• No results found

Practijk der gewestelijke keuren in Nederlandsch-Indië, van 1922 tot en met 1926. TACO S. SMIT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Practijk der gewestelijke keuren in Nederlandsch-Indië, van 1922 tot en met 1926. TACO S. SMIT"

Copied!
176
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nederlandsch-Indië,

van 1922 tot en met 1926.

TACO S. SMIT

(2)

0093 4388

(3)

PRACTIJK DER GEWESTELIJKE KEUREN IN NEDERLANDSCH - INDIË,

VAN 1922 TOT EN MET 1926.

(4)
(5)

Nederlandsch-Indië,

van 1922 tot en met 1926

P R O E F S C H R I F T TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE RECHTS- GELEERDHEID AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN, OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS Dr. A. J. WENSINCK, HOOG- LEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE, TE VERDEDIGEN VOOR DE FACULTEITEN DER RECHTSGELEERD- HEID EN DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE

OP VRIJDAG 17 FEBRUARI 1928 DES NAMIDDAGS TE 4 UUR

DOOK

TACO SICCO SMIT ///,

v

ti

GEBOKEN TE G I N N E K E N

— S 3 * i * e ~

BOEK- EN STEENDRUKKERIJ EDUARD UDO — LEIDEN 1928

(6)
(7)

AAN MIJNE BRUID.

(8)

(9)

HOOFDSTUK I.

Afkondiging, inwerkingtreding en periodieke bekendmaking- van keuren.

Blz.

Stuk 1. Afkondiging- 1

§ 1. Plaats, waar de afkondiging ibehoort te ge-

schieden en afwiijking daarvan in de praktijk . 1

§ 2. Vorm, waarin de afkondiging behoort te ge-

schieden en afwijking daarvan in de praktijk . 3

§ 3. Aantal malen, dat afkondiging plaats vindt in

de praktijk 8 Stuk 2. Inwerkingtreding 9 Stuk 3. Periodieke bekendmaking 14

HOOFDSTUK II.

Onderwerpen, geregeld bij de in 1922 tot en met 1926 afgekondigde verordeningen.

Stuk 1. Verordeningen betreffende de openbare gezondheid . 21

§ 1. Begraafplaatsreglementen 21

§ 2. Regeling en/of beteugeling:

a. van het bordeelwezen,

ft. van de straatprostitutie 24

§ 3. Slachtverordeningen 25

§ 4. Bakkerij- en melkverordeningen 29

§ 5. Opgraven en wegvoeren van reeds begraven vee 30

§ 6. Verwijzingen 30

(10)

Biz,

Stuk 2. Verordeningen betreffende de openbare orde . . . 31

§ 1. De eigenlijke ordekeuren, in den zin van onze

„algemeene politieverordeningen" 31

§ 2. Dragen van licht des nachts door niet-Euro-

peanen 35

§ 3. Registratie:

a. van personen,

b. van dieren en zaken 37

§ 4. Dragen van wapens door werknemers . . . 39

§ 5. Nummeren van gebouwen en/of het aanbrengen

van naambordjes op woonhuizen 39

§ 6. Bouwen en sloopen, rooilijnreglementen . . . 40

§ 7. Brandweerwezen 41

§ 8. Reclameverordeningen 42

§ 9. Verdelging van ongedierte 43

§ 10. Bescherming van :

a. den aanvoer van water en electriciteit,

6. hydranten . 43

Stuk 3. Verordeningen betreffende het verkeer 45

Stuk 3«. Verkeer te land 45

§ 1. Gebruik van de wegen 45

§ 2. Gebruik van rijwielen 47

§ 3. Gebruik van motorrijtuigen 48

§ 4. Gebruik van vrachtauto's 57

§ 5. Autobusverordeningen 58

§ 6. Vervoerwezen in het algemeen 59

§ 7. Verhuurderijen in het algemeen 59

§ 8. Verhuur van auto's 60

§ 9. Staan- en pleisterplaatsen 63

§ 10. Verplichting tot herstel van schade aan wegen

toegebracht 63 Stuk 36. Verkeer te water 64

§ 1. Verordeningen in het belang van een veilig

verkeer 64

§ 2. Bescherming van in vaarwaters aangebrachte

kabels 66

(11)

Biz.

Stuk 4. Verordeningen betreffende den landbouw . . . . 67

§ 1. Afbranden van woeste gronden 67

§ 2. Landbouw op droge gronden 67

§ 3. Beteugeling van rietbranden 69

§ 4. Bestrijding van ongedierte en plantenziekten . 70

§ 5. Bevordering van de klapperteelt, bereiding van

copra, teelt enz. van gandja 71 Stuk 5. Verordeningen betreffende den boschbouw . . . . 71

§ 1. Aankap, vervoer enz. van hout 71

§ 2. Tegengaan van verontreiniging enz. van bosch-

producten 73

§ 3. Herbossching 74

§ 4. Uitvoering van algemeene verordeningen. . . 74

Stuk 6. Verordeningen betreffende den veeteelt 75

§ 1. Fokkerijverordeningen 75

§ 2. Andere verordeningen 77

§ 3. Verwijzing 77 Stuk 7. Verordeningen betreffende de visscherij 78

§ 1. Aanleg van vischvijvers en bevordering van den

vischstand 78 Stuk 8. Verordeningen betreffende de jacht 78

§ 1. Middelen waarmee, en dieren daarop de jacht

niet toegelaten wordt 78 Stuk 9. Verordeningen betreffende den „in- en uitvoer" . . 79

§ 1. In- en uitvoer van huiden 79

§ 2. Zoutvervoer 81 Stuk 10. Verordeningen op het gebruik van Grouvernements-

inriehtingen 81

§ 1. Verstrekking van water uit gouvernements-

drinkwaterleidingen 81 Stuk 11. Belastingverordeningen 83 Stuk 12. Overige verordeningen 87

§ 1. Gedistilleerd 87

§ 2. Oudheidkundige vondsten 88

§ 3. Regeling van het assurantiewezen 89

§ 4. Andere verordeningen 90

(12)

HOOFDSTUK III.

Rechtspunten in of nopens de in 1922 tot en met 1926 afgekondigde keuren.

Bk.

Stuk 1. Werkiixgsomvang 91

§ 1. Ruimtelijke werkingsomvang 91

§ 2. Persoonlijke werkingsomvang 96

§ 3. Materieele werkingsomvang 96

Stuk 2. Strafbepalingen 97

§ 1. Hechtenis en boete 97

§ 2. Verbeurdverklaring 100

§ 3. Politiedwang 100

§ 4. Verplichting tot vergoeding van schade . . . 101

Stuk 3. Verval van rechtswege 102

Stuk 4. Interpretatie 103 Stuk 5. Dispensatie 103 Stuk 6. Beperking van:

a. de persoonlijke vrijheid,

b. het genot van eigendom 104 Stuk 7. Repressief toezicht en inmenging van hoogerhand . 105

HOOFDSTUK IV.

Aansluiting van de in 1922 tot en met 1926 afgekondigde

keuren op landschapsverordeningen 106

HOOFDSTUK V.

De keuren in het jaarhjksch verslag over Nederlandsch-Indië, en in het register der Javasche courant.

Stuk 1. De keur in het jaarlyksch verslag over Nederlandsch-

Indië ]11 Stuk 2. De keur in Ihet register der Javasdhe courant . . 112

(13)

HOOFDSTUK VI

De keur in de rechtspraak en in de rechtslitteratuur.

Blz.

Stuk 1. De keur in de rechtspraak 114

§ 1. Materieele toetsing 114

§ 2. Formeele toetsing 119 Stuk 2. De keur in de rechtslitteratuur 120

Bijlage I 123 Bijlage I I 153

(14)
(15)

AFKONDIGING, INWERKINGTREDING EN PERIODIEKE BEKENDMAKING VAN KEUREN.

Stuk 1: Afkondiging.

Artikel 72 van het Regeeringsreglement (sinds 1 Januari 1926 artikel 129 van de Wet op de staatsinrichting van Nederlandseh-Indië) regelt de daarbij vastgestelde keur- bevoegdheid der hoofden van gewestelijk bestuur zelf niet nader. De ordonnantie in staatsblad 1858 nr. 17 *) regelt de plaats, waar, en den vorm, waarin de afkondiging van de reglementen en keuren van politie heeft te geschieden.

§ 1. Plaats, waar de afkondiging behoort te geschieden, en afwijking daarvan in de praktijk.

Lid 2 van artikel 3 Stbl. 1858 : 17 luidt:

„De afkondiging wordt gerekend geschied te zijn door plaatsing in het officieel nieuwsblad. — Zy is, in geldigen vorm geschied, de eenige voorwaarde der verbindbaarheid" 2).

Artikel 105 van Stbl. 1848 : 10 (bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving)

*) De considerans van Stbl. 1858: 17 is o. i. misleidend. Artikel 72 van het Br. spreekt niet over een algemeene verordening, die de keurbevoegdheid der hoofden van gewestelijk bestuur nader zal regelen; wèl over een verordening, die de strafbedreiging moet regelen.

2) Zie voor de beteekenis, die de rechter aan deze laatste zinsnede hechtte, Hoofdstuk VI.

(16)

bepaalt, dat „onder de benaming van officieel nieuws- blad. . . . wordt verstaan de Javasche courant"

1

).

Bijblad 637 bevat een rondschrijven van den lsten Gou- vernementssecretaris, gedateerd 6 September 1858, waarin opgemerkt wordt, dat „met het oog op zich voorgedaan

„hebbende gevallen, dat reglementen en keuren van politie,

„krachtens de bepalingen van staatsblad 1858, no. 17 vast- gesteld, zijn afgekondigd door opname van dezelven onder

„de rubriek advertentiën van het In-Officieel gedeelte der

„Javasche courant, die regiementen of keuren, (teneinde)

„verbindende kracht te bezitten, behooren afgekondigd te

„worden door plaatsing van dezelven in het Officieel gedeelte

„van de Javasche courant".

Wij laten de praktijk der vroegere jaren buiten be- schouwing, als vallende buiten het bestek van onzen opzet, en bepalen ons tot die der laatste jaren; deze leert ons, dat aan het voorschrift van Bb. 637 niet de hand is gehouden, en alle keuren zijn afgekondigd in het niet-officieel gedeelte der J. c. Sedert de reorganisatie van de J. c. ingaande 1 Januari 1926 zijn de residentskeuren zelfs uit het hoofd- blad der Javasche courant verdwenen; in een der bijvoegsels vindt nu de afkondiging plaats.

De afkondiging van de verordeningen der locale raden ge- schiedde in de jaren, waarover ons onderzoek loopt, steeds wèl in het officieele gedeelte der J. c. Bovendien werden

' ) Ten overvloede wordt dit nog eens vermeld in lid 2 van artikel 2 van het Gouv.besl. in Stbl. 1858: 18. Het bepaalde in lid 1 van genoemd artikel behoort o. i. voor zoover de algemeene verordeningen betreft niet in dit Gouv.besl. (zie de considerans), maar in de instructie voor de hoofden van gewestelijk bestuur (zie artikel 9 daarvan) ; voor zoover het de keuren betreft bevat het niets anders dan een last aan die bestuurshoof den om datgene te doen, wat reeds in artikel 4 van Stbl. 1858:17 (de ordonnantie) regeling vond en een verplichting tot raad- pleging van (praktisch: opzemding ter goedkeuring aan) den directeur van J u s t i t i e ; de juistheid van deze verplichting wordt door de rechtsgeleerde schrijvers niet algemeen aangehangen.

(17)

zij sinds 1911 ook nog opgenomen in een bijvoegsel van de J. c. getiteld: „Locale verordeningen en andere beschik- kingen van locale raden", een omschrijving waar residents- keuren buiten vallen. Sinds de zoo juist genoemde reorga- nisatie van de J. c. geldt de plaatsing in dit bijvoegsel, zoowel voor de verordeningen van de locale raden als voor de residentskeuren, als afkondiging

1

). Wijziging van den titel van dit (extra)-bijvoegsel, b.v. in: „Locale verorde- ningen, andere beschikkingen van locale raden en verorde- ningen van de hoofden van gewestelijk bestuur" is noodig om den titel in overeenstemming te brengen met den inhoud.

In de deelen VII, VIII en IX (jaren 1863—1866) van het Bijblad op het Staatsblad zijn een 25-tal keuren op- genomen. Was de bedoeling daarvan wellicht om ze als voorbeeld te doen strekken? (Zie het latere bijblad 4717.)

§ 2. Vorm, waarin de afkondiging behoort te geschieden, en afwijking daarvan in de praktijk.

Artikel 4 van de ordonnantie in Stbl. 1858 : 17 bevat het formulier van afkondiging der reglementen en keuren van politie, luidende:

n) De gouverneur (resident of ander hoofdambtenaar met het hoogste gewestelijk gezag bekleed) van

2) Overwegende, enz.

s) Maakt aan de ingezetenen van dat gewest (stad, gemeente) bekend :

*) Dat door hem is vastgesteld de navolgende verordening:

(Hier volgt de inhoud van het reglement of de keur en daarna de woorden)

') Opmerking verdient, dat op blz. 110 jaargang 1926 van het zoo juist genoemde bijvoegsel der J . e. een „legislatief residentsbesluit" van den resident van Soerakarta ( X V I I : 18) voorkomt, dat ook den mterlijken vorm van een keur geenszins heeft.

(18)

r') En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetendheid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst, en voor zooveel noodig, in de Inlandsche en Chinesehe talen worden aangeplakt.

») Gedaan te den

7) (Handteekening van den gouverneur, resident of anderen met het hoogste gezag bekleeden hoofdambtenaar en van den secretaris van het gewest of van den als zoodanig fungeerenden ambtenaar.)

Wij gaan mede met hen, die van meening zijn, dat een formulier van afkondiging sacramenteel is. Zonder hierop verder in te gaan, willen wij aangeven, welk deel der in de jaren 1922 tot en met 1926 afgekondigde keuren volstrekt in overeenstemming is met het in artikel 4 bepaalde, en welke voornaamste afwijkingen daarvan voorkomen.

Afwijkingen komen voor:

1. in spelling, 2. in interpunctie, 3. in tekst.

Bij 1.:

Artikel 33 van het Rr. geeft een sacramenteele formule voor de afkondiging van ordonnantiën. Daarin komen voor de woorden: „Chinesche" en „collégien". De staatsbladpraktijk behoudt deze spellingwijze tot Stbl. 1883 : 68, in Stbl. 1883 : 72 vinden we voor het eerst en daarna steeds gespeld:

„Chineesche" en „colleges". De formeel-toetsende rechter zou derhalve, indien hij het afkondigingsformulier als vol- strekt sacramenteel beschouwde, alle ordonnantiën van na Stbl. 1883 : 68 en waarin de spelling „Chineesche" en

„colleges" gevolgd wordt, in plaats van „Chinesche" en

„collégien", onverbindbaar kunnen verklaren.

Dezelfde kwestie nu vinden we bij het afkondigings-

formulier voor de keuren en de praktijk. Ook hier is het

(19)

„Chinesche" van artikel 4 van Stbl. 1858 : 17 in de praktijk geworden „Chineesche"; sinds wanneer, is door ons niet na- gegaan.

Bij 2.:

De afwijking in interpunctie komt voornamelijk voor in de zinsneden 3., 4. en 5. Als uitzondering bij 6.

De meest voorkomende afwijkingen bij 3. en 4. zijn:

a. „Maakt bekend:

Dat verordening".

Zoo b.v. in de verordeningen: X : 1; XI : 4; XV : 2 1).

b. „Maakt bekend, (of).\ Vindplaatsen:

„Dat navolgende: > II : 1; VIII : 4; X : 5;

Verordening, (of).) XVI : 1; XXII : 1 & 4

c. „Maakt bekend, «fat verordening:"

Deze laatste afwijking komt zeer veel voor, b.v. in:

II : 3 & 4; IV : 1; VI : 1; VII : 4 & 5; IX : 1 & 5; X : 4 enz. (In 1922 alleen al 14 maal).

Verder combinaties, die uit a., b., en c. te vormen zijn, en nog zeer veel andere afwijkingen.

In zinsnede 5. komen niet minder dan vijf komma's voor.

Het aantal malen, dat deze vijf komma's inderdaad èn op de juiste plaats voorkomen, is zeer gering.

Bij 3.:

Afwijkingen in den tekst komen eveneens zeer dikwijls voor; meestal zijn het dezelfde, die telkens weer terugkeeren.

Wij groepeeren:

') De verwijzingen naar de praktijk zullen voortaan meestal op deze wijze aangegeven worden. Het romeinsehe cijfer duidt dan het volgnummer van het gewest, het andere dat van de bedoelde verordening aan, in de volgorde, waarin ze in Bijlage I zijn opgenomen.

(20)

a. De formule „gelet op".

Deze komt niet voor in de afkondigingsformule, en zij schijnt er geen ruimte voor te willen laten. Desniettemin vinden we deze formule in bijna alle residentsverordeningen

1

).

In de praktijk loopt het aantal Staatsbladen en andere be- palingen, waarop gelet wordt, zeer uiteen. Dikwijls wordt al- leen op artikel 72 van het Regeeringsreglement gelet; somtijds daarnaast nog op Stbl. 1858 : 17 en 18, Stbl. 1862 : 146, Stbl. 1867 : 114, Stbl. 1870 : 189, Stbl. 1901 : 275, Stbl.

1917 : 497, alsmede op Bijblad (Bb.) 4717. (Zoo b.v. in:

XVIII : 4.) Een anderen keer weer worden re&identsbesluüen in den vorm van een keur gegoten en dan ten onrechte

„gelet" op Rr. 72, b.v. XI : 3 en 4 en XX : 14.

De resident van Semarang, bij het vaststellen van een

„regeling voor de verdeeling van het water in de Garang- rivier bij het kunstwerk Simongan, af deeling Semarang"

(J. c. 21 Sept. 1923 nr. 76, biz. 1144), meent ook te moeten letten op Rr. 72. hoewel de gewestelijke bestuurshoofden op Java, uitgezonderd die der Vorstenlanden, bij de instelling van gewestelijke raden (voor Semarang bij Stbl. 1908 : 175) hun keurbevoegdheid aan die lichamen zagen overgaan.

Sinds 1 Januari 1926 is artikel 129 I. S. in de plaats ge- treden van Rr. 72. Het „letten" op laatstgenoemd artikel in plaats van op artikel 129 LS., zooals b.v. in de verordeningen:

II : 13; IX : 23 en 25 (24 let op I. S. 129!); XI : 23, 24, 25 en 27 (26, 28, 29 en 30 letten op I. S. 129!); XII : 9;

XVII : 17 (18 e.v. letten weer op I. S. 129!) en XIX : 13 (12 en 14 letten op I. S. 129!) is o. i. dan ook onjuist.

') Mr. Woesthoff in zijn hiervoor genoemd proefschrift (blz. 36) acht elke aanvulling van het „sacramenteele " formulier voldoende om de keur onver- bindbaar te doen zijn; anders Kleintjes, De Staatsinstellingen van Nederlandsch Indië I I4, blz. 37.

(21)

b. „Maakt aan de ingezetenen van dat gewest bekend:"

„dat gewest" wordt soms „dit gewest", zoo b.v. in de ver- ordeningen: II : 7; XI : 7; XVI : 3; XX : 3.

c. „Dat door hem is vastgesteld de navolgende verorde- ning": wordt wel: „Dat door hem, onder intrekking van de verordening van afgekondigd in de J. c. van

en gewijzigd bij die van enz., is vastgesteld de na- volgende enz. Vindplaatsen: I X : 31) ; XI : 1 en 4; XV : 8;

en XIX : 7 (jaren '22 en '23 en '24).

d. ,,dat gewest" wordt ook wel:

1. „het gewest (volgt naam)". (XIII : 3;

XIV : 1; XVII : 8).

2. „genoemd gewest" (IX : 12 en 16).

e. Boven of onder de overwegingen komt dikwijls voor:

„Gelezen den brief (of het schrijven van) " o f

„Gehoord ". Zoo b.v. in de keuren: III : 1 en 4;

VI : 3; IX : 2, 3, 6, 7, 8, 10, 11; X : 2; XI : 7; XIV : 1;

XV : 6, 7, 8; XIX : 7 e. a.

ƒ. In plaats van „Overwegende ": „Willende overgaan tot ".

Het opnemen van nog meer der voorkomende afwijkingen van het afkondigingsformulier zou ons op dit weinig be- langrijke punt te veel nadruk doen leggen; evenwel komt nog een ware verscheidenheid buiten de opgesomde punten voor.

Resumeerend: Het aantal reglementen en keuren van politie, dat geheel aan de vereischten van het afkondigings- formulier voldoet is zeer gering.

*) Deze verordening is als voorbeeld, hoe een keur niet moet zijn, opgenomen als: Bijlage I I .

(22)

§ 3. Aantal malen, dat afkondiging plaats vindt in de praktijk.

Evenals dat nu nog- (steeds?) met de residentsbesluiten het geval is, vond vroeger meestal tweemaal afkondiging (op- neming) van de residentskeuren in de J. c. plaats. In de laatste jaren komt daarvan maar één geval voor, ni. de apenkeur voor Ternate, die afgekondigd werd in de J. c. van 25 April '22 en van 29 April d.o.v. (XXI : 1). Een her- innering aan die vroegere dubbele plaatsing vinden we in een aantal verordeningen terug, daar waar de inwerking- treding ter sprake komt, d. i. aan het slot van de verordening;

waar dan gesproken wordt van: „de J. c , waarin zij voor de eerste maal is afgekondigd" (II : 2, 3, 4; III : 2, 3;

VIII : 6; X : 6, 8; XX : 7).

Van het vorenstaande is wel te onderscheiden het „Her- plaatst wegens misstelling". Zoo werd de verordening van den resident der Westerafdeeling van Borneo, afgekondigd in de J. c. '22 nr. 86, onder dat opschrift opnieuw geplaatst in de J. c. '22 nr. 100 (VII : 3 en 6). Behoudens een anderen naam voor den gewestelijken secretaris zijn beide verorde- ningen geheel gelijkluidend.

Het „reglement ter uitvoering van eenige artikelen van het motorreglement" van den resident van Soerakarta in de J . c. '23 : 45 (XVII : 6) gaf in een der staten, waarin het verkeer met motorrijtuigen boven een bepaald gewicht op bepaalde wegen verboden werd, als max. gewicht:

20.000 K.G., waar bedoeld was 2.000 K.G. De J. c. '23 : 51 (XVII : 7) nam èn reglement, èn staten, met alleen de wijziging- van 20.000 in 2.000, opnieuw op. Het reglement werd

„Herplaatst wegens misstelling" en te recht, daar, indien de aangebrachte verandering bij een wijzigingskeur tot stand gebracht was geworden, niet duidelijk zou zijn, dat herstel

(23)

van een drukfout en niet wijziging- van de inzichten van het gewestelijk bestuurshooi'd aanleiding was tot de genoemde verandering.

De vraag, wanneer een aldus herplaatste verordening geacht moet worden te gaan werken, komt hierna in stuk 2 ter sprake (blz. 13).

Herafkondiging van verordeningen geschiedde ook eenige malen; nl. dan, wanneer bedoeld was de betrokken ver- ordening te handhaven, maar vergeten was haar in de

„Herzieningsverordening" op te nemen. Voorbeelden daar- van hierna in stuk 3 (blz. 19).

Stuk 2: Inwerking-treding.

Wanneer geen ander tijdstip is vastgesteld, treden de reglementen en keuren van politie in werking, voor zoover Java en Madoera betreft op den dertigsten dag, voor zoover betreft de Buitengewesten op den honderdsten dag na dien der dagteekening van de J. c , waarin die verordeningen zijn afgekondigd. Aldus de inhoud van art. 3 lid 3 & 4 Stbl. 1858 : 17. De opneming van de bovengenoemde ter- mijnen van dertig en honderd dagen *) zijn het gevolg van een in het bovengenoemde artikel aangehangen „wettelijk vermoeden van bekendheid", waarover wij, als vallende buiten de praktijk der residentsverordeningen, niet zullen uitweiden.

Door wien dat andere tijdstip vast te stellen en waar dat op te nemen is, vermeldt genoemd lid 4 van artikel 3 niet.

Wij zouden meenen, dat niemand anders dan het h. v. g. b.

daartoe bevoegd is en dat bij nalating van het opnemen daarvan de verordening na verloop van de genoemde termijn(en) in werking' treedt. O. i. is het h. v. g. b. echter

') De hier genoemde termijnen zijn ontleend aan artikel 31 van het Regeerings- reglement.

(24)

ook bevoegd in de keur op te nemen, dat zij eerst op een nader door hem aan te geven datum in werking zal treden (hiervan vonden wij geen voorbeeld), of dat zij zal gaan werken voor — nader door hem vast te stellen — deelen van het gewest, inrichtingen daarbinnen of anderzins.

Een voorbeeld hiervan geeft artikel 1 van het Waterleiding- reglement voor Sumatra's westkust, dat aan het eind van dit stuk (blz. 13) besproken wordt.

Een „ander" tijdstip komt bijna steeds in de keuren voor, indien niet gezwegen wordt over het tijdstip der inwerking- treding, zoo b.v. in de verordeningen: VI : 2; VIII : 1, 5, 7;

IX : 1, 2, 3, 9; XII : 1, 7. De tien hiervoor aangeduide ver- ordeningen dateeren alle uit de jaren 1922 en 1923. Van de 51 in het extra-bijvoegsel der J. c. van 1926 afgekondigde politiekeuren (en besluiten, die daarvoor moeten doorgaan) vermelden er niet minder dan twaalf niet de dag, waarop, of de termijn, waarna ze beginnen te werken.

x

)

Als ander tijdstip komt voor:

1). de dag na dien van dagteekening der J. c , b.v.: III : 1;

IV : 1; IX : 6; XI : 1, 2, 3, 4, 5; XV : 1, 3; XVI : 1, 2;

XVII : 1, 5; XVIII : 1 (alle uit de J. c. van 1922).

2). de dertigste dag na dien van dagteekening der J . c , b.v.:

II : 1, 2, 3, 4; V : 1; VI : 1; VII : 1, 2, 3, 4, 5; VIII : 2, 3, 4, 5; X : 4; XII : 2; XV : 2; XVII : 2, 3, 4: XIX : 4 en XXII : 3 (eveneens alle uit de J. c. van 1922).

3). de veertiende dag vermelden de verordeningen: XII : 3, 4 , 5 .

4). de een en twintigste dag de verordening: VIII : 10.

*) Opmerking verdient, dat Woesthoff bij zijn onderzoek, omstreeks 1904,

„geen politiereglementen (heeft) kunnen vinden, waarin niet de dag, na welks verstrijken de keur zal beginnen te werken, is genoemd". Kleintjes, Staats- instellingen van Nederlandsen Indië *, I I , blz. 38, meent dit eveneens.

(25)

5). drie weken: VIII : 8 en 14.

6). de zestigste dag: VIII : 12; XIII : 7 en 10; XVII : 6 en 7 en XXI : 1.

7). de negentigste dag: X : 1, 2, 3, 5; XI : 23, 24, 25;

XX : 3, 4, 6, 8, 9.

8). de honderdste dag: XIII : 1, 2, 3, 4, 8, 9.

9). de twee honderdste dag: XI : 6.

10). de drie honderd vijf en zestigste dag na afkondiging:

XII : 5, voor zoover betreft eenige bepalingen, die niet op den veertienden dag na afkondiging zouden gaan werken.

De keur II : 7 noemt als datum van inwerkingtreding:

11). de 365-ste dag na het inwerkingtreding van een ge- deelte dier verordening, dat reeds na dertig dagen ging werken.

12). Een vasten datum noemen de verordeningen: VIII : 4 (1 Jan. '23); XI : 26 (19 Mei '26, dag, waarop nr. 25 in werking trad); XIII : 12 (1 Jan. '26); XVIII : 6 (1 Jan. '25, afgek. 16 Jan. '25); XIX : 12, 13, 15, 16 (resp. 1 Oct. '26, 1 Juli '26 (afgekond. 24 Aug. '26), 1 Jan. '27 en 1 Jan. '27);

XX : 11 (1 Jan. '26).

13). Eenige andere verordeningen noemen nog als tijdstip van inwerkingtreding den eersten dag van de maand volgend op die, waarin afkondiging plaats vond, b.v.: III : 4;

XIX : 2, 3; andere weer den eersten van de tweede of vierde maand na dat tijdstip; b.v.: XIX : 11 en XIX : 1.

14). De verordeningen XVIII : 2, 3; XIX : 8 bepalen, dat zij in werking treden op den dag van uitgifte der J. c , waar- in zij zijn opgenomen. Naar onze meening is deze termijn geheel en al te kort, daar voor een behoorlijke bekendmaking in het gewest, waar zij zullen gelden, geen gelegenheid be- staat, wat niet in het belang kan zijn van een goede rechts- zekerheid der bevolking. Buitendien zal de betreffende ver- ordening dan al dikwijls in werking getreden zijn, voordat

\

(26)

nog het hoofd van gewestelijk bestuur zelf kennis daarvan heeft. In het geval XIX : 8, waar het geldt het intrekken van een geldende verordening, kan tegen het met spoed in- trekken geen bezwaar bestaan, en het zou in dergelijke ge- vallen aanbeveling verdienen, die inwerkingtreding steeds ten spoedigste te doen plaats hebben.

15). Het gewest Nieuw-Guinee werd als zoodanig opge- heven met ingang van 1 April 1924. De wnd. resident van Nieuw-Guinee (de resident van Amboina) stelde op 18 Jan. '24 vast de verordeningen XIV : 2 & 3, die afgekondigd werden in de J. c. van 8 Juli '24. Beide verordeningen traden in werking op den dag na dien van afkondiging en werkten, behoudens de strafbepalingen, terug tot 1 April van dat jaar.

Een dergelijk geval voor Riouw (XVI : 3): De verpachting van het uitvoerrecht op sago wordt opgeheven en het recht in eigen beheer genomen; in het vervolg moet elke lading sago, die voor uitvoer bestemd is, voorzien zijn van een uitvoerconsent. Deze keur, die afgekondigd is in de J. c.

1924 : 31 van 15 April '24, treedt in werking op den dag na afkondiging en werkt, behoudens de strafbepalingen, terug tot 1 April '24. Wellicht, dat met ingang van dien datum de pachttermijn afliep en de verplichting van het hebben van een uitvoerconsent reeds met ingang van 1 April inging en nu in deze keur haar sanctie vindt.

Een verordening voor Sumatra's Westkust (XIX : 15) op- genomen in de J. c. 1926 : 83 treedt in werking op 1 Jan.

1927, maar een art. 26, waarbij twee vorige gelijknamige verordeningen (XIX : 12 en 13) worden ingetrokken, werkt terug tot 1 Juli '26, den dag, waarop nr. 13 in werking- heette te zullen treden (datum van de J. c. waarin nr. 13 werd opgenomen: 24 Aug. '26), terwijl nr. 12 eerst in werking zou treden met ingang van 1 Oct. '26.

De „panglongkeur" voor Sumatra's Oostkust (XVIII : 6),

(27)

die geen keur, maar een legislatief residentsbesluit-in den vorm van een keur is, werd vastgesteld 18 November '24, noemde zich in werking te zullen treden op 1 Januari '25, maar werd eerst afgekondigd op 16 Januari (J. c. nr. 5) van dat jaar.

Hoewel wij niet meenen, dat een inwerkingtreding met terugwerkende kracht voor residentsverordeningen verboden zou zijn, behoudens zoover betreft de strafbepalingen (vgl.

Swb. artikel 1), kunnen wij — ook in deze gevallen — de wenschelijkheid of de noodzakelijkheid van die bepaling niet inzien.

In het geval van tweemaal opnemen in de J . c. van een keur („apenkeur" voor Ternate in de J. c. 1922 : 33 en 34) meenen wij, in overeenstemming met de gangbare meening, de eerste opneming als afkondiging te moeten beschouwen.

Het „Herplaatst wegens misstelling" vond hierboven (blz. 9) bespreking; waar wij in geen der beide gevallen met een eenvoudige herafkondiging te maken hebben, maar in het eerst genoemde geval een onderteekening, in het tweede geval een ander gewicht in de tweede opneming in de J. c. vermeld staat, moeten wij de tweede opneming als afkondiging beschouwen.

Slordig is het bepaalde inzake het inwerkingtreden van het Waterleidingreglement voor Sumatra's Westkust (XIX : 7). Artikel 1 daarvan bepaalt: „Deze verordening is van kracht voor alle gouvernementsdrinkwaterleidingen, welke bij afzonderlijke bekendmaking daartoe worden aan- gewezen". Artikel 34 luidt daarentegen: „Dit reglement treedt

in werking met ingang van den dertigsten dag na dien van de Javasche courant, waarin de afkondiging heeft plaats ge- had en is van kracht voor alle waterleidingen in het gewest, welke niet in beheer zijn overgedragen aan een locaal

(28)

ressort". De nauwkeurige aanduiding van artikel 34 is in strijd met het bepaalde in artikel 1, welk artikel bepaalt, dat niet in dit reglement, maar later bij een residentsbesluit vast- gesteld zal worden voor welke waterleidingen deze verorde- ning zal gelden.

Naast de zoo juist besproken strijdigheid tusschen be- palingen van een zelfde verordening nopens het in werking- treden daarvan, bevat het hieronder volgende een voorbeeld van onmogelijkheid van het in werking treden van eene be- paling, daar de begrenzing van haar werkingssfeer nog niet is vastgesteld.

De verordening op het bouwen en sloopen voor het gewest Celebes en Onderhooiïgheden (IX : 12) noemt zich in werking te zullen treden op den dertigsten dag na afkondiging.

Artikel 3 houdt in een verbod „om binnen de grenzen der afdeelings- en onderafdeelingshoofdplaatsen (door het h.v.g.b.

aan te wijzen), te bouwen en te sloopen" zonder vergunning.

In een noot daarbij staat aangegeven, dat de grenzen dier plaatsen nog moeten worden vastgesteld. Vaststelling van die grenzen kan o. i., voor zoover betreft de werkingssfeer van gewestelijke verordeningen, gerust door het hoofd van ge- westelijk bestuur geschieden; naar onze meening mag die begrenzing zelfs afwijken van mogelijk reeds door den G. G.

bij gouvts.-besluit vastgestelde.

Stuk 3: Periodieke bekendmaking.

Dit onderwerp vond regeling bij Stbl. 1925 nr. 70, dat Stbl. 1858 nr. 17 aanvulde met een artikel 8, luidende:

J) De Hoofden van gewestelijk bestuur verklaren eenmaal in de vijf jaren, voor de eerste maal in het jaar 1925, tengevolge van een algemeene herziening, welke van de door hen vastgestelde reglementen en keuren van politie, tegen welker overtreding straf is bedreigd, nog zullen gelden.

(29)

2) Dit geschiedt bij eene verordening, vermeldende de titels der geldende reglementen en keuren van politie, zoomede den datum van de Javasehe Courant, waarin zij zijn geplaatst, dan wel bij gedeeltelijke handhaving van die regelingen, de bepalingen, welke nog zullen gelden.

::) De in de herzieningsverordening niet vermelde reglementen en keuren van politie of, in geval van gedeeltelijke handhaving, de niet vermelde bepalingen dier reglementen en keuren zijn ver- vallen ! ).

Niet alleen heeft uitvoering van de opdracht genoemd in dit artikel, het voordeel, dat reeds lang niet meer toe- gepaste keuren zullen vervallen door niet-opneming in de herzieningsverordening, en een ieder kan weten, welke ver- ordeningen nog wel van kracht zullen zijn, maar bovendien zal door de examinatie van alle niet ingetrokken verorde- ningen het hoofd van gewestelijk bestuur aanleiding mogen vinden om verouderde keuren, welker onderwerpen noch- tans regeling blijven behoeven, te herzien en door andere, meer moderne te vervangen. Op grond van deze laatste overweging meenen wij de vaststelling en afkondiging van de volgende verordeningen, die bijna alle keuren vervingen uit het laatst der vorige en het begin van deze eeuw, te mogen bezien: V : 6 (geeft onder intrekking van een oude verordening nieuwe bepalingen); V : 7 (idem); XI : 23 (overweegt, dat het in het belang der hygiène is nieuwe bepalingen vast te stellen en trekt de keur van 1901 (J.c. 98) in); XI : 25 (trekt keuren van 1901 (J. c. 104) en van 1898 (J. c. 75) in); XI : 27 (overwegend, dat het gewenscht voor- komt alle bepalingen terzake in ééne verordening samen te voegen: trekt in de verordeningen van 1920, J. c. 21 en van 1922, J. c. 50); XI : 29 (vervangt de keur van 1873,

*) Deze bepaling is ontleend aan de nederlandsche gemeentewet van 1851 en aan de locale radenordonnantie.

(30)

J. c. 78); XVII : 19 (vervangt een oude verordening van 1895, (J. c. 37), welke „ . . . . opgenomen (is) onder nummer 5 van de staat, behoorende bij de verord. van 14 Juli 1925 (J. c. 68), betreffende verklaring, welke der voor het gewest Soerakarta vastgestelde reglementen en keuren van politie nog zullen gelden"); XVII : 20 (vervangt verordeningen, die opgenomen zijn in de J. c. 1894 : 91 en 1897 : 6 1 , welke

„ . . . . opgenomen (zijn) onder nummers 4 en 6 van de staat. . enz.); XVII : 24 en 25 (treden in de plaats van verord. van 1904 (J. c. 82) en van 1912 (J. e. 4), die de eerste wijzigde. De stof, die in één verordening was vast- gelegd wordt nu over twee verdeeld. Ten onrechte worden zooivel bij keur 24 als bij 25 de beide oudere verordeningen uitdrukkelijk ingetrokken); XX : 11 (vervangt eene veror- dening afgekondigd in de J. c. 1920 :67).

Lid 1 van artikel 8 voornoemd geeft den hoofden van gewestelijk bestuur de positieve opdracht om voor de eerste maal in 1925 een herzieningsverordening vast te stellen.

Nalatigheid van het h. v. g. b. om tijdig zoo'n verordening uit te vaardigen heeft niet tot gevolg, dat alle door hem afgekondigde reglementen en keuren van politie aan het einde van 1925 vervallen zullen zijn; lid 3 bepaalt dit uit- drukkelijk alleen voor de niet in de herzieningsverordening opgenomen verordeningen of, bij gedeeltelijke handhaving, voor de niet opgenomen bepalingen.

Hebben wij de herzieningsverordening te beschouwen als een keur of als een legislatief residentsbesluit ter uitvoering van een algemeene verordening? Hoezeer wij ook tot de laatste meening zouden overhellen, artikel 2 verklaart uit- drukkelijk, dat de herziening geschiedt bij een verorde- ning. Waar naar onze meening de regelingsbevoegdheid der hoofden v. g. b. eng begrensd is en wij de woorden „regle- menten" en „keuren" in art. 129 I. S. (vóór 1 Januari '26

(31)

artikel 72 Rr.) als woorden van gelijke beteekenis meenen te moeten beschouwen, en de eenige verordeningen, die het h. v. g. b. kan vaststellen reglementen en keuren van politie zijn, kan de in lid 2 bedoelde verordening niet anders dan een keur zijn, zij het dan ook een bijzondere, nl. een, waarvan:

1. de vaststelling geschiedt in opdracht van een algemeene verordening;

2. het rechtsgevolg (de sanctie) niet van strafrechtelijken aard en neergelegd is in die algemeene verordening.

Indien lid 2 niet bepaald had, dat de herziening ge- schieden moet bij een verordening, dan zou herziening bij legislatief residentsbesluit o. i. niet onwettig zijn.

Verordeningen tot wijziging' van keuren achten wij even- zeer te zijn keuren. Niet alleen behooren zij afgekondigd te worden in den vorm van artikel 4 van meergenoemd Staats- blad van 1858, maar zij behooren, om gehandhaafd te willen blijven bij titel en datum van de J. c , waarin zij zijn ge- plaatst, te worden vermeld in de herzieningsverordening, wat ook in de praktijk voor alle gewesten, waarvoor een herzieningsverordening werd vastgesteld, geschiedde. Op- neming van de moederkeur met daaronder de bijvoeging

„zooals deze later is gewijzigd en aangevuld" zou evenmin voldoende zijn om de wijzigingsverordeningen gehandhaafd te doen blijven. Hiervan troffen wij geen voorbeeld aan.

De herzieningsverordening kan, evengoed als iedere andere verordening, gewijzigd, dan wel door een latere vervangen worden. De wijzigende, of als vervanging be- doelde verordening kan:

1. keuren noemen, die niet in de eerste waren opgenomen;

of daarentegen:

2. keuren niet noemen, die wèl in de eerste waren opge- nomen.

(32)

Bij 1.:

Indien de oorspronkelijke herzieningsverordening een- maal in werking getreden is, zijn volgens de beteekems, die wij hechten aan de uitdrukkelijke verklaring van het derde lid van art. 8 Stbl. 1858 : 17, de daarin niet ge- noemde keuren vervallen. Een wijziging van de herzienings- verordening of een vervangende verordening als hier be- doeld, kan die vervallen politiekeuren niet weer tot nieuw leven wekken. Voor zoover dan ook de (tweede) herzienings- verordening voor Sumatra's Westkust (J. c. 1926 : 79), meent meer te moeten opnemen, dan de oorspronkelijke (J c 1925 :8), b.v. o.a. de verordening XIX : 6, toepasse- lijkvèrklaring van het „slachtreglement" voor Pajakoemboeh op de onderafdeelingshoofdplaats Fort van der Capellen, meenen wij aan deze nadere vermelding geen rechtsgevolg te mogen hechten.

Indien de wijzigende of vervangende verordening te gelijk in werking treedt met de oorspronkelijke verorde- ning, kunnen wij geen bezwaar maken, daar de eerst ver- geten verordeningen nog net op het laatste oogenblik voor verval bewaard zijn gebleven. Van dit geval is ons geen voorbeeld bekend.

Bij 2.:

Wijziging of vervanging van de herzieningsverordening

door een andere, die uit de oorspronkelijke verordening-

keuren uitlicht, of — in geval van vervanging — die een

of meer titels van verordeningen niet noemt, die in de

eerste wel voorkomen, meenen wij aan deze verordeningen

wel rechtskracht te moeten toekennen, daar nu meer ver-

ordeningen vervallen dan door de eerste herzieningsveror-

dening het geval was. Minder omslachtig zou het o. i. zijn, de

herzieningsverordening niet te wijzigen, maar bij keur te

(33)

verklaren: die en die verordeningen zijn dan en dan ver- vallen. Ook hiervan troffen wij in de praktijk geen voor- beelden aan.

Hoe nu te handelen, indien men verordeningen, waarvan bedoeld was, dat ze gehandhaafd zouden blijven, ver- geten had in de herzieningsverordening op te nemen? Voor het h. v. g. b. staat naar onze meening dan geen andere weg open, dan in de plaats van de vervallen verordening een nieuwe uit te vaardigen en af te kondigen, aooals dan ook in de praktijk geschiedt. De „Djokjasche staan- en pleisterplaatsverordening" (XI : 16) was abusieve- lijk niet opgenomen in de herzieningsverordening (XI : 18) en werd later (XI : 20) opnieuw afgekondigd. De beide verordeningen (XVII : 8 en 9) werden niet opgenomen in nr. 14; herafkondiging (15 en 16) werd noodzakelijk geacht.

Aangezien er tusschen het tijdstip van het inwerkingtreden der herzieningsverordening en dat van het inwerkingtreden der, de materie opnieuw en op dezelfde wijze als voorheen regelende, nieuwe verordening geen het betrokken onder- werp betreffende, keur bestaat, kan van strafbaarheid geen sprake zijn.

Het verleenen van terugwerkende kracht aan de nieuwe verordening tot aan het tijdstip van de inwerkingtreding der herzieningsverordening is o. i. zeer wel mogelijk, maar de strafbepalingen kunnen niet terugwerken (artikel 1 Swb.).

In eenige herzieningsverordeningen worden reeds vroeger ingetrokken keuren gehandhaafd; zoo b.v. in de herzienings- verordening voor:

a. Djambi. Gehandhaafd wordt de „ladang- en tuinkeur"

(J. c. 1917 : 96) met de daarin aangebrachte wijziging bij verordening X : 3, welke beide verordeningen al in- getrokken waren bij X : 5;

(34)

b. Soerakarta. De gehandhaafde verordening XVII : 3 was reeds ingetrokken bij en vervangen door XVII : 6;

c. Sumatra's Westkust. De verordening XIX : 13, reeds vervangen door XIX : 15 heet gehandhaafd te zullen blijven.

De opneming dezer reeds vervallen verordeningen zal wel te wijten zijn aan een onvolledig en onnauwkeurig onderzoek, dat ingesteld werd bij het vaststellen der betreffende her- zieningsverordeningen. Niet onmogelijk is, dat van de vóór 1922 reeds vervallen verordeningen er bij een of meer her- zieningsverordeningen nog „gehandhaafd" blijven; wij stelden daarnaar geen onderzoek in. Aan de bedoelde opneming is o. i. geen rechtsgevolg te hechten; op blz. 18 wezen wij er reeds op, dat een vervallen verordening niet meer kan her- leven.

De door de herzieningsverordeningen gehandhaafde keu- ren zijn — voor zoover de jaren 1922 tot en met 1926 betreft — in Bijlage I voorzien van een vetgedrukt volg- nummer. De herzieningsverordeningen geven verder geen aanleiding tot bespreking.

Noch in 1925, noch in 1926 werd een herzieningsverorde- ning in de J . c. opgenomen voor de gewesten: Bangka, Celebes en Onderhoorigheden, de Lampoengsche Districten en Timor, terwijl die voor Amboina tevens geldt voor de op- geheven gewesten: Nieuw-Guinee en Ternate.

(35)

ONDERWEEPEN, GEREGELD BIJ DE IN DE JAREN 1922 TOT EN MET 1926 AFGEKONDIGDE VERORDENINGEN.

Teneinde een overzicht te verkrijgen van de onder- werpen, die regeling vonden, zijn de keuren en de verdere verordeningen, die daarvoor moeten doorgaan, bijeenge- bracht in een aantal groepen, die evenzoovele stukken van dit hoofdstuk uitmaken. Ieder stuk is verdeeld in paragrafen; de verordeningen e. d. die in één paragraaf zijn ondergebracht regelen een zelfde onderwerp, ieder voor haar eigen ressort. Deze indeeling is min of meer willekeurig, daar somtijds verordeningen onder verschillende hoofden zeer wel zouden kunnen opgenomen worden.

Stuk 1 : Verordeningen betreffende de openbare gezondheid.

§ 1. Begraafplaatsreglementen.

Vindplaatsen:

I. Celebes en Ondenhoorigh. Vaststelling1) (IX : 1 ) . II. Soerakarta „ ( X V I I : 5).

III. Tapanoeli „ ( X X : 8).

') Onder „vaststelling ' ' wordt hier en verder verstaan : vaststelling' en afkondiging van verordeningen, waarbij óf voor do eerste maal öf ter ver- vanging van oudere verordeningen, regeling van het onderwerp plaats vindt.

(36)

Bij L:

„Reglement voor het beheer der begraafplaats en het

„beheer van lijken van Europeanen op de Hoofdplaats:

„Boeton". (Lees: Hoofdplaats Baoe-Baoe van de onderafd.

Boeton).

Het beheer over de begraafplaats enz. wordt opgedragen aan een commissie waarin drie, door het h. v. pi. b. — als voorzitter — aan te wijzen personen moeten plaats nemen.

Bij weigering verbeuren zij een boete van 25 gulden.

Bij II en III respectievelijk:

II. „Verordening op het beheer der begraafplaatsen in

„Soerakarta" en

III. „Verordening tot regeling van het begraven van

„Europeanen en hen, die aan de bepalingen voor Europeanen

„zijn onderworpen ter afd. hoofdplaats Taroetoeng en ter

„onderafd. hoofdplaats Sidikalang".

Geen dezer beide verordeningen bevatten strafbepalingen.

Bij I, II en III:

Alle drie genoemde verordeningen „letten" op Stbl. 1864 : 196, waarvan artikel 5 de hh. v. g. b. bevoegd verklaart, reglementen op het begraven van Europeanen vast te stellen.

Heeft het gebruikmaken van die bevoegdheid nu te ge- schieden bij legislatief residentsbesluit, dan wel bij keur?

In een dergelijk geval gaf de Indische regeering hare meening te kennen: „De vraag, of een reglement op het

„begraven van lijken, dat door een resident bij gewoon

„besluit in stede van bij politiekeur was vastgesteld, kon

„gehandhaafd blijven werd door de Indische Regeering ont-

„kennend beantwoord" (Koloniaal Verslag 1884).

De „verordeningen" II en III hiervoor bevatten geen sanctie op haar bepalingen, zijn derhalve m. i. niet alleen niet als politiekeuren te beschouwen, maar kunnen naar

(37)

de meening- van de Indische Regeering niet gehandhaafd blijven, tenzij die meening van de Indische Regeering in- tusschen gewijzigd is.

De „keur" I daarentegen bevat wel een sanctie op een harer bepalingen en is derhalve, voor zoover de inhoud aangaat, als keur te beschouwen, al komt het ons voor, dat de bepaling, welker sanctie van dit reglement een keur maakt, in vrij los verband staat tot de materie, die regeling- vindt.

Opmerkelijker nog is het door den gouverneur van Su- matra's Westkust in de J. c. 1891 nr. 56 afgekondigde begraafplaatsreglement voor Padang. Van dit reglement wordt een keur gemaakt door een willekeurig artikel (9) op te nemen, luidende: „Het is verboden vee op de be- graafplaats te laten weiden. Overtreding van deze bepaling wordt gestraft met een geldboete van één tot vijf en twintig gulden". Het ligt voor de hand, dat het niet moeilijk kan zijn voor de hh. v. g. b. om voor allerhande onderwerpen reglementen vast te stellen, en daarbij een willekeurige, met het onderwerp dat regeling vindt in geen, dan wel in zeer los, verband staande bepaling, waarop een sanctie gesteld wordt, op te nemen, waardoor bedoeld reglement een politie- keur wordt.

Naar onze meening kan het niet in de bedoeling van de opstellers van artikel 72 van het Regeeringsreglement gelegen hebben, dat een regeling door de gewestelijke bestuurshoofden vastgesteld niet in overeenstemming is met artikel 72 Rr. indien het reglement geen sanctie kent, terwijl een ander geheel gelijkluidend reglement, door opneming van een bepaling, die met het eigenlijke, het wezen, van het reglement in geen dan wel zeer los verband staat, wèl met genoemde wetsbepaling in overeenstemming is, mits maar overtreding van die bepaling strafbaar gesteld worde.

(38)

Geheel juist komt ons dan ook de opmerking van Mr. I. A. Nederburgh voor bij zijne bespreking van Mr. Woesthoff's proefschrift in „Het Recht in Nederlandsen Indië", deel 83 blz. 16:

„De onderstelling tussehen keuren en verordeningen der

„residenten lijkt me ook in de praktijk dikwijls van weinig

„waarde. Als (bijvoorbeeld) de Resident een tarief vaststelt

„voor stationeerende huurwagens, zou hij buiten art. 72

„gaan; maar zoodra hij het op deze wijze doet: de statio-

„neerende wagenverhuurder, die meer betaling vraagt dan

„volgens onderstaand tarief, en de verhuurder, die weigert

„den koetsier volgens dit tarief te betalen wordt gestraft

„met , dan is het een keur en kan hij zelfstandig

„regelen! De gevolgtrekking zou zijn, dat hij tot het

„meerdere zelfstandig bevoegd is, tot het mindere niet!

„Maar gelukkig kan hij door een keur een „legislatief

„residentsbesluit" van zichzelven „roepen" en dan is het

„in orde".

§ 2. Regeling en/of beteugeling:

a. van het bordeelwezen, b. van de straatprostitutie.

Vindplaatsen:

I. Jogjakarta Vaststelling ( X : 1 0 e n l l ) . II. Palembang „ ( X V : 12 en 13).

III. Soerakarta „ ( X V I I : 8 en 9).

IV. Soerakarta „ ( X V I I : 15 en 16).

O p m e r k i n g :

De verordeningen onder III en IV genoemd zijn geheel

gelijkluidend. Afkondiging van opnieuw-vastgestelde ver-

ordeningen vond plaats, omdat vergeten was de verorde-

ningen onder III op te nemen in de herzieningsverordening

(XVII : 14).

(39)

Bij de verordeningen a.:

De bordeelverordening voor Jogjakarta en die voor Palembang gelden voor het geheele gewest, uitgezonderd de locale ressorten in Palembang, wat uitdrukkelijk wordt aangegeven. Die voor Soerakarta geldt alleen voor de hoofdplaats.

Het h. v. pi. b. kan naar eigen overtuiging' bevel tot sluiting van een openlijk huis van ontucht uitvaardigen (artikel 1). Alsdan is toegang tot dat perceel, of toelating door den houder ervan verboden (artikelen 2 en 3). Eigenaardig is, dat, ofschoon de inhoud van deze verordeningen, behoudens de noodzakelijke verschillen wegens werking in andere gewesten, geheel gelijk is, de bedreigde maximum-hechtenis voor Soerakarta acht dagen en voor de gewesten Jogjakarta en Palembang dertig dagen is. De maximum boete is in alle gevallen het wettelijk toegelatene, d. i. honderd gulden.

Bij de verordeningen b.:

Voor de ruimtelijke werkingsfeer: zie hierboven bij a.

Terwijl de verordeningen voor Jogjakarta en Palem- bang beteugeling van de straatprostitutie beoogen, bedoelt die voor Soerakarta regeling. In alle gevallen wordt een

„tippel-verbod" uitgevaardigd. De verordening voor Soera- karta stelt een registratie in. Het wil ons voorkomen, dat deze registratie doelloos is sinds het medische toezicht op de geregistreerden opgeheven is.

De strafbepalingen zijn dezelfde als die onder a. ge- noemd.

§ 3. Slachtverordeningen.

Vindplaatsen:

I. Atjeh en Onderhoorigh . Vaststelling (1:5).

II. Bali en Lombok . . . . „ (111:7).

(40)

I I I . IV.

V.

VI.

VII.

VIII.

IX.

X.

XI.

X I I . X I I I . XIV.

XV.

Lampoengsche districten Manado

Soerakarta

Sumatra's Westkust Timor en Onderlioorigh.

0 p m e r k i n g :

Toepasselykverklaringx ) (V : 2 ).

Vaststellling ( V : 3 ) . Uitwerking ( X I : 4).

Vaststelling ( X I : 27).

Wijziging (XII : 3).

Toepasselijkverkl. (XIII : 6).

Vaststelling ( X V I I : 25).

( X I X : 3).

Toepasselijkverkl. (XIX : 6).

Vaststelling ( X X I I : 4).

( X X I I : 9).

Wijziging ( X X I I : 10).

Vaststelling ( X X I I : 11).

Deze verordeningen dienen ter bevordering van een hygiënisch slachten en -vervoer van geslacht van de slacht- huizen naar de verkoopplaatsen, alsmede het hygiënisch be- waren en behandelen van vleesch ter verkoopplaats. Het slachten buiten de slachthuizen wordt verboden, uitge- zonderd in bepaalde gevallen (noodslacht en ritueele slacht).

De verordeningen geven ons aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Bij II:

Aangezien het „slachtreglement voor Bali en Lombok"

van 1914 niet meer voldoet en verouderd is, worden nieuwe regelen gegeven. Uitdrukkelijk en praktisch, hoewel over-

*) Onder toepasselijkverklaring wordt hier en verder verstaan: liet van toe- passing verklaren van een bestaande verordening, die slechts voor een gedeelte van dat gewest gold, ook voor andere, met name genoemde, plaatsen van dit gewest (ruimtelijke werkingssfeer). Evenzeer wordt daaronder verstaan het van toepassing verklaren op bevolkingsgroepen, waarop de verordening oorspronkelijk niet van toepassing was (persoonlijke werkingssfeer).

Onder uitwerking: verordeningen, die een reeds geregeld onderwerp — anders dan door wijziging van de moederkeur — verder uitwerken.

Onder wijziging: verordeningen, die een oudere wijzigen.

(41)

bodig, wordt verklaard, dat het nieuwe reglement niet van toepassing is voor het ressort van den Karang-asem- raad. Bij gewestelijke verordening zal nader worden bepaald, op welke slachthuizen het van toepassing zal zijn, waarbij dan tevens de slachtkring voor elke slachtplaats zal worden vastgesteld. De nieuwe regeling treedt in werking op den dertigsten dag na dien van dagteekening van de J. c , waarin zij is opgenomen; op welk tijdstip de oude verorde- ning van 1914 vervalt. Waar de vervangende verordening eerst nog een nadere vereischt, alvorens te kunnen gaan werken, is van den datum af van het in werking treden van het geraamte der nieuwe en het vervallen der oude slachtverordening (17 October '26) tot aan den datum van het in werking treden van de uitvoeringsverordening het slachten enz. niet aan bepalingen onderworpen, derhalve overtreding van de bepalingen van de oude, noch van die van de nieuwe verordening strafbaar.

Bij III:

Bij legislatief residentsbesluit wordt een verordening van 1920 (J. c. 99) van toepassing verklaard op eenige andere onderdistrictshoofd- en andere plaatsen. Dit legislatief resi- dentsbesluit is opgenomen (in tegenstelling met de plaatsing van de keuren) in het officieele gedeelte der J. c. Waar het van toepassing verklaren van een verordening een daad van wetgeving is, ware hier o. i. een verordening, in den vorm van artikel 4 van de ordonnantie van 1858, nood- zakelijk, wil deze van toepassing verklaring kracht van wet hebben.

Bij IV:

„Slachtverordening Benkoelen 1924". Uitdrukkelijk wordt de verordening' van 1920 ingetrokken, en o. i. te recht wordt gezwegen van de „keur", hierboven genoemd. Deze

(42)

verordening bevat in het eerste lid van artikel XXI de eigenaardige opdracht aan den keurmeester: „De keur- meester is ten allen tijde, waar het ook moge zijn, bevoegd en v e r p l i c h t vleesch, hetwelk vervoerd, ten verkoop uitgestald of aangeboden wordt te keuren of te herkeuren".

Het stipt nakomen door den keurmeester van deze ver- plichting zal niet wel mogelijk zijn. Hebben we in het stellen van „verplicht" naast „bevoegd" te zien een hul- digen van de stelling, dat elke bevoegdheid in het publiek recht tevens een verplichting is?

Bij besluit van het h. v. g. b. zullen in het gewest slachtkringen worden ingesteld. Ten minste één maand voor de inwerkingtreding daarvan moet dit besluit worden gepubliceerd in de J. c. en aangeplakt worden door de hh. v. pi. b. In de J . c. van 28 November '24 nr. 96 werd een dergelijk besluit van het h. v. g. b. tot het instellen van eenige slachtkringen opgenomen; over een datum van in- werkingtreding wordt niet gesproken. Niet onmogelijk, is die datum bij een later in de J. c. gepubliceerd besluit van het h. v. g. b. nog bekendgemaakt; ons zoeken er naar was evenwel vruchteloos. Nu kan de zinsnede over het in werking treden van het besluit in de J. c. '24 nr. 96 wèl zóó gelezen worden, als stond er: „niet binnen één maand na publicatie in de J. c. zal dit besluit in werking treden", maar de bedoeling van deze lezing is juist tegengesteld

aan die van de bewoordingen van het betreffende artikel der keur.

Bij V:

Onder intrekking van een regeling van 1920 ter uit- voering van een keur, opgenomen in de J . c. 1 9 2 0 : 2 1 , wordt opnieuw geregeld het vaststellen van slachtkringen enz. Tenzij de keur van 1920 — evenals nummer II hier-

(43)

voor — uitwerking van haar bepalingen bij verordening voor- schrijft, ware uitwerking bij residentsbesluit niet onwettig.

Bij VI:

Aangezien het den resident gewenscht voorkomt, alle bepalingen ter zake in ééne verordening samen te voegen, worden de hierboven genoemde verordeningen van 1920 en 1922 uitdrukkelijk, bij het vaststellen van deze nieuwe, ingetrokken.

VII en volgende geven geen aanleiding tot bespreking.

§ 4. Bakkerij- en melkverordeningen.

Vindplaatsen:

a. Bakkerijverordening:

I. Jogjakarta Vaststelling ( X I : 23).

b. Melkverordeningen:

I. Jogjakarta Vaststelling ( X I : 24).

II. Soerakarta „ ( X V I I : 21).

Bij de verordening a.:

Nieuwe regeling, ter vervanging van eene uit 1901, wordt getroffen. In verband met de hoogere eischen, die aan de hygiëne gesteld worden, zijn de bepalingen scherper dan die van haar voorgangster. Een moderniseering van het bereiden van voedingsproducten der bakkerijen wordt beoogd. Evenwel kan het h. v. pi. b. na het in werking treden dezer verordening aan bestaande bakkerijen ont- heffing verleenen van sommige (niet met name genoemde) eischen.

Bij de verordeningen b.:

Toonen veel overeenkomst met elkaar.

Voor het houden van eene melkerij, den handel in- en den verkoop van melk is het hebben van een permissie

(44)

van het h. v. pi. b. noodig. Een aantal voorwaarden (11) wordt vastgesteld, waaraan het verkrijgen van bedoelde toestemming verbonden wordt, Evenwel kan het h. v. pi. b.

daarnevens nog andere voorwaarden stellen, maar ook in bijzondere gevallen ontheffing van een of meer dier be- palingen verleenen.

De titel der verordening voor Soerakarta is onvolledig.

In deze verordening wordt ook geregeld de handel in melkvee en het slachten daarvan zonder verkregen ver- gunning strafbaar gesteld.

§ 5. Opgraven en wegvoeren van reeds begraven vee.

Vindplaats:

I. Soerakarta Vaststelling (XVII: 19).

Zooals hiervóór op blz. 16 reeds werd medegedeeld, ver- vangt deze keur een verouderde van 1895 (J. c. 37). Kort en krachtig wordt het „opgraven en wegvoeren van reeds begraven vee" verboden en de overtreding van dit verbod strafbaar gesteld. Navolging verdient de aanduiding, dat deze verordening in de herzieningsverordening is opgenomen.

§ 6. Verwijzingen.

I. De „hondenverordening" voor Manado, uitgevaardigd

„ter voorkoming van hondsdolheid in dat gewest", komt OÖS voor te zijn een onwettige belastingverordening. Zij

vindt hierna in stuk 11 bespreking.

II. De hierna in stuk 2 § 1 te bespreken verordeningen XXI en XXIII (blz. 34 en blz. 35) en de verordening op den aanleg van vischvijvers in het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden (IX : 5), die bespreking vindt in § 1 van stuk 7, eveneens van dit hoofdstuk, behandelen onder- werpen, de gezondheid betreffende.

(45)

Stuk 2: Verordeningen betreffende de openbare orde.

§ 1. De eigenlijke ordekeuren, in den zin van onze

„algemeene politieverordeningen".

Vindplaatsen :

I.

II.

I I I . IV.

V.

VI.

VII.

VIII.

IX.

X.

XI.

XI«.

X I I . X I I I . XIV.

XV.

XVI.

XVII.

XVIII.

XIX.

XX.

X X I . X X I I . X X I I I .

Atjeh en Onderhoorigh.

Bali en Lombok . . . Benkoelen

Billiton

Borneo (W.afd. van —) Borneo Z.

Dezelfde Dezelfde

Celebes en Dezelfde Dezelfde Dezelfde Dezelfde

en O.afd. v.—)

Onderhoorigh.

Lampoengsche districten Dezelfde

Dezelfde Manado Dezelfde

Dezelfde Dezelfde Sumatra 's Timor en Dezelfde

Westkust . . Onderhoorigh.

Wijziging ( I I : 2 ) . f Vaststelling (111:2).

Wijziging (V: 1). t Vaststelling ( V I : 1).

( V I I : 2).

Toepass.verklaring (VIII : 2).

( V I I I : 3).

Wijziging ( V I I I : 9).

( I X : 2). t ( I X : 3). t

Toepass.verklaring ( IX : 13 ).

nr. X I „herplaatst" ( I X : 19 Wijziging ( X : 2 ) . t

Toepass.verklaring. (X : 9 ).

Wijziging ( X I I : 1). t ( X I I : 4).

( X I I : 9).

Toepass.verklaring (XIII : 1 ).

( X I I I : 2).

( X I I I : 7).

( X I I I : 10) ( X I X : 10) Wijziging ( X X I I : 3).

( X X I I : 5).

Opmerking: Onder het hoofd „ordekeur" hebben wij

samengevat alle verordeningen, die het best te vergelijken

zijn met Nederlandsche gemeentelijke „algemeene politie-

verordeningen". De benamingen, waaronder zij afgekondigd

worden, alsmede de onderwerpen, die zij regelen, loopen zeer

uiteen. Eenige noemen zich: „verordening tot bevordering

van netheid, veiligheid en orde" (nrs. II, VI, VII en VIII),

(46)

andere weer , , . . . . ter bevordering van rust, orde, veilig- heid en zindelijkheid" (nrs. XVII, XX), of, „ . . . . tot be- vordering van netheid, reinheid en orde en in het belang der gezondheid (nr. V), welke verordening met evenveel recht in stuk 1 hiervoor behandeling had kunnen vinden. De ver- ordeningen voor de Lampoengsche Districten (XIV, XV en XVI) en die voor Timor (XXII en XXIII) dragen kortweg den naam „ordekeur". Deze benaming hebben wij hier, en in Bijlage I gegeven aan alle verordeningen, die deze materie regelen.

De in den staat met : t aangegeven verordeningen be- handelen in een of meer artikelen de stof, die in § 2 hier- onder bespreking vindt. Wij volstaan hier met daarheen te verwijzen.

Bij II:

Eenige artikelen van de reeds vroeger in werking getreden

„ordekeur" voor Bali en Lombok worden van toepassing verklaard op de districtshoofdplaats Koeta en de naven- plaats Sanoer in de onderafdeeling Badoeng. De redactie van deze verordening is overdreven volledig. De artikelen toch, die van toepassing verklaard worden, zijn vermeld in:

a. de overwegingen,

b. den „ k o p " der verordening, luidende: „verordening, houdende toepasselijkverklaring van de bepalingen van art. 1 . . . . (enz.) der verordening tot bevordering van . . . . (enz.)",

c. en daarna nog eens in artikel 1 van de verordening, waarbij de toepasselijkverklaring plaats vindt. O. i. is plaatsing van de kern, waarom het gaat, onder c. vol- doende, maar kan niet volstaan worden met vermelding van hetgeen bepaald wordt onder a. en/of b., wat in de praktijk toch wel eens voorkomt.

(47)

Bij VI en VII:

Een artikel 9a van de oorspronkelijke ordekeur wordt van toepassing verklaard,

door VI: „op de zell'bestuursonderhoorigen op de onder- nemingen van land- en mijnbouw in de zelfbesturende land- schappen";

door VII: „op de inlanders en vreemde oosterlingen op de ondernemingen van land- en mijnbouw in de zelfbesturen- de landschappen".

Waarom het h. v. g. b. zich verplicht achtte voor deze regeling twee verordeningen uit te vaardigen en niet kort- weg samenvattend het genoemde artikel 9o van toepassing- verklaarde „op de inlanders, ook de zell'bestuursonder- hoorigen onder hen, en op de vreemde oosterlingen, op de ondernemingen van land- en mijnbouw in de zelfbesturende landschappen" is ons niet recht duidelijk.

Bij XI:

De verordening' tot bevordering van netheid, zindelijkheid, veiligheid en orde, tot dusver alleen werkend voor de af- deelings- en onderafdeelingshoofdplaatsen, wordt nu mede van toepassing verklaard voor:

„de daar buiten liggende plaatsen".

Wat we onder het aangehaalde te verstaan hebben, is o. i.

geen duidelijke formuleering. Onder „plaats" toch wordt

niet een duidelijk omschreven begrip verstaan. Bestaat er

een officieele opsomming voor het gewest Celebes van die

oorden van samenwoning, die als „plaats" worden aange-

merkt, dan hebben wij vrede met de omschrijving van het

h. v. g. b. Of is wellicht bedoeld, dat deze verordening de

ordekeur voor het geheele gewest van toepassing verklaart?

(48)

Bij XIa:

Deze verordening is geheel gelijkluidend aan de vorige, behoudens wijziging van den naam voor den gewestelijken secretaris.

Bij XV:

Brengt twee wijzigingen in de moederkeur aan, waarvan de tweede geen nadere bespreking noodig maakt (verbod van neerstorten van vuilnis op of langs den openbaren weg).

De eerste echter verplicht den bewoner of eigenaar van een huis dit aan de wegzijde van een licht te voorzien; toegestaan wordt zich van deze verplichting te ontslaan door betaling van een afkoopsom, vast te stellen door het h. v. pi. b. en ten hoogste bedragend 1 procent van het inkomen. Daar niet gesproken wordt van voorziening van overheidswege in de vereischte verlichting en de afkoopsom derhalve niet te beschouwen is als een recognitie of retributie, maar als een belasting, tot het heffen waarvan het h. v. g. b. niet be- voegd is, achten wij deze bepaling onwettig.

Bij XVI:

Het h. v. g. b. der Lampoengsche districten vult de orde- keur aan met de bepaling, dat het toezicht op leegstaande gebouwen gehouden wordt door bepaalde gouvernements- ambtenaren. Deze bepaling ware naar onze meening beter op haar plaats door opneming er van in de instructie dier ambtenaren.

Bij XXI:

In het belang der volksgezondheid worden eenige artikelen van toepassing verklaard voor het geheele gewest Sumatra's Westkust.

(49)

Bij XXII:

De bevolking op de gewestelijke hoofdplaats en die der afdeelings- en onderafdeelingshoofdplaatsen wordt verplicht de door hen bewoonde huizen, ieder voor zich, aan de weg- zijde te verlichten. Evenals het zoo juist vermelde geval voor de Lampoengsche Districten kan men zich van die ver- plichting ontslaan door het betalen van een afkoopsom. De bijdragen, afhankelijk van het inkomen en in maximum y2 % daarvan bedragende, worden gestort in een verlichtingsfonds, waaruit de onkosten van voorziening in het afgekochte worden bestreden. In tegenstelling met het andere geval is er hier wèl zekerheid, dat de opbrengst van den afkoop ge- bezigd wordt voor het onderwerp der verplichting. De af- koopsom is hier te beschouwen als een vergoeding voor ge- maakte kosten en als retributie dus alleszins rechtgeldig.

Bij XXIII:

De bestaande ordekeur wordt aangevuld met eenige be- palingen, waardoor aan het ontstaan van broedplaatsen voor malariamuggen door opstuwing van bevloeiingswater een eind wordt gemaakt. Aldus een bepaling, de openbare ge- zondheid betreffende, waarvan bespreking in stuk 1 meer op haar plaats ware geweest (blz. 21 e. v. hierboven).

De verdere verordeningen geven — voor zoover ze niet met een t zijn aangegeven — hier geen aanleiding tot be- spreking.

§ 2. Verordeningen betreffende het dragen van licht des nachts door niet-Europeanen.

Vindplaatsen :

I—VI : Zie de met t aangegeven verordeningen van § 1 van dit stuk.

VIL Bali en Lombok . . . . (111:1).

VIII. Jogjakarta ( X I : 2).

IX. Timor en Onderhoorigh. ( X X I I :1).

(50)

Tot in 1922 toe bestond in tal van gewesten voor de inlanders en de vreemde oosterlingen de verplichting, indien zij zich des nachts op den openbaren weg bevonden, van een licht voorzien te zijn. Hoewel aan de opvolging van deze bepaling geen gevolg meer gegeven werd en bestraffing uit hoofde van overtreding er van reeds lang niet meer voor- kwam, werd die verplichting voor een aantal gewesten niet opgeheven. Nadat in de koloniale litteratuur reeds ge- wezen was op het overbodige en verouderde van deze bepaling, zoo b.v. door R. in een artikel: ,,Minder Licht", opgenomen in Koloniaal Tijdschrift 7. I. 173 (1918), werd in 1922 een rondschrijven door den eersten Gouvernements- secretaris aan de h. v. g. b. gericht (missive van 22 Januari

1922 nr. 139X), waarin mededeeling werd gedaan, dat de regeering de noodzakelijkheid van het 's nachts dragen van licht door inlanders niet meer inzag. — Aangezien wij deze circulaire niet kennen (wij vonden haar niet in het bijblad!), is het ons niet mogelijk mede te deelen, of hierbij den hh. v. g. b. bevolen werd de desbetreffende bepalingen in te trekken, dan of „slechts" een aanwijzing daartoe werd gegeven. Naar de verschillende Avijze, waarop door de hh. v. g. b. gevolg werd gegeven aan deze aanschrijving, komt het ons voor, dat van een last geen sprake kan zijn geweest.

De hieronder volgende staat, waarin aangegeven wordt, voor welke bevolkingsgroepen de desbetreffende verorde- ningen gelden, is o. i. duidelijk genoeg, maar laat in het midden, of de verplichting voor de overige, niet genoemde, groepen, ooit bestaan heeft (en in dit laatste geval reeds eerder opgeheven is), dan of zij nog steeds van kracht is.

Hoewel wij weten, dat door deze verordeningen niet overal

en voor een ieder de verplichting om des nachts licht met

zich te voeren vervallen is (zie b.v. nr. V als Bijlage II op-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Totaal. Spaarbank te Semarang. De specificatie heeft betrekking op den giro-inleg. Specificatie niet bekend.. 249 van het vorige Verslag. Hieronder volgen een aantal

Alleen door hunne verhuizing (b.v. Javanen naar Bata- via) zijn zij veel later meerderjarig, dan hunne rasgenoo- ten, die in hunne dessa bleven (art. Om al deze redenen ware

Van de vonnissen van de poenggawa's (districtshoofden) staat hooger beroep op de raden van kerta's open. De voorzitter is belast met het in geschrift brengen van het vonnis en met

Acht de Koning de instelling van een nieuw departement nood- zakelijk, dan is hij daartoe bevoegd (art. 77 G w ) , doch de inrichting, zoowel als de stichting, kost veel geld en

h. het houden van een gedurig toezicht op al wat de gemeente aangaat en het behartigen binnen de grenzen zijner bevoegdheid van de belangen der gemeente, waar slechts

gingen in het moederland echter toonen aan dat men zich c.q. be- wust zoude hebben bediend van art. Regit., en niet meer aan een internationaal tractaat dacht. Regeling met de

Had het ontwerp 1820 nog de vormelijke opdracht (authentiek transport), onze wetgever liet volgens hem dezen vorm-eisch vervallen en legt dus.. weer alle gewicht op den titel,

„handhaving van openbare orde ,rust en veiligheid" uitsluitend be- grepen wordt handhaving van wettelijke gedragsvoorschriften op dat gebied. Ook geest en strekking van