuuronderzoek worden behandeld in hoofdstuk twee. Om onderzoek te kunnen doen naar

Voor het meten van de invloed van het rechtssysteem is in het onderzoek, naar aanleiding van andere onderzoeken, getoetst of autoproducenten in landen met een common law

[r]

Maar het gebruik van deze twee variabelen blijft een beperkte selectie, de omvang en prestaties zijn niet de enige factoren die invloed hebben op de relatie tussen de

Daarbij wordt alleen het gedeelte voorafgaande aan de jaarrekening (i.c. balans, winst-en-verlies- rekening, kasstroomoverzicht en toelichting daarop) meegenomen. B) Daarna wordt

In deze thesis is onderzoek gedaan naar de invloed die de aanwezigheid van een Chief Risk Officer in een onderneming heeft op de kwaliteit van de risicoverslaggeving in de

Een onderzoek bij gemeenten naar welke risico’s ze rapporteren en of deze risico’s daadwerkelijk risico’s zijn die thuis horen in de paragraaf weerstandsvermogen