• No results found

Risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies in tijden van financiële crisis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies in tijden van financiële crisis"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies

in tijden van financiële crisis

Naam: Tom Langhout

Studentnummer: 2251930

Plaats en datum: Leeuwarden, augustus 2013 Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Opleiding: MSc Accountancy & Controlling

Variant: Accountancy

1e begeleider: Erik Drenth 2e begeleider: Dirk Swagerman

(2)

2

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven in het kader van de Master opleiding Accountancy die ik volg aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ik ben in de afgelopen 5 maanden met steeds meer plezier en toewijding gaan werken aan deze scriptie. Ik heb geprobeerd inzicht te krijgen in de kwaliteit van risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies. Het is bijzonder leuk om aan het einde van het onderzoekstraject tot een aantal interessante conclusies te komen en terug te kunnen kijken op een leerzaam traject.

Graag wil ik de heer Drenth bedanken voor zijn begeleiding vanuit de universiteit. Zijn feedback, inspiratie, doortastendheid en vlotte respons hebben een positieve bijdrage geleverd aan deze scriptie.

Daarnaast wil ik de heer Hassert en de heer Jelsma bedanken voor hun input bij brainstorm sessies over het onderzoek. En ik wil de heer Swagerman bedanken voor zijn inzet als tweede beoordelaar.

Ten slotte wil ik mijn familie, vriendin en vrienden bedanken omdat ze mij gemotiveerd hebben, omdat ze meegedacht hebben maar vooral omdat ze mij met rust gelaten hebben op de momenten dat ik druk bezig was met mijn scriptie.

Ik wens u veel leesplezier.

Leeuwarden, augustus 2013

(3)

3

Samenvatting

De huidige financiële crisis heeft ervoor gezorgd dat risicomanagement een actueel onderwerp is bij onder andere accountants, organisaties en stakeholders. Daarmee is de aandacht voor de risicoparagraaf in jaarverslagen sterk toegenomen. Deze ontwikkeling kan van invloed zijn op de kwaliteit van risicoverslaggeving binnen de publieke sector. Hier ontstaat het idee om onderzoek te doen naar de verandering in kwaliteit van

risicoverslaggeving binnen de publieke sector in tijden van financiële crisis.

Met het oog op de financiële crisis en de bijhorende economische ontwikkelingen is in dit onderzoek de risicoverslaggeving van alle 12 Nederlandse provincies in de jaren 2007 tot en met 2011 onderzocht. Het doel hiervan is om in de betreffende verslaggevingsjaren de kwaliteit van risicoverslaggeving te beoordelen van provincies onderling, en om een

mogelijke trend te ontdekken in de kwaliteit van risicoverslaggeving tussen de jaren 2007 tot en met 2011. De centrale vraag van dit onderzoek is: Wat is de kwaliteit van

risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies in tijden van financiële crisis?

De provinciewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijven voor dat provincies jaarlijks een begroting en jaarstukken moeten opstellen. In de jaarrekening dient de verplichte paragraaf ‘weerstandsvermogen’ opgenomen te worden. In die paragraaf weerstandsvermogen geven provincies onder andere een inventarisatie van de risico’s en er moet worden aangegeven in welke mate er financiële tegenvallers kunnen worden opgevangen. De paragrafen weerstandsvermogen van de 12 provincies in de jaren 2007 tot en met 2011 zijn het object van onderzoek.

In dit onderzoek is aan de hand van een score op kwantitatieve en kwalitatieve factoren de kwaliteit van risicoverslaggeving van alle weerstandsparagrafen beoordeeld. Een analyse van deze scores levert diverse resultaten op. Ten eerste zijn er grote verschillen waargenomen tussen provincies als het gaat om het aantal woorden waaruit de weerstandsparagraaf bestaat en het aantal risico’s waarover gerapporteerd wordt. Sommige provincies rapporteren drie maal zo veel woorden en risico’s als andere provincies.

De gemiddelden van het aantal woorden en gerapporteerde risico’s van alle provincies tezamen laten tussen 2007 en 2011 geen significante verandering zien. Hierin is dus geen trend van kwaliteitsverandering te ontdekken.

In tegenstelling tot het aantal woorden en het aantal gerapporteerde risico’s, laten de gemiddelde totaalscores op de kwalitatieve aspecten tussen 2007 en 2011 wel significante verandering laten zien. Deze totaalscores zijn toegekend op basis van het aantal

beschrijvingen van de kwalitatieve aspecten; inhoud, kans, impact en actie bij een

gerapporteerd risico. De significante verandering betreft een oplopende score. Daarmee kan geconcludeerd worden dat in tijden van financiële crisis de kwaliteit van risicoverslaggeving bij provincies is toegenomen.

Als het gaat om kwalitatieve aspecten zijn er ook weer grote verschillen waargenomen tussen provincies. Sommige provincies scoren in de periode tussen 2007 en 2011 structureel twee maal zo hoog als andere provincies. Op basis van dit onderzoek kan gesteld kan worden dat er nog voldoende ruimte tot verbetering is op het gebied van kwaliteit van risicoverslaggeving bij provincies.

(4)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 3 Hoofdstuk 1 Inleiding ... 6 1.1 Introductie ... 6 1.2 Doelstelling ... 6 1.3 Relevantie ... 7

1.4 Deelvragen van het onderzoek ... 8

Hoofdstuk 2 Theorie ... 9

2.1 Agency theorie ... 9

2.2 Stakeholder theorie ... 9

2.3 Risico ... 10

2.4 Risicomanagement ... 11

2.5 Risicoverslaggeving in tijden van financiële crisis ... 11

2.6 Transparantie ... 12

2.7 Onderzoek naar risicoverslaggeving private sector... 13

2.8 Onderzoek naar risicoverslaggeving publieke sector ... 15

2.9 Kwaliteit van risicoverslaggeving ... 15

2.10 Provincie taken, bestuur en financiële cyclus ... 16

2.10.1 Het provinciebestuur ... 16

2.10.2 Belangrijke taken ... 16

2.10.3 Financiële cyclus ... 16

2.11 Wet- en regelgeving ... 17

2.11.1 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten ... 17

2.11.2 Functies van de begroting en jaarstukken ... 18

2.11.3 Weerstandsvermogen ... 18

2.11.4 Weerstandscapaciteit ... 18

2.11.5 Norm voor het weerstandsvermogen ... 19

2.12 Samenvatting ... 19

Hoofdstuk 3 Onderzoeksmethodologie ... 20

3.1 Index kwaliteit risicoverslaggeving ... 20

3.2 Kwantitatieve factoren ... 20

3.3 Kwalitatieve factoren ... 21

3.4 Index ... 21

3.5 Statistische analyses ... 23

Hoofdstuk 4 Resultaten ... 24

4.1 Resultaten kwantitatieve factoren ... 24

4.1.1 Factor aantal woorden ... 24

(5)

5

4.2 Resultaten kwalitatieve factoren ... 26

4.2.1 Factor inhoud ... 27

4.2.2 Factor kans ... 27

4.2.3 Factor impact ... 28

4.2.4 Factor actie ... 28

4.2.5 Totaal score op vier kwalitatieve factoren ... 29

4.2.6 Provincies onderling ... 30

4.2.7 Onderscheid weerstandscapaciteit en beschrijving beleid ... 31

Hoofdstuk 5 Conclusie ... 32

5.1 Algemene conclusie ... 32

5.2 Aanbevelingen ... 33

5.3 Beperkingen onderzoek ... 34

5.4 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek ... 35

(6)

6

H 1 Inleiding

1.1 Introductie

Nederland is ingedeeld in 12 provincies. De provincies vormen de bestuurslaag tussen de rijksoverheid en de gemeenten. Het provinciaal bestuur is actief op een breed terrein zoals ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, cultuur en welzijn. De provincies zijn

overheidsinstanties en behoren daarmee tot de publieke sector. Een groot deel van de

inkomsten van de provincies komt uit het provinciefonds, een fonds waarin het rijk ieder jaar een deel van de belastingopbrengst stopt. In 2011 heeft het rijk ruim 1,2 miljard euro

uitgegeven aan provinciefondsuitkeringen. De provincies opereren voor een groot deel met publiek geld. Belanghebbenden, burger en maatschappij vragen om verantwoording en transparantie.

In de zomer van 2007 ontstond de kredietcrisis. De crisis ontstond in belangrijke mate door de stagnerende huizenmarkt in de Verenigde Staten. Hypotheken werden in hoog tempo minder waard en financiële instellingen kwamen hierdoor in de problemen. Verschillende banken werden genationaliseerd of gingen failliet. Centrale banken moesten ingrijpen want het functioneren van het internationale financiële systeem werd bedreigd. Sinds 2008 zijn de groeivooruitzichten van de Nederlandse economie verslechterd. De Nederlandse overheid moest maatregelen nemen om de economie te stimuleren en de kredietcrisis (hierna financiële crisis) op te vangen. Bedrijfsleven, bouw- en woningmarkten werden ondersteund, maar daardoor kon een begrotingstekort niet voorkomen worden.

Naast de financiële crisis zijn in Nederland de risico’s voor overheidsfinanciën de laatste jaren toegenomen. Ook is de overheidsschuld sinds 2008 sterk gestegen en dat maakt de overheid minder weerbaar tegen het optreden van risico’s.

1.2 Doelstelling

De provinciewet schrijft voor dat provincies jaarlijks een begroting en jaarstukken moeten opstellen ter verantwoording aan belanghebbenden, burger en maatschappij. In het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, afgekort BBV, is opgenomen dat de jaarrekening van een provincie een paragraaf ‘weerstandsvermogen’ dient te bevatten. Daarmee wordt de provincie verplicht om de financiële risico’s, de weerstandscapaciteit, en de relatie ertussen, weer te geven in de jaarstukken. Deze wetgeving waarborgt niet per definitie een hoge kwaliteit van risicoverslaggeving bij de provincies.

Met het oog op de financiële crisis en de bijhorende economische ontwikkelingen zal in dit onderzoek de risicoverslaggeving van alle twaalf Nederlandse provincies in de jaren 2007 tot en met 2011 onderzocht worden. Mogelijk is er in deze verslaggevingsjaren een trend te ontdekken in de kwaliteit van risicoverslaggeving. Daarnaast kan de kwaliteit van risicoverslaggeving tussen provincies onderling worden vergeleken. Het doel van dit onderzoek is om een oordeel te geven over de kwaliteit van risicoverslaggeving bij

Nederlandse provincies. Om het doel te kunnen bereiken is er een centrale vraag opgesteld:

‘Wat is de kwaliteit van risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies in tijden van financiële crisis?’

(7)

7

1.3 Relevantie

Verschillende onderzoeken wijzen uit dat risicoverslaggeving van groot belang is voor organisaties en hun belanghebbenden waaronder de maatschappij. In hoofdstuk twee wordt hier verder op ingegaan.

Publieke organisaties zoals provincies die opereren in de snel veranderende economische omgeving zijn kwetsbaar voor de gevolgen van financiële risico’s. En de huidige financiële crisis heeft ervoor gezorgd dat risicomanagement een actueel onderwerp is bij onder andere accountants, organisaties en stakeholders. Daarnaast is het vanuit het oogpunt van de gemeenschap onacceptabel om niet te rapporteren over risico’s. De aandacht voor de risicoparagraaf in jaarverslagen is dan ook sterk toegenomen.

Bovenstaande kan van invloed zijn op risicomanagement en risicoverslaggeving binnen de publieke sector. Onderzoek naar een verandering in kwaliteit van risicoverslaggeving binnen de publieke sector is daarom gewenst.

In de provinciewet en in het BBV is geregeld dat provincies jaarstukken, met daarin risicoverslaggeving dienen op te stellen. In de jaarrekening dient de verplichte paragraaf ‘weerstandsvermogen’ opgenomen te worden. Risicoverslaggeving bij provincies is daarmee tot een bepaalde mate gereguleerd. Dobler (2005) heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteit van gepubliceerde risico informatie. Ondanks dat er sprake is van een gereguleerde omgeving, mag de kwaliteit van risico informatie niet worden overschat, zo bleek uit dit onderzoek. Daarom is onderzoek naar risicoverslaggeving in een gereguleerde omgeving gewenst.

Het Nederlandse kabinet maakt plannen om in de komende vijftien jaar de 12 provincies van Nederland samen te voegen tot vijf landsdelen. Het kabinet wil de provinciebesturen sterker maken door ze samen te voegen. Provincies moeten namelijk groot genoeg zijn om hun rol te behouden. Anders bestaat het gevaar dat gemeentes en provincies in elkaars bestuurlijke vaarwater komen. Naast dat de samenvoeging de doelmatigheid van provincies zou verhogen, zou het de kosten van het bestuurlijk apparaat verlagen. De samenvoeging van provincies zorgt voor grotere landsdeel-organisaties. Verschillende onderzoeken hebben positieve

correlatie aangetoond tussen organisatiegrootte en het aantal gerapporteerde risico’s. Voor dat Nederlandse provincies worden samengevoegd tot grote landsdelen met grotere begrotingen, is het van belang om de kwaliteit van risicoverslaggeving te meten. Daardoor ontstaat voor de samenvoeging een beeld van die kwaliteit, en kan na de samenvoeging opnieuw gemeten worden hoe de kwaliteit van risicoverslaggeving is. Hiermee draagt dit onderzoek bij aan een soort nul-meting voor wat betreft de kwaliteit van risicoverslaggeving bij provincies voor dat deze worden samengevoegd.

Droogsma (2009) stelt dat er nog maar weinig onderzoek is verricht naar risicoverslaggeving in de publieke sector. Uit onderzoek van Jansen (2011) onder 100 Nederlandse gemeenten, blijkt dat de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen te kort schiet. Daarnaast blijkt dat de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen geen significante correlatie vertoont met zowel de omvang als de vermogenspositie van de gemeenten. Provincies hebben te maken met vergelijkbare wet- en regelgeving in verhouding tot gemeenten. De verandering in kwaliteit van risicoverslaggeving bij provincies is tot op heden nog niet onderzocht.

(8)

8

1.4 Deelvragen van het onderzoek

Om de doelstelling van het onderzoek te kunnen behalen en de centrale vraag te kunnen beantwoorden zullen deelvragen moeten worden opgesteld. Waarom zijn belanghebbenden, burger en maatschappij gebaat bij transparante verslaggeving? De agency theorie en

stakeholder theorie kunnen dit verduidelijken. Deze deelvraag zal middels literatuuronderzoek worden behandeld in hoofdstuk twee.

Om onderzoek te kunnen doen naar risicoverslaggeving, zullen begrippen zoals risico, risicomanagement en risicoverslaggeving moeten worden uitgediept. Deze deelvraag zal middels literatuuronderzoek worden beantwoord in hoofdstuk twee.

Welke onderzoeken zijn er tot nu toe verricht op het gebied van risicoverslaggeving en de financiële crisis? Deze deelvraag zal eveneens middels literatuuronderzoek worden beantwoord in hoofdstuk twee.

Voor dat onderzoek gedaan wordt naar risicoverslaggeving bij provincies, moet een beeld worden verkregen van de taken van een provincie, hoe de bestuurlijke organisatie geregeld is en hoe de financiële cyclus eruit ziet. Deze deelvraag zal worden behandeld in hoofdstuk twee.

De provinciewet en het BBV schrijven voor dat provincies onder andere een jaarrekening en jaarverslag moeten opstellen en geven vereisten waar deze documenten aan dienen te voldoen. Het is van belang om te weten wat deze vereisten zijn. Dit is nodig om de kwaliteit van

risicoverslaggeving bij provincies te kunnen beoordelen. Dit is de laatste deelvraag die zal worden beantwoord in hoofdstuk twee.

Provincies leggen in de paragraaf weerstandsvermogen verantwoording af over

risicomanagement. Zowel kwantiteit als kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen kan een maatstaf zijn voor de kwaliteit van risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies. Maar welke verschillende factoren bepalen die uiteindelijke kwaliteit van risicoverslaggeving? Deze deelvraag zal worden beantwoord in hoofdstuk drie.

Van alle 12 Nederlandse provincies zal de omvang en inhoud van de paragraaf

weerstandsvermogen van de jaarverslagen 2007 tot en met 2011 worden onderzocht en beoordeeld. De resultaten en een analyse van het onderzoek zullen worden weergegeven in hoofdstuk vier.

In hoofdstuk vijf wordt deze scriptie afgesloten met een conclusie, beperkingen van het onderzoek en mogelijkheden voor vervolgonderzoek.

(9)

9

H 2 Theorie

Binnen het onderzoeksgebied van deze masterscriptie worden diverse theoretische kaders gehanteerd zoals de agency theorie en de stakeholder theorie. Deze twee theorieën worden hieronder toegelicht.

2.1 Agency theorie

De provincie opereert met publieke geldmiddelen in dienst van verschillende

belanghebbenden maar voornamelijk in dienst van de maatschappij. Daarbij heeft de maatschappij belang bij transparante verslaggeving. In feite beheert de provincie vermogensbestanddelen van de maatschappij. Scheiding van eigendom en beheer van vermogensbestanddelen komt tot uiting in de Agency Theorie. (Scott, 2009, p. 313 – 324) Volgens deze theorie ligt het beheer bij de agent en het eigendom bij de principaal. In dit perspectief is de provincie de agent die de vermogensbestanddelen beheert van de

maatschappij als principaal. De principaal is afhankelijk van de hoeveelheid informatie die de agent verstrekt. De agent heeft een beter inzicht in de prestaties en gezondheid van de

organisatie dan de principaal. Dit levert informatie-asymmetrie op. De provinciewet schrijft voor dat er jaarstukken, met daarin risicoverslaggeving, opgesteld dienen te worden. Dit kan de problemen rond informatie-asymmetrie verkleinen.

2.2 Stakeholdertheorie

Een organisatie zoals de provincie heeft te maken met veel verschillende partijen waarmee rekening gehouden moet worden. Bestuurders van organisaties moeten in ieder geval rekening houden met en verantwoording afleggen aan aandeelhouders en financiers. Volgens de

stakeholder theorie zijn er veel meer partijen waar rekening mee moet worden gehouden. Freeman (1984) wordt als één van de belangrijkste grondleggers van de stakeholdertheorie gezien. Een brede definitie van de stakeholder volgens Freeman (1984, p. 46): elke groep of individu die door de doelbereiking van een organisatie wordt beïnvloed of de doelbereiking van een organisatie kan beïnvloeden. Enkele voorbeelden van deze groepen of individuen zijn medewerkers, leveranciers, afnemers, overheid, financiers, politieke verenigingen en

werknemersverenigingen. Hieronder wordt in figuur 2.1 de wisselwerking tussen de organisatie en enkele stakeholders uitgebeeld.

(10)

10 De stakeholders willen dat organisaties transparant zijn over hun risicobeheersing. De

risicoverslaggeving van provincies dient in het kader van de stakeholdertheorie een groot doel. Met behulp van wet- en regelgeving worden provincies gestimuleerd om relevante informatie op het gebied van risicoverslaggeving openbaar te maken voor stakeholders. Later in dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wet- en regelgeving voor provincies met betrekking tot risicoverslaggeving.

Om onderzoek te kunnen doen naar risicoverslaggeving zullen eerst begrippen risico, risicomanagement en risicoverslaggeving moeten worden uitgediept.

2.3 Risico

‘Risico’ is door verschillende wetenschappers en instanties beschreven en er zijn dan ook diverse begripsbepalingen. The Committee of Sponsoring of the Treadway Commission (COSO), heeft een managementmodel ontwikkeld waarmee organisaties risico’s kunnen leren beheersen. Het managementmodel, ook wel COSO-raamwerk genoemd, helpt organisaties hun organisatiedoelen te bereiken. COSO heeft het begrip risico als volgt omschreven: ‘Risk is the possibility that an event will occur and adversely affect the achievement of objectives’. In het raamwerk van COSO (2004) wordt uitgegaan van ‘events’ (gebeurtenissen) en

‘uncertainty’ (onzekerheid). De gebeurtenissen en onzekerheid kunnen een positieve of negatieve uitwerking hebben. Er wordt dan gesproken over ‘opportunities’ (kansen) en ‘risks’ (risico’s). De begrippen events, uncertainty, opportunities en risks worden door COSO als volgt toegepast:

Events can have positive impact, negative impact or both.

Uncertainty: all entities face uncertainty, and the challenge for management is to determine how much uncertainty to accept as it strives to grow stakeholder value.

Opportunities are the possibilitys that an event will occur and positively affect the achievement of objectives, supporting value creation or preservation.

Risks: events with a negative impact represents risks, which can prevent value creation or erode existing value.

Verschillende wetenschappers hebben het begrip risico omschreven. Een voorbeeld hiervan zijn Linsey and Shrives (2006), zij omschrijven risico als volgt: ’Inform a person or

organization of any opportunity or prospect, or of any hazard, danger, harm, threat or exposure, that has already impacted upon the company or may impact upon the company in the future or of the management of any such opportunity, prospect, hazard, harm, threat or exposure’.

Watson en Head (1998) hebben ‘risico’ als volgt gedefinieerd: “Referring to a set of

outcomes arising from a decision that can be assigned probabilities whereas ‘uncertainty’ arises when probabilities cannot be assigned to the set of outcomes”. Hierbij moet opgemerkt

(11)

11 De op de vorige pagina genoemde definities vertonen gelijkenissen. Hieronder staan drie kernwoorden die letterlijk of in beschreven vorm in bovenstaande begripsbeschrijving van ‘risico’ voorkomen:

Probabilities (waarschijnlijkheid)

Uncertainty (onzekerheid)

Objectives (beïnvloeden doelen)

Samenvattend gaat het bij het begrip risico om de kans dat een gebeurtenis zich voordoet vermenigvuldigd met het gevolg. Het gevolg kan positief zijn, negatief zijn of allebei. Het gevolg van een gebeurtenis kan de organisatie belemmeren in het bereiken van de

organisatiedoelen.

2.4 Risicomanagement

Starreveld (2002) omschrijft risicomanagement als: ’Een systematisch proces van het identificeren en analyseren van risico’s die de ondernemingsdoelstellingen bedreigen, het inventariseren en selecteren van risicobeheersing technieken, het implementeren van de gekozen risicobeheersing instrumenten en de continue evaluatie van dit proces’.

Zoals eerder vermeld is ‘The Committee of Sponsoring of the Treadway Commission’ COSO (2004) actief op het gebied van de interne beheersing bij organisaties. Door een reeks

ondernemingsschandalen groeide de behoefte naar verhoogde corporate governance en risicomanagement met nieuwe wetgeving, voorschriften en geregistreerde normen. Zo is in 2004 het Enterprise Risk Management - Integrated Framework ontwikkeld (hierna ERM). ERM is gericht op het organisatie breed beheersen van risico’s. COSO definieert ERM als volgt:

“ERM is een proces dat bewerkstelligd wordt door het bestuur van de onderneming, het management en ander personeel en wordt toegepast bij het formuleren van de strategie en binnen de gehele onderneming, ontworpen om potentiele gebeurtenissen die invloed hebben op de onderneming te identificeren en om risico’s te kunnen beheren zodat deze binnen de risicoacceptatiegraad vallen, om een redelijke zekerheid te bieden ten aanzien van het behalen van de ondernemingsdoelstellingen”

Door deze brede definitie kan ERM op alle organisaties van toepassing zijn.

Risicomanagement is relevant voor dit onderzoek omdat provincies op grond van wettelijke bepalingen verplicht zijn om te rapporteren over het gevoerde beleid ten aanzien van

risicomanagement. Later in dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de wet- en regelgeving en verslaggevingseisen voor provincies.

2.5 Risicoverslaggeving in tijden van financiële crisis

Dankzij de financiële crisis krijgt het onderwerp risicomanagement veel aandacht. Aandeelhouders en andere belanghebbenden kijken kritischer naar risico’s van ondernemingen en hoe bestuurders daar mee omgaan (Pirson en Turnbull, 2011).

(12)

12 Ook internationaal gezien groeit de aandacht voor risicomanagement (Dobler, 2005). De aandacht voor risicomanagement groeit, en daarom is het van belang om te onderzoeken of organisaties gedurende de financiële crisis in toenemende mate aandacht besteden aan risicorapportage. Dit onderzoek kan bijdragen aan kennis op het gebied van

risicoverslaggeving in tijden van financiële crisis.

Volgens Caruana (2003) zou een financiële crisis moeten bijdragen aan de kwantiteit en kwaliteit van risicoverslaggeving in jaarverslagen. De meer uitgebreide jaarverslagen zullen dan het vertrouwen van stakeholders in de organisatie moeten doen toenemen. Voorgaande onderzoeken op het gebied van risicoverslaggeving in combinatie met financiële crisis, schept een verwachting bij onderzoek naar risicoverslaggeving bij provincies in tijden van crisis. De verwachting is dat tussen 2007 en 2011 zowel de kwaliteit als de kwaliteit moeten zijn toegenomen. Het zou een logisch gevolg zijn van de stijging van aandacht voor en de vraag naar risicoverslaggeving. Of uiteindelijk de kwantiteit en kwaliteit van risicoverslaggeving bij provincies is gestegen na 2007 moet nog blijken. Desondanks kan dit onderzoek een bijdrage leveren aan de beoordeling van de kwantiteit en kwaliteit van risicoverslaggeving in

jaarverslagen in tijden van financiële crisis.

Provincies behoren tot de publieke sector en vormen de bestuurslaag tussen de rijksoverheid en de gemeenten. De provincies vullen daarmee een deel van het politieke systeem van Nederland in. Een algemene veronderstelling vanuit de maatschappij is dat

politici/bestuurders, waaronder die van provincies, de belangen van het volk nastreven. Maar volgens de ‘public choice theorie’ kunnen diverse motivaties en prikkels bij bestuurders binnen de publieke sector er toe leiden dat het eigenbelang wordt nagestreefd in plaats van het belang van het volk. Binnen provincies kunnen onder andere verkiesbaarheid van politici, en specifieke doelen van politici of spanningen tussen politieke partijen leiden tot een

tegenstrijdig belang met de maatschappij. Dit zou gevolgen kunnen hebben voor provinciaal beleid, maar ook voor risicomanagement en risicoverslaggeving. Na verkiezingen van de provinciale staten kunnen de bestuurlijke organen veranderen van politieke samenstelling. Voor wat betreft de mogelijke tegenstrijdige belangen en de wisselende politieke

samenstelling van bestuursorganen, is de verwachting dat er geen effect zal zijn op de mate van aandacht voor risicoverslaggeving bij provincies. De verwachting is dat provinciebesturen door de toenemende vraag naar risicoverslaggeving, en doordat risicoverslaggeving een steeds meer actueel onderwerp is bij accountants, organisaties en stakeholders, in toenemende mate aandacht zullen besteden aan risicoverslaggeving. Het specifieke publieke domein waarin de provincies zich bevinden zal naar verwachting geen invloed hebben op een mogelijke

verandering in kwaliteit van risicoverslaggeving in tijden van crisis.

2.6 Transparantie

Er is een grote maatschappelijke roep om transparantie (Paape et al. 2009) En door

transparant te zijn ontstaat wederzijds begrip en waardering tussen belanghebbenden en de organisatie. Dit kan de reputatie van een organisatie verbeteren (Piechocki, 2004). Er is nog meer bewijs dat transparante verslaggeving zeer nuttig kan zijn. Empirisch onderzoek heeft namelijk aangetoond dat transparante verslaggeving de kapitaalkosten kan verminderen (Barth en Schipper, 2008). Daarnaast hebben Solomon et al. (2000) en Dobler (2008) kunnen aantonen dat het vrijgeven van informatie de vermogenskosten kan verlagen.

(13)

13 Uit weer een ander onderzoek is gebleken dat risicoverslaggeving kapitaallasten kan

verminderen. Botosan (1997) ontdekte een negatieve relatie tussen disclosure level en kapitaallasten van het eigen vermogen. Sengupta (1998) heeft eveneens een negatieve relatie gevonden, tussen disclosure level en de net borrowing costs van het vreemd vermogen.

Linsley en Shrives (2005) hebben onderzoek gedaan naar risicoverslaggeving bij Britse beursgenoteerde ondernemingen. Zij hebben aangetoond dat deze ondernemingen niet een compleet beeld gaven van de risico’s waar zij werkelijk mee te maken hadden. (Fuller en Jensen, 2002) stellen dat organisaties helder moeten zijn over risico’s en onzekerheden. Als organisaties dit niet doen dan is er kans op schade aan reputatie en lange termijn waarde. De Nederlandse provincies opereren voor een groot deel met publiek geld, en met de projecten die de provincies uitvoert, staan zij in dienst van de maatschappij. Belanghebbenden, burger en maatschappij vragen daarom om verantwoording en transparantie. Het is de vraag of organisaties gehoor geven aan de roep om transparante verslaggeving. Dit onderzoek kan een bijdrage leveren aan kennis op het gebied van transparante verslaggeving.

2.7 Onderzoek naar risicoverslaggeving private sector

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar risicoverslaggeving binnen de private sector. Meijer (2003) noemt enkele voordelen van risicoverslaggeving:

- Een positief effect op vermogenskosten van ondernemingen;

- Verhoogde geloofwaardigheid en verbeterde relaties met investeerders; - Positieve effecten op de internal control.

Lajili en Zeghal (2005) hebben onderzoek gedaan naar risicoverslaggeving bij Canadese beursgenoteerde ondernemingen. Van het verslaggevingsjaar 1999 onderzochten zij zowel de kwaliteit als kwantiteit van risicoverslaggeving. De belangrijkste conclusies waren dat de meeste risicoverslaggeving van kwalitatieve aard bleek te zijn, er bleken grote verschillen te zijn in de omvang van risicoverslaggeving. De risico’s die zij het meest tegenkwamen in de risicoverslaggeving waren financiële risico’s, product risico’s en markt risico’s.

Linsley en Shrives (2006) hebben onderzoek gedaan naar risicoverslaggeving bij 79

ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk. Zij hebben onderzoek gedaan naar de kwantiteit van risicoverslaggeving en kwamen tot de volgende conclusies:

- Er is een positief verband gevonden tussen het aantal risico’s waarover gerapporteerd wordt in de jaarverslaggeving en de ondernemingsgrootte;

- Er is een positief verband gevonden tussen het aantal risico’s waarover gerapporteerd wordt in de jaarverslaggeving en het onderneming risiconiveau;

- Een grote meerderheid van het aantal risico’s heeft een niet-monetair karakter; - Een meerderheid van het aantal risico’s heeft betrekking op de toekomst;

Beretta en Bozzolan (2004) hebben onderzoek gedaan naar de omvang en inhoud van risicoverslaggeving bij 85 Italiaanse beursgenoteerde ondernemingen. Zij toonden net als Linsley en Shrives (2006) een positieve relatie aan tussen het aantal gerapporteerde risico’s bij ondernemingen en de grootte van de onderneming. Naast deze conclusie, die iets zegt over de kwantiteit van risicoverslaggeving bij Italiaanse beursgenoteerde ondernemingen, deden Beretta en Bozzolan (2004) onderzoek naar de kwaliteit van risicoverslaggeving.

(14)

14 Volgens de onderzoekers moet bij het analyseren van risicoverslaggeving van ondernemingen niet alleen worden gekeken naar hoeveel risico’s er worden genoemd, maar vooral naar de inhoud en de manier waarop de risico’s worden genoemd.

Om de inhoud van de risicoparagraaf te kunnen beoordelen hebben de onderzoekers een raamwerk ontwikkeld met daarin vier verschillende dimensies. De inhoud van de risicoparagraaf kan worden getoetst aan deze vier dimensies om zo de kwaliteit van risicoverantwoording te kunnen beoordelen. De vier dimensies zijn:

- De inhoud van de vrijgegeven informatie (inhoud van risico); - De verwachte impact van een risico;

- De maatstaf waarmee kwaliteit en kwantiteit van impact gemeten wordt; - De acties van het management om het risico aan te pakken.

Hier volgt een toelichting op de vier dimensies van het raamwerk. Binnen het ontwikkelde raamwerk wordt de dimensie ‘inhoud van risico’ ingedeeld in drie verschillende categorieën om aan te kunnen geven waarop het risico betrekking heeft, namelijk; strategie, kenmerken van de onderneming en omgeving van de onderneming. De verwachte impact kan positief zijn, negatief, neutraal, of niet bekend gemaakt zijn. De manieren waarop kwaliteit en kwantiteit van impact wordt gemeten wordt kan zijn: financieel kwalitatief, financieel kwantitatief, niet-financieel kwalitatief, niet-financieel kwantitatief en geen maatstaf. De mogelijke acties van het management om risico’s aan te pakken zijn: rapporteren over verwachtingen, over programma’s, ondernomen acties / beslissingen die zijn genomen, en de huidige staat.

Het onderzoek van Beretta en Bozzolan (2004) heeft een aantal opvallende resultaten opgeleverd. Gemiddeld vermelden Italiaanse beursgenoteerde ondernemingen 75 risico’s in de risicoparagraaf. De meeste risico’s werden gevonden in de categorie strategie (35,9%), in de categorie financiële structuur (18,4%) en in de categorie bedrijfsprocessen (12,5%). Bij meer dan de helft van de genoemde risico’s wordt de verwachte impact helemaal niet beschreven of gekwalificeerd. Wat verder opvalt is dat in slecht 15% van de genoemde risico’s een beschrijving wordt gegeven van de verwachte impact op de te behalen

ondernemingsdoelen. En in meer dan de helft van de beschrijvingen van verwachte impact betreft het positieve impact. Als het gaat over het nemen van acties door het management om risico’s aan te pakken valt het volgende op: 49,5% van de mogelijke acties betreft een

beschrijving van reeds ondernomen besluiten om risico’s aan te pakken, terwijl slechts 16,2 % betrekking heeft op nog uit te voeren risicobeheersing programma’s. Volgens de onderzoekers zorgt deze manier van risicocommunicatie voor een verlies van relevantie van de

jaarverslagen voor externe investeerders en ander stakeholders.

Het algemene beeld van de risicoparagrafen in 2009 is dat ondernemingen in vergelijking met twee jaar geleden, concreter beschrijven met welke risico’s zij te maken hebben (Nivra 2010) Dit onderzoek vond plaats onder Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen met een

statutaire zetel in Nederland. Een andere conclusie in dit onderzoek is dat er op het gebied van presentatie en inhoud van risicoverslaggeving nog voldoende ruimte tot verbetering is.

(15)

15

2.8 Onderzoek naar risicomanagement publieke sector

Smith en MC Closkey (1998) denken dat er zorgen zijn binnen de publieke sector over de mogelijkheid om te communiceren over risico-issues. De zorgen gaan over de aard en de grootte van risico’s, de kwetsbaarheid van de degenen die de gevolgen van de gebeurtenis dragen, en het gevoel van hulpeloosheid bij de benadeelde partij. Provincies zijn betrokken bij zeer omvangrijke projecten op bijvoorbeeld het gebied van infrastructuur en met deze

projecten zijn vaak grote sommen geld gemoeid. Omvangrijke projecten waar grote sommen geld mee gemoeid zijn, maken risicomanagement belangrijk (Aritua, Smith en Bower, 2011).

Droogsma (2009) stelt dat er nog maar weinig onderzoek is verricht naar risicoverslaggeving in de publieke sector. Desondanks toont recent onderzoek naar risicoverslaggeving in de publieke sector aan dat risicomanagement bij ziekenhuizen een aandachtspunt is (Van der Beek et al. 2011).Van de ziekenhuizen, die bij het onderzoek waren betrokken, vermelde 70% informatie over risico’s en 53% gaf in het jaarverslag aan welke beheersmaatregelen zij hadden getroffen.

Uit onderzoek van Jansen (2011) onder 100 Nederlandse gemeenten, blijkt dat de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen te kort schiet. Daarnaast blijkt dat de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen geen significante correlatie vertoont met zowel de omvang als de vermogenspositie van de gemeenten. Risicoverslaggeving bij provincies is tot op heden nog niet onderzocht. Daarmee draagt dit onderzoek bij aan onderzoek naar

risicoverslaggeving in het algemeen, maar met name ook risicoverslaggeving binnen de publieke sector.

2.9 Kwaliteit van risicoverslaggeving

Onderzoek naar kwaliteit van risicoverslaggeving wordt doorgaans op twee verschillende onderzoeksobjecten toegepast. De gebruikers van de risicoverslaggeving vormen een eerste object van onderzoek, het jaarverslag en de specifieke risicoparagraaf zijn een tweede object van onderzoek. Maar ongeacht het object van onderzoek is het toepassen van

kwaliteitsmaatstaven, waarmee onderzoekers de kwaliteit van risicoverslaggeving proberen te meten, voornamelijk een subjectieve beleving. Ook wanneer met behulp van wetgeving bepaalde kaders worden gesteld voor risicoverslaggeving, en organisaties keurig de wetgeving naleven, blijft de interpretatie van kwaliteit van risicoverslaggeving van subjectieve aard.

Bij onderzoek waarbij het jaarverslag en de risicoparagraaf het object van onderzoek vormen, wordt vaak onderscheid gemaakt tussen kwantitatieve en kwalitatieve maatstaven zoals de onderzoeken van Beretta en Bozzolan (2004), Lajili en Zeghal (2005), Linsley en Shrives (2006). Linsley en Shrives (2006) deden onderzoek met kwantitatieve maatstaven, namelijk het meten van de omvang van de risicoverslaggeving. Kwalitatieve maatstaven worden door bijvoorbeeld door Beretta en Bozzolan (2004) toegepast in een onderzoeksmodel waarbij verschillende kwalitatieve factoren een beeld vormen van de kwaliteit van

risicoverslaggeving. Met de hierboven genoemde maatstaven van kwaliteit wordt geprobeerd een kwaliteitsoordeel te geven over risicoverslaggeving. Maar dergelijke onderzoeksmodellen en het onderscheid in kwantitatieve en kwalitatieve maatstaven maken het begrip kwaliteit in de context van risicoverslaggeving nog geen hard criterium.

(16)

16

2.10 Provincie taken, bestuur en financiële cyclus

De Nederlandse provincie vormt de bestuurslaag tussen het rijk en de gemeenten. De 12 provincies doen eigenlijk het werk waar het rijk te groot voor is, en waar de 408 gemeenten te klein voor zijn. Een provincie is actief op een breed terrein zoals ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, cultuur en welzijn. Een provincie is een overheidsinstantie en behoort daarmee tot de publieke sector.

2.10.1 Het provinciebestuur

Het algemeen bestuur bij een provincie zijn Provinciale Staten. De leden van Provinciale Staten behoren tot politieke partijen en worden één keer in de vier jaar gekozen. Statenleden die tot een zelfde politieke partij behoren vormen een fractie. De fractie wordt geleid door een fractieleider die leiding geeft aan de fractie en als belangrijkste woordvoerder optreedt. De hoofdtaak is het vaststellen van beleid en het toezien op de uitvoering van dat beleid.

Het dagelijks bestuur bij een provincie zijn Gedeputeerde Staten. De Gedeputeerde staten worden gekozen door de leden van Provinciale staten. De voorzitter van het college van Gedeputeerde Staten is de Commissaris van de Koning. Iedere gedeputeerde heeft zijn eigen taakgebied of portefeuille. De hoofdtaak van Gedeputeerde Staten is het voorbereiden en vervolgens uitvoeren van besluiten van Provinciale staten.

2.10.2 Belangrijke taken

Een belangrijk werkgebied van de provincie is ruimtelijke ordening. De provincie bepaalt in een structuurvisie wat het beleid is voor de ruimtelijke ordening. Dit heeft betrekking op bijvoorbeeld woningbouw, verkeer en vervoer, landbouw, natuurgebieden en recreatie.

Op het terrein van verkeer en ververvoer zorgt de provincie voor de aanleg en het beheer van wegen, fietspaden, bruggen en viaducten. Daarnaast spelen verkeersveiligheid, water en milieu een belangrijke rol in de werkzaamheden van de provincie. Daarbij wordt nauw samengewerkt met onder andere Rijkswaterstaat en de waterschappen.

De provincie heeft met betrekking tot de economie vooral een stimulerende taak. De provincie besturen zetten zich stuk voor stuk in om economische ontwikkeling en werkgelegenheid te bevorderen.

2.10.3 Financiële cyclus

De provincies werken met gemeenschapsgeld. Om achteraf te kunnen beoordelen of het geld juist is besteed en of het heeft opgeleverd waarvoor het bestemd was, verantwoordt een provincie zich met behulp van een planning en control cyclus. Belangrijke onderdelen van deze financiële cyclus zijn: de voorjaarsnota, de begroting, het jaarverslag inclusief de jaarrekening. Daarnaast zijn er vaak tussentijdse ‘nota’s’ (zomernota, najaarsnota, integrale bijstelling) om tussentijdse veranderingen te bespreken en beleid aan te passen.

De financiële cyclus van een provincie begint met een voorjaarsnota. Gedeputeerde Staten bieden in het voorjaar deze nota aan met daarin voorstellen van nieuw beleid en eventuele bezuinigingen voor de komende jaren. Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten gaan hierover met elkaar in debat. De voorjaarsnota is het financiële en beleidsmatige kader voor de begroting van het komende jaar.

(17)

17 Na de zomer presenteren Gedeputeerd Staten de begroting aan de Provinciale Staten. De begroting bestaat uit deel 1: een programmabegroting en deel 2: een productenbegroting. In het najaar stellen Provinciale staten de programmabegroting vast en machtigen daarmee Gedeputeerde staten om in het komende jaar uitgaven te doen. Vervolgens stellen Gedeputeerde Staten de productenbegroting vast die een uitwerking is van de

programmabegroting. In de productenbegroting geven Gedeputeerde Staten aan hoe zij het gewenste beleid van Provinciale Staten zullen uitvoeren. Sinds het verschijnen van de voorjaarsnota en de begroting hebben zich misschien veranderingen voorgedaan waardoor beleid aangepast moet worden. Hiertoe stellen Gedeputeerde Staten in november een ‘integrale bijstelling’ (ook wel zomernota) op en doen daarin voorstellen voor aangepast beleid. Provinciale Staten stellen deze integrale bijstelling vervolgens vast.

Gedeputeerde Staten zorgen er voor dat in het voorjaar van het volgende kalenderjaar het jaarverslag en de jaarrekening zijn opgesteld. Het jaarverslag en de jaarrekening dienen mede ter beoordeling van de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het door

Gedeputeerde Staten gevoerde bestuur. Uiteindelijk stellen Provinciale Staten het jaarverslag en de jaarrekening vast. De provincie legt daarmee verantwoording af over de realisatie van de in de begroting vastgelegde beleidsvoornemens en de daarvoor ingezette middelen van het vorige begrotingsjaar. Hiermee wordt de financiële cyclus van een begrotingsjaar afgesloten.

2.11 Wet- en regelgeving

Welke wet- en regelgeving is van toepassing voor provincies ten aanzien van verantwoording van het risicoprofiel en de wijze waarop risicomanagement is ingericht?

De provincie moet zich houden aan verslaggevingsregels die staan in Burgerlijk Wetboek in Titel 9 van boek 2, en aanvullende wetgeving in de vorm van richtlijnen door de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). Daarnaast is er specifieke wet- en regelgeving voor provincies. In deze paragraaf wordt de specifieke wet- en regelgeving voor provincies uitgediept en de relevantie ervan wordt toegelicht.

2.11.1 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

De provinciewet schrijft voor dat provincies jaarlijks een begroting en jaarstukken moeten opstellen. Dit dient ter verantwoording aan belanghebbenden, burger en maatschappij. De uitwerking van die bepaling is geregeld in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

Het provinciebestuur is gedualiseerd. Dit houdt in dat de posities en de bevoegdheden zijn gescheiden. Provinciale staten heeft een kader stellende en controlerende rol, gedeputeerde staten heeft bestuursbevoegdheden en legt verantwoording af. De verhouding tussen

provinciale staten en gedeputeerde staten die het dualisme teweegbracht was een belangrijke aanleiding om het BBV in te voeren. Met de invoering van de BBV werd de begrotingscyclus dusdanig versterkt dat dit de kader stellende en controlerende rol van de provinciale staten ten goede komt. Tegelijkertijd met de invoering van het BBV is de commissie BBV opgericht. Deze commissie is belast met het zorg dragen voor een eenduidige uitleg en toepassing van het BBV. De commissie doet dit door het bijhouden van het document ‘uitgangspunten voor een gemodificeerd stelsel van baten en lasten’ en door het beantwoorden van praktijkvragen die worden beantwoord in de vraag en antwoord rubriek BBV. Daarnaast heeft zij diverse notities gepubliceerd waarin specifieke onderwerpen worden uitgewerkt. Begrotingsjaar 2004 was het eerste jaar waarop BBV van toepassing was.

(18)

18

2.11.2 Functies van de begroting en jaarstukken

Een belangrijke begrotingsfunctie is het geven van inzicht in de financiële positie van de provincie. De financiële positie speelt voor provincies een belangrijke rol. De financiële positie is het vermogen van provincies in relatie tot de exploitatie, met in achtneming van risico´s. De financiële positie is een breder begrip dan het vermogen, dat kan worden afgeleid van de balans. Alle onderdelen van de begroting en jaarstukken zijn van belang voor een grondig inzicht in de financiële positie. Daarbij zijn ook risico´s die een provincie loopt, en de weerstandscapaciteit en de relatie ertussen, en het weerstandsvermogen van belang. In figuur 2.2 Determinanten van weerstandvermogen, worden risico’s en weerstandscapaciteit die resulteren in weerstandsvermogen schematisch met elkaar in verband gebracht.

Figuur 2.2 Determinanten van weerstandsvermogen 2.11.3 Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen geeft aan in hoeverre een decentrale overheid tegenvallers kan opvangen zonder dat de continuïteit in gevaar komt. Het gaat dus om de robuustheid van de financiële positie. Wanneer zich een financiële tegenvaller voordoet, is het van belang dat er voldoende weerstandsvermogen is. Er worden twee vormen van weerstandsvermogen van elkaar onderscheiden. Het statische weerstandsvermogen heeft betrekking op het huidige begrotingsjaar. Het dynamische weerstandsvermogen heeft betrekking op consequenties voor meerdere begrotingsjaren. Om de robuustheid van de financiële positie te kunnen beoordelen, moet er voldoende inzicht zijn in de omvang en in de achtergronden van de risico’s en de aanwezige weerstandscapaciteit. De relatie tussen aanwezige weerstandscapaciteit tot op grond van de gesignaleerde risico’s benodigde weerstandscapaciteit is het werkelijk aanwezige weerstandsvermogen.

2.11.4 Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover een provincie de beschikking heeft om niet begrote kosten te kunnen afdekken. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Met incidentele weerstandscapaciteit wordt het vermogen bedoeld om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen. Structurele weerstandscapaciteit bestaat uit middelen die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen. De weerstandscapaciteit kan bestaan uit verschillende elementen: eigen vermogen, onbenutte inkomstenbronnen, langlopende voorzieningen, garantstellingen van derden en

bezuinigingsmogelijkheden (Gerritsen, 2007). Provincies zijn onderhevig aan een grote verscheidenheid aan risico’s. Het gaat om risico’s als gevolg van verslechterende economische omstandigheden, tegenvallende inkomsten, of door aansprakelijkheid, of nieuwe regelingen en opgelegde kortingen vanuit het rijk (Gerritsen, 2007) Met ingang van het begrotingsjaar 2004, toen het BBV voor het eerst van toepassing was, moesten provincies verplicht alle van materiele betekenis zijnde risico’s inventariseren. Het te voeren beleid met betrekking tot die risico’s moet in de paragraaf weerstandsvermogen worden uiteengezet.

(19)

19

2.11.5 Norm voor het weerstandsvermogen

Zoals eerder aangegeven is het weerstandsvermogen van een provincie de mate waarin de provincie in staat is de financiële gevolgen van opgetreden risico’s op te vangen. Het blijkt vaak moeilijk te zijn om te bepalen wat tot de weerstandscapaciteit wordt gerekend en welke risico’s van materiele betekenis zijn en wat precies de financiële gevolgen zijn.

Het BBV schrijft niet een specifieke norm voor waaraan provincies dienen te voldoen ten aanzien van vereiste weerstandscapaciteit. Maar in hoofdstuk 2 artikel 11 van het BBV is de volgende tekst opgenomen die betrekking heeft op de paragraaf weerstandsvermogen:

Hoofdstuk 2 Artikel 11

1.Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

a. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken; b. alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

2.De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen bevat ten minste:

a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b. een inventarisatie van de risico's;

c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's.

Provincies dienen de weerstandscapaciteit en de risico’s zelf na te lopen en in kaart te brengen. Het is aan de provinciale staten om een beleidslijn te formuleren over de in de organisatie noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s.

Het weerstandsvermogen kan worden weergegeven met een ratio: beschikbare

weerstandscapaciteit / impact risico’s. Als de beschikbare weerstandscapaciteit bijvoorbeeld 10.000.000 bedraagt, en de impact van risico’s eveneens 10.000.000, dan wordt de ratio:

Weerstandscapaciteit (10.000.000) / impact risico’s (10.000.000) = 1

Bij een weerstandsvermogen ratio van 2, heeft een provincie twee maal zo veel middelen beschikbaar als benodigd voor de risico’s die het loopt. Een provincie met een

weerstandsvermogen ratio 2 heeft een beter positie dan een ratio 1 omdat er twee maal zoveel weerstandscapaciteit beschikbaar is dan bij een ratio van 1.

2.12 Samenvatting theorie

In dit hoofdstuk zijn de agency theorie en stakeholder theorie beschreven omdat deze relevant zijn voor het onderwerp risicoverslaggeving. Daarnaast zijn relevante begrippen zoals risico, risicoverslaggeving en de financiële crisis besproken. Vervolgens zijn eerdere onderzoeken besproken op het gebied van transparante- en risicoverslaggeving.

Na het bespreken van voorgaande onderzoeken zijn de taken, het bestuur en de financiële cyclus van de provincie toegelicht. Tot slot is de wet- en regelgeving voor provincies behandeld op het gebied van risicoverslaggeving.

(20)

20

H 3 Onderzoeksmethodologie

Provincies leggen in de paragraaf weerstandsvermogen verantwoording af over

risicomanagement. Zowel kwantiteit als kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen kan een maatstaf zijn voor de kwaliteit van risicoverslaggeving. Maar welke verschillende factoren bepalen die uiteindelijke kwaliteit van risicoverslaggeving? En hoe zal in dit onderzoek de kwaliteit van risicoverslaggeving in beeld worden gebracht? Deze deelvragen zullen in dit hoofdstuk worden beantwoord middels een beschrijving van de

onderzoeksmethodologie.

3.1 Index kwaliteit risicoverslaggeving

In verschillende onderzoeken naar risicoverslaggeving wordt een index gebruikt om de kwaliteit van risicoverslaggeving te meten. Zo hebben Beretta en Bozzolan (2004) en ook Lajili en Zeghal (2005) een analysekader (index) gebruikt om risicoverslaggeving te kunnen onderzoeken. Jansen (2011) heeft een dergelijke index gebruikt om risicoverslaggeving bij Nederlandse gemeenten te onderzoeken. In dit onderzoek naar risicoverslaggeving bij provincies in tijden van financiële crisis zal net als in de hierboven genoemde onderzoeken een index gebruikt gebruiken. Met behulp van de index zal geprobeerd worden de inhoud van de paragraaf weerstandsvermogen bij provincies in beeld te brengen en daarmee een oordeel te geven over de kwaliteit van risicoverslaggeving bij provincies.

Bij de index worden zowel kwantitatieve als kwalitatieve invloedsfactoren betrokken. Beide soorten factoren kunnen namelijk invloed hebben op de kwaliteit van risicoverslaggeving. De index zal uit twee delen bestaan waarbij het ene deel kan helpen om een oordeel te geven over de kwantiteit van risicoverslaggeving en het andere deel over de kwaliteit van

risicoverslaggeving. Dit wordt in de volgende paragrafen nader toegelicht.

3.2 Kwantitatieve factoren

Linsley en Shrives (2006) toonden met hun onderzoek aan dat kwantitatieve factoren een maatstaf kunnen zijn voor de kwaliteit van risicoverslaggeving. Daarom worden ook kwantitatieve factoren betrokken in dit onderzoek naar de kwaliteit van risicoverslaggeving bij provincies. In de paragraaf weerstandsvermogen rapporteren provincies over risico’s die zij lopen. Ten eerste zal het aantal risico’s dat in de paragraaf weerstandsvermogen wordt vermeld geteld worden. Hierbij zal onderscheid gemaakt worden tussen positieve en negatieve risico’s. Het BBV schrijft voor dat positieve risico’s moeten worden vermeld. Omdat in dit onderzoek de jaarverslagen van 2007 tot en met 2011 betrokken worden, kan geprobeerd worden een mogelijke trend te ontdekken in het gemiddeld aantal risico’s die vermeld worden in de paragraaf weerstandsvermogen. Per provincie kan geprobeerd worden een mogelijke trend te ontdekken, maar ook voor alle provincies tezamen. Ten tweede zal het aantal woorden van de gehele paragraaf weerstandsvermogen geteld gaan worden. De

totaaltelling van de woorden van de paragraaf weerstandsvermogen wordt meer relevant naarmate er meerder opeenvolgende jaarrekeningen worden onderzocht. Daar is mogelijk ook per provincie of voor alle provincies tezamen een trend in te ontdekken.

(21)

21

3.3 Kwalitatieve factoren

Aan de hand van de inhoud en de rijkheid van informatie hebben Solomon et al. (2000), Beretta en Bozzolan (2004) en Lajili en Zeghal (2005) met hun onderzoeken een oordeel geprobeerd te geven over de kwaliteit van risicoverslaggeving. In dit onderzoek wordt net als in de hierboven genoemde voorgaande onderzoeken de inhoud en rijkheid van

risicoverslaggeving gemeten om daarmee een oordeel te kunnen geven over de kwaliteit van risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies.

Zoals al eerder is aangegeven hebben Beretta en Bozzolan (2004) onderzoek gedaan naar de kwantiteit en de inhoud van risicoverslaggeving bij 85 Italiaanse beursgenoteerde

ondernemingen. Volgens de onderzoekers moet bij het analyseren van risicoverslaggeving van ondernemingen niet alleen worden gekeken naar hoeveel risico’s er worden genoemd, maar vooral naar de inhoud en de manier waarop de risico’s worden genoemd. Zij hebben daartoe een raamwerk ontwikkeld met daarin vier verschillende dimensies waaraan de inhoud van risicoverslaggeving wordt getoetst. Deze dimensies worden ook gebruikt voor dit

onderzoek. De inhoud van de paragraaf weerstandsvermogen zal getoetst worden aan de vier dimensies omdat verwacht wordt dat de invulling van deze vier dimensies de

risicobeschrijving inhoudelijk zal kunnen concretiseren. De vier dimensies zijn:

- De inhoud van de vrijgegeven informatie (inhoud van risico); - De verwachte impact van een risico;

- De maatstaf waarmee kwaliteit en kwantiteit van impact gemeten wordt; - De acties van het management om het risico aan te pakken.

Hier volgt een toelichting op de vier dimensies en op wat deze betekenen voor de index. De dimensie ‘inhoud van risico’ zal worden gebruikt om een oordeel te geven over de

beschrijving van wat het betreffende risico precies inhoudt. De dimensies ‘verwachte impact’ en ‘maatstaf’ zal worden gebruikt om een oordeel te geven over de beschrijving van de kans op- en de impact van het betreffende risico. Het vermelden van een mogelijke actie om het risico aan te pakken, vormt de vierde dimensie en ook dat zal beoordeeld worden.

Het BBV is zowel van toepassing op Nederlandse gemeenten als provincies. Jansen (2011) heeft bij zijn onderzoek naar risicoverslaggeving bij gemeenten een tweetal kwaliteitsfactoren vanuit het BBV opgenomen:

- Onderscheid incidentele- en structurele weerstandscapaciteit; - Beschrijving beleid omtrent het weerstandsvermogen.

Deze twee factoren worden allebei verplicht voorgeschreven door het BBV. Dat betekent dat provincies hierover aandacht dienen te besteden in de paragraaf weerstandsvermogen. Omdat verwacht wordt dat deze factoren bepalend kunnen zijn voor de kwaliteit van

risicoverslaggeving bij provincies zullen deze worden meegenomen in de index.

3.4 Index

De index die gebruikt wordt om de kwaliteit van risicoverslaggeving bij provincies te

beoordelen is een tabel met daarin kwantitatieve en kwalitatieve factoren. Door de omvang en inhoud van de paragraaf weerstandsvermogen uit de jaarverslagen van de provincies aan de factoren in de index te toetsen, wordt er op provincieniveau per verslaggevingsjaar een score behaald. Aan de hand van de scores kan voor elk verslaggevingsjaar per provincie een oordeel worden gegeven over de kwaliteit van risicoverslaggeving.

(22)

22 Daarnaast kan beoordeeld worden of er tussen de jaren 2007 tot en met 2011 verandering is opgetreden in de kwaliteit van risicoverslaggeving. Er zal berekend worden of er tussen verslaggevingsjaren en tussen provincies sprake is van significante verandering in kwaliteit van risicoverslaggeving. Op de volgende pagina wordt de index afgebeeld.

Kwantitatieve factoren

Factor Maatstaf Score

Positieve risico’s Aantal Getal

Negatieve risico’s Aantal Getal

Totaal aantal risico’s Aantal Getal

Kwalitatieve factoren

Factor Maatstaf Score

Inhoud van risico Beschrijving (aantal) Getal

Kans op risico Beschrijving (aantal) Getal

Impact van risico Beschrijving (aantal) Getal

Actie tegen risico Beschrijving (aantal) Getal

Onderscheid in soorten weerstandscapaciteit

Beschrijving Wel of niet aanwezig

Beleid omtrent het weerstandsvermogen

Beschrijving Wel of niet aanwezig

Totaal score op inhoud, kans, impact en actie

Totaal score gedeeld door totaal aantal risico’s

(23)

23 Een belangrijke opmerking bij het beoordelen van de scores op de kwalitatieve factoren inhoud, kans, impact en actie is dat deze factoren direct verband houden met het aantal risico’s dat beschreven is in de paragraaf weerstandsvermogen. Als in één van de jaren de provincies meer risico’s rapporteren dan in een ander jaar dan kunnen de daarmee

samenhangende scores op de vier kwalitatieve factoren hoger uitvallen. Er kan dan namelijk vaker een beschrijving zijn van de inhoud, kans, impact en actie. Anderzijds kan er in een bepaald jaar met het zelfde aantal risico’s als een voorgaand jaar, veel minder vaak een beschrijving voorkomen van de vier kwaliteitsfactoren. Omdat dit een vertekend beeld kan geven is er een totaalscore berekend voor de vier kwaliteitsfactoren. Deze totaal score bestaat uit de optelsom van de vier scores op de afzonderlijk kwalitatieve factoren, gedeeld door het totaal aantal genoemde risico’s in de betreffende weerstandsparagraaf. Per provincie is per jaar berekend:

score op inhoud + score op kans + score op impact + score op actie

Totaal score aantal gerapporteerde risico's

Per risico kunnen maximaal vier punten toegekend worden omdat er vier afzonderlijke kwalitatieve factoren benoemd zijn. De totaalscore zal per provincie en per jaar een getal zijn tussen nul en vier. Score nul betekent dat er geen enkele beschrijving is van de vier factoren, en score vier betekent dat voor alle genoemde risico’s een beschrijving is van alle vier kwalitatieve factoren.

3.5 Statistische analyses

De resultaten uit de index zullen onder andere worden geanalyseerd met behulp van het softwareprogramma spss. Met spss kunnen verschillende analyses en testen worden

uitgevoerd. In dit onderzoek naar kwaliteit van risicoverslagging bij provincies is sprake van twee onafhankelijke variabelen, namelijk jaar en provincie. Het Univariate General Linear Model (hierna Univariate GLM) is speciaal bedoeld voor datasets met daarin één afhankelijke variabele en meerdere onafhankelijke variabelen. Dat maakt het Univariate GLM geschikt voor dit onderzoek. Deze test zal de hypotheses toetsen van geen of wel verandering in variantie tussen groepen. Het Univariate GLM zal worden uitgevoerd met steeds één afhankelijke variabele in combinatie met één fixed factor (onafhankelijke variabele) en één random factor (onafhankelijke variabele). De afhankelijke variabele bestaat steeds uit één van de kwantiteits- of kwaliteitsaspecten van risicoverslaggeving zoals deze zijn besproken in hoofdstuk drie. De fixed factor is ‘provincie’, en de random factor is ‘jaar’.

In dit onderzoek wordt voor de factoren van kwantiteit en kwaliteit van risicoverslaggeving steeds een Univariate GLM test uitgevoerd. H0 (nul hypothese) is steeds: er is geen verschil in de gemiddelde scores tussen de provincies of tussen de vijf opeenvolgende jaren. HA (alternatieve hypothese) is steeds: er is wel verschil in de gemiddelde scores tussen de provincies of tussen vijf opeenvolgende jaren.

Met behulp van de theoriebeschrijving en literatuurstudie in hoofdstuk twee, is in dit hoofdstuk de onderzoeksmethodologie beschreven. Aan de hand van eerder onderzoek van onder andere Beretta en Bozzolan (2004) en Jansen (2011) is een index opgesteld met daarin factoren aan de hand waarvan de kwaliteit van risicoverslaggeving bij Nederlandse provincies beoordeeld gaat worden. Tot slot is in dit hoofdstuk beschreven welke statistische analyses uitgevoerd zullen worden. In hoofdstuk vier zullen de resultaten van het onderzoek worden beschreven.

(24)

24

H4 Resultaten

Met behulp van de index uit hoofdstuk drie is voor alle Nederlandse provincies de kwantiteit en kwaliteit van risicoverslaggeving in de jaren 2007 tot en met 2011 getoetst. In dit

hoofdstuk zullen de belangrijkste resultaten uit de index worden besproken. De resultaten uit de index zijn onder andere geanalyseerd met behulp van het Univariate General Linear Model (hierna Univariate GLM) met het softwareprogramma SPSS. Alle testen zijn met een

significantieniveau van 95% zekerheid uitgevoerd.

4.1 Resultaten kwantitatieve factoren

De omvang van de paragraaf weerstandsvermogen gemeten in het aantal woorden, is een kwantitatieve maatstaf die gebruikt kan worden om de kwaliteit van risicoverslaggeving te beoordelen. Daarom is van alle provincies het aantal woorden geteld van de paragrafen weerstandsvermogen van 2007 tot en met 2011.

4.1.1 Factor aantal woorden

Er zijn grote verschillen waargenomen in de omvang van de paragraaf weerstandsvermogen tussen provincies, gemeten in het aantal woorden. De paragraaf weerstandsvermogen van de provincie Overijssel bevat tussen 2007 en 2011 gemiddeld 2.058 woorden en bij de provincie Groningen zijn het gemiddeld 8.638 woorden. Er is één provincie die tussen 2007 en 2011 alle jaren een structurele toename laat zien in het aantal woorden dat de paragraaf

weerstandsvermogen bevat en dat is de provincie Utrecht. In 2009 werd gemiddeld het laagste aantal woorden waargenomen in de paragrafen weerstandsvermogen, namelijk 4.855 per provincie. In 2008 werd gemiddeld het hoogste aantal woorden waargenomen in de paragrafen weerstandsvermogen, namelijk 5.614 per provincie. In grafiek 4.2 is een

totaaltelling te zien van het aantal woorden in de paragraaf weerstandvermogen per provincie per jaar. Uit deze grafiek blijkt dat het aandeel van de afzonderlijke provincies in het totaal aantal woorden van de paragrafen weerstandsvermogen in de verschillende jaren sterk verschilt.

Figuur 4.1 aantal woorden in paragraaf weerstandsvermogen 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 2007 2008 2009 2010 2011 Zuid-Holland Zeeland Utrecht Overijssel Noord-Holland Noord-Brabant Limburg Groningen Gelderland Friesland Flevoland Drenthe

(25)

25 Met behulp van het Univariate GLM is onderzocht of er verschil is in het gemiddeld aantal woorden waaruit de paragrafen weerstandsvermogen bestaat in de periode tussen 2007 en 2011. De gemiddelden van het aantal woorden van alle provincies tezamen laten tussen 2007 en 2011 geen significante verandering zien . De P-waarde hierbij is ,785.

woorden Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig.

jaar Hypothesis 3901242,933 4 975310,733 ,431 ,785

Error 99564421,867 44 2262827,770c

Figuur 4.2 Univaiate GLM verandering in woorden tussen jaren 4.1.2 Factor aantal risico’s

Naast het totaal aantal woorden van de paragraaf weerstandsvermogen kan het aantal risico’s waarover wordt gerapporteerd een kwantitatieve maatstaf zijn die gebruikt kan worden om de kwaliteit van risicoverslaggeving te beoordelen. Daarom is van alle provincies het aantal genoemde risico’s geteld in de paragrafen weerstandsvermogen van 2007 tot en met 2011. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen positieve- en negatieve risico’s.

Ondanks dat het BBV voorschrijft dat positieve risico’s moeten worden vermeld, hebben de provincies tussen 2007 en 2011 gezamenlijk slechts 18 positieve risico’s genoemd op een totaal van 1447 risico’s in de paragrafen weerstandsvermogen. 15 van deze positieve risico’s zijn gerapporteerd door de provincie Drenthe. De overige provincies rapporteren in de paragraaf weerstandsvermogen nagenoeg niet over positieve risico’s en richten de aandacht voornamelijk op negatieve risico’s.

Het totaal aantal risico’s waarover de afzonderlijke provincies rapporteren in de paragraaf weerstandsvermogen verschilt sterk. De provincie Overijssel rapporteert tussen 2007 en 2011 gemiddeld over 10 risico’s per jaar in de paragraaf weerstandsvermogen, terwijl de provincie Noord-Brabant op een gemiddelde uitkomt van 36 per jaar. Alleen de provincies Drenthe en Utrecht laten een structurele toename zien van het aantal risico’s waarover zij rapporteren in paragraaf weerstandsvermogen tussen 2007 en 2011. In 2007 werd gemiddeld over het laagste aantal risico’s gerapporteerd en dat waren er 23,25 per provincie. In 2008 werd gemiddeld over het hoogste aantal risico gerapporteerd en dat waren er 24,83 per provincie. Het onderstaande staafdiagram laat een totaaltelling zien van het aantal risico’s waarover gerapporteerd is in de paragraaf weerstandsvermogen per provincie per jaar.

(26)

26 In grafiek 4.3 is te zien dat het aandeel van de afzonderlijke provincies in het totaal aantal risico’s waarover gerapporteerd is in de paragrafen weerstandsvermogen voor de betreffende jaren sterk verschilt.

Grafiek 4.3 aantal risico’s in paragraaf weerstandsvermogen

Met behulp van het Univariate GLM is onderzocht of er verschil is in het aantal risico’s dat gerapporteerd is in de paragraaf weerstandsvermogen tussen de jaren 2007 tot en met 2011. De gemiddelden van het aantal gerapporteerde risico’s van alle provincies tezamen laten tussen 2007 en 2011 geen significante verandering zien. De bijbehorende

P-waarde is ,981.

risico's Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig.

jaar Hypothesis 23,933 4 5,983 ,103 ,981

Error 2554,467 44 58,056c

Figuur 4.4 Univaiate GLM verandering in risico’s tussen jaren

4.2 Resultaten kwalitatieve factoren

Door middel van onderzoek naar de inhoud en rijkheid van de paragraaf weerstandsvermogen wordt geprobeerd de kwaliteit van risicoverslaggeving te beoordelen. Daarom zijn van alle provincies in de jaren 2007 tot en met 2011de paragrafen weerstandsvermogen onderzocht op een aantal kwalitatieve factoren. In dit onderzoek wordt een viertal kwalitatieve factoren onderscheiden naar aanleiding van voorgaand onderzoek van onder ander Beretta en Bozzolan (2004). De vier kwalitatieve factoren zijn inhoud, kans, impact en actie. Van alle provincies is het aantal keren dat deze vier factoren werden beschreven bij het noemen van risico’s in de weerstandsparagraaf geteld. Naast deze vier factoren van kwaliteit is onderzocht of de provincies in de weerstandsparagraaf onderscheid hebben gemaakt tussen verschillende soorten weerstandscapaciteit en of er een beschrijving is van het beleid omtrent het weerstandsvermogen. 0 50 100 150 200 250 300 350 2007 2008 2009 2010 2011 Zuid-Holland Zeeland Utrecht Overijssel Noord-Holland Noord-Brabant Limburg Groningen Gelderland Friesland Flevoland Drenthe

(27)

27

4.2.1 Factor inhoud

In de periode 2007 tot en met 2011 wordt bij 90% van alle genoemde risico’s de kwaliteitsfactor ‘inhoud’ beschreven. Daarmee is deze kwaliteitsfactor het sterkst vertegenwoordigd van de vier kwaliteitsfactoren. De provincies Limburg, Overijssel en Zeeland beschrijven ieder jaar bij alle genoemde risico’s de factor ‘inhoud’ en halen wat dat betreft een maximale score. 2009 heeft de laagste score op factor ‘inhoud’, in dat jaar is door de provincies gemiddeld 19,25 keer de inhoud van een risico beschreven. 2011 heeft de hoogste score op factor ‘inhoud’, in dat jaar is door de provincies gemiddeld 23,42 keer de inhoud van het risico beschreven.

Een test met het Univariate GLM wijst uit dat de gemiddelden van het aantal keren dat de factor ‘inhoud’ is beschreven tussen 2007 en 2011 geen significante verandering laten zien. De P-waarde hierbij is ,981

inhoud Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig.

jaar Hypothesis 126,767 4 31,692 ,506 ,731

Error 2754,833 44 62,610c

Figuur 4.5 Univaiate GLM verandering in factor inhoud tussen jaren 4.2.2 Factor kans

In de periode 2007 tot en met 2011 wordt bij 44% van alle genoemde risico’s de

kwaliteitsfactor ‘kans’ beschreven. De provincie Zuid-Holland beschrijft bij 92% van de risico’s de factor ‘kans’ en scoort daarmee het beste van alle provincies De provincie Zeeland beschrijft in geen enkele paragraaf weerstandsvermogen de factor ‘kans’ bij de genoemde risico’s. 2007 heeft de laagste score op factor ‘kans’, in dat jaar is door provincies gemiddeld 6,08 keer de kans op het voordoen van een risico beschreven. 2011 heeft de hoogste score op factor ‘kans’, in dat jaar is door de provincies gemiddeld 14 keer de kans op voordoen van een risico beschreven.

Een test met het Univariate GLM wijst uit dat de gemiddelden van het aantal keren dat de factor ‘kans’ is beschreven tussen 2007 en 2011 wel significante verandering laten zien. De P-waarde hierbij is ,006.

kans Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig.

jaar Hypothesis 638,500 4 159,625 4,167 ,006

Error 1685,500 44 38,307c

Figuur 4.6 Univaiate GLM verandering in factor kans tussen jaren

De Univariate GLM laat alleen zien of er verandering is, maar niet welke jaren van elkaar verschillen. Omdat er een significante verandering is in de factor ‘kans’ tussen 2007 en 2011, zijn met een posthoc-test in spss de onderlinge verschillen tussen jaren geanalyseerd. Daaruit blijkt dat er een significante verandering is waargenomen bij jaar 2007 vergeleken met 2010 en 2011, en bij jaar 2008 vergeleken met 2010 en 2011.

(28)

28 In onderstaande grafiek is te zien hoe de score op de factor ‘kans’ zich in de periode van vijf jaar tussen 2007 en 2011 voor alle provincies tezamen heeft ontwikkeld.

Grafiek 4.7 gemiddeld aantal beschrijvingen factor ‘kans’ in de periode 2007 tot en met 2011. 4.2.3 Factor impact

In de periode 2007 tot en met 2011 wordt bij 53% van alle genoemde risico’s de

kwaliteitsfactor ‘impact’ beschreven. De provincie Friesland scoort op factor ‘impact’ het beste omdat bij 78% van de genoemde risico’s de factor ‘impact’ was beschreven. De

provincie Zeeland beschrijft in geen enkele paragraaf weerstandsvermogen de factor ‘impact’ bij de genoemde risico’s. 2007 heeft de laagste score op factor ‘impact’, in dat jaar is door provincies gemiddeld 9,25 keer de impact bij het voordoen van een risico beschreven. 2011 heeft de hoogste score op factor ‘impact’, in dat jaar is door de provincies gemiddeld 14,92 keer de impact bij het voordoen van een risico beschreven.

Een test met het Univariate GLM wijst uit dat de gemiddelden van het aantal keren dat de factor ‘impact’ is beschreven tussen 2007 en 2011 geen significante verandering laten zien. De P-waarde hierbij is ,093.

impact Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig.

jaar Hypothesis 270,733 4 67,683 2,131 ,093

Error 1397,667 44 31,765c

Figuur 4.8 Univaiate GLM verandering in factor impact tussen jaren 4.2.4 Factor actie

In de periode 2007 tot en met 2011 wordt bij 32% van alle genoemde risico’s de kwaliteitsfactor ‘actie’ beschreven. Bij 32% van alle genoemde risico’s worden dus

beheersmaatregelen genoemd. Deze kwaliteitsfactor is het minst sterk vertegenwoordigd van de vijf kwaliteitsfactoren. De provincie Zuid-Holland heeft met 74% beschrijvingen van ‘actie’ het beste gescoord op deze factor. De provincies Overijssel, Noord-Brabant en Zeeland hebben bij minder dan 10% van de risico’s de factor ‘actie’ beschreven. 2009 heeft de laagste score op de factor ‘actie’ omdat er in dat jaar door de provincies gemiddeld 3,33 keer een ‘actie’ is beschreven bij de genoemde risico’s. In 2011 is de score het hoogst. In dat jaar is gemiddeld 12,92 keer een ‘actie’ beschreven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Middels het verslaggevingskwaliteitsmodel van Beretta en Bozzolan (2004; 2008) en het leesbaarheidsmodel van Flesch (1948) is het effect van negatieve prestaties

De mogelijkheid bestaat dan dat de pensioenfondsen die moesten korten nominaal niet meer in de kwaliteit van risicoverslaggeving zijn gestegen, maar procentueel

Hierbij worden de AEX (Amsterdam Euronext Exchange), AMX (Amsterdam Midkap Index) en de AScX(Amsterdam Small Cap Index) gebruikt. Zowel in het jaar 2007 als in 2009 is

1) Het doel van de interviews is inzicht te krijgen in welke risico’s de bestuurders van care- instellingen en deskundigen waarnemen. 2) De interviews zijn semigestructureerd van

‘’ Welke kwaliteit risicoverslaggeving rapporteren hogescholen in Nederland in de jaarverslagen over 2008, 2009 en 2010 en in hoeverre kunnen eventuele verschillen hierin

Daarbij wordt alleen het gedeelte voorafgaande aan de jaarrekening (i.c. balans, winst-en-verlies- rekening, kasstroomoverzicht en toelichting daarop) meegenomen. B) Daarna wordt

Een onderzoek bij gemeenten naar welke risico’s ze rapporteren en of deze risico’s daadwerkelijk risico’s zijn die thuis horen in de paragraaf weerstandsvermogen

De Code is van toepassing op alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs,