• No results found

Risicoverslaggeving binnen Nederlandse care-instellingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicoverslaggeving binnen Nederlandse care-instellingen"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie: Accountancy

Auteur: Henk-Willem Borghuis

Studentnummer: 1764977

Onder begeleiding van: prof. dr. J.A. Emanuels Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Opleiding: MSc Accountancy & Controlling

(2)

2

-Voorwoord

In de huidige turbulente tijd worden belangengroepen bewuster van het feit dat ondernemingen blootgesteld zijn aan risico’s. Aangezien het niet vanzelfsprekend is dat elke onderneming de crisis overleeft, zijn belangengroepen steeds meer geïnteresseerd in de risico’s waar de desbetreffende onderneming mee te maken heeft. De onderneming dient te rapporteren over deze risico’s. Wanneer de belanghebbende inzicht krijgt in de risico’s, kan diegene overwogen beslissingen maken zoals de keuze om wel of geen lening te verstrekken als bank zijnde. In deze scriptie heb ik, door de kwaliteit van de risicoverslaggeving te meten, onderzocht in hoeverre care-instellingen uit de Nederlandse zorgsector tegemoet komen aan de behoefte van belanghebbenden omtrent risicoverslaggeving.

Deze scriptie heb ik geschreven ter afronding van de Master Accountancy. Vanaf deze plek wil ik mijn collega’s van Ernst & Young bedanken waar ik een half jaar heb mogen meelopen. Specifiek wil ik daarbij mijn begeleider binnen Ernst & Young, dhr. Dijkstra RA, bedanken. Daarnaast wil ik prof. dr. Emanuels bedanken voor de goede begeleiding tijdens het schrijven van deze scriptie. Door zijn feedback heb ik tussentijdse aanpassingen kunnen maken die het resultaat ten goede zijn gekomen. Tenslotte wil ik mijn familie bedanken waarbij ik telkens terecht kon, zowel bij het schrijven van deze scriptie als de gehele studieperiode.

Ik wens u veel leesplezier toe bij het lezen van deze scriptie. Henk-Willem Borghuis

(3)

3

-Samenvatting

In deze scriptie wordt onderzocht wat de kwaliteit is van de risicoverslaggeving van Nederlandse care-instellingen. In de Nederlandse zorgsector is een onderscheid te maken tussen de sectoren cure en care. Tot de cure sector worden onder andere ziekenhuizen gerekend. Tot de care sector worden het verpleeghuis, het verzorgingstehuis en de thuiszorg gerekend, alsmede de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg. De kwaliteit van de risicoverslaggeving is gemeten aan de hand van een lijst met te analyseren elementen, welke nagenoeg identiek is aan de vragenlijst die het NIVRA (2010) gehanteerd heeft in het onderzoek naar de kwaliteit van de risicoparagraaf van Nederlandse beursfondsen. Tenslotte is onderzocht of bij grotere ondernemingen de kwaliteit van de risicoverslaggeving beter is dan bij kleinere ondernemingen. Allereerst wordt in deze scriptie onderzocht wat de verlangde kwaliteit van risicoverslaggeving inhoudt. Deze verlangde kwaliteit wordt beïnvloed door een aantal factoren. De eerste factor is de behoefte van belanghebbenden. Deze belanghebbenden willen een aantal zaken graag terugzien in de verslaggeving waaronder beschrijvingen omtrent de impact en kans van optreden van risico’s. Daarnaast willen zij bijvoorbeeld een beschrijving zien van de voornaamste risico’s waar instellingen mee te maken hebben. De tweede factor is de wet- en regelgeving waar Nederlandse care-instellingen aan dienen te voldoen. Het document jaarverantwoording 2010 stelt eisen waaraan de risicoverslaggeving van care-instellingen dient te voldoen.

De resultaten uit het onderzoek laten zien dat de kwaliteit van de risicoverslaggeving van Nederlandse care-instellingen ondermaats is. Vooral op het gebied van kwantificering van risico’s en het weergeven van de kans en omvang van risico’s, scoort de risicoverslaggeving een onvoldoende. Daarnaast hebben veel instellingen moeite zich te beperken tot de meest belangrijke risico’s. In dit onderzoek is met een aantal bestuurders van care-instellingen en andere deskundigen gesproken over de trends welke zij relevant vinden voor de instellingen. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat een beperkte aansluiting plaatsvindt van enerzijds deze trends en anderzijds de verslaggeving van risico’s daaromtrent. De resultaten laten tevens zien dat meer informatie kan worden uitgegeven omtrent risicobeheersings- en controlesystemen. Tenslotte is een significant positief verband gevonden tussen de ondernemingsgrootte en de kwaliteit van de risicoverslaggeving van Nederlandse care-instellingen. Een mogelijke verklaring voor dit gevonden verband is dat grotere ondernemingen te maken hebben met een groter aantal of meer invloedrijke belangengroepen waardoor grotere ondernemingen de prikkel voelen om een inhoudelijk beter risicoverslag te produceren dan kleinere ondernemingen. Deze veronderstelling sluit aan bij de legitimatietheorie.

Risicoverslaggeving is de laatste jaren steeds belangrijker geworden en dit onderzoek laat zien dat de risicoverslaggeving van Nederlandse care-instellingen desondanks nog niet van voldoende kwaliteit is. Dit onderzoek is een toevoeging op eerder onderzoek naar risicoverslaggeving in de Nederlandse cure sector. Accountant (2011) rapporteert namelijk dat de verslaggeving van ziekenhuizen te wensen over laat. Belanghebbenden kunnen bij hun beslissingen niet volledig afgaan op het jaarverslag. Naast het jaarverslag dienen de belanghebbenden zelf informatie te verzamelen of af te gaan op eigen kennis om de risico’s af te wegen. Bestuurders binnen de Nederlandse zorgsector zullen in de toekomst extra aandacht moeten besteden aan de risicoverslaggeving om de kwaliteit te verbeteren.

(4)

4

-Inhoudsopgave

Voorwoord 2 Samenvatting 3 1 Inleiding 6 1.1 Introductie 6 1.2 Relevantie 8 1.3 Onderzoeksmethode 9 1.3.1 Deelvragen 9 1.3.2 Dataverzameling 11 1.3.3 Kwaliteit risicoverslaggeving 11 1.3.4 Vervolg scriptie 11 2 Transparante verslaggeving 12

2.1 Behoefte aan transparante verslaggeving 12

2.1.1 Agency theorie 12

2.1.2 Legitimatietheorie 12

2.1.3 Conclusie 13

2.1.4 Behoefte aan risicotoelichtingen 13

2.1.5 Motieven voor niet-transparante verslaggeving 14

2.2 Onderzoeken naar transparantie binnen jaarverslagen 15

2.2.1 Definitie 15

2.2.2 Onderzoeken naar transparante verslaggeving binnen de profit sector 16 2.2.3 Onderzoeken naar risicoverslaggeving binnen de profit sector 16 2.2.4 Onderzoek naar transparante verslaggeving binnen de non-profit sector 18 2.2.5 Onderzoek naar risicoverslaggeving binnen de non-profit sector 19

2.2.6 Samenvatting 19

3 Risicomanagement 21

3.1 Risicobeheersings- en controlesysteem 21

3.2 Toegevoegde waarde ERM 23

4 Wet- en regelgeving omtrent risicoverslaggeving van care-instellingen 25

4.1 Nederlandse Corporate Governance Code 25

4.2 Zorgbrede Governancecode 25

4.3 Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) 26

4.4 Document jaarverantwoording 2010 26

5 Interviews 28

5.1 Opzet interviews 28

5.2 Resultaten interviews 29

5.3 Risicoanalyse 32

(5)

5

-7 Onderzoeksmethode 35

7.1 Beoordelen van risicoverslaggeving 35

7.2 Regressieanalyse 35

8 Resultaten 37

8.1 Risicoparagraaf algemeen 38

8.2 Risicoverslaggeving 38

8.3 Interne risicobeheersings- en controlesystemen 44

8.4 Heeft ondernemingsgrootte invloed op de kwaliteit van risicoverslaggeving? 45

9 Conclusie 46

9.1 Discussie 46

9.1.1 Voldoen aan behoeften van belanghebbenden 46

9.1.2 Voldoen aan beschrijven van processen 47

9.1.3 Voldoen aan eisen omtrent beschrijving van risico’s 47

9.1.4 Ondernemingsgrootte: Een bepalende factor 48

9.2 Conclusie 48

9.3 Beperkingen 49

9.4 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek 50

Referenties 51

Bijlage 1 Lijst met te analyseren elementen 57

(6)

6

-1

Inleiding

1.1 Introductie

De discussie omtrent de inhoud van jaarverslagen is de laatste tijd weer actueel. Zo heeft Eumedion, die de belangen behartigt van de bij haar aangesloten institutionele beleggers op het gebied van corporate governance en duurzaamheid, op drie januari 2012 een brief gestuurd naar het ministerie van Veiligheid en Justitie. Eumedion geeft in deze brief aan dat aan het jaarverslag meer inhoudelijke eisen moeten worden gesteld. Ondernemingen zouden meer moeten rapporteren over de strategie en de doelstellingen, de risico’s en prestatiemaatstaven en

–indicatoren. Eumedion heeft geïnventariseerd dat beleggers een beschrijving willen van de voornaamste risico’s die uit de strategie voortvloeien (Accountant, 2012). Dit is voor de lezers van het jaarverslag van belang, aangezien de beslissingen die lezers op basis van het jaarverslag maken kunnen veranderen, wanneer belangrijke risico’s wel of niet worden opgenomen in het jaarverslag. Investeerders willen volledig ingelicht zijn over het risicoprofiel van hun investeringen (Hutchison et al., 2005). Het NIVRA heeft in 2010 verslag gedaan van het onderzoek naar de risicoparagraaf van Nederlandse beursfondsen. Eén van de belangrijkste conclusies was dat er wat betreft presentatie en inhoud voldoende ruimte was voor verbetering. Ook in de publieke sector is onderzoek gedaan naar de kwaliteit van risicoverslaggeving van Nederlandse ziekenhuizen (Accountant, 2011). Ook hieruit bleek dat de verslaggeving niet voldoende was. De informatie over risico’s was veelal algemeen van aard en daarnaast hadden slechts een paar ziekenhuizen een toelichting gegeven op het risicobeheersings- en controlesysteem. In toevoeging op het onderzoek naar de kwaliteit van risicoverslaggeving bij ziekenhuizen, heeft dit onderzoek het doel een oordeel te geven omtrent de kwaliteit van risicoverslaggeving van andere instellingen in de zorgsector, namelijk care-instellingen.

Belanghebbenden hebben er baat bij dat bestuurders transparant zijn in hun risicoverslaggeving. Ze moeten afgewogen beslissingen kunnen maken op basis van juiste en volledige informatie. Een onderdeel daarvan is te weten te komen wat de visie van bestuurders richting de toekomst is. Wanneer de bestuurders niet transparant zijn in hun verslaggeving, zal het maatschappelijk verkeer niet de ware visie van bestuurders over de toekomst te weten kunnen komen. Welke risico’s spelen er voor de bestuurders nu echt? Privé-informatie of concurrentiegevoelige informatie zullen bestuurders niet zo snel willen rapporteren (Meijer, 2003; Renn, 2004). Naar deze transparantie zijn diverse onderzoeken gedaan (o.a. Kim, 2005; Linsley & Shrives, 2005; Aksu & Kosedag, 2006; Dilla & Janvrin, 2010). Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat de transparantie over het algemeen niet voldoende bleek.

Belangengroepen zorgsector

Ook in de zorgsector in Nederland is er vraag naar transparante verslaggeving aangezien de toekomst van de zorgsector momenteel erg onzeker is. De toekomst is onzeker vanwege onder meer demografische en technologische ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen hebben als gevolg dat de zorgkosten stijgen waardoor vraagtekens bestaan over hoe men om moet gaan met onder andere de financiering van de zorg. Dit is onder andere het geval bij de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). De AWBZ vergoedt langdurige zorg voor mensen met een ernstige beperking door een handicap, chronische ziekte of ouderdom. Instellingen die AWBZ-zorg aanbieden worden ook wel care-instellingen genoemd. Verschillende belangengroepen van zorginstellingen hebben baat bij een zo volledig mogelijke verslaggeving van risico’s. Hier zullen een aantal belangengroepen worden besproken.

(7)

7

-De eerste groep die hier behandeld wordt zijn de banken. Onder andere Schippers & Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (2011) zeggen dat banken steeds kritischer geworden zijn op het verstrekken van leningen. De banken willen zekerheid dat investeringen kunnen worden terugverdiend. Ook in de beoordeling van vragen van zorginstellingen om financiering van grootschalig vastgoed zijn banken de laatste jaren kritischer geworden (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2011). Wanneer bestuurders echter een financiering nodig hebben om grote investeringen te doen, terwijl er wel grote risico’s in de toekomst liggen, zullen de bestuurders wellicht deze risico’s verbloemen/ minder hevig maken om zodoende de financiering binnen te slepen.

Een andere groep die geïnteresseerd is in risico’s van zorginstellingen zijn de burgers. Onder andere het Maasstad ziekenhuis te Rotterdam (Van den Brink, 2011) is het afgelopen jaar in het nieuws geweest in verband met de uitbraak van een resistente bacterie. De imagoschade die de uitbraak met zich meebrengt is van grote omvang, aangezien de burgers zich niet in het desbetreffende ziekenhuis willen laten opnemen wanneer ze dit nieuws vernemen. Ook in de langdurige zorg is de laatste jaren veel aandacht voor kwaliteit en veiligheid in de zorg (Schoonhoven, 2012).

Zorgverzekeraars vormen een andere belanghebbende groep van zorginstellingen. Onder andere gemeenschappelijke belangen en open boeken dragen bij aan een verbetering van de relatie tussen zorgverzekeraars enerzijds en eerstelijn, ziekenhuizen en ouderenzorg anderzijds. Bij gemeenschappelijke belangen gaat het om de vraag of de zorgaanbieder de andere partij kan helpen aan meer verzekerden of aan een betere reputatie. Omgekeerd speelt de vraag of de verzekeraar de aanbieder aan meer patiënten kan helpen. Bij een open boek relatie hebben beide partijen inzage in elkaars financiële situatie. Voor zorgaanbieders is van belang dat zij van zorgverzekeraars weten of zij een goedkope of dure regio van verzekerden vormen. Zorgverzekeraars willen graag weten of de aangereikte financiële informatie volledig en betrouwbaar is (Schrijvers, 2008).

Een vierde belanghebbende groep die hier besproken wordt, vormen de (eventueel toekomstige) werknemers. Onder andere vakbond Abvakabo FNV krijgt van haar leden regelmatig signalen over fysieke pijn en een te hoge werkdruk (Skipr, 2011). Dit heeft verschillende oorzaken volgens bestuurder van der Hoorn: “De zorg van individuele cliënten wordt steeds intensiever en complexer. Tevens speelt vergrijzing een rol en blijven financiële middelen daarbij achter. Werknemers moeten steeds meer werk doen in minder tijd, met minder collega’s die gemiddeld ook minder goed zijn opgeleid. Werknemers doen dan toch maar de noodzakelijke fysieke zorghandeling, veel op een dag en vaak alleen. Werknemers worden tevens ouder en kunnen daardoor fysiek minder aan.” Door het onderkennen van bestuurders of dergelijke risico’s binnen de desbetreffende zorginstelling bestaan, kunnen (eventueel toekomstige) werknemers hierop anticiperen en eventueel maatregelen nemen.

Wet- en regelgeving risicoverslaggeving

De risico’s waar een zorginstelling mee te maken heeft, dienen op de volgende manier geopenbaard te worden in het jaarverslag. Het Ministerie van VWS heeft het model jaarrekening 2010 voor de zorgsector gepubliceerd, bestaande uit een jaarverslag en een jaarrekening. Het uitgebreide model jaarrekening 2010 is gebaseerd op de RJ Richtlijn 655 Zorginstellingen. Zorginstellingen moeten bij het opmaken van het jaarverslag en de jaarrekening op grond van de

(8)

8

-Regeling verslaggeving WTZi en het Controleprotocol Jaarverantwoording zorginstellingen 2010 ook met andere verslaggevingsregels rekening houden. Op grond van artikel 2:391 lid 1 BW moet het jaarverslag tevens een beschrijving geven van de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de rechtspersoon wordt geconfronteerd. Tevens moet worden vermeld of er sprake is van een intern risicobeheersings- en controlesysteem. In de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving is een nadere uitwerking opgenomen van de risico’s en onzekerheden die in het jaarverslag moeten worden opgenomen. Bij die selectie van risico’s en onzekerheden kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de categorieën strategie, operationeel, financieel, financiële verslaggeving en wet- en regelgeving (Walhout, 2012).

Vraagstelling

Gezien het voorgaande is het interessant om de risicoverslaggeving binnen care-instellingen te beoordelen, aangezien kritiek bestaat op de risicoverslaggeving van beursgenoteerde bedrijven en kritiek bestaat op de risicoverslaggeving van ziekenhuizen welke tot de cure-sector worden gerekend. Daarnaast kunnen bestuurders verschillende belangen hebben om informatie wel of juist niet te rapporteren en is de toekomst van de AWBZ erg onzeker waardoor dit verschillende risico’s met zich mee kan brengen voor Nederlandse care-instellingen. De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt:

Wat is de kwaliteit van risicoverslaggeving van Nederlandse care-instellingen?

1.2 Relevantie

Dit onderzoek draagt op een aantal punten bij aan de bestaande literatuur. Ten eerste draagt het bij aan het onderzoek naar transparantie in verslaggeving. Eerder onderzoek richtte zich vooral op transparantie in financiële verslaggeving in het jaarverslag. Barth & Schipper (2008) vonden bewijs dat een grotere transparantie van het jaarverslag leidt tot lagere kapitaalkosten vanwege een verminderd informatierisico. Dilla & Janvrin (2010) hebben aangetoond dat slechter presterende ondernemingen meer gebruik maken van grafieken dan beter presterende ondernemingen om zo de transparantie van het jaarverslag te verminderen. Aangezien voor gebruikers de transparantie van het jaarverslag van belang is, hebben zij tevens belang bij een transparante risicoparagraaf. Derhalve is dit onderzoek relevant en draagt het bij aan het onderzoek naar transparantie in verslaggeving.

Ten tweede richt dit onderzoek zich specifiek op een apart deel van het jaarverslag, namelijk de risicoparagraaf. Gebruikers van het jaarverslag hebben belang bij een transparante en volledige risicoparagraaf. Investeerders kunnen bij onvolledig inzicht in de risico’s waar een onderneming mee te maken heeft, minder goed de risico’s bij investeringen waarderen. Daarnaast hebben andere belanghebbenden zoals banken tevens belang in een zo juist en volledig mogelijk verslag omtrent risico’s. Onderzoek naar transparantie van risico’s in de risicoverslaggeving is onder meer gedaan door Kajüter (2001), Linsley & Shrives (2005), NIVRA (2010) en NBA (2011). Kajüter (2001) vond dat Duitse ondernemingen niet een systematische benadering hanteerden voor het rapporteren van risico’s en dat de toelichtingen over risico’s beperkt waren. Uit het onderzoek van Linsley & Shrives (2005) kwam naar voren dat Britse beursgenoteerde ondernemingen niet een compleet beeld gaven van de risico’s waar ze werkelijk mee te maken hadden. Tevens werd nauwelijks gekwantificeerde informatie weergegeven. Het NIVRA (2010) heeft onderzoek gedaan binnen Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Veel van deze ondernemingen bleken moeite te hebben om de belangrijkste risico’s te identificeren. Daarnaast

(9)

9

-was de presentatie en inhoud van de risicoparagraaf niet voldoende en -was de informatie over risicobereidheid onder de maat. Accountant (2011) maakt melding van een NBA-onderzoek naar de kwaliteit van verslaggeving van Nederlandse ziekenhuizen. Uit de resultaten blijkt dat slechts twee van de in totaal 91 ziekenhuizen een toelichting op het risicobeheersings- en controlesysteem geven in hun jaarverslag. Daarnaast was de informatie over risico’s veelal algemeen van aard, slechts weinig ziekenhuizen gaven duidelijk inzicht in de eigen risico’s. Er zijn bij mij geen onderzoeken bekend waarbij specifiek onderzoek is gedaan naar de kwaliteit van risicoverslaggeving van care-instellingen in Nederland. Daarmee is dit onderzoek relevant en draagt het op dit punt bij aan de bestaande literatuur.

Ten derde richt dit onderzoek zich op specifieke risico’s waar care-instellingen mee te maken hebben. Gebruikers van het jaarverslag hebben belang bij een zo uitvoerig mogelijke risicoverslaggeving, waar het identificeren van aparte risico’s deel van uitmaakt. Hierdoor kan het informatierisico voor gebruikers worden verlaagd. In dit onderzoek wordt onderzocht met welke belangrijke risico’s care-instellingen te maken hebben. Vervolgens wordt getoetst of deze belangrijke risico’s voorkomen in de risicoverslaggeving. Hiermee kan een uitspraak worden gedaan in hoeverre wordt voldaan aan de behoefte van gebruikers van het jaarverslag inzake identificeren van specifieke risico’s. Dit onderzoek is relevant aangezien geen eerder onderzoek bestaat welke ingaat op de mate van vastlegging van specifieke risico’s van care-instellingen terwijl gebruikers hier wel belang bij hebben.

1.3 Onderzoeksmethode

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is een onderzoeksmodel ontworpen. Figuur 1 bevat dit onderzoeksmodel. Hierna zal het onderzoeksmodel in paragraaf 1.3.1 worden toegelicht aan de hand van deelvragen.

Figuur 1: Onderzoeksmodel

1.3.1 Deelvragen

Het doel van het onderzoek is een oordeel te geven over de kwaliteit van risicoverslaggeving van Nederlandse care-instellingen. Aan de hand van deelvragen kan worden onderzocht welke

Behoefte aan transparantie

Risico’s afgeleid uit interviews Risicomanagement Wet- en regelgeving Verlangde kwaliteit risicoverslaggeving Risicoverslaggeving in jaarverslagen Kwaliteit risicoverslaggeving

(10)

10

-behoefte aan risicoverslaggeving bestaat. Door deze -behoefte aan risicoverslaggeving te vergelijken met de werkelijke risicoverslaggeving in jaarverslagen, kan een oordeel worden gegeven over de kwaliteit van risicoverslaggeving. De eerste kolom van het onderzoeksmodel bevat de vier deelvragen.

Het maatschappelijk verkeer verlangt transparante verslaggeving van bestuurders. Deze transparantie van bestuurders verkrijgt het maatschappelijk verkeer echter niet vanzelfsprekend. Aan de hand van verschillende theorieën zal besproken worden waarom belanghebbenden enerzijds een zo helder en volledig mogelijke verslaggeving willen versus de motieven waarom bestuurders anderzijds dit tegen kunnen gaan. Tevens worden reeds uitgevoerde onderzoeken omtrent dit onderwerp besproken middels literatuuronderzoek. De eerste deelvraag die in deze scriptie besproken zal worden luidt als volgt: Waarom bestaat er behoefte aan transparante verslaggeving en welke rol spelen bestuurders hierin?

Vanaf de tweede deelvraag zal specifiek gekeken worden naar een apart onderdeel van het jaarverslag, namelijk de risicoparagraaf. In dit onderzoek gaat het over risico’s en risicoverslaggeving. Echter zit hier nog een schakel tussen waar ondernemingen mee te maken hebben: Het risicomanagementproces. Zonder een adequaat risicomanagementproces is de onderneming minder in staat om de risicoverslaggeving op voldoende niveau te krijgen. Daarom is het van belang om het concept risicomanagement helder te krijgen, des te meer omdat zorginstellingen moeten rapporteren omtrent het risicomanagementproces op basis van wet- en regelgeving. De tweede deelvraag van dit onderzoek gaat daarom dieper in op het onderwerp risico’s en risicomanagement. Middels literatuuronderzoek wordt antwoord gegeven op de deelvraag: Wat is risicomanagement en hoe vindt dit plaats?

De derde deelvraag gaat in op de wet- en regelgeving waar zorginstellingen mee te maken hebben. Zorginstellingen zijn verplicht om in hun jaarverslag bepaalde zaken op te nemen omtrent risico’s. Aangezien in deze scriptie wordt getoetst in hoeverre care-instellingen melding maken van belangrijke risico’s en de beheersing van deze risico’s, is het van belang de wet- en regelgeving op het punt van risicoverslaggeving te kennen. Middels literatuuronderzoek wordt antwoord gegeven op deze deelvraag. De derde deelvraag luidt als volgt: Hoe luidt de wet- en regelgeving omtrent risicoverslaggeving bij Nederlandse care-instellingen?

Het vierde deel van het onderzoek beslaat het identificeren van belangrijke risico’s van care-instellingen middels interviews. Gebruikers van het jaarverslag hebben belang bij een zo uitvoerig mogelijke risicoverslaggeving, waar het identificeren van aparte risico’s deel van uitmaakt. Hierdoor kan het informatierisico voor gebruikers worden verlaagd. De interviews worden afgenomen met leden uit de Raad van Bestuur van verschillende categorieën care-instellingen om zo vanuit meerdere invalshoeken de visie te kunnen horen. Acht bestuursleden van acht care-instellingen worden geïnterviewd. De namen van de bestuursleden kunnen wegens anonimiteit niet worden geopenbaard. Daarnaast worden vijf deskundigen binnen Ernst & Young om hun visie gevraagd. De vierde deelvraag is: Wat zijn belangrijke risico’s bij care-instellingen? In het vijfde deel van het onderzoek wordt behandeld wat onder het begrip ‘kwaliteit van risicoverslaggeving’ verstaan wordt. Aangezien eerder onderzoek (NIVRA, 2010) is verricht naar de kwaliteit van risicoverslaggeving van Nederlandse beursfondsen, wordt de definitie uit het

(11)

11

-onderzoek van het NIVRA (2010) gehanteerd. De vijfde deelvraag luidt als volgt: Waaruit bestaat de verlangde kwaliteit van risicoverslaggeving?

1.3.2 Dataverzameling

De jaarverslagen van de care-instellingen worden getoetst om te beoordelen in hoeverre voldaan wordt aan de verlangde kwaliteit van risicoverslaggeving. Dit toetsen geschiedt door middel van data welke aan de hand van een lijst met te analyseren elementen wordt verkregen. Deze lijst is nagenoeg gelijk aan de vragenlijst die het NIVRA (2010) heeft gehanteerd bij het onderzoeken van de kwaliteit van de risicoparagraaf in jaarverslagen uit 2009 van Nederlandse beursfondsen. De vragen in de vragenlijst van het NIVRA (2010) die specifiek betrekking hadden op beursfondsen zijn achterwege gelaten in de lijst met te analyseren elementen in dit onderzoek. De lijst bestaat onder andere uit de volgende onderdelen: Wordt er melding gemaakt van een intern risicobeheersings- en controlesysteem? Worden de vermelde risico’s in het jaarverslag naar categorie ingedeeld? Worden specifieke risico’s benoemd en zo ja, in hoeverre worden de geïdentificeerde risico’s uit de interviews benoemd?

1.3.3 Kwaliteit risicoverslaggeving

In het zesde en laatste deel van het onderzoek wordt middels de dataverzameling een vergelijking gemaakt tussen de verlangde kwaliteit van risicoverslaggeving en de gerapporteerde risicoverslaggeving in jaarverslagen. Deze deelvraag geeft antwoord op de centrale vraag van het onderzoek: Wat is de kwaliteit van risicoverslaggeving van Nederlandse care-instellingen? Risicoparagrafen uit jaarverslagen van 27 care-instellingen betreffende het boekjaar 2010 worden geanalyseerd aan de hand van de lijst met te analyseren elementen. Middels deze analyse kan een uitspraak worden gedaan over de kwaliteit van risicoverslaggeving van care-instellingen betreffende jaarverslagen over 2010. Tevens wordt onderzocht of de kwaliteit van risicoverslaggeving beïnvloed wordt door de ondernemingsgrootte, aangezien Beretta & Bozzolan (2004) en Linsley & Shrives (2006) hebben aangetoond dat ondernemingsgrootte een positieve invloed heeft op het volume van risicotoelichtingen.

1.3.4 Vervolg scriptie

Het vervolg van deze scriptie ziet er als volgt uit: Hoofdstuk 2 behandelt wetenschappelijke theorieën omtrent transparante verslaggeving evenals reeds uitgevoerde onderzoeken op dit terrein. Hoofdstuk 3 gaat in op het risicomanagementproces. In hoofdstuk 4 wordt de wet- en regelgeving voor care-instellingen omtrent risicoverslaggeving behandeld. In hoofdstuk 5 worden de interviews met de leden van de Raden van Bestuur en deskundigen geanalyseerd. Hoofdstuk 6 behandelt de verlangde kwaliteit van risicoverslaggeving. Daarna wordt in hoofdstuk 7 de onderzoeksmethode besproken welke tot doel heeft een oordeel te kunnen geven over de risicoverslaggeving van jaarverslagen uit 2010. Vervolgens worden in hoofdstuk 8 de resultaten besproken waarna dit onderzoek afgesloten wordt in hoofdstuk 9 middels een discussie, een bespreking van beperkingen en mogelijkheden voor vervolgonderzoek en een conclusie.

(12)

12

-2

Transparante verslaggeving

In dit hoofdstuk wordt de behoefte aan transparante verslaggeving verklaard aan de hand van wetenschappelijke theorieën. Dit hoofdstuk geeft antwoord op de deelvraag: Waarom bestaat er behoefte aan transparante verslaggeving en welke rol spelen bestuurders hierin? Allereerst zal de agency theorie behandeld worden waarna vervolgens de legitimatietheorie uiteengezet wordt. Hierdoor wordt een indruk verkregen waarom transparante verslaggeving belangrijk is voor gebruikers. Bestuurders kunnen echter motieven hebben om niet over te gaan tot een volledig transparante verslaggeving. Deze motieven worden besproken. Daarna zal een blik worden geworpen op reeds uitgevoerd onderzoek met betrekking tot transparantie van verslaggeving.

2.1 Behoefte aan transparante verslaggeving

2.1.1 Agency theorie

Jensen & Meckling (1976) gaan in op de gevolgen van scheiding van eigendom en beheer van vermogensbestanddelen. De scheiding van eigendom en beheer van vermogensbestanddelen komt in grote omvang voor sinds de Industriële Revolutie. Voor de financiering van investeringen in fabrieken was risicodragend vermogen nodig welke leidde tot vennootschappen met grote aantallen, vaak anonieme, aandeelhouders. Na de Tweede Wereldoorlog is onderkend dat ook andere groepen uit de samenleving een (in)direct belang kunnen hebben bij de prestaties van een onderneming. De agency theorie verklaart de behoefte aan accountantscontrole vanuit de tegengestelde belangen tussen management en aandeelhouders. Het management neemt de bedrijfsvoering voor zijn rekening ten behoeve van de aandeelhouders. Belangentegenstellingen kunnen daarbij voorkomen. Aandeelhouders hebben er belang bij dat winsten volledig worden verantwoord, deze zijn namelijk van invloed op de aandeelwaarde en de te ontvangen dividenden. Het management kan er echter belang bij hebben om de winsten niet volledig te verantwoorden of risico’s van een onderneming niet juist of volledig toe te lichten. Zo kan het zichzelf bijvoorbeeld excessieve beloningen toekennen. De kosten die het gevolg zijn van scheiding van eigendom en beheer en van de delegatie van bevoegdheden van aandeelhouders naar het management, worden aangeduid als agency costs (Majoor & van Kollenburg, 2011).

Agency costs bestaan uit:

- kosten die het management maakt om aan te tonen dat het zijn afspraken nakomt - kosten die de aandeelhouders maken om het management te controleren

- het verlies door managementbeslissingen die voor aandeelhouders niet optimaal zijn De inschakeling van de accountant door de aandeelhouders is in deze theorie het resultaat van een minimalisatie van de hiervoor genoemde agency costs. Echter kunnen bepaalde agency costs ook op een andere manier worden geminimaliseerd. De kosten die de aandeelhouders maken om het management te controleren kunnen tevens worden verlaagd wanneer het management meer inzicht geeft in de activiteiten en resultaten. Een uitgebreider jaarverslag plus toelichtingen is transparanter waardoor de agency costs verlaagd kunnen worden. Hierdoor hebben de aandeelhouders belang bij een transparanter jaarverslag (Majoor & van Kollenburg, 2011). 2.1.2 Legitimatietheorie

Deegan (2002) verklaart de legitimatietheorie. De legitimatietheorie bekijkt de onderneming vanuit de positie die de onderneming inneemt in de maatschappij en vervolgens de acceptatie van de maatschappij van de onderneming. Deegan (2002) omschrijft legitimatie als volgt: Overeenstemming tussen de sociale waarden die worden uitgedragen door de activiteiten van de

(13)

13

-onderneming en de sociale waarden van de gehele maatschappij, waar de -onderneming deel van uit maakt. In deze theorie staat de veronderstelling centraal dat de onderneming “contracten” sluit met haar omgeving waaraan de onderneming haar bestaansrecht ontleent. Legitimatie is daarmee gerelateerd aan het concept van een sociaal contract. In het bijzonder wordt er vanuit gegaan dat het voortbestaan van een organisatie wordt bedreigd als de samenleving ziet dat de organisatie haar sociaal contract heeft geschonden.

De Waard (2011) gaat onder andere in op de legitimatietheorie bij vrijwillige verslaggeving van duurzaamheidsverslagen. Ondernemingen hebben een license to operate (mandaat van hun omgeving om te blijven opereren) nodig om te kunnen overleven en zullen mede daarom de communicatie met de relevante belangengroepen vormgeven. Een element daarin is duurzaamheidsverslaggeving. Hierbij kan absolute transparantie worden nagestreefd, maar ook kan gekozen worden voor beïnvloeding van de publieke opinie.

2.1.3 Conclusie

Uit de voorgaande twee theorieën valt te concluderen dat tussen de bestuurder en de belanghebbende een relatie bestaat welke gekenmerkt kan worden door enerzijds tegengestelde belangen en anderzijds dat de bestuurder meer informatie in zijn bezit kan hebben ten opzichte van de belanghebbende. Wanneer sprake is van een groot tegengesteld belang, zullen de agency costs hoger uitvallen. De agency costs kunnen, naast inschakeling van een accountant, verminderd worden door een transparantere verslaggeving. Daarnaast kunnen bestuurders op basis van de legitimatietheorie kiezen voor het geven van meer toelichtingen. Hierbij dient de gebruiker de vraag te stellen waarom de toelichtingen zijn gegeven. Deze theorie laat echter wel zien dat de gebruiker baat heeft bij het verkrijgen van meer informatie omtrent de activiteiten van de organisatie.

2.1.4 Behoefte aan risicotoelichtingen

Onder andere door de gevolgen van de financiële crisis wordt door aandeelhouders en andere belanghebbenden kritisch gekeken naar risico’s van ondernemingen en hoe bestuurders met die risico’s omgaan (Pirson & Turnbull, 2011). Door transparant te zijn over risico’s kunnen bestuurders goodwill verdienen. Door de transparantie ontstaat namelijk wederzijds begrip en waardering. Hierdoor zou de reputatie van de onderneming omhoog kunnen gaan (Piechocki, 2004; Sanchéz-Ballesta & Bernal Llórens, 2010).

Om een nauwkeurige waardering van de aandeelprijs van de onderneming te bereiken en te behouden, zijn overtuigde en goedgeïnformeerde beleggers noodzakelijk. Door het ontbreken van geschikte toelichtingen hebben bestuurders de beschikking over meer informatie dan externe investeerders, die wellicht niet de onderliggende risico’s van de ondernemingen begrijpen (Hutton, 2004). Door investeerders te voorzien van informatie die geassocieerd is met het nastreven van bedrijfsspecifieke strategische risico’s, kunnen bestuurders de transparantie vergroten en verschillen elimineren tussen wat investeerders begrijpen en verwachten en wat bestuurders kunnen leveren. Deze toelichtingen stellen investeerders in staat om meer nauwkeurige correcties te maken voor risico’s bij het waarderen van investeringen, waardoor wordt voorkomen dat aandelenprijzen los komen te staan van de intrinsieke bedrijfswaarde (Deumes, 2008). Door helder te zijn over risico’s en onzekerheden kan ernstige schade aan de reputatie en lange termijn waarde worden voorkomen (Fuller en Jensen, 2002). Fuller & Jensen (2002) stellen dat het goed is om vanaf het begin meteen helder te zijn over risico’s en

(14)

14

-onzekerheden. Linsley en Shrives (2000, 2005) stellen dat het leveren van informatie wat toekomstgerelateerd is, nuttig zal zijn voor investeerders. Meijer (2003) noemt enkele mogelijke voor- en nadelen van risicoverslaggeving voor ondernemingen. De voordelen die hij noemt zijn:

- een positief effect van risicoverslaggeving op de vermogenskosten van ondernemingen - een verhoogde geloofwaardigheid en verbeterde relaties met investeerders

- positieve effecten op de interne beheersing. 2.1.5 Motieven voor niet-transparante verslaggeving

Een belangrijke vraag is of bestuurders oprecht zijn over onderliggende risico’s van de bedrijfsuitoefening. Bestuurders kunnen redenen hebben om niet volledig transparant te zijn. Zo kunnen bestuurders risico’s anders ervaren dan belangengroepen (Renn, 2004). Waar de belangengroepen deze risico’s inzichtelijk zouden willen hebben, kunnen bestuurders uit eigen belang of bedrijfsbelang ervoor kiezen om de risico’s niet inzichtelijk te maken. Daarnaast kunnen bestuurders inzicht hebben in risico’s waarvan de belangengroepen niet weten dat deze risico’s bestaan. Dit kan het gevolg zijn van informatieasymmetrie (Shibata & Nishihara, 2010). Het kan voorkomen dat bestuurders van een onderneming niet in het belang van de aandeelhouders opereren, onder andere doordat bestuurders de winsten willen sturen om zo hun beloning in de wacht te slepen (Ibrahim & Lloyd, 2011). Een andere mogelijkheid waarom bestuurders niet in het belang van aandeelhouders opereren komt voor bij het maken van grote investeringen die, wanneer ze zijn geslaagd, ervoor kunnen zorgen dat de bonus wordt binnengehaald (Antle & Smith, 1985). Bestuurders kunnen in staat zijn om deze grote investeringen te doen, doordat ze risicovolle informatie achter houden voor belangengroepen. Door het achterhouden van risicovolle informatie blijven de kapitaalkosten laag. Wanneer namelijk de belangengroepen meer inzicht krijgen in de onderneming, omdat er een toename van vrijwillige toelichting op informatie plaats vindt, zullen de kapitaalkosten omlaag gaan (Barth & Schipper, 2008; Bertomeu et al., 2011). Echter, wanneer een toelichting risico’s betreft met een grote negatieve impact op de onderneming, zullen de kapitaalkosten voor de onderneming stijgen aangezien het risico voor investeerders omhoog gaat. Bestuurders zijn mogelijk gericht op de korte termijn waar het in het belang van de onderneming misschien beter is om te kijken naar de lange termijn, ook voor wat betreft risico’s.

Aan de ene kant zullen bestuurders de voordelen van risicotoelichtingen begrijpen en realiseren dat markten de ondernemingen die ontoereikende informatie leveren, zullen straffen. Hierdoor merkt een toenemend aantal bestuurders dat risicotoelichtingen een concurrentievoordeel kunnen opleveren bij het aantrekken van kapitaal. Bovendien kunnen bestuurders angst hebben voor legitimatie- en reputatierisico’s wanneer ze niet voldoende risico-informatie leveren aan investeerders (Skinner, 1994, 1997).

Aan de andere kant, door openhartig te zijn over risico’s, zal de aandelenprijs kunnen dalen naar een meer duurzaam niveau op de korte termijn. Kortzichtige bestuurders onderkennen wellicht niet dat het geassocieerde leed weinig voorstelt in vergelijking met het leed dat ontstaat in de toekomst wanneer investeerders erachter komen dat bepaalde risico’s zijn verzwegen (Fuller & Jensen, 2002). Bovendien is het leveren van toelichtingen niet een kosteloze onderneming (Botosan, 1997): Ten eerste, het opmaken en verschaffen van tijdige en nauwkeurige risico-informatie vergt waardevolle tijd van het management; Ten tweede, bestuurders kunnen opmerken dat er kosten ontstaan voor de toelichtende onderneming vanwege het feit dat concurrenten de informatie kunnen uitbuiten ten nadele van het toelichtende bedrijf; Tenslotte

(15)

15

-kunnen aansprakelijkheidsrisico’s ontstaan die verband houden met de toelichtingen (Hutton, 2004). Volgens Meijer (2003) betreffen de nadelen aan risicoverslaggeving een verhoogde kans op rechtszaken en een mogelijk concurrentienadeel. Dobler (2008) stelt dat aan drie voorwaarden tegelijk voldaan moet worden voordat een bestuurder zijn privé-informatie volledig zal onthullen: Ten eerste moeten toelichtingen kosteloos kunnen worden vermeld. Dit betekent dat de toelichting bijvoorbeeld geen concurrentiegevoelige informatie zal betreffen. Ten tweede moet het onderwerp waarover de bestuurder toelichtingen geeft, algemeen gedachtegoed zijn. Dit zal onwaarschijnlijk zijn bij bijvoorbeeld toekomstgerichte informatie. De derde voorwaarde waar aan voldaan moet zijn, is dat de toelichtingen gecontroleerd kunnen worden. Risicovoorspellingen zijn echter niet verifieerbaar. Resumerend kunnen bestuurders er baat bij hebben om niet alle risico’s weer te geven, al dan niet uit eigen belang.

In het vervolg van dit hoofdstuk zullen onderzoeken op het gebied van transparante verslaggeving besproken worden. De behoefte van het maatschappelijk verkeer aan transparante verslaggeving is middels deze paragraaf aangetoond, echter is nu de vraag in hoeverre bestuurders aan deze behoefte voldoen.

2.2 Onderzoeken naar transparantie binnen jaarverslagen

In deze paragraaf wordt eerst het begrip ‘transparantie’ verklaart. Daarna worden reeds uitgevoerde onderzoeken met de daarbij behorende uitkomsten besproken. Eerst worden onderzoeken beschreven die zich richtten op ondernemingen in de profit sector. Vervolgens wordt gekeken naar onderzoeken omtrent verslaggeving van ondernemingen uit de non-profit sector waarbij specifiek naar de zorgsector wordt gekeken. Bij deze uiteenzetting van onderzoeken wordt eerst op het niveau van het jaarverslag gekeken waarna vervolgens specifieker wordt gekeken naar de risicoverslaggeving.

2.2.1 Definitie

Barth & Schipper (2008) hanteren de volgende definitie van transparantie van financiële verslaggeving:

Transparantie van financiële verslaggeving is de mate waarin de financiële verslagen de financiële positie van de onderneming weergeven op een voor de gebruikers begrijpelijke manier.

Om transparant te zijn, dienen financiële verslagen informatie te bevatten aangaande de waardebepalende factoren van een onderneming en dienen ze begrijpelijk te zijn voor gebruikers. Dus ze dienen genoeg detail te bevatten om nuttig te zijn voor gebruikers bij het maken van economische beslissingen, echter dienen ze niet overmatig veel gedetailleerde gegevens te bevatten waardoor gebruikers de waardebepalende factoren niet meer zouden kunnen onderscheiden. Daarnaast dient de informatie op zo’n manier te worden gecommuniceerd dat het begrijpelijk is voor degenen die deze informatie willen gebruiken. Het uitbrengen van een financieel verslag is een communicatiemiddel van de onderneming richting haar belanghebbenden. Communicatie is een doelgerichte activiteit en één van de centrale doelen van communicatie is het behouden van een positief imago (Benoit, 1995). Een reputatie kan met of zonder opzet worden beschadigd door woorden of daden. Wanneer dit gebeurt wordt degene die communiceert geconfronteerd met een negatief publiek beeld. Volgens Benoit (1995) zal degene die communiceert proberen dit negatieve beeld te herstellen.

(16)

16

-Gezien het bovenstaande kan het jaarverslag onderworpen zijn aan bewuste handelingen van bestuurders. De bestuurders kunnen ingrijpen om de informatie uit het jaarverslag rooskleuriger te laten voorkomen dan de werkelijkheid is.

2.2.2 Onderzoeken naar transparante verslaggeving binnen de profit sector

Kim (2005) heeft onderzoek gedaan naar de transparantie van Koreaanse ondernemingen in 2002. Tevens is hij op zoek gegaan naar determinanten van transparantie. Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat bij ondernemingen met meer totale activa de transparantie groter is dan bij ondernemingen met minder totale activa. Tevens hebben ondernemingen in de financiële sector net als ondernemingen die zaken doen in de telecommunicatie en elektronica, een hoge mate van transparantie terwijl ondernemingen in de transport- en bouwsector een lage mate van transparantie kennen.

Aksu & Kosedag (2006) hebben onderzoek gedaan naar transparantie en toelichtingen van Turkse beursgenoteerde ondernemingen. Het onderzoek van hen laat zien dat de ondernemingsgrootte, financiële prestaties en de market-to-book ratio het meest de verschillen tussen ondernemingen in scores omtrent transparantie en toelichtingen kunnen verklaren.

Het onderzoek van Dilla & Janvrin (2010) heeft aangetoond dat bestuurders bij het openbaar maken van de resultaten van de belangrijkste financiële prestatievariabelen, meer gebruik maken van grafieken wanneer de onderneming goed heeft gepresteerd. Wanneer de onderneming slechter heeft gepresteerd, laten de bestuurders de resultaten minder snel grafisch zien. Zodoende wordt het voor de lezer moeilijker om inzicht te verkrijgen in de resultaten van deze prestatievariabelen. De gebruiker van het jaarverslag moet bij het lezen van de verslagen goed in zijn achterhoofd houden dat er bepaalde strategieën door de bedrijfsleiding kunnen worden toegepast met betrekking tot de wijze van communicatie. Dit komt tevens naar voren in het onderzoek van Erickson et al. (2011).

Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat de transparantie van de verslaggeving per onderneming kan verschillen. Verschillende determinanten zijn bij deze onderzoeken naar voren gekomen. Deze determinanten betreffen onder meer de ondernemingsgrootte, financiële prestaties en de market-to-book ratio. Het blijkt dat de transparantie van het jaarverslag bij verschillende ondernemingen ondermaats is, maar geldt dit ook voor de transparantie van de risicoverslaggeving?

2.2.3 Onderzoeken naar risicoverslaggeving binnen de profit sector

Veel eerder onderzoek naar risicotoelichtingen richtte zich op gekwantificeerde risicotoelichtingen in jaarrekeningen en op specifieke risicocategorieën, voornamelijk marktrisico (Linsmeier & Pearson, 1997; Rajgopal, 1999; Jorion, 2002; Thornton & Welker, 2004). Er is minder onderzoek gedaan naar teksten binnen de risicoparagraaf. Hierdoor kunnen teksten en mogelijke wederzijdse relaties tussen verschillende typen risico’s in een bedrijfsomgeving over het hoofd worden gezien. Echter, onder andere Abrahamson & Amir (1996) en Li (2006) hebben wel gekeken naar de teksten binnen de risicoparagraaf. Zij onderzochten de relatie tussen risicogerelateerde informatie voortkomend uit teksten en toekomstige prestaties. De resultaten van beide onderzoeken suggereren dat risicogerelateerde informatie in teksten kan worden gebruikt om toekomstige ondernemingsprestaties te schatten. Abrahamson en Amir (1996)

(17)

17

-richtten zich op de linguïstische stijl (hoe iets wordt gezegd) in plaats van op de linguïstische inhoud (wat wordt gezegd).

Als toevoeging op de discussies rondom de vereisten van German Accounting Standards (GAS) 5 ‘Risk reporting’, heeft Kajüter (2001) onderzoek gedaan naar risicotoelichtingen binnen Duitse ondernemingen. GAS 5 eist van Duitse ondernemingen om te rapporteren over risico’s voor financiële jaren beginnend na 31 december 2000. Kajüter (2001) onderzocht risicotoelichtingen binnen een steekproef van 82 niet-financiële ondernemingen. De conclusie was dat ondernemingen niet een systematische benadering hanteerden voor het rapporteren van risico’s en dat de toelichtingen over risico’s beperkt waren.

Woods & Reber (2003) onderzochten risicotoelichtingen van zes Duitse ondernemingen en vergeleken de resultaten met zes Britse ondernemingen voor de jaren 2000 en 2001. Een conclusie uit dit onderzoek was dat de GAS 5 standaard een positief effect had op risicotoelichtingen van Duitse ondernemingen. De resultaten van Woods & Reber (2003) toonden ook aan dat er een minimale verslaggeving was van toekomstgerelateerde risico’s en de grootte van de risico’s, ondanks dat deze informatie erg relevant is voor de besluitvorming (Linsley & Shrives, 2005).

Beretta & Bozzolan (2004) hebben onderzoek gedaan naar de Management’s Discussion and Analysis (MD&A) paragraaf van jaarverslagen binnen een steekproef van 85 Italiaanse beursgenoteerde ondernemingen. Een positieve correlatie is aangetoond tussen ondernemingsgrootte en het volume van risicotoelichtingen. Een belangrijke conclusie van dit onderzoek was dat ondernemingen zich meer richtten op het toelichten van informatie over risico’s uit het verleden en heden, dan over toekomstige risico’s. Wanneer toekomstige risico’s werden toegelicht hadden bestuurders weerzin om aan te geven of de impact positief of negatief zou zijn. Bovendien zijn bestuurders geneigd tot zelfrechtvaardiging bij het rapporteren over risico’s; risico’s met negatieve uitkomsten schrijven ze eerder toe aan externe gebeurtenissen. Linsley & Shrives (2005) deden onderzoek naar risicoverslaggeving in Britse beursgenoteerde bedrijven. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat de onderzochte bedrijven niet een compleet beeld gaven van de risico’s waar ze werkelijk mee te maken hadden. Er was nauwelijks gekwantificeerde risico-informatie voorhanden in de jaarverslagen. Daarnaast betrof een significant deel van de risicotoelichting generaliserende uitspraken over het risicobeleid.

Linsley & Shrives (2006) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen de grootte van ondernemingen en de mate en inhoud van risicotoelichtingen van 100 niet-financiële Britse ondernemingen. De resultaten van dit onderzoek toonden aan dat er een positieve correlatie bestaat tussen de ondernemingsgrootte en het volume van risicotoelichtingen. Het onderzoek van Linsley & Shrives (2006) sluit aan bij eerdere onderzoeken van Woods & Reber (2003) en Beretta & Bozzolan (2004), waarbij slechts een klein deel van de toelichtingen gekwantificeerd was. Het kan echter het onvermogen zijn van bestuurders om monetaire risicotoelichtingen niet te leveren in plaats van onwilligheid. Dit hangt samen met het feit dat risiconiveaus van kwalitatieve risico’s moeilijker te meten zijn.

Het NIVRA (2010) heeft verslag gedaan van de kwaliteit van de risicoparagraaf van Nederlandse beursfondsen. Deze paragraaf schoot op een aantal punten tekort. Ten eerste hadden veel

(18)

18

-ondernemingen moeite om zich in de risicoparagraaf te beperken tot de meest belangrijke risico’s. Ten tweede was op het gebied van zowel presentatie als inhoud nog voldoende ruimte voor verbetering. Ten slotte kon de informatie over risicobereidheid veel beter.

Naast het feit dat de transparantie op het niveau van het jaarverslag bij verschillende ondernemingen ondermaats is, blijkt uit de in deze subparagraaf besproken literatuur dat de transparantie van risicoverslaggeving tevens bij verschillende ondernemingen ondermaats is. Ondernemingen in Duitsland hanteren namelijk niet een systematische benadering voor het rapporteren van risico’s en bij ondernemingen in Nederland kan de presentatie verbeterd worden. Wat betreft de inhoud van risicoverslaggeving zijn er ook een aantal verbeterpunten. Ten eerste worden toekomstgerelateerde risico’s nauwelijks beschreven. Ten tweede vindt bijna geen kwantificering van risico’s plaats. Ten derde is voor de lezer vaak niet duidelijk wat de kans van optreden en de impact van risico’s is. Tenslotte vinden veel ondernemingen het lastig om zich te beperken tot de meest belangrijke risico’s. De ondernemingsgrootte blijkt van invloed te zijn op het volume van risicotoelichtingen. De voorgaande twee subparagrafen gingen in op verslaggeving binnen de profit sector. In de volgende twee subparagrafen wordt gekeken of de conclusies uit deze subparagrafen ook gelden voor verslaggeving binnen de non-profit sector. 2.2.4 Onderzoek naar transparante verslaggeving binnen de non-profit sector

Thornton & Belski (2010) vonden bewijs dat donateurs de non-profit organisaties beloonden die een meer nauwkeurige financiële verslaggeving hadden. Een hogere kwaliteit van financiële informatie vergroot de mogelijkheid van donateurs om non-profit organisaties te straffen welke een minder nauwkeurige financiële verslaggeving hadden. De belangrijkste bijdrage van dit onderzoek is dat regelgevende verbeteringen in verslaggevingskwaliteit de mogelijkheid van donateurs kan vergroten om te dienen als een governance mechanisme voor het verbeteren van non-profit efficiency.

Calabrese (2011) stelt dat regulatie van financiële toelichtingen publieke voordelen kan opleveren. Het reguleren van financiële toelichtingen kan namelijk de zoek- en transactiekosten verminderen voor donateurs en andere belanghebbenden. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat ondernemingsgrootte een positieve invloed heeft op transparante verslaggeving. Daarnaast zal een meer commerciële non-profit organisatie een transparantere verslaggeving kennen dan een minder commerciële non-profit organisatie.

Neely (2011) heeft onderzoek gedaan naar het effect van de invoering van de Nonprofit Integrity Act (NIA) in Californië. Middels de NIA werd getracht financiële transparantie van goede doelen organisaties uit Californië te vergroten en fondsenwervende misbruiken te verzachten. De belangrijkste bevindingen waren dat er sprake was van gelimiteerde verbetering in de kwaliteit van financiële verslaggeving en een toename van accountingvergoedingen wegens de implementatie van de NIA. Concluderend had de nieuwe regelgeving nauwelijks effect op de transparantie van verslaggeving.

Er zijn minder onderzoeken verricht naar transparante verslaggeving binnen de non-profit sector dan naar transparante verslaggeving binnen de profit sector. Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat regelgeving wisselende successen heeft op toenemende transparantie van verslaggeving bij non-profit organisaties. De ondernemingsgrootte blijkt een positieve invloed te hebben op

(19)

19

-transparante verslaggeving. De transparantie van het jaarverslag bij non-profit organisaties blijkt regelmatig ondermaats te zijn, maar geldt dit ook voor de risicoverslaggeving?

2.2.5 Onderzoek naar risicoverslaggeving binnen de non-profit sector

Smith & McCloskey (1998) zeggen dat er zorgen bestaan in de publieke sector omtrent de mogelijkheid van het communiceren van risico-issues. Deze zorgen bestaan uit: de aard en grootte van risico’s; de kwetsbaarheid van degenen die de gevolgen van de gebeurtenis dragen; en het gevoel van hulpeloosheid van de slachtoffers. De communicatie van risico’s en onzekerheid wordt vaak genegeerd door ondernemingen uit de publieke sector.

Accountant (2011) rapporteert over een onderzoek van het NBA naar financiële verantwoording van ziekenhuizen in Nederland. In totaal zijn acht academische en 83 algemene ziekenhuizen in Nederland onderzocht. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt onder andere dat slechts twee van de in totaal 91 ziekenhuizen in hun jaarverslag een toelichting geven op het risicobeheersings- en controlesysteem. Daarnaast was de informatie over risico’s veelal algemeen van aard; maar weinig ziekenhuizen gaven duidelijk inzicht in de eigen risico’s.

In het verleden is niet veel onderzoek verricht naar risicoverslaggeving binnen de non-profit sector. De risicoverslaggeving bij verschillende organisaties blijkt niet transparant te zijn. Binnen de cure-sector in de Nederlandse zorgsector blijkt de risicoverslaggeving op een aantal punten tekort te schieten. Naar mijn weten is nog geen onderzoek verricht naar risicoverslaggeving van instellingen opererend in een ander deel van de zorgsector in Nederland, namelijk de care-sector. Dit onderzoek draagt derhalve bij aan de wetenschappelijke literatuur hieromtrent.

2.2.6 Samenvatting

In dit hoofdstuk is verklaard waarom behoefte bestaat aan transparante verslaggeving en welke motieven bestuurders kunnen hebben om niet volledig aan de behoefte te voldoen. Eerdere onderzoeken op het gebied van transparante verslaggeving en risicoverslaggeving zijn besproken. In tabel 1 op de volgende pagina is een kort overzicht opgenomen van de besproken literatuur. Aangezien Beretta & Bozzolan (2004) en Linsley & Shrives (2006) hebben aangetoond dat het volume van risicotoelichtingen afhangt van de ondernemingsgrootte, wordt in dit onderzoek tevens een regressieanalyse uitgevoerd om te beoordelen of ondernemingsgrootte invloed heeft op de kwaliteit van risicoverslaggeving.

Om een uitspraak te kunnen doen over de kwaliteit van risicoverslaggeving van care-instellingen in Nederland, dient eerst inzicht te worden verkregen in de concepten risico en risicomanagement. Hierover moet namelijk in de jaarverslagen worden gerapporteerd. Wanneer deze concepten helder zijn kan hier een oordeel over worden gevormd. Het volgende hoofdstuk gaat in op de concepten risico en risicomanagement.

(20)

20 -Tabel 1: Overzicht literatuuronderzoek

Auteurs Onderwerpen Bevindingen

Kim (2005) Transparantie jaarverslag Transparantie hangt af van ondernemingsgrootte Aksu & Kosedag (2006) Transparantie jaarverslag Transparantie hangt af van

ondernemingsgrootte, financiële prestaties, market-to-book ratio Dilla & Janvrin (2010) Transparantie jaarverslag Transparantie hangt af van

ondernemingsprestaties Abrahamson en Amir (1996) Tekst risicoparagraaf Schatten van

ondernemings-prestaties middels

risicogerelateerde informatie Kajüter (2001) Risicoverslaggeving Geen systematische benadering

voor rapporteren risico’s, toelichtingen over risico’s beperkt

Woods & Reber (2003) Risicoverslaggeving Minimale verslaggeving van toekomstgerelateerde risico’s en grootte van risico’s

Beretta & Bozzolan (2004) Risicoverslaggeving Volume van risicotoelichtingen hangt af van ondernemings-grootte, meer toelichtingen over risico’s uit verleden en heden Linsley & Shrives (2005) Risicoverslaggeving Nauwelijks gekwantificeerd,

vooral generaliserende uitspraken Linsley & Shrives (2006) Risicoverslaggeving Volume van risicotoelichtingen

hangt af van ondernemings-grootte

NIVRA (2010) Risicoverslaggeving Ondernemingen hebben moeite

om zich te beperken tot de meest belangrijke risico’s

Calabrese (2011) Transparantie jaarverslag Transparantie hangt af van ondernemingsgrootte Smith & McCloskey (1998) Risicoverslaggeving In publieke sector weinig

communicatie over risico’s en onzekerheden

Accountant (2011) Risicoverslaggeving Bij ziekenhuizen beperkte

toelichting over risicobeheersings en controle systemen, informatie veelal algemeen van aard

(21)

21

-3

Risicomanagement

Dit hoofdstuk geeft antwoord op de tweede deelvraag: Wat is risicomanagement en hoe vindt dit plaats? Ten eerste wordt beoogd meer inzicht te verschaffen in risicomanagement en risicobeheersings- en controlesystemen. Ondernemingen zijn aan de hand van risicobeheersings- en controlesystemen beter in staat de risico’s effectief te managen. Zij zijn wettelijk verplicht informatie in de jaarverslagen op te nemen omtrent deze systemen. In dit hoofdstuk wordt duidelijk wat wordt verstaan onder risicomanagement en de daarbij behorende systemen. Zodoende vormt dit hoofdstuk een basis voor hoofdstuk vier waar de desbetreffende wet- en regelgeving wordt behandeld waaraan zorginstellingen moeten voldoen.

3.1 Risicobeheersings- en controlesysteem

Volgens Wu & Olson (2010) dienen alle typen ondernemingen een robuust en betrouwbaar systeem te hebben om risico’s te beheersen die ontstaan in alle facetten van het leven. ‘The Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission’ (COSO) is in de loop der tijd een gezaghebbend orgaan geworden ten behoeve van het uitgeven van gemeenschappelijke normen voor risicobeheersingsraamwerken. COSO heeft zelf in 2004 een raamwerk uitgebracht, genaamd ‘Enterprise Risk Management (ERM)’. Aangezien COSO een leidinggevend orgaan is op het gebied van risicobeheersing, wordt in dit hoofdstuk aandacht geschonken aan ERM om antwoord te geven op de tweede deelvraag. Tevens is ERM het enige raamwerk dat risicobeheersing als een proces beschrijft en een integraal systeem van risicobeheersing is (Emanuels et al., 2010). Emanuels et al. (2010) hanteren de volgende definitie van ERM: ERM is het systeem dat het management in staat stelt de risico’s, die het behalen van de doelstellingen van de organisatie bedreigen, te identificeren, te prioriteren, te analyseren en te beheersen. De randvoorwaarden cultuur, structuur, competenties en middelen, definiëren de vereisten binnen het systeem, om het proces effectief te laten verlopen. Het ERM systeem richt zich op doelen in de volgende categorieën (COSO, 2004):

- Strategie: Ontleend aan de missie van de organisatie, bepaald op het hoogste niveau van het management en verbonden aan de kritische succesfactoren voor bedrijfsvoering

- Operationeel: Gericht op een effectief en efficiënt gebruik van middelen in bedrijfsprocessen

- Verslaggeving: Verzekeren van de betrouwbaarheid van informatie voor interne en externe aandeelhouders

- Wet- en regelgeving: bedrijfsvoering in overeenstemming met wettelijke en regelgevende vereisten

Het definiëren van risicocategorieën draagt bij aan het transparant in kaart brengen van risico’s en aan een selectieve verzameling van informatie welke vereist is om risico’s te analyseren en juiste maatregelen te nemen. Essentieel voor ERM is dat alle risico’s die de realisatie van de doelen van de organisatie kunnen beïnvloeden, object van beheersing zijn. ERM heeft daarom per definitie een integrale focus (Emanuels et al., 2010).

Een gehele afdekking van de risicocategorieën is een belangrijk kenmerk van integraal risicomanagement. Een ander kenmerk is de implementatie van de volgende opeenvolgende stappen in het risicomanagementproces:

- Definiëren van de te beheersen doelstellingen - Bepalen van de risico’s

- Het nemen van maatregelen op risico’s - Monitoren van risico’s

(22)

22

-- Bijsturen van doelen, risicobeoordelingen of maatregelen Hierna zullen deze stappen kort worden besproken.

Definiëren van de te beheersen doelstellingen

De doelen worden bepaald op het hoogste strategisch niveau aan de hand van de missie en visie van de onderneming. Vervolgens wordt een strategie ontwikkeld om deze doelen te behalen, wat resulteert in kritische succesfactoren welke zullen worden geoperationaliseerd in doelstellingen voor bedrijfsvoering, verslaggeving en wet- en regelgeving.

Bepalen van de risico’s

Risico is volgens COSO (2004) de statistische kans dat een gebeurtenis kan plaatsvinden, met een impact op één van de doelen van de organisatie. De eerste stap in het bepalen van risico’s is de identificatie van mogelijke gebeurtenissen die een negatief effect kunnen hebben op de haalbaarheid van de doelen. Hierbij wordt het vizier gericht op inherente risico’s. Een inherent risico is het risico waarbij nog geen interne beheersingsmaatregelen zijn toegepast. Bij het identificeren van gebeurtenissen die risico’s voort kunnen brengen, moet een onderscheid gemaakt worden tussen interne en externe gebeurtenissen en omstandigheden. Interne gebeurtenissen en omstandigheden zijn de verantwoordelijkheid van de onderneming zelf. Externe gebeurtenissen en omstandigheden ontstaan buiten de onderneming om en maken deel uit van de omgeving waarin de onderneming opereert. Vervolgens moeten de impact en likelihood van gebeurtenissen worden bepaald. Impact staat voor de gevolgen van de gebeurtenis of omstandigheid op het te realiseren doel. Likelihood staat voor de waarschijnlijkheid dat een relevante gebeurtenis of omstandigheid werkelijk zal plaatsvinden.

Het nemen van maatregelen op risico’s

Risicomaatregelen kunnen worden ingedeeld in vier typen maatregelen. Ten eerste kunnen risico’s worden vermeden, waardoor de kans dat een specifieke gebeurtenis of omstandigheid zal plaatsvinden, uit de weg wordt gegaan. Ten tweede kunnen risico’s worden geaccepteerd, wat betekent dat men de gebeurtenis of omstandigheid accepteert zonder dat men de potentiële gevolgen van de gebeurtenis probeert te beïnvloeden. Ten derde kunnen risico’s worden gedeeld, waardoor de impact van een gebeurtenis wordt verminderd door het feit dat risico’s worden gedeeld met andere personen of ondernemingen. Een voorbeeld is verzekeren. Tenslotte kunnen risico’s worden verminderd, door de impact of likelihood van ongewenste gebeurtenissen of omstandigheden te verminderen.

Monitoren van risico’s

Monitoren beslaat het periodiek testen van de effectiviteit van het risicomanagementsysteem, door gebeurtenissen te traceren die werkelijk plaatsvinden en door de oorzaak en impact van deze gebeurtenissen te analyseren.

Bijsturen van doelen, risicobeoordelingen of maatregelen

Het monitoren kan resulteren in de identificatie van potentiële verbeteringen, welke kunnen leiden tot een aanpassing van de doelen, impact of likelihood en risicomaatregelen. Het bijsturen laat zien dat ERM een herhalend proces is van de hierboven beschreven stappen.

(23)

23

-Samenvattend kan worden gesteld dat ERM een systeem is dat bestaat uit een proces en randvoorwaarden. Het stelt het management in staat om relevante risico’s te identificeren, prioriteren, analyseren en te beheersen. Een ‘In Control Statement’ van het management drukt met een redelijke mate van zekerheid uit dat de interne beheersing van risico’s binnen een onderneming adequaat geregeld is (Emanuels et al., 2010). In het jaarverslag dient een toelichting over risicomanagement te worden opgenomen. De risico’s dienen te worden geïdentificeerd en maatregelen moeten worden beschreven. Daarnaast dient een oordeel te worden gegeven over de effectiviteit van het risicobeheersingssysteem en dient informatie te worden opgenomen omtrent het bewaken van activiteiten.

3.2 Toegevoegde waarde ERM

Verschillen tussen ERM en traditioneel risicomanagement werden vergeleken door Banham (2004). Bij traditioneel risicomanagement werden risico’s in hokjes geplaatst en vond de beheersing van risico’s ongecoördineerd plaats binnen een onderneming. Traditioneel risicomanagement richtte zich vooral op financiële risico’s. ERM probeert om te gaan met additionele risico’s zoals operationele en strategische risico’s. Het doel van ERM is de gecoördineerde beheersing van alle risico’s waar een onderneming mee te maken krijgt. Daarmee probeert ERM een indruk te verkrijgen van de wederzijdse afhankelijkheden en correlaties tussen verschillende risico’s. Een fundamenteel concept van ERM is de samenvoeging van risico’s in portfolio’s, waarna het restrisico wordt afgedekt, wat meer efficiënt en waardevergrotend is dan elk risico afzonderlijk aan te pakken. Aansluitend op concepten van portfoliotheorie, kan ERM de ondernemingswaarde vergroten omdat het risico van een samengevoegd portfolio minder moet zijn dan de som van de individuele risico’s tezamen (McShane et al., 2011).

Millage (2005) stelt dat ERM een positieve invloed heeft op de waarde van ondernemingen. De voordelen zijn: Beter geïnformeerde besluiten, meer overeenstemming binnen het management en toegenomen verantwoordelijkheid van het management. De ondernemingen die ERM volledig geïntegreerd hebben zijn beter in staat om de strategische doelen na te komen en hadden een groter vermogen om risicoafwegingen te begrijpen en te wegen. Er is recent veel onderzoek gedaan naar ERM (o.a. Kleffner et al., 2003; Walker et al., 2003). Uit onderzoek van Beasley et al. (2005) kwam naar voren dat verscheidene variabelen een positieve invloed hadden op ERM implementatie, namelijk: de aanwezigheid van een chief risk officer, onafhankelijkheid van het bestuur, steun van het topmanagement, aanwezigheid van een Big Four auditor, ondernemingsgrootte en de sectoren banken, verzekeraars en onderwijs. Wanneer ondernemingen ERM goed op orde hebben, zijn deze ondernemingen goed in staat om een oordeel te kunnen geven over het risicomanagementproces. Hiermee zou ERM een positieve invloed kunnen hebben op de kwaliteit van risicoverslaggeving.

McShane et al. (2011) hebben aangetoond dat ERM in de periode kort na implementatie een toegevoegde waarde heeft op de waarde van ondernemingen, echter neemt deze toegevoegde waarde af in de loop der tijd. Baker (2008) stelt dat het erg lastig is om ERM te implementeren, aangezien er veel partijen bij betrokken moeten worden. Daarnaast is steun vanuit de top van de onderneming noodzakelijk voor succesvolle implementatie van ERM.

In dit hoofdstuk zijn de concepten risico en risicomanagement besproken. Nederlandse care-instellingen zijn wegens bepalingen in de wet- en regelgeving verplicht om een beschrijving over

(24)

24

-risicomanagement op te nemen in het jaarverslag. In het volgende hoofdstuk wordt de wet- en regelgeving uiteengezet waarmee care-instellingen te maken hebben.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit fragment wordt de vertelling omgeven door een dialoog; het enuncieve wordt opgehangen en omsloten door het enunciatieve dat daarmee van groter gewicht blijkt; de

Eén dag voor het zomercongres in Apeldoorn sprak de Driemaster met landelijk JOVD-voor- zitter Frank de Grave.. Een belangrijk deel van het gesprek ging over de JOVD

- A frequently organized meeting with all the chiefs of department of Distribution and Sales - Apply the coca cola system in preparing the budgets (first strategic plans and

In de vorige paragraaf is door middel van interviews vastgesteld wat de actuele ontwikkelingen zijn in de gezondheidszorg en in welke mate deze van invloed zijn op de risico’s

Berekening KPI trend het aantal pageviews in de huidige periode (afgelopen volledige maand) ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar in percentage uitgedrukt. Norm

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly

Wir… ergänzend könnte man auch das Wassergesetz NRW die Möglichkeit vorsieht, das ein Gewässerunterhaltungspflichtigen überhalten… also aufgefordert werden könnte, ein

Maar zeker een voorstelling die op reis gaat langs theaters, die heeft toch wel als principe dat ie op zichzelf staat en dat die weliswaar in het theater staat en iedereen weet