• No results found

De invloed van de crisis op de directieverslagen van banken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de crisis op de directieverslagen van banken"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de crisis op de

directieverslagen van banken

Auteur: V.J. Huisman Studentnummer: 1619586

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Opleiding: Master Accountancy Vakcode: EBM869A20

Eerste begeleider: J.T. Degenkamp Tweede begeleider: D.A. de Waard

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie die ik in het afgelopen half jaar heb geschreven ter afronding van de Master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Ik vond het schrijven van de scriptie een leerzame ervaring. Ik had mij in september 2013 ingeschreven voor de groep ‘Op zoek naar onderwerpen’ van Dhr. Degenkamp. Binnen een paar weken hadden we een geschikt onderwerp en onderzoeksplan klaar. Vervolgens begon het onderzoek stap voor stap zijn vorm te krijgen. Hierbij heb ik uitstekende begeleiding gekregen van Dhr. Degenkamp. Bij deze wil ik hem hiervoor bedanken. Door zijn snelle en duidelijke feedback kon ik altijd snel doorgaan met het volgende onderdeel van de scriptie. Vincent Huisman

(3)

Samenvatting

De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe heeft de leesbaarheid van directieverslagen van banken die actief zijn in Nederland zich ontwikkeld in de periode van 2007-2012 onder invloed van de kredietcrisis? De sample is gebaseerd op de ledenlijst van de Nederlandse Vereniging van Banken. De leesbaarheid van de teksten is gemeten met behulp van de Fog Index en de Flesch Reading Ease formule. De gemiddelde leesbaarheid van de gemeten teksten was moeilijk. Er werd geen significante verandering in leesbaarheid waargenomen in de jaren na de kredietcrisis. Tevens is onderzocht of de grootte van een bank invloed heeft op de leesbaarheid vanwege een toename in complexiteit. Er werd een negatief verband

gevonden tussen de grootte van de bank en de leesbaarheid. Daarnaast is onderzocht of banken met betere resultaten een betere leesbaarheid hebben. Dit is onderzocht met de variabelen Return On Capital, volatiliteit en leverage. Er werd geen eenduidig bewijs gevonden voor een relatie tussen de resultaten en de leesbaarheid.

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 3 1. Inleiding ... 5 1.1 Aanleiding ... 5 1.2 Hoofdvraag ... 5 1.3 Wetenschappelijke bijdrage ... 5

1.4 Structuur van de scriptie ... 8

2. Theorie en formulering hypotheses ... 9

2.1 Agency Theorie ... 9

2.2 Legitimatietheorie ... 9

2.3 De kredietcrisis ... 10

2.4 Leesbaarheid ... 11

2.4.1 Fog Index & Kwolek ... 12

2.4.2 Flesch Reading Ease & Flesch-Kincaid ... 12

2.4.3 Dale-Chall ... 13

2.4.4. Voor- en nadelen leesbaarheidsformules ... 13

2.4 Formulering hypotheses ... 14 3. Onderzoeksopzet ... 16 3.1 Sample en databronnen ... 16 3.2 Afhankelijke variabele ... 16 3.3 Onafhankelijke variabelen ... 16 3.3.1 Grootte ... 16 3.3.2 Resultaten ... 17 3.3.3 Controlevariabele ... 18 4. Resultaten ... 19 4.1 Beschrijvende statistiek ... 19 4.1.1 Fog ... 20 4.1.2 Flesch ... 20 4.1.3 Ln(omzet) ... 20 4.1.4 ROC ... 20 4.1.5 Leverage ... 20 4.1.6 Multicollineariteit ... 21 4.2 Hypothesetoetsing ... 21

5. Conclusies, beperkingen en mogelijkheden voor vervolgonderzoek ... 25

5.1 Conclusie ... 25

5.2 Beperkingen van het onderzoek ... 25

5.3 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek ... 26

Referenties ... 27

Bijlage: Banken en gemeten teksten ... 29  

(5)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

De bankensector is sinds het uitbreken van de kredietcrisis volop in het nieuws. Bestuurders hebben te grote risico’s genomen, wat heeft geleid tot ernstige economische gevolgen. Ook was er onvoldoende toezicht op de banken. De Nederlandse overheid heeft gedurende de crisis een aantal banken moeten redden.

Minister Dijsselbloem presenteerde in augustus 2013 een toekomstvisie op de Nederlandse bankensector. Met de toekomstvisie wil hij bereiken dat de sector stabieler wordt en dat het vertrouwen in banken toeneemt. De visie is een reactie van het kabinet op aanbevelingen van de Commissie Wijffels.

In de visie wordt genoemd dat het integer handelen van banken bevorderd moet worden en dat de klant centraal moet staan. Ook wordt uitgegaan van het ‘bail-in-principe’. Als een bank in financiële nood komt dan zouden de aandeelhouders en crediteuren daarvoor moeten betalen in plaats van de belastingbetaler.

Eén van de middelen van banken om naar aandeelhouders en andere stakeholders te communiceren is het jaarverslag. Het jaarverslag bestaat uit een omvangrijke database van bedrijfsprestaties en faciliteert de confirmatie, revisie en vorming van de verwachtingen van de lezers over een bedrijf waar ze interesse in hebben. De bruikbaarheid van het jaarverslag is afhankelijk van de leesbaarheid en begrijpelijkheid van de inhoud (Courtis, 1998).

1.2 Hoofdvraag

De hoofdvraag luidt: Hoe heeft de leesbaarheid van directieverslagen van banken die actief zijn in Nederland zich ontwikkeld in de periode van 2007-2012 onder invloed van de kredietcrisis?

1.3 Wetenschappelijke bijdrage

Binnen het vakgebied van Accountancy zijn vele onderzoeken gedaan naar de leesbaarheid van jaarverslagen. Courtis heeft meerdere artikelen geschreven over leesbaarheid en

verhullend taalgebruik in jaarverslagen. Courtis (1986) heeft samples van Canadese

jaarverslagen van 1982 en 1983 op leesbaarheid getest. De leesbaarheid werd als moeilijk of zeer moeilijk geclassificeerd. Ook werd onderzocht of er een verband was met de

winstgevendheid of risico, maar hier werd geen bewijs voor gevonden. Courtis raadde bedrijven aan om de leesbaarheid te verbeteren door eenvoudige zinnen te schrijven en de leesbaarheid te testen bij eigen werknemers.

Courtis (1998) onderzocht later de aanwezigheid van variabiliteit in leesbaarheid van jaarverslagen van bedrijven genoteerd aan de Hong Kong Stock Exchange in 1994 en 1995. Er werden drie scores vergeleken uit passages van het Chairman’s Address. In alle

jaarverslagen werd variabiliteit ontdekt. Ook werd een patroon waargenomen waarbij de makkelijkste passage eerst kwam, in het midden de moeilijkste passage en aan het einde de passage met de middelste moeilijkheidsgraad.

Met behulp van de leesbaarheidsscores werd onderzocht of er sprake was van verhulling. Er was geen significante relatie gevonden tussen gemiddelde leesbaarheid, variabiliteit en veranderingen in winstgevendheid. Een vergelijking van de gemiddeldes met de hoeveelheid media aandacht leverde wel resultaten op in lijn met de verhullingshypothese.

(6)

Het onderwerp verhulling kwam later wederom aan bod in een artikel van Courtis (2004). Hij onderzocht 60 verantwoordingsdocumenten van beursgenoteerde bedrijven in Hong Kong in 1997. Hierbij werd verhulling aangeduid als gelijktijdig gebruik van een schrijfstijl met laag leesgemak en een hoge variabiliteit van leesbaarheid. Dit was een nieuwe manier om

verhulling te ontdekken. Eerder was alleen variabiliteit gebruikt. In het artikel worden mogelijke verklaringen voor verhulling gegeven. Het is mogelijk dat bedrijven door verhulling investeerders al dan niet kwaadwillend willen beïnvloeden. Verhulling kan ook ontstaan doordat verschillende personen een verslag of onderdelen van een verslag schrijven. De studie zoekt verbanden tussen verhulling en winstgevendheid, ouderdom, complexiteit en locatie van passages. Er was zwak bewijs gevonden voor een verband tussen winstgevendheid en verhulling. Er werd geen significant effect bij de ouderdom van het bedrijf gevonden. Er werd ook geen verband gevonden tussen verhulling en complexiteit. Er werd wel een verband gevonden tussen verhulling en plaatsing van de moeilijkste passage bij interimrapportages. De leesbaarheid van alle verantwoordingsdocumenten werd als moeilijk geclassificeerd. Dit is overeenkomstig eerder onderzoek van Courtis (1995). Dit toont een merkwaardige stabiliteit aan in leesbaarheid van jaarverslagen sinds 1986.

Soper en Dolphin (1964) hebben de leesbaarheid van 25 jaarverslagen uit 1961 gemeten en deze vergeleken met de leesbaarheid in 1948. Tevens testten ze de validiteit van de Flesch formule door de Flesch score te vergelijken met scores die bepaald zijn door onafhankelijke beoordelaars. De schrijvers kwamen tot de conclusie dat de Flesch formule een bruikbare formule is voor jaarverslagen. Tevens concludeerden ze dat de leesbaarheid tussen 1948 en 1961 niet verbeterd was.

Smith en Smith (1971) onderzochten de leesbaarheid van de voetnoten van 50 bedrijven. De leesbaarheid werd als moeilijk tot zeer moeilijk beoordeeld met behulp van de Flesch formule en de Dale-Chall formule. Er werd ook nog onderzocht of er een verband was tussen de leesbaarheid en de identiteit van de auditor, maar een verband werd niet gevonden. Jones (1988) onderzocht in zijn paper de leesbaarheid van de jaarverslagen van één Brits bedrijf over de periode van 1952-1985. Er werd gebruik gemaakt van de Flesch score. De jaarverslagen waren moeilijk te lezen en werden gedurende de onderzochte periode steeds moeilijker te lezen. Er werd een significante negatieve correlatie gevonden tussen de omzet en de leesbaarheid. De leesbaarheid nam ook af bij de beursgang van het bedrijf.

Schroeder en Gibson (1990) onderzochten de Management Discussion and Analysis (MD&A). In de MD&A worden trends met betrekking tot de liquiditeit, het kapitaal en de operationele resultaten besproken. In deze studie is de leesbaarheid van de MD&A van 40 bedrijven gemeten en vergeleken met de leesbaarheid van de President’s Letter en de

voetnoten in de jaarrekening. De schrijvers verwachtten dat de voetnoten moeilijker leesbaar zijn dan de MD&A, omdat voetnoten onderhevig zijn aan richtlijnen van regelgevers. Van de President’s Letter en de MD&A werd een vergelijkbare leesbaarheid verwacht, omdat van beide het format en de presentatie door het management gekozen kan worden. De uitkomsten van het onderzoek lieten zien dat de MD&A vaker een leesbaarheid had die vergelijkbaar was met die van de voetnoten. De schrijvers concludeerden dat de leesbaarheid van de MD&A verbeterd kan worden door een betere woordkeuze en door het publiek voor ogen te houden bij het schrijven.

Smith & Taffler (1992) analyseerden de relatie tussen de complexiteit van de

(7)

matched sample van “failed/non-failed companies”. Bij een “failed company” is sprake van een liquidatie. Er werd een significante relatie gevonden tussen leesbaarheid en prestaties, vooral bij liquiditeit.

Subramanian, Insley & Blackwell (1992) onderzochten de relatie tussen prestaties van een bedrijf en de manier waarop de prestaties gecommuniceerd worden. Er is gebruik gemaakt van een sample van 60 jaarverslagen van bedrijven genoteerd aan de NYSE. Er waren twee groepen van dertig bedrijven gemaakt. De eerste groep bestond uit winstgevende bedrijven. De tweede groep bestond uit verlieslijdende bedrijven. In dit onderzoek werd de Letter to the Stockholders op leesbaarheid getest. Het onderzoek toont aan dat de jaarverslagen van goed presterende bedrijven beter te lezen zijn dan die van slecht presterende bedrijven.

Clathworthy & Jones (2001) onderzochten bij 60 UK Chairman’s Statements de variabiliteit in leesbaarheid. De resultaten toonden aan dat de introductie gemakkelijker te lezen was dan andere onderdelen. Er was geen bewijs gevonden voor eerdere onderzoeken die beweerden dat managers de leesbaarheid gebruiken om goed nieuws te benadrukken en slecht nieuws te verhullen. De onderzoekers vonden wel een verband tussen thematische structuur en

variabiliteit in leesbaarheid.

In een artikel van Linsley en Lawrence (2007) is bij Engelse bedrijven de leesbaarheid van de risicoverantwoording onderzocht en beoordeeld of directeuren opzettelijk slecht nieuws verhullen. Er is geen bewijs gevonden voor het opzettelijk verhullen van slecht nieuws. Dit is het eerste paper dat leesbaarheid en verhulling in risicoverantwoording onderzoekt.

Feng Li (2008) onderzocht de relatie tussen de leesbaarheid van het jaarverslag en de

bedrijfsprestaties en winst. Het is het eerste onderzoek op dit gebied met een grote sample. Li ondervond dat jaarverslagen van bedrijven met lagere inkomsten moeilijker te lezen waren en dat bedrijven met jaarverslagen die makkelijker te lezen waren meer aanhoudende positieve inkomsten hadden. Het is dus mogelijk dat leesbaarheid strategisch wordt aangewend door managers. Echter zijn er ook alternatieve verklaringen mogelijk. Slecht nieuws is mogelijk moeilijker te verwoorden en investeerders zouden meer informatie van managers kunnen eisen bij slecht nieuws.

In alle onderzoeken is vooral gekeken naar de leesbaarheid van jaarverslagen van

beursgenoteerde bedrijven. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van jaarverslagen in de financiële sector, dus hier liggen mogelijkheden voor een nieuw onderzoek. In dit onderzoek zal de leesbaarheid van de directieverslagen van Nederlandse banken centraal staan. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft in 2013 een lijst met 84 leden. Bijna alle banken die actief zijn in Nederland zijn lid van de NVB. De sample voor dit onderzoek is gebaseerd op deze ledenlijst. Er is gekozen voor een te onderzoeken periode van 2007-2012. Hierdoor kunnen ontwikkelingen worden waargenomen die samenhangen met het uitbreken van de economische crisis. Wellicht bestaan er verbanden tussen de leesbaarheid van het jaarverslag en bepaalde kenmerken van de bank zoals prestaties en grootte.

(8)

1.4 Structuur van de scriptie

In hoofdstuk 2 geef ik aan welke theorie van toepassing is bij het onderzoek en geef ik een formulering van de hypotheses. In hoofdstuk 3 staat de onderzoeksopzet. Hierbij wordt de sample beschreven en worden de variabelen gepresenteerd. Vervolgens bespreek ik de resultaten van het onderzoek in hoofdstuk 4. Deze scriptie eindigt met de conclusies in hoofdstuk 5.

(9)

2. Theorie en formulering hypotheses

2.1 Agency Theorie

Een agency relatie is een contract waaronder één of meerdere personen (principaal) een andere persoon (agent) aanzetten om een zekere dienst uit te voeren in hun belang waarbij enige besluitvorming wordt gedelegeerd aan de agent (Jensen & Meckling, 1976). De agent handelt wellicht niet altijd in het belang van de principaal. Dit kan tegengehouden worden door de juiste prikkels te geven aan de agent en door de agent te controleren. In de meeste agency relaties worden kosten gemaakt voor verantwoording en controle. Er zal altijd enig verschil zitten in de beslissing van de agent en de beslissing die het beste is voor de

principaal. Deze afwijking kan in geld uitgedrukt worden en wordt residueel verlies genoemd. De som van agency kosten is:

1. Kosten van de controle door de principaal 2. Kosten voor de verantwoording van de agent 3. Residueel verlies

Er zijn drie asymmetrieën in de relatie tussen principaal en agent (Saam, 2007):

1. Informatie asymmetrie: Het is rationeel voor de principaal en de agent om een agency relatie aan te gaan. De potentiële agent heeft competenties om een taak te vervullen die de principaal niet heeft of beide hebben de competentie, maar de agent kan de taak met lagere kosten uitvoeren. Er ontstaat informatie asymmetrie omdat de principaal de competenties, intenties, kennis en verrichtingen van de agent niet in de gaten kan houden of alleen kan controleren tegen hoge kosten. De principaal heeft deze informatie nodig bij het bepalen van de beloning.

2. Verschillende risicovoorkeur: In het standaardscenario zijn agenten risico avers, omdat hun inkomen laag is in vergelijking met de principaal. Vermindering van het inkomen brengt het bestaan van de agent in gevaar. De principaal kan diversifiëren, maar de agent niet. Daarom is de principaal risiconeutraal.

3. Doel conflicten: De agent wil zijn inkomen vergroten en de principaal wil de uitbetaling vergroten. De agency theorie gaat ervan uit dat grotere inspanningen van de agent leiden tot meer winst. Grotere inspanningen zijn echter niet altijd gewenst door de agent. De agent wil zijn eigen inkomen vergroten zonder te veel extra inspanningen, terwijl de principaal grotere opbrengsten wil met een maximale inspanning van de agent.

Twee agency problemen zijn adverse selection en moral hazard. Bij adverse selection is sprake van een informatievoordeel voor de agent. De agent kan meer informatie over zijn werkzaamheden hebben en dit in zijn voordeel gebruiken. Moral hazard betekent dat een agent minder hard kan werken zonder dat dit opgemerkt wordt door de principaal. 2.2 Legitimatietheorie

Dowling & Pfeffer (1975) analyseren in hun artikel het proces waarmee organisaties hun waargenomen legitimiteit proberen te vergroten. Organisaties proberen congruentie te bewerkstelligen tussen de sociale waarden van hun activiteiten en de normen van acceptabel gedrag binnen het grotere sociale systeem waar zij onderdeel van zijn. Er is sprake van legitimiteit als er congruentie is tussen de organisatie en het sociale systeem. Als een organisatie zijn legitimiteit verliest dan kan dit juridische, economische en andere sociale gevolgen hebben.

(10)

Wartick & Mahon (1994) zeggen dat congruentie kan ontbreken in de volgende gevallen: 1. De prestaties van de organisatie veranderen, terwijl de verwachtingen van de samenleving hetzelfde blijven.

2. De verwachtingen van de samenleving veranderen, terwijl de prestaties van de organisatie gelijk blijven.

3. Zowel de prestaties van het bedrijf als de verwachtingen van de samenleving veranderen, maar ze bewegen in verschillende richtingen, of ze bewegen in dezelfde richting, maar met een verschil in snelheid.

Perrow (1970) is van mening dat legitimiteit problematisch is voor organisaties. Organisaties zullen daarom actie ondernemen om hun legitimiteit te behouden. Een organisatie kan drie dingen doen om legitiem te worden:

1. Het aanpassen van de output, doelen en werkmethodes om te conformeren aan de definitie van legitimiteit.

2. Door communicatie de definitie van legitimiteit veranderen, zodat deze conformeert met de werkzaamheden, output en waardes van de organisatie.

3. Door communicatie proberen om geïdentificeerd te worden met symbolen, waarden of instituten die een sterke basis van legitimiteit hebben.

De verandering van sociale normen is een moeilijk proces, dus organisaties zullen waarschijnlijk eerder punt 1 en 3 toepassen. Als een organisatie activiteiten wijzigt of de perceptie van activiteiten probeert te wijzigen, dan moet dit gepaard gaan met disclosures. Anders zal het publiek niet op de hoogte zijn van wat de organisatie doet en dan zal

legitimatie problematisch zijn (Cormier & Gordon, 2001). Organisaties waarbij legitimatie in het geding komt kunnen legitimatie alleen succesvol aanpakken door relevante gebeurtenissen te identificeren. Tegelijkertijd moet de organisatie groepen van stakeholders identificeren die de nodige middelen hebben om de organisatie legitimatie te verschaffen in relatie tot deze gebeurtenissen (Neu et al, 1998). Als de legitimatie bedreigd wordt, dan moet de organisatie een proces in gang zetten gericht op deze groep van stakeholders. O’Donovan (2002) vindt “conferring publics” de meest geschikte term voor deze groep. Een organisatie kan

legitimiteit verliezen als de samenstelling van “conferring publics” verandert of als “conferring publics” hun waarden veranderen door groeiend sociaal bewustzijn, druk van regelgevers, de media, druk van belangengroepen of een bedrijfscrisis. Deze invloeden kunnen in isolatie werken, maar kunnen ook met elkaar verbonden zijn. Door druk van de media kan bijvoorbeeld een regelgever meer druk gaan uitoefenen. Dit kan vervolgens weer leiden tot een groeiend sociaal bewustzijn bij “conferring publics”. Volgens O’Donovan (2002) verschillen de legitimatietactieken van organisaties. Zo kan de tactiek gericht zijn op het verkrijgen van legitimatie, het behouden van het huidige niveau van legitimatie, het terugkrijgen van verloren legitimatie of het verdedigen van bedreigde legitimatie. 2.3 De kredietcrisis

De kredietcrisis begon met de instorting van de huizenmarkt in de Verenigde Staten. Magnan en Markarian (2011) maken een analyse van de rol van accounting en accountants in de periode van de economische crisis van 2007 tot 2010. Hierbij leggen ze de focus op financiële verslaggeving en corporate governance. De schrijvers zeggen dat accounting tekortkomingen bezat. Onzekerheid en de impact van het nemen van risico’s werd niet goed weergegeven in de financiële verslaggeving. De verslaggeving werd daardoor minder betrouwbaar. Een consequentie hiervan was dat de cijfers misleidend waren en dat compensatie gebaseerd werd op opbrengsten die niet materialiseerden. Zodoende droeg accounting kenmerken met zich

(11)

mee die een wisselwerking hadden met andere slechte eigenschappen van de markt, zoals excessief risicogedrag door bankiers en falen van toezichtsorganen.

Na het uitbreken van de crisis in 2008 waren op grote schaal overheidsingrepen nodig om banken en het financiële systeem overeind te houden. Op mondiaal, Europees en nationaal niveau zijn regels ingevoerd of aangekondigd die moeten leiden tot meer stabiliteit en minder risico’s in het bancaire systeem (NVB, 2013). Er is een Code Banken opgesteld volgens aanbevelingen van de Commissie Maas. Met behulp van deze code zijn governance en

risicomanagement bij banken verbeterd. De code heeft er ook voor gezorgd dat het belang van klanten beter in overweging wordt genomen, zonder dat hierbij overige stakeholders te veel worden benadeeld. Meerdere gedeeltes uit de code zijn nu in wetgeving vastgelegd. De NVB zegt dat het vertrouwen in de bankensector nog steeds laag is. Daarnaast zijn de financiële markten onrustig door onzekerheden in de economie en de schuldencrisis in Europa. Sinds het uitbreken van de crisis hebben banken veel veranderingen doorgevoerd, om hun producten eenvoudiger en transparanter te maken. Ook wordt er meer gelet op de risicobeheersing. Het beloningsbeleid wordt door invoering van de Code Banken en Europese regelgeving

gematigd. De regelgeving is in de afgelopen jaren toegenomen, vooral op het gebied van kapitaaleisen (Basel III). Door hogere kapitaaleisen wordt de ruimte voor het verlenen van kredieten verkleind.

De Commissie Structuur Nederlandse banken (2013) heeft onderzoek gedaan naar de dienstbaarheid en stabiliteit van in Nederland actieve banken. De commissie is van mening dat de banken in de afgelopen jaren niet op een maatschappelijk verantwoorde wijze hun diensten geleverd hebben. Gedurende de crisis hadden een aantal banken in Nederland staatssteun nodig. De Nederlandse overheid stelde in 2008 €20 miljard beschikbaar voor gezonde banken en verzekeraars. De ING, SNS REAAL en AEGON hebben zich aangemeld voor deze financiële steun. Na aanmelding werden bij deze banken commissarissen

aangesteld met onder andere een bijzonder goedkeuringsrecht bij grote beslissingen met betrekking tot het beloningsbeleid en de strategie van de onderneming. In 2008 nam de Nederlandse overheid Fortis/ABN AMRO over. De Nederlandse overheid is sinds 1 februari 2013 eigenaar van SNS REAAL. Ook op internationaal niveau hebben overheden vaak steun moeten verlenen aan financiële instellingen. Het vertrouwen van de maatschappij in banken is door deze gebeurtenissen afgenomen. De hoge bonussen en de kwaliteit van de

dienstverlening droegen ook bij aan een afname van het vertrouwen. 2.4 Leesbaarheid

Een leesbaarheidsformule is een kwantitatieve methode om te voorspellen of teksten leesbaar kunnen zijn voor een doelgroep (Courtis, 1998). Het tracht dezelfde soort informatie te geven over leesbaarheid die een schrijver door ervaring en feedback van lezers krijgt of meet met behulp van een test. Het succes van een formule is afhankelijk van de meting van de elementen die gerelateerd zijn aan het begrip van de lezer. Deze elementen kunnen voortkomen uit de inhoud, de stijl, de vorm en de organisatie. Alleen stijlfactoren zijn geschikt bevonden voor leesbaarheidsformules.

Lewis et al. (1986) geven een overzicht van de meest toegepaste leesbaarheidsformules: Fog, Kwolek, Flesch en Dale-Chall.

(12)

2.4.1 Fog Index & Kwolek

De Fog Index komt uit de computerlinguïstiek en is ontwikkeld door Robert Gunning. Er wordt vanuit gegaan dat de tekst goed vormgegeven en logisch is. De complexiteit van de tekst wordt gemeten met een functie van het aantal lettergrepen per woord en woorden per zin. De uitkomst van de berekening geeft aan hoeveel jaren onderwijs de lezer van

gemiddelde intelligentie genoten moet hebben om de tekst eenmaal te lezen en te begrijpen. Fog=(words_per_sentence+percent_of_complex_words) * 0,4

Een complex woord is een woord met meer dan drie lettergrepen. Een score groter of gelijk aan 18 is onleesbaar. Een score van 14-18 is moeilijk, 12-14 is ideaal, 10-12 is acceptabel en 8-10 is kinderlijk.

Kwolek is afgeleid van de Fog Index met een andere weging van de variabelen. Ook zijn afkortingen en symbolen aan het begrip complexe woorden toegevoegd.

Kwolek=0.593 (words_per_sentence/2+percent_of_complex_words)

Category Fog Index

Technical Books 19.5 Scientific Literature 17.0 Newspapers 13.7 Instruction Manuals 12.6 General Circulation Magazines 9.7 Youth Magazines 8.6

Tabel 1: Fog Index

2.4.2 Flesch Reading Ease & Flesch-Kincaid

De Flesch Reading Ease formule geeft de moeilijkheid van een tekst aan op een schaal van 100 punten en wordt als volgt berekend:

206.835-(1.015*words per sentence)-(84.6*syllables per word) Een hogere score geeft aan dat de tekst makkelijker te lezen.

De Flesch formule wordt veel gebruikt door onderzoekers vanwege de gemakkelijke berekenwijze, begrijpelijkheid en vergelijkbaarheid met andere studies (Courtis, 1998).

(13)

Reading ease rating Difficulty Educational level Typical magazine style

0-30 Very difficult Postgraduate Scientific

30-50 Difficult Undergraduate Academic

50-60 Fairly difficult Grade 10-12 Quality

60-70 Standard Grade 8-9 Digest

70-80 Fairly easy Grade 7 Slick fiction

80-90 Easy Grade 6 Pulp fiction

90-100 Very easy Grade 5 Comic

Tabel 2: Flesch Reading Ease Formula

De Kincaid Index oftewel de Flesch-Kincaid formule wordt als volgt berekend: (11.8*syllables_per_word) + (0.39*words_per_sentence)-15.59

De uitkomst geeft in welke klas in de VS een persoon moet zitten om de tekst te kunnen lezen (Li, 2008).

2.4.3 Dale-Chall

De Dale-Chall formule meet de leesbaarheid aan de hand van onbekende woorden en zinslengte. De formule is gebaseerd op een woordenlijst van 3000 woorden afgeleid van woorden die het bekendst zijn bij kinderen van 8 jaar in de VS. Het gebruik van de formule vereist de toepassing van 30 regels om te bepalen of een woord bekend of onbekend is. US Grade=(0.1579*percent unfamiliar words)+(0.0496+words/sentence)+3.6365

2.4.4. Voor- en nadelen leesbaarheidsformules

Deze formules gaan ervan uit dat woordlengte gerelateerd is aan de snelheid van herkenning, en dat zinslengte gerelateerd is aan het geheugen. Waarschijnlijk is complexiteit van de zin de echte oorzaak van moeilijkheid, maar zinslengte correleert zeer sterk met complexiteit en is gemakkelijker te tellen (Courtis, 1998).

Leesbaarheidsformules geven op hun best een algemene schatting van moeilijkheid (Courtis, 1986). De formules onderzoeken niet de overeenkomst tussen de achtergrond van de lezer en de strekking van de tekst. Een score kan niet aangeven dat een slecht opgeleide accountant accountancy terminologie beter kan begrijpen dan een goed opgeleide natuurkundige. Formules kunnen ook niet aangeven hoe nieuwe concepten worden geïntroduceerd in een tekst. Ook houden ze geen rekening met de lezersretentie door bijvoorbeeld organisatie van de tekst of een motiverende werking van de tekst. Dreyer (1984) geeft aan dat enkele factoren met betrekking tot de complexiteit van de zinnen niet met de formules gemeten worden, zoals de plaatsing van zinsdelen. Woordfrequentie, conceptdichtheid, abstractie, organisatie,

(14)

2.4 Formulering hypotheses

In vorige onderzoeken is gebleken dat de leesbaarheid van jaarverslagen in het algemeen moeilijk tot zeer moeilijk is. Daarom luidt de eerste hypothese:

H1: De leesbaarheid van de directieverslagen van banken is moeilijk tot zeer moeilijk. De grootte van de bank kan invloed hebben op de complexiteit. Een grotere bank opereert waarschijnlijk in meerdere gebieden en heeft meerdere internationale kantoren. Echter zullen grotere banken ook meer middelen hebben om een leesbaar directieverslag op te stellen. Een conclusie van Li (2008) was dat de jaarverslagen van grotere ondernemingen moeilijker te lezen zijn, omdat grotere organisaties complexer zijn. Daarom luidt de tweede hypothese: H2: De leesbaarheid van het directieverslag van een grotere bank is lager vanwege een hogere complexiteit.

Volgens de agency theory zijn organisaties gemotiveerd om goede financiële prestaties duidelijk te presenteren (Smith & Taffler, 1992). Het management wordt gemotiveerd door economische factoren bij de keuze van een bepaald accounting beleid. Managers proberen hun nut te vergroten. Dit nut hangt samen met hun compensatie en rijkdom. De beslissing om informatie vrij te geven en de duidelijkheid van de informatie hangen mogelijk samen met de prestaties en de bijbehorende compensatie.

Subramanian et al. (1993) ondervonden dat ondernemingen met slechtere resultaten een moeilijkere schrijfstijl gebruiken om de resultaten te beschrijven. Ze doen dit om de resultaten te verhullen.

Li (2008) liet zien dat ondernemingen met slechte resultaten een moeilijker jaarverslag hebben en dat ondernemingen met een goede winstpersistentie een makkelijker jaarverslag hebben. Daarom is de derde hypothese:

H3: Directieverslagen van banken met goede resultaten hebben een betere leesbaarheid dan directieverslagen van banken met slechte resultaten.

Tijdens de crisis hebben banken legitimiteit verloren. Het vertrouwen van de maatschappij in banken is gedaald. Overheden moesten meerdere keren steun verlenen aan banken die in moeilijkheden geraakt waren. Daarnaast droegen de hoge bonussen en de kwaliteit van de dienstverlening ook bij aan een afname van het vertrouwen. Er is in de afgelopen jaren veel nieuwe regelgeving opgesteld om het bancaire systeem stabieler te maken. Banken proberen nu hun legitimiteit te verbeteren. De gedaalde legitimiteit en complexe economische situatie zouden kunnen leiden tot een moeilijk leesbaar directieverslag. De laatste hypothese is daarom:

H4: De leesbaarheid van de directieverslagen van banken is verslechterd sinds het uitbreken van de crisis.

(15)

Hypothese Oorzaak Gevolg voor jaarverslagen van banken

H1 Lage leesbaarheid bij

jaarverslagen van ondernemingen volgens voorgaande onderzoeken

Lage leesbaarheid

H2 Toename complexiteit door

grootte Lagere leesbaarheid

H3 Goede resultaten Hogere leesbaarheid

H4 Uitbreken van de kredietcrisis Lagere leesbaarheid

(16)

3. Onderzoeksopzet

3.1 Sample en databronnen

In dit onderzoek wordt de leesbaarheid van jaarverslagen gemeten bij banken die in

Nederland actief zijn. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft in 2013 een lijst met 84 leden. Bijna alle banken die actief zijn in Nederland zijn lid van de NVB. De sample voor dit onderzoek is gebaseerd op deze gevarieerde ledenlijst. Een voordeel van deze

ledenlijst is dat banken uit de gehele wereld vertegenwoordigd zijn. Banken die internationaal actief zijn beschikken over een Engels geschreven jaarverslag. Dit is van belang voor het gebruik van de leesbaarheidsformules, omdat deze gebaseerd zijn op de Engelse taal. Enkele banken in de sample hebben geen Engels jaarverslag. Het gaat hierbij vooral om de kleinste Nederlandse banken. Deze banken zijn uitgesloten van het onderzoek. Sommige banken staan meerdere keren in de ledenlijst vanwege verschillende internationale takken of verschillende branches. Hierdoor wordt de uiteindelijke sample verkleind. Tevens vielen enkele banken af vanwege ontbrekende gegevens of jaartallen. Daarmee komt het aantal onderzochte banken op 50 uit. Een overzicht van deze banken is te vinden in de bijlage. Een nadeel van de

gebruikte sample is dat niet alle landen of werelddelen evenredig vertegenwoordigd zijn. Er is gekozen voor een te onderzoeken periode van 2007-2012, om de invloed van de crisis op de leesbaarheid te kunnen waarnemen.

In bijna alle gevallen is het Chairman’s Statement gemeten. Er is binnen de wetenschappelijke literatuur veel steun voor de selectie van deze sectie van het jaarverslag (Courtis, 2004). Het Chairman’s Statement is de meest gelezen sectie (Courtis, 1986; Jones, 1988; Subramanian et al., 1993) en wordt vaak gelezen door investeerders (Fisher and Hu, 1989). Tevens komen de inhoud en complexiteit overeen met de verwachtingen van gebruikers (Smith and Taffler, 1992). Enkele banken hadden geen Chairman’s Statement. In deze gevallen is gekozen voor een tekst die qua inhoud het best overeenkomt met een Chairman’s Statement. Dit was dikwijls het Management Board Report. In de bijlage is te lezen welke teksten gemeten zijn. 3.2 Afhankelijke variabele

De leesbaarheid van de directieverslagen wordt gemeten met behulp van de Flesch Reading Ease formule en de Fog Index. Deze formules worden het meest gebruikt bij

leesbaarheidsonderzoeken vanwege de begrijpelijkheid en de vergelijkbaarheid. De leesbaarheid is gemeten met een internettool via de website http://www.online-utility.org/english/readability_test_and_improve.jsp. Het gebruik van deze tool is

vergelijkbaar met een handmatige telling. Door de tekst naar deze website te kopiëren, kan de score van de gekozen leesbaarheidsformule verkregen worden. Hierbij zijn tabellen, titels en kop- en voetteksten weggelaten, omdat deze niet tot de tekst behoren.

3.3 Onafhankelijke variabelen 3.3.1 Grootte

Er zijn meerdere manieren om de grootte van ondernemingen te bepalen. De omzet en de totale activa worden vaak gebruikt. Net als in de onderzoeken van Linsley & Shrives (2006) en Jones (1988) wordt in dit onderzoek de grootte van een bank gebaseerd op de omzet: Ondernemingsgrootte = Ln (totale omzet)

(17)

In dit onderzoek wordt voor het bepalen van de grootte van de banken gebruik gemaakt van de natuurlijke logaritme van de totale omzet. Door de natuurlijke logaritme te gebruiken worden extreme verschillen in de resultaten verminderd.

3.3.2 Resultaten

Om de resultaten van de banken vergelijkbaar te maken, dient een geschikte prestatiemaatstaf gekozen te worden. In meerdere onderzoeken naar leesbaarheid wordt gebruik gemaakt van de Return On Assets (ROA), bijvoorbeeld door Courtis (1986 & 1995). De ROA wordt als volgt berekend:

ROA = (revenue-expenses ) / Total Assets

Deze formule werd in het verleden ook gebruikt om de prestaties van banken te meten, maar door het veelvuldige gebruik van derivaten en leverage werden assets voor banken een betekenisloze indicator van risico’s en de financiële middelen die werden ingezet (Holton, 2014). Vervolgens werd gebruikt gemaakt van de Return On Equity (ROE):

ROE: (revenue-expenses ) / equity

Hoewel deze formule wordt gebruikt door financieel analisten en investeerders, heeft deze formule twee nadelen. Ten eerste is equity een slechte indicator van risico. Ten tweede kan ROE alleen op de gehele organisatie toegepast worden en niet op individuele transacties en business units. Return On Capital (ROC) biedt hiervoor uitkomst. ROC vervangt equity door kapitaal en is op de gehele organisatie toe te passen of op individuele transacties en business units. Voor dit onderzoek zal dus gebruik worden gemaakt van de ROC. De formule voor de gehele organisatie is als volgt:

ROC: (revenue-expenses ) / capital

De tweede onafhankelijke variabele is de volatiliteit van de resultaten. Hiervoor wordt de standaarddeviatie van de ROC berekend. Een hogere standaarddeviatie geeft aan dat er sprake is van een verhoogd bedrijfsrisico. Volatiele resultaten komen vaak voor bij snel groeiende organisaties of organisaties die zich in een onrustige sector bevinden.

Voor de beoordeling van de resultaten is het ook nuttig om naar de leverage te kijken. Door financiële leverage wordt de kans op financiële moeilijkheden vergroot. Taylor (2012) geeft in zijn artikel “The Great Leveraging” aan dat het banksysteem groter is dan ooit tevoren. Vanaf 1980 is de grootte verdubbeld in relatie tot het BBP gemeten met leenactiviteit, en verdrievoudigd gemeten met totale balansgrootte. Deze groei ging gepaard met een verhoogde leverage. De leverage wordt als volgt berekend:

(18)

3.3.3 Controlevariabele

In een aantal onderzoeken naar leesbaarheid wordt gebruik gemaakt van een controlevariabele. Zo gebruikten Courtis (1995) en Li (2008) de sector waarin de

onderneming opereert als controlevariabele. Zij dachten dat een verschil in leesbaarheid voor de hand lag wanneer er in een bepaalde complexe sector gewerkt werd. Bij het onderzoek naar banken is slechts sprake van één sector, dus deze controlevariabele hoeft niet gebruikt te worden.

(19)

4. Resultaten

4.1 Beschrijvende statistiek

Variabele Minimum Maximum Gemiddelde Standaarddeviatie

Fog 2007 10,68 20,82 14,65 1,91 2008 11,75 19,72 14,95 1,93 2009 11,22 19,91 14,80 2,04 2010 10,63 21,44 15,04 2,20 2011 11,42 18,53 15,05 1,67 2012 12,04 20,12 15,06 1,80

Gemiddelde over alle jaartallen 11,29 20,09 14,92 1,92

Flesch 2007 17,05 57,83 39,83 7,98 2008 22,53 49,85 39,80 6,86 2009 20,30 58,47 40,43 8,57 2010 12,39 58,08 38,86 8,72 2011 20,21 55,50 38,59 7,15 2012 16,25 52,99 38,92 7,45

Gemiddelde over alle jaartallen 18,12 55,45 39,40 7,79

Ln(omzet) 2007 12,29 25,35 21,89 2,69 2008 14,29 25,42 21,96 2,59 2009 14,70 25,14 21,71 2,54 2010 13,65 24,99 21,67 2,61 2011 12,41 25,16 21,68 2,68 2012 11,17 25,33 21,64 2,72

Gemiddelde over alle jaartallen 13,09 25,23 21,76 2,64

ROC 2007 -0,0518 0,7062 0,1279 0,1060 2008 -0,5208 0,3965 0,0114 0,1752 2009 -0,1469 0,4179 0,0638 0,0968 2010 -0,1494 0,4090 0,0973 0,0828 2011 -4,5543 0,2778 -0,0179 0,6533 2012 -0,4297 0,2419 0,0541 0,1273

Gemiddelde over alle jaartallen -0,9755 0,4082 0,0561 0,2069

Volatiliteit 0,0078 1,6732 0,0941 0,2314 Leverage 2007 0,04 166,17 23,52 23,79 2008 1,97 145,87 27,29 25,69 2009 0,09 47,18 18,90 11,17 2010 0,07 51,83 18,73 11,87 2011 -1290,87 70,93 -7,41 183,78 2012 0,02 106,92 19,35 17,14

Gemiddelde over alle jaartallen -214,78 98,15 16,73 45,57

(20)

4.1.1 Fog  

De gemiddelde Fog score laat een lichte stijging zien. In de periode van 2007 tot en met 2012 is de Fog met 2,8% gestegen. De gemiddelde score over alle jaren is 14,92. Courtis (1998) had hogere Fog scores, namelijk 18,46 en 19,21. In zijn onderzoek van 1986 had Courtis scores van 18,99 en 19,48. Li (2008) heeft in zijn onderzoek het gehele jaarverslag gemeten en vond een gemiddelde Fog score van 19,39.

De lezer heeft gemiddeld 15 jaar formele educatie nodig, om de teksten te kunnen begrijpen. Volgens tabel 1 ligt dit niveau tussen kranten en wetenschappelijke literatuur. De laagste score van 10,63 ligt qua niveau tussen tijdschriften en handleidingen. Het maximum van 21,44 ligt boven het niveau van technische literatuur. De standaarddeviatie stijgt met 15,2% tussen 2007 en 2010 en daalt vervolgens weer.

4.1.2 Flesch  

De Flesch score blijft redelijk stabiel tussen 2007 en 2012. Een gemiddelde score van 39,40 betekent dat de teksten moeilijk te lezen zijn en op academisch niveau zitten. Courtis (2004) had vergelijkbare uitkomsten met een gemiddelde Flesch score van 37,3. In 1998 had Courtis scores voor twee jaartallen van 38,35 en 36,85. In 1986 had Courtis scores van 31,34 en 28,96. Clatworthy & Jones (2001) vonden een gemiddelde Flesch score van 45,0.

De laagste score van 12,39 betekent een zeer moeilijke leesbaarheid. Het maximum 58,47 betekent een redelijk moeilijke leesbaarheid. De standaarddeviatie stijgt met 9,3% tussen 2007 en 2010 en daalt daarna weer. Deze trend is vergelijkbaar met de Fog berekeningen. 4.1.3 Ln(omzet)

 

Het natuurlijke logaritme van de omzet blijft stabiel tussen 21,5 en 22. Het minimum stijgt tot 2009 en daalt daarna. Het maximum blijft stabiel rond de 25. De standaarddeviatie blijft ook redelijk stabiel tussen 2,5 en 2,75.

4.1.4 ROC  

De gemiddelde ROC daalt sterk in 2008 met 91%. Daarna vindt er een stijging plaats tot 2011. In 2011 is ook een sterke daling waar te nemen. Dit komt door een negatief kapitaal bij Dexia in dat jaar. Dit heeft ook invloed op het minimum en de standaarddeviatie. De

standaarddeviatie neemt in 2008 toe met 65,3%. Het maximum en het minimum dalen beide in 2008. De gemiddelde volatiliteit is 0,0941.

4.1.5 Leverage  

Er is een stijging van de gemiddelde leverage waar te nemen tussen 2007 en 2008. Daarna daalt het gemiddelde en blijft het redelijk stabiel met uitzondering van 2011. Dit is dezelfde uitschieter die ook waar te nemen is bij de ROC, omdat deze variabelen het kapitaal bij de berekening gebruiken. De standaarddeviatie neemt toe in 2008 en daalt daarna. Opvallend is de sterke daling van het maximum na 2008.

(21)

4.1.6 Multicollineariteit  

Fog Grootte ROC Volatiliteit Leverage

Fog 1

Grootte ,266** 1

ROC -0,088 -,120* 1

Volatiliteit ,191** ,142* -,456** 1

Leverage -0,078 0,013 ,867** -,299** 1

** Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

* Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).

Tabel 5: Pearson correlatie Fog

Flesch Grootte ROC Volatiliteit Leverage

Flesch 1 Grootte -,262** 1 ROC 0,035 -,120* 1 Volatiliteit -0,077 ,142* -,456** 1 Leverage 0,046 0,013 ,867** -,299** 1

** Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

* Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).

Tabel 6: Pearson correlatie Flesch

Tabellen 5 en 6 geven de correlatie van de variabelen weer. Een waarde van 0,7 of hoger duidt op multicollineariteit. Dit is het geval bij de combinatie van ROC en Leverage. Hier is een waarde af te lezen van 0,867. Beide variabelen bevatten de grootte van het kapitaal. Bij de meervoudige regressie zullen de ROC en leverage apart genomen worden om de

multicollineariteit te omzeilen. 4.2 Hypothesetoetsing

 

H1: De leesbaarheid van de directieverslagen van banken is moeilijk tot zeer moeilijk. De gemiddelde Fog en Flesch scores, zoals besproken bij de beschrijvende statistiek, laten zien dat de gemiddelde leesbaarheid van de directieverslagen moeilijk is. De eerste hypothese wordt daarom aangenomen.

H2: De leesbaarheid van het directieverslag van een grotere bank is lager vanwege een hogere complexiteit.

 

H3: Directieverslagen van banken met goede resultaten hebben een betere leesbaarheid dan directieverslagen van banken met slechte resultaten.  

 

Om hypotheses 2 en 3 te toetsen is eerst een enkelvoudige regressie per variabele uitgevoerd. Vervolgens zijn meervoudige regressies uitgevoerd.  

(22)

Tabel 7: enkelvoudige regressie

De grootte toont bij Fog en Flesch een significant verband bij de enkelvoudige regressie. De tekst wordt moeilijker bij een toename van de grootte van de onderneming. Bij Fog betekent een toename van de score een afname van de leesbaarheid. Bij Flesch betekent een afname van de score een afname van de leesbaarheid. Bij de variabele grootte zijn ook de hoogste R waardes te vinden.

Bij Fog is er een significant verband met de ROC op het 5% niveau. Een toename van de ROC leidt tot een lagere Fog score en een betere leesbaarheid. Bij Flesch is een gelijke relatie waar te nemen, echter is deze alleen significant op het 10% niveau.

Een toename van de volatiliteit leidt tot een afname van de leesbaarheid bij zowel Fog als Flesch met een significantieniveau van 5%.

De leverage laat een kleine b-waarde zien. De relatie is niet significant (p=0,427). Enkelvoudige regressie Fog

B(constant) sig(constant) B(variabele) sig(variabele) R R square

Grootte 10,575 0,000 0,199 0,000 0,266 0,071

ROC 14,935 0,000 -0,593 0,129 0,088 0,008

Volatiliteit 14,748 0,000 1,629 0,001 0,191 0,036

Leverage 14,935 0,000 -0,002 0,179 0,078 0,006

Enkelvoudige regressie Flesch

B(constant) sig(constant) B(variabele) sig(variabele) R R square

Grootte 56,331 0,000 -0,778 0,000 0,262 0,069

ROC 39,352 0,000 0,929 0,549 0,035 0,001

Volatiliteit 39,650 0,000 -2,612 0,183 0,077 0,006

(23)

Meervoudige regressie Fog met ROC B sig Constant 10,785 0,000 Grootte 0,183 0,000 ROC 0,106 0,802 Volatiliteit 1,393 0,010 R 0,307 R square 0,095

Meervoudige regressie Fog met leverage

B sig Constant 10,801 0,000 Grootte 0,184 0,000 Volatiliteit 1,234 0,014 Leverage -0,001 0,513 R 0,309 R square 0,096

Meervoudige regressie Flesch met ROC

B sig Constant 56,209 0,000 Grootte -0,764 0,000 ROC -0,494 0,770 Volatiliteit -1,658 0,440 R 0,265 R square 0,070

Meervoudige regressie Flesch met leverage

B sig Constant 56,129 0,000 Grootte -0,768 0,000 Volatiliteit -0,951 0,637 Leverage 0,004 0,485 R 0,268 R square 0,072

Tabel 8: meervoudige regressie

Grootte heeft in de meervoudige regressie uitkomsten die vergelijkbaar zijn met de enkelvoudige regressie. De b-waarde is iets lager en er is ook een significante relatie (p=0,000).

De ROC heeft bij de meervoudige regressie een omgekeerde relatie met de afhankelijke variabele ten opzichte van de enkelvoudige regressie. Een hogere ROC zou dan leiden tot een afname van de leesbaarheid. Deze relatie is echter niet significant (p=0,802 & p=0,770). Een toename van de volatiliteit leidt tot een afname van de leesbaarheid. De relatie is echter alleen significant bij Fog op het 5% niveau (p=0,010 & p=0,014).

(24)

De tweede hypothese wordt aangenomen, omdat zowel bij de enkelvoudige als bij de meervoudige regressie een negatief verband is gevonden tussen de variabele Grootte en de leesbaarheid.

Voor de derde hypothese is geen eenduidig bewijs gevonden. De enkelvoudige regressie met de ROC ondersteunt de derde hypothese, maar de meervoudige regressie laat een

tegenovergesteld verband zien zonder significantie.

Bij de enkelvoudige regressie leidt een toename van de volatiliteit tot een afname van de leesbaarheid. Bij de meervoudige regressie is dit verband alleen bij Fog gevonden en niet bij Flesch. De leverage heeft volgens de regressieanalyses geen invloed op de leesbaarheid. Concluderend kan gezegd worden dat betere resultaten niet tot een betere leesbaarheid hoeven te leiden. De derde hypothese wordt daarom verworpen.

H4: De leesbaarheid van de directieverslagen van banken is verslechterd sinds het uitbreken van de crisis.

Om de vierde hypothese te toetsen zijn Paired-Samples T-testen uitgevoerd. De Fog stijgt tussen 2007 en 2008. De Paired-Samples test voor deze jaartallen geeft een t-waarde van 1,656. De uitkomst is niet significant (p=0,104). Vervolgens is gemeten of de stijging tussen 2007 en 2012 significant is. Deze stijging is ook niet significant met een t-waarde van -1,600 (p=0,116).

In 2008 is de Flesch leesbaarheid afgenomen. De afname is gering en ook niet significant (t=0,032 p=0,974). De afname tussen 2009 en 2012 is niet significant (t=1,561 p=0,125). Tussen 2008 en 2009 is een toename van de gemiddelde leesbaarheid waar te nemen, maar deze toename is niet significant (t=-0,704 p=0,485).

De vierde hypothese wordt verworpen. De veranderingen in leesbaarheid zijn klein en niet significant.

(25)

5. Conclusies, beperkingen en mogelijkheden voor vervolgonderzoek

5.1 Conclusie

De hoofdvraag van dit onderzoek luidde: Hoe heeft de leesbaarheid van directieverslagen van banken die actief zijn in Nederland zich ontwikkeld in de periode van 2007-2012 onder invloed van de kredietcrisis? In eerder onderzoek naar jaarverslagen van beursgenoteerde ondernemingen was de leesbaarheid altijd moeilijk tot zeer moeilijk. Daarom was de eerste hypothese van dit onderzoek dat de jaarverslagen van banken ook moeilijk tot zeer moeilijk zijn. Met behulp van de Fog Index en de Flesch Reading Ease formule is vastgesteld dat de gemiddelde leesbaarheid van jaarverslagen van banken moeilijk is. De eerste hypothese is dus aangenomen. De gemiddelde Fog score laat zien dat een lezer 15 jaar formele educatie nodig heeft om het jaarverslag te begrijpen. Courtis (1986) en Li (2008) kwamen bij hun

onderzoeken naar beursgenoteerde ondernemingen tot de conclusie dat de lezer ongeveer 19 jaar formele educatie nodig heeft om het jaarverslag te begrijpen. Jaarverslagen van banken zijn volgens de Fog Index dus makkelijker te lezen. De gemiddelde Flesch score van dit onderzoek was 39,40. Dit betekent dat de teksten moeilijk te lezen zijn en van academisch niveau zijn. Deze score verschilt niet veel van de onderzoeken van Courtis in 1998 en 2004, waarbij scores werden gevonden tussen de 37,30 en 38,35. Courtis vond in 1986 gemiddelde Flesch scores van 31,34 en 28,96. Clatworthy & Jones (2001) vonden een gemiddelde Flesch score van 45,0.

De tweede hypothese stelde dat jaarverslagen van grotere banken een lagere leesbaarheid hebben vanwege een hogere complexiteit. Li (2008) vond een dergelijk verband. De in dit onderzoek uitgevoerde regressieanalyses lieten ook zo een verband zien tussen de grootte van de bank en de leesbaarheid. De tweede hypothese is daarom aangenomen.

Met de derde hypothese werd onderzocht of banken met betere resultaten een betere

leesbaarheid hebben. De regressieanalyses gaven geen steun aan deze hypothese. Hierbij zijn de variabelen Return On Capital (ROC), volatiliteit en leverage gebruikt. Smith & Taffler (1992), Subramanian et al. (1993) en Li (2008) vonden wel een verband tussen resultaten en leesbaarheid. Courtis (1986) vond echter geen verband tussen resultaten en leesbaarheid. De vierde hypothese stelde dat de leesbaarheid is verslechterd sinds het uitbreken van de economische crisis vanwege een hogere complexiteit en de behoefte om de legitimiteit te verbeteren. De Fog en Flesch scores lieten in de periode van 2007-2012 weinig veranderingen zien. De veranderingen waren tevens niet significant. De vierde hypothese is daarom

verworpen.

5.2 Beperkingen van het onderzoek

Een beperking van dit onderzoek is het gebruik van leesbaarheidsformules. De formules gaan ervan uit dat woordlengte gerelateerd is aan de snelheid van herkenning, en dat zinslengte gerelateerd is aan het geheugen. De complexiteit van de zin is de echte oorzaak van moeilijkheid, maar zinslengte correleert zeer sterk met complexiteit en is gemakkelijker te tellen (Courtis, 1998). De formules kijken niet naar de achtergrond van de lezer en de strekking van de tekst. Het is onbekend of de belanghebbende van het jaarverslag moeite heeft met het niveau van het jaarverslag.

Formules kunnen ook niet aangeven hoe nieuwe concepten worden geïntroduceerd in een tekst. Ook houden ze geen rekening met de lezersretentie door bijvoorbeeld organisatie van de tekst of een motiverende werking van de tekst. Dreyer (1984) geeft aan dat enkele factoren met betrekking tot de complexiteit van de zinnen niet met de formules gemeten worden, zoals

(26)

coherentie en logische presentatie van ideeën zijn ook factoren die niet gemeten worden. 5.3 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek

In dit onderzoek is de leesbaarheid van jaarverslagen van banken gemeten. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op andere soorten ondernemingen in de financiële sector, zoals verzekeringen en pensioenfondsen. Een andere mogelijkheid voor vervolgonderzoek is het meten van de leesbaarheid met een andere sample. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van de ledenlijst van de Nederlandse Vereniging van Banken. Bij vervolgonderzoek kan gekozen worden voor een andere samenstelling van de sample. Dit kan bijvoorbeeld door banken te kiezen per geografisch gebied. Het is daarnaast mogelijk dat een grotere sample andere resultaten geeft. In de toekomst kunnen ook andere periodes gemeten worden. Andere delen van het jaarverslag kunnen mogelijk ook andere resultaten opleveren. In dit onderzoek is gekozen voor het Chairman’s Statement. In een volgend onderzoek zou voor het gehele jaarverslag gekozen kunnen worden.

(27)

Referenties

Clatworthy M., Jones, M.J., 2001. The effect of thematic structure on the variability of annual report readability. Accounting, Auditing & Accountability Journal, Vol. 14 No. 3, 311-326 Commissie structuur Nederlandse banken (2013). Naar een dienstbaar en stabiel bankwezen.

Verkrijgbaar via

http://www.rijksoverheid.nl/regering/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/06/28/rapport-naar-een-dienstbaar-en-stabiel-bankwezen.html

[geraadpleegd op 26 december 2013]

Cormier, D., Gordon, I.M., 2001. An examination of social and environmental reporting strategies. Accounting, Auditing & Accountability, Vol. 14 No. 5, 587-616

Courtis, J.K., 1998. Annual Report readability variability: tests of the obfuscation hypothesis. Accounting, Auditing and Accountability Journal, Vol. 11 No. 4, 459–471

Courtis, J.K., 2004. Corporate report obfuscation: artefact or phenomenon? The British accounting review: the journal of the British Accounting Association, Vol. 36 No. 3, 291-312 Courtis, J.K., 1995. Readability of annual reports: western versus Asian evidence.

Accounting, Auditing and Accountability Journal, Vol. 8 No.2, 4–17

Courtis, J.K., 1986. An investigation into annual report readability and corporate risk return relationships. Accounting and Business Research, Vol. 16 No. 64, 285–294

Dowling, J., Pfeffer, J., 1975. Organizational legitimacy: Social values and organizational behavior. Pacific sociological review, Vol. 18 No. 1, 122-136

Dreyer, L.G., 1984. Readability and responsibility. Journal of Reading, January, 334-338 Fisher, F.A., Hu, M.Y., 1989. Does the CEO’s letter to the shareholders have predictive value? Business Forum, Vol 14 No. 1, 22–24

Flesch, R., 1974. The Art of Readable Writing, Harper and Row, New York Holton, G.A., 2014. Economic capital. Verkrijgbaar via

riskencyclopedia.com/articles/economic_capital/ [geraadpleegd op 30 januari 2014] Jensen, M.C., Meckling,W.H., 1976. Theory of the firm: managerial behavior, agency cost and ownership structure. Journal of financial economics, Vol. 3 No. 4, 305-360

Jones, M. J., 1988. A longitudinal study of the readibility of the chairman’s narratives in the corporate reports of a UK company. Accounting and business research, Vol. 18 No. 72, 297-305

Lewis, N.R., Parker,L.D., Pound,G.D., Sutcliffe,P., 1986. Accounting Report Readability: The Use of Readability Techniques. Accounting and Business Research, Vol 16 No. 63, 199-213

Li, F., 2008. Annual report readability, current earnings, and earnings persistence. Journal of Accounting & Economics, Vol. 45 No. 2, 221-247

(28)

Linsley, P.M., Lawrence, M.J., 2007. Risk reporting by the largest UK companies: readability and lack of obfuscation. Accounting, auditing & accountability Journal, Vol. 20 No. 4, 620-628

Linsley P.M., Shrives P.J., 2006. Risk reporting: A study of risk disclosures in the annual reports of UK companies. The British Accounting Review, Vol. 38 No. 4, 387-404 Magnan, M., Markarian, G., 2011. Accounting, Governance and the Crisis: Is Risk the Missing Link. The European accounting review, Vol. 20 No. 2, 215-232

Nederlandse Vereniging van Banken, 2013. Een nieuwe balans: naar een dienstbare, stabiele en competitieve bankensector. Amsterdam: NVB. Verkrijgbaar via

http://www.nvb.nl/publicaties/1936/visie-nvb.html [geraadpleegd op 27 december 2013] Neu, D., Warsame, H., Pedwell, K., 1998. Managing public impressions: environmental disclosures in annual reports. Accounting, Organizations and Society, Vol. 23 No. 3, 265-82 O'Donovan, G., 2002. Environmental disclosures in the annual report: Extending the

applicability and predictive power of legitimacy theory. Accounting, auditing & accountability, Vol. 15 No. 3, 344-371

Perrow, C., 1970. Organizational Analysis: A sociological view. Belmont, Cal.: Wadsworth Saam, N.J., 2007. Asymmetry in information versus asymmetry in power: implicit

assumptions of agency theory? The Journal of socio-economics, Vol. 36 No. 6, 825-840 Schroeder N., Gibson C., 1990. Readability of management’s discussion and analysis. Accounting horizons, Vol. 4 No. 4, 78-87

Smith, J.E., Smith, N.P., 1971. Readability: A measure of the performance of the

communication function of financial reporting. The accounting review, Vol 46 No. 3, 552-561 Smith, M., Taffler, R., 1992. The chairman’s statement and corporate financial performance. Accounting and finance: journal of the Accounting Association of Australia and New

Zealand, Vol. 32 No. 2, 75-90

Soper, F.J., Dolphin, R., 1964. Readability and corporate annual reports. The accounting review, Vol. 39 No. 2, 358-362

Subramanian, R., Insley, R.G., Blackwell, R.D., 1993. Performance and readability: a

comparison of annual reports of profitable and unprofitable corporations. Journal of Business Communication, Vol. 30 No. 1, 49–61

Taylor, M.A., 2012. The great leveraging. BIS Annual Conference, Lucerne, 21–22 June 2012. Verkrijgbaar via: https://www.bis.org/events/conf120621/taylor.pdf [geraadpleegd op 5 februari 2014]

Wartick, S.L., Mahon, J.F., 1994. Toward a substantive definition of the corporate issue construct: a review and synthesis of the literature. Business and Society, Vol. 33 No. 3, 293-311

(29)

Bijlage: Banken en gemeten teksten

 

Bank Gemeten tekst

ABN AMRO Chairman's statement

Achmea Hypotheekbank Report of the Executive Board

Amsterdam Trade Bank Report of the board of managing directors

Anadolubank Report of the Management Board

Argenta Chairman's statement

Attijariwafa Chairman's statement

Bank Insinger (IdB Holdings Luxemburg) Chairman's statement

Bank Mendes Gans Report of the board of management

Bank Of America to our shareholders

Bank of New York Mellon to our shareholders

Bank of Scotland (Lloyds) Chairman's statement

Bank of Tokyo-Mitsubishi UFJ (Mitsubishi UFJ Financial Group) Chairman's statement

Banque Chaabi (GPB Marrokko) Chairman's statement

Binck Bank Chairman's message

BNG Report of the Executive Board

BNP Paribas Chairman's statement

Citigroup Letter to shareholders

Commerzbank Chairman's statement

Coöperatieve Rabobank Chairman's statement

Credit Europe Bank Chairman's statement

Deutsche Bank Chairman's statement

Dexia Chairman's statement

DHB Bank Report of executive board

DVB Group Chairman's statement

FMO Chairman's statement

Garantibank Chairman's statement

HSBC Bank Report of directors

ICBC Chairman's statement

ING Bank Report of executive board

Interbank (Crédit Agricole S.A.) Chairman's statement

Intesa Sanpaolo Executive summary

Isbank Chairman's statement

JP Morgan Chairman's statement

KAS Bank Chairman's statement

KBC Chairman's statement

KEB Chairman's statement

Keytrade Chairman's statement

Van Lanschot Chairman's statement

Megabank Chairman's statement

Mizuho Chairman's statement

NIBC Chairman's statement

Robeco Direct Chairman's statement

SNS Bank Board report

Société Générale Board report

Svenska Handelsbanken Chairman's statement

TD Bank Chairman's statement

Theodoor Gillisen (KBL) Management report

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij vol-automatisch bedrijf wanneer een differentiaalthermostaat wordt toegepast, compleet incl.. Een bewaarplaats met een opslagcapaciteit van

Hiervoor is het van belang dat het voorkomen van vis (niet alleen bodemsoorten maar ook pelagische soorten), en in het bijzonder juveniele vis, in de vooroever wordt onderzocht

This would require primacy on economic, military and socio- political spheres- and must incorporate all criteria as prescribed by the neorealist School with regards to

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

In this context, the present study aimed to verify whether dairy cows of several herds from the South of Belgium (Wallonia), where SARA was suspected, really did present low ruminal

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

Bolck: ‘Over het algemeen zijn de biobased en biologisch afbreekbare plastics duurder, maar er zijn al wel verschillende voor- beelden van producten die goed kunnen concurreren en

In opdracht van de Directeur Gemeentewerken te Ede werd een doorlatendheidsonderzoek uitgevoerd door middel van metingen en schattingen bij een zevental