• No results found

IN NEDERLANDSCH OOST-INDIË.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "IN NEDERLANDSCH OOST-INDIË."

Copied!
132
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE RECHTERLIJKE INRICHTING IN NEDERLANDSCH OOST-INDIË.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT

J. PI. T O E W A T E R .

L E I D E N ,

S. C. VAN DOESBURGH.

1862.

(2)

0093 0196

m m

(3)
(4)
(5)

DE RECHTERLIJKE INRICHTING IN

NEDERLANDSCH OOST-INDIË.

(6)
(7)

DE RECHTERLIJKE INRICHTING IN NEDERLANDSCH OOST-INDIÈ.

ACADEMISCH P R O E F S C H R I F T ,

T E R V E R K R I J G I N G V A N D E N G R A A D V A N

Stotter k jjtt Etntmiisijj ra Irarakagsrlj Eirljt,

AAN DE H O O G E S C H O O L TE L E I D E N ,

OV G E Z A G V A N D E N E E C T O R M A G N I F I C U S

D

R

. P. L. RIJKE,

H O O G L E E R A A R IN DE WIS- EN N A T U U R K U N D I G E WRTENSCK A F P E N ,

IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGE W* -i-A's , k-J>/'

J A N H E R M A N T O E W A T E R ,

VAN MAKA8SAK ,

OP WOENSDAG DEN 1 8d e n JUNIJ 1 8 6 2 , DES NAMIDDAGS I E 2 URE.

LEIDEN ,

S. C. VAN D O E S B U R G H . 1862.

(8)
(9)

MIJNE DIERBARE MOEDER

UIT OPRECHTE DANKBAAEHEIB

OPGEDRAGEN.

(10)
(11)

RERSTE HOOFDSTUK.

Bladz.

Geschiedenis der rechterlijke inrichting in Nederlandsen Indië van 1619-1848. 1.

§ 1. Onder het bestuur der Ö. I. Compagnie 1.

j 2. Onder het bestuur van den Gouverneur-Generaal DAKNÜELS 4.

§ 3. Onder de Britsche heerschappij 13.

§ 4. Van het jaar 1816-1848 23.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Reglement op de rechterlijke inrichting van 30 April 1847 (Stsbl. N°. 23). 46.

Besluit 106.

Stellingen 111.

(12)

m

(13)

Van alle wetten behooren voorzeker zij, die de rechtsbedeeling onder de burgers van den staat regelen en op vasten voet brengen, onder de voornaamste gerekend te worden. Bijna alle handelingen der menschen toch, zijn ten minste eenigsints aan de macht, die zij regelen, onderworpen. Of eene handeling goed of slecht, recht- vaardig of onrechtvaardig is, hangt alleen af van de wet, en daar nu de rechterlijke macht geroepen is om die wet toe te passen, en dus ten doel heeft, de uitvoering van al waf goed is gemakkelijk te maken, en tegen te gaan al wat verboden en dus slecht is,

(14)

zoo ziet men terstond het hooge gewicht van eene goede regeling van de competentie dier macht in. In zulk eene goede regeling mo- gen wij ons hier te lande verheugen. Kunnen onze zoo kostbare Oost-Indische bezittingen zich ook in dien toestand verblijden'?

Deze vraag hebben wij ons voorgenomen in dit proefschrift te behandelen.

m

(15)

GESCHIEDENIS DEK RECHTERLIJKE INRICHTING TAN

1619—1848.

§ 1. Onder het bestuur der O. I. Compagnie.

In het jaar 1619 veroverde JAN PIETERSZOON KOEN het ko- ningrijk J a e r a t a op de B a n t a m m e r s , en reeds in het volgende jaar werd bij Resolutie van 26 Maart 1620 een B a l j uw ,/Over de stad jurisdictie en het land van Jacrata"

aangesteld, terwijl hem bij Resolutie van 24 Junij 1624 een c o l l e g i e v a n S c h e p e n e n werd toegevoegd. Aan dit collegie van Schepenen was, zoowel in civiele als in crimi- nele zaken, rechtsmacht toegekend over alle / / b u r g e r s e n v r e e m d e l i n g e n " die zich te B a t a v i a , in de Om- m e l a n d e n en in de J a c a t r a s c h e en P r e a n g e r R e - g e n t s c h a p p e n bevonden. Naast de S c h e p e n s b a n k werden bij Resolutie van 15 Augustus 1620 nog aangesteld z/de O r d i n a r i s l u y d e n v a n d e n g e r e c h t e i n 't C a s t e e l " , welke naam bij Resolutie van 10 September 1626 in dien van / / O r d i n a r i s R a e t v a n J u s t i t i e bin- n e n h e t Cas t e e l B a t a v i a " veranderd w e r d , en waar- voor, zoowel in civiele als in criminele zaken alle C o m -

i

(16)

p a g n i e s d i e n a r e n terecht moesten staan. De Europesche bevolking was namelijk in 3 klassen verdeeld: C o m p a g - n i e s d i e n a r e n , of gewezen dienaren met behoud van r a n g , b u r g e r s en v r e e m d e l i n g e n ; bij Resolutie van den Gouverneur Generaal VAN IMMHOIT werd bepaald wie tot de Compagniesdienaren en wie tot de burgers behoor- den, zoodat hierdoor de rechtsmacht der beide te Batavia gevestigde collégien bepaald was. De Raet van Justitie des Casteels diende daarenboven als h o f v a n a p p e l zoowel voor de Schepensbank, als voor den Raad van Justitie te Samarang en de Raden op de buitenkantoren. In de Om- m e l a n d e n werd de Schepensbank ondersteund door den D r o s s a a r t en den G e c o m m i t t e e r d e t o t e n o v e r d e z a k e n v a n d e n I n l a n d e r . Vroeger was bij eene instruc- tie van 23 Julij 1680 aan het C o l l e g i e v a n H e e m r a - d e n de bevoegdheid gegeven om te beslissen over alle ge- schillen , welke tusschen Ingelanden over het bezit en den eigendom der landerijen mochten ontstaan, maar reeds in 1684 kon het alleen die geschillen in der minne bij te leg- gen. Langzamerhand ging zijne reehtsmacht geheel over in handen van den D r o s s a a r t , en door DAENDELS werd het later geheel opgeheven.

Voor het geheele ,/Gouvernement van J a v a " bestond slechts één R a a d v a n J u s t i t i e gevestigd te S a m a r a n g , die mede de dagelijksche rechter was voor de inwoners van S o e r a b a y a , welke beide plaatsen meer dan 70 mij- len van elkander verwijderd zijn. Voor dezen Raad werden gebracht alle geschillen der Javanen en de misdaden door hen gepleegd, waarin Europeanen, Chinezen en vreemde- lingen betrokken waren. Nevens hem bestond echter nog te Samarang een L a n d r a a d , waaraan de J a v a n e n , zoo- wel in civiele als criminele zaken, onderworpen waren, mits er geen Europeanen, Chinezen of andere vreemdelin- gen in gemoeid waren. De nog onafhankelijke vorsten be- hielden hunne eigene iurisductie over hunne onderdanen.

(17)

Op sommige buitenkantoren waren nog Raden gevestigd.

Het aantal rechtbanken was dus zeer gering en het ver- krijgen van spoedig recht eene onmogelijkheid; het gevolg van deze slechte rechtsbedeeling was dan ook „ toenemende roof, doodslagen en brandstichtingen; welke niet behoorlijk werden tegengegaan, terwijl eene volslagene werkeloosheid der polttie de algemeene veiligheid geheel deed verloren ra- ken, zoodanig dat vele Europesche ambtenaren zich niet zon- der rechtmatigen angst uit Batavia naar hunne landgoederen in de Ommelanden begaven" '). Zoo schreef DIKK HOGENDOKP

op het laatst der vorige eeuw „ dat tot nog toe op Batavia en op geheel Java geen schaduw van geregtigheid of bil- lijke regtsoefening heeft plaats gevonden is 't zagtste wat ik dienaangaande zeggen kan" 2). De inrichting der Rech- terlijke macht zelve droeg het hare tot die onzekerheid van recht bij. De Schepenen toch te Batavia waren zoowel met het dagelijksch bestuur als met de politie belast, zelfs wa- ren leden van den Raad van lndië te gelijk lid van het Collegie van Schepenen „ dien post alleen trachtende te ver- krijgen om den rang, om een fluwelen rok te dragen, en in een geschilderden wagen te mogen rijden." De Raad van Justitie te Samarang bestond uit Compagniesdienaren, voor- gezeten door den Gouverneur, wiens wil de eenige wet was. De Raad van Justitie des Casteels was geheel afhan- kelijk van de regering, wilden de leden niet naar haar goedvinden vonnissen, dan werden zij afgezet en naar het moederland teruggezonden, terwijl andere meer onderda- nige in hunne plaats benoemd werden. Er heerschte dus eene volslagene vermenging der administrative en rechter- lijke macht, of liever er bestond geen rechterlijke macht.

Deze ongelukkige toestand duurde onder de in het laatst

') DAENDEts, Staat der Nederlandsche Oost-Indische bezittingen, bladz. 15.

') D. HOGENDORP, Berigt, bladz. 21.

(18)

der vorige en in het begin dezer eeuw elkander opvolgende besturen voort, totdat ons land onder den broeder des grooten Franschen keizers gekomen was. Dezelfde rechts- collegiën bleven onder dezelfde benaming bestaan.

§ 2. Onder het bestuur van D a e n d e l s .

Den 18 Junij 1806 deed LODEWIJK NAPOLEON zijne intrede in 's G r a v e n h a g e en aanvaarde hij het bestuur over het koningrijk H o l l a n d . Reeds terstond trokken onze kost- bare Oost-Indische bezittingen zijne aandacht en nam hij een tal van maatregelen om het bestuur aldaar op een beteren voet te brengen; daartoe diende onder anderen de zending van den Generaal DAENDELS naar die gewesten onder den titel van G o u v e r n e u r - G e n e r a a l . MUNTINGHE

zegt // het Bestuur van DAENDELS bevatte de krachtigste po- ging immer aangewend, althans in het bestuur van Neder- landsch-Indie, om uit eene bevolking alleen door dwang en door verpligten arbeid, al datgene te trekken, wat niet alleen tot handel, maar tot publieke werken, tot eene krachtige defensie, tot eene ruime belooning van alle amb- tenaren en tot eene onbekrompen inrichting van alle de- partementen en administration, tot zulk een stelsel behoorend e kan vereischt worden." Uit deze weinige woorden kan men zich een helder denkbeeld vormen van de wijze van be-

stuur van DAENDELS. •) Alle takken van bestuur werden door

DAENDELS op meer of min despotieke wijze geregeld, geen wonder dan ook dat de gebrekkige rechterlijke Inrichting zijne aandacht trok; verbeteringen werden wel doorhem daarin tot stand gebragt, maar allen droeg 't stempel van zijn persoonlijk karakter.

») Wij kunnen ons daarmede hier niet verder bezighouden en verwijzen liever naar het proefschrift van den heer MACKAY: üe handhaving van het Europeesch gezag onder 't bestuur van den Gouverneur-Generaal DAENDELS.

(19)

De naam van R a a d v a n J u s t i t i e d e s C a s t e e l s werd veranderd in dien van H o o g e n R a a d v a n \ J u s t i t i e . Hij zou bestaan uit 1 President, 1 vice president, 5 Ordinaris- en 2 extraordinaris Raden, benevens een Advocaat fiscaal en griffier. Zijne rechtsmacht bleef bijna dezelfde, ter eerste instantie zou hij rechtspreken over alle zaken zoo w e l ci- viele als criminele waarin 's Gouvernements dienaren hetzij als eischers, hetzij als gedaagden betrokken waren; verder van zaken" rakende vreemde kooplieden geene vaste woon- stede onder 'skonings gebied hebbende, van Admiraal of Piraatschap of van zaken concern erende de zeevaart; alle zaken concernerende tollen pagten en licenten en alle za- ken van maintenue, spolie en coinplaincten." Daarenboven diende hij tot hof van appel van alle andere rechtbanken, waarover hij het toezicht had •).

Naast den H o o g e n R a a d v a n J u s t i t i e bleef de B a n k v a n S c h e p e n e n te B a t a v i a bestaan, wier rechtsmacht echter zeer beperkt werd. Vooreerst werd hare iurusdictie over de O m m e l a n d e n geheel ingetrokken 2) , en die op- gedragen aan den L a n d d r o s t . Deze was tot nu toe alleen officier der Justitie voor die Ommelanden geweest, maar werd nu belast met de rechtspleging ter eerster instantie, zoowel in civiele als criminele zaken, in die landen. Zijn rechtsge- bied werd in 3 deelen verdeeld. B u i t e n z o r g , M a r o n d e en T a n g e r a n g waarover 3 s c h o u t e n werden aange- steld. Toen echter in 1809 een vierde schout-ambt B a n t a m zou moeten worden opgericht, werden bij besluit van 3 Mei van dat jaar de Ommelanden in twee deelen verdeeld, het O o s t e r en W e s t e r k w a r t i e r , met 2 schouten; terwijl het land J a c i n g a " , wegens de slechtere geaardheid der

' ) Over de dubbelzinnige rol die hij onder het bestuur van DAENDELS speelde zie Diss, van MACKAY bladz. 105—114.

2) DAENDEts Bijlagen Org. stuk Grep. Mes. N 26. Ook het ooliegie van Heemraden » als tot niets nut" werd geheel gesupprinieerd.

(20)

inwoners" een afzonderlijken o n d e r s c h o u t bekwam, die onder de bevelen van den schout van het w e s t e r k w a r -

t i e r stond. De landdrost moest 3 à 4 malen 's jaars de ver- schillende plaatsen bezoeken om geassisteerd door 2 land- eigenaren, als assessoren, recht te spreken; de schouten der 2 afdeelingen namen het O. M. waar. *) De rechtsmacht van den gecommitteerden tot en over de zaken van den inlan- der in de Bataviasche ommelanden werd mede opgeheven ; hij werd alleenlijk belast met de Directie der cultures en Politie in de J a c c a t r a s c h e en P r e a n g e r R e g e n t - s c h a p p e n . De macht van de Bank van Schepenen werd uitdrukkelijk tot Batavia bepaald, waar de h o o f d s c h o u t de eenige officier van Justitie was vd i e alle de binnen de- zelve voorvallende delicten zoowel van C h i n e z e n , Ma- h o m e d a n e n , als andere I n l a n d s c h e N a t i ë n , ter eerste instantie voor het Collegie van Schepenen zal aanklagen en vervolgen.'"

In B a t a v i a en in de O m m e l a n d e n bestond dus geen verschil tusschen E u r o p e a n e n en i n l a n d e r s , maar tus- schen a m b t e n a r e n en b u r g e r s . Hetzij men Europeaan of Inlander was mits geen ambtenaar, men stond voor denzelfden rechter te recht. Van de uitspraken van de Bank van Schepenen en van den Landdrost was appel toe- gelaten op den Hoogen Raad van Justitie, die tevens de eenige rechter voor alle ambtenaren was. Ook tot het ove- rige gedeelte van het eiland Java strekten zich de zorgen van den G. G. DAENDELS uit. Vooreerst werd het „ Go u v er- n e m e n t v a n J a v a " gesuprimmeerd, 2) onder welke be- naming men vroeger begrepen had, in tegenstelling van B a t a v i a en O m m e l a n d e n , „het geheele land tusschen de rivier L o s s a r i e , de Oostelijkste scheiding der Cheri-

') Volgens de instructie van 17 Mei 1810 mochten zij na verlof van den Landdrost, kleine geschillen tusschen Inlanders en Chinezen beslechten.

J) DAENDELS Bijl. Org. Stuk Jav. Noordoostkust N. 8.

(21)

bonsche Residentie aan de noordzijde en C a a b Z a n d a n a , van daar door Straat B a l y tot de uiterste Zuidoostelijke hoek, en weder westwaarts langs de zuidzee en het strand van A n t a n g tot de grootebogt bij N o e s a K o m b a n g e n " ').

De onderscheidene Residentiën welke onder het Goeverne- ment van Java behoord hadden, en te zamen onder een bijna onafhankelijken Gouverneur gestaan hadden, werden in het civiel bestuur van elkander gescheiden en onderling onafhankelijk verklaard, 2) terwijl de afzonderlijke Prefec- ten alleen aan het Gouvernement-Generaal verantwoording zouden schuldig zijn. In het administrative zouden zij ech- ter onder het toezicht blijven van een H o o f d - A d m i n i s - t r a t e u r te S a m a r a n g . De afzonderlijke P r e f e c t u r e s of L a n d d r o s t a m b t e n waren: S a m a r a n g , T a g a l , P a c a l o n g a n g , J a p a r a , J o a n a , R e m b a n g , G r i s s e e en S o e r a b a i j a . zijnde de twee laatste en het overige ge- deelte van den Oosthoek gebleven onder een afzonderlijken gezaghebber. In Sept. 1808 werd door DAENDELS eene in- structie uitgevaardigd waarbij aan de Prefecten het civiel Goevernement en de zorg voor de goede orde en politie werd opgedragen, terwijl de huishouding der Javanen met opzicht tot hun inwendig bestuur door hunne oude wetten gewoonten en zeden geregeld werd 3).

Voor de r e c h t s b e d e e l i n g zorgde DAENDELS op deze wijze:

In elk l a n d d r o s t a m b t werd een l a n d g e r i g t , in elk r e g e n t s c h a p een v r e d e g e r i g t , opgericht. Het l a n d - g e r i c h t had den landdrost tot voorzitter en was zamen- gesteld uit R e g e n t e n of B e p a t t i e s , of uit 7 der voor- naamste ingezetenen, tenvijl de G r o o t Dj a k s a den post van Fiscaal waarnam. De landgerigten namen kennis van

' ) Verhand. v. h. Bat. Gen. I I I Blad. 301.

' ) DAENDELS Bijl. Org. Stuk. J. Noordoostkust N. 10.

3) DAENDELS Staat bladz. 41.

(22)

alle civiele en criminele zaken van Javanen onderling, be- halve van die criminele zaken waarvan de kennisneming aan den Grooten Landraad was opgedragen.

De v r e d eg e r i g t e n deden alle zoogenoemde kleine za- ken af. Zij bestonden uit Regenten, of Bepattys en Pangoe- lons, en vergaderden tweemaal in de week. Van hen was hooger beroep op de landgerigten toegelaten.

Reeds vroeger bestond er te S a m a r a n g een G r o o t e L a n d r a a d , deze bleef bestaan, en daarenboven werd er te S o e r a b a y a ook een opgericht. De groote landraad te Sama- rang bestond uit leden van het landgerigt en uit één der Re- genten om de O o s t en één om de W e s t , voorgezeten door den l a n d d r o s t ; die te Soerabaya uit de Regenten van Soe- r a b a y a , Grissee, Lamongang, Sadayoe, Bangil, Passaroeang en Pamakassang, voorgezeten door den Gezaghebber. De groote landraad nam kennis in zaken van tempelroof, schending van graven en doodslag (processen au grand cri- minel) waaraan zich de eene Javaan tegen den anderen schuldig maakte '). Even als S a m a r a n g een R a a d v a n J u s t i t i e bezat, zoo verkreeg er S o e r a b a y a ook een, bestaande uit een president, 6 leden, een fiscaal en een secretaris. Voor dezen moesten alle Europeanen en andere vreemdelingen te recht staan, zoowel in civiele als in cri- minele zaken, en daarenboven moest hij kennis nemen van alle geschillen en misdaden, tusschen Europeanen of andere vreemdelingen en inlanders bestaande, of gezamenlijk be- dreven. Van hem was hooger beroep op den Hoogeti Raad van Justitie te Batavia toegelaten.

Bij besluit van 8 Augustus 1808 bepaalde DAENDELS dat in de R e g e n t s c h a p p e n en P r e a n g e r b o v e n l a n d e n zoude bestaan een , / a m b u l a n t g e r i c h t , om te straffen

') Voor dezen raad stonden mede de Regenten, Bepatties, njaksa's en hunne familie, van misdaad aangeklaagd, terecht.

(23)

alle d e l i c t e n die in hetzelve worden gepleegd. Het was zamengesteld uit den landdrost als president, uit den Re- gent en den Hoogepriester van het district waarin de mis- daad bedreven w a s , bijgestaan door 2 opzieners door den landdrost daartoe te benoemen. De beslissing van civiele en huishoudelijke zaken zou op denzelfden voet als vroeger blijven geschieden. Voor de execution van vonnissen werd de toestemming van den Gouverneur-Generaal vereischt;

evenzoo is geen appel toegelaten, indien de Gouverneur- Generaal niet hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van den belanghebbende verlof gegeven bad ').

Na de geheele onderwerping van 't Rijk van B a n t a m aan het Hollandsche Gouvernement, werd ook daar in 1810 voorloopig een l a n d r a a d opgericht, „ter uitoefening der Criminele justitie over de inlandsche opgezetenen van het landdrostambt A n j e r , tot aan de introductie van eene finale organisatie voor dat landdrostambt." Het bestond uit den Landdrost als voorzitter, den Rijksbestuurder, den Hooge- priester met eene adviserende stem, en de beide Cliwongs, bijgestaan door een Scriba 2).

Bij de regeling van 't bestuur in de C h e r i b on s e h e l a n d e n werd bepaald, dat zij in twee deelen zouden ver- deeld worden, C h e r i b o n en de C h e r i b o n s c h e Re- g e n t s c h a p p e n . In Cheribon werd een O p p e r l a n d r a a d gevestigd, zamengesteld uit den landdrost als voor- zitter, de drie Sultans, de Militaire Commandant, het Hoofd of een ander opziender der koffijplantagiën, en 2 der districts Tommongongs; bijgestaan door een Groot Djaksa, en een gezworen Scriba, terwijl de Hoogepriester slechts eene adviserende stem had. Aan de rechtsmacht van dezen raad zouden onderworpen zijn, alle in- en opgezete-

' ) "DAENDELS Bijl. Org. Stuk Bat. Eeg. N ° . 20 en 2 1 .

') DAENDELS Bijl. Org. Stuk Baut. N», i. MACKAY 1. c. bladz. 99 en 100.

(24)

nen van Cheribon met hooger beroep op den Hoogen Raad van Justitie //mits geene roovers of brandstichters zijnde."

Christenen, Chinezen en andere vreemdelingen, hetzij al- leen, hetzij met inlanders in eene zaak betrokken zijnde, alsmede de Sultans, Rijksbestuurders, Tommongongs, Be- patties in geval van misdaad, zullen altijd voor den Hoogen Raad van Justitie te Batavia moeten terecht staan. Kleine geschillen over wanbetaling, huwelijkszaken, succession, geringe diefstallen, zullen in de Regentschappen, w a a r zij voorgevallen zijn, kunnen beslist worden. Tot de ten uitvocrlegging van vonnissen van den landraad is de toe- stemming van den Gouverneur-Generaal noodig 1). De land- drost is het hoofd der policie.

Het landdrostambt der Cheribonsche Preanger Landen was ten aanzien van het administrative onmiddelijk onder- worpen aan de generale Directie te Batavia, en evenzoo waren alle geschillen, zoowel civiele als criminele, waarin Europeanen betrokken waren, aan de rechtsmacht van den Hoogen Raad van Justitie onderworpen. Ten aanzien der rechtsbedeeling onder den inlander zouden echter dezelfde bepalingen gelden als voor de Jaccatrasche en Preanger Regentschappen gemaakt waren. Reeds in 1810 werden echter de Cheribonsche en de Jaccatrasche Regentschappen tot een geheel, onder eenen landdrost, vereenigd, onder den naam van J a c c a t r a s c h e e n C h e r i b o n s c h e P r e a n - g e r R e g e n t s c h a p p e n .

Ook het bestuur der buitenkantoren werd door DAENDELS

geregeld ; de groote uitgaven echter die zij vorderden, nood- zaakten hem ook hier groote bezuinigingen in te voeren, hoe- wel zeer ten nadeele dier streken 2). Zoo werd t e M a k a s s a r het opperbestuur in handen van een militairen en civielen

' ) DAENDELS Bijl. Org. Stuk Cherib. N°. 4.

2) MACKAY 1. c. bladz. 105.

(25)

commandant gegeven, terwijl met de rechtspraak belast wer- den: 1 S a b a n d h a a r d i e ook zijn zou fiscaal, president van de weeskamer, huwelijks- en kleine gerechtszaken; 1 Ad- m i n i s t r a t e u r , die tevens zijn zou Dispensier en President van de Justitie, en 6 leden der Justitie, te kiezen uit de militairen en de burgerij. In de Molukko's werden 2 J a n d - d r o s t a m b t e n opgericht, dat van A m b o n en van B a n d a . Aan het hoofd van het bestuur op T e r n a t e stond de Mi- litaire Commandant. De R a d e n v a n J u s t i t i e op de eilanden A m b o r , B a n d a en T e r n a t e werden wel is w a a r gehandhaafd, doch de plaatsen werden door kapiteins van het leger vervuld. Daarenboven werden de R a d e n v a n p o l i t i e op de 4 Oostersche Gouvernementen A m b o n , B a n d a , T e r n a t e en M a k a s s a r ontbonden", met over- dracht van derzelver gezag op de goeverneurs en gezag- hebbers respective" »). Op P a l e m b a n g w e r d e n d e zaken op denzelfden voet gebracht als op T e r n a t e .

In het algemeen kan men niet anders dan de door DAEN- DELS aan het rechtswezen besteedde zorgen prijzen; door de instelling toch van den Raad van Justitie te Soerabaya en van de land- en vredegerichten was het den Europeaan en Javaan gemakkelijker gemaakt zich recht te verschaffen.

De instelling der land- en vredegerichten strekten echter voornamelijk om het Hoog gezag te handhaven en tegen alle aanranding te beveiligen. Het denkbeeld om den Ja- vaan door zijne eigene hoofden te laten besturen, getuigt van de kennis die DAENDELS van het| Javaansche karakter bezat. Algemeen is de bijna afgodische vereering, die de Javaan voor zijn vorst koestert, bekend; de Javaan zal niet licht een gebod of bevel hem door zijn hoofd gegeven over- treden of nalaten, zoodat het juist door die hoofden zeer gemakkelijk is den Javaan te regeren. Die hoofden nu had-

' ) DAENDELS Bijl. O r g . Mol. N ° . 4.

(26)

den er belang bij om het Gouvernement niet te wederstre- v e n , of zij waren er geheel afhankelijk v a n ; zij waren be- stuurders en te gelijk rechters, zoodat het zeer dikwijls gebeurd zal zijn, dat inzichten van algemeen belang op hunne rechtspraak invloed hadden, ten koste der hei- lige rechten hunner onderdanen. Ook de Reorganisatie van den Hoogen Raad van Justitie had geen ander doel dan het bevestigen van het hoog gezag. In een brief van van 16 October 1809 aan den Minister van Koloniën, schrijft

DAENDELS, dat behalve onkunde, zich nog voegde een geest van independentie en oppositie aan het Gouvernement, die nuttig zoude zijn als de Regering zwak w a r e , maar nu niet anders dan schadelijk, schadelijker zelfs dan de pogin- gen van den vijand konden zijn. Elders zegt hij: //dat bij de instructie van 1809 van den Hoogen Raad, is in het oog gehouden, dat in bezittingen op den afstand van meer dan 4000 mijlen van het moederland, de vertegenwoordiging van de Soevereiniteit geenzins bij twee, van elkander on- afhankelijke machten kan bestaan, maar dat de eene aan de andere moet gehoorzamen, zijnde daarbij echter aan den Hoogen Raad vrijgelaten, klachten bij het Hollandsche Gouvernement in te brengen, indien de reclames werden afgewezen" 1). Geheele onderwerping der rechterlijke macht werd dus door DAENDELS noodzakelijk geacht tot handhaving van het gezag; aan de luimen van den Gouverneur-Gene- raal moest het verkrijgen van recht ondergeschikt zijn,

zijn goeddunken en oppermachtig bevel was voldoende alle regelen van recht op zijde te schuiven. Volgens DAENDELS

gaat dus alles goed, als het bestuur maar krachtig is. DAEN- DELS zelf kan misschien van de waarheid dier stelling over- tuigd geweest zijn, hij had echter een beter voorbeeld ge- had in de Commissie van 180a, die met veel nadruk, doch

1 ) DAENDELS staat bladz. 67.

(27)

te vergeefsch, eene afscheiding van de rechterlijke macht van de administrative op den voorgrond gesteld had. Gaat men bij dit alles n a hoe hoogst gebrekkig de wetgeving w a s , dan zal men voorzeker de geheele rechtspleging niet veel beter vinden, dan vroeger. De beginselen toch, waarop recht gesproken werd, waren vervat in de B a t a - v i a s c h e s t a t u t e n door JOAN MAETSUYKEB in 1642 op last van den Gouverneur-Generaal ANTHONY VAN DIEMEN vervaar- digd, en die als wet werden ingevoerd, na in 1650 door de Heeren XVII te zijn bekrachtigd. In de gevallen waarin door die statuten niet voorzien w a s , gold het Oud-Hol- landsch recht, en waar ook dit zweeg het Romeinsche recht.

Wel werden die oude statuten van tijd tot tijd aangevuld en verbeterd, maar daar die verbeteringen dan niet in die statuten werden opgenomen, zoo ontstond er weldra eene groote verwarring en onzekerheid. In 1766 was een nieuw ontwerp van statuten aangeboden, daar dit echter nooit is bekrachtigd geworden, zoo heeft het geen rechtskracht ge- had, hoewel menige rechterlijke uitspraak er op gegrond was. De door DAENDELS afgekondigde verordeningen hebben op het burgerlijk recht geen dadelijken invloed uitgeoefend, zoodat in Nederlandsch Indië ook in het gewichtige punt van wetgeving eene onzekerheid heerschte waaraan niet dan voor 1848 een einde gemaakt is 1).

§ 3. Onder de Britsche heerschappij.

Ondertusschen had de inlijving van ons vaderland bij het Fransche keizerrijk plaats gehad, en was DAENDELS in zijne betrekking door den Generaal JANSSENS vervangen. De oor- log tusschen den Franschen keizer en Engeland gevoerd,

' ) Vergelijk de Bijdrage tot de Codificatie in Ned. Indië door den Heer Mr.

p. MYER in het tijdschrift van Ned. Indië, I I jaargang N°. 4 , overgenomen in de Jaarboeken I I I 36.

(28)

had het treurige gevolg dat onze Oost-Indische bezittingen verloren gingen, en in handen der Engelschen geraakten, wier grootste streven altijd geweest was hunne macht ten koste der onze in die streken uit te breiden. De geschiede- nis dier verovering is door velen, en het laatste door den heer LEVYSOHN NORMAN, te goed beschreven, dan dat het noodig zou zijn die hier te herhalen, genoeg zij het te zeg- gen dat op den 11 September 1811 Lord MINTO, Gouver- neur-Generaal van Bengalen, in eene proclamatie ver- klaarde, dat het eiland Java en al de vestingen die vroeger Fransch of Hollandsch waren geweest, een deel der bezit- tingen van de Engelsche Oost-Indische Compagnie zouden uitmaken '). Lord MINTO bleef nog eenigen tijd op Java vertoeven om het toekomstig beheer 2) te organiseren, bij zijn vertrek werd echter het bestuur over Java en onder- hoorigheden door hem opgedragen aan THOMAS STAMFORD BAFFLES, aan wien de verovering van Java voornamelijk toe- geschreven moet worden. Hij bezat den titel van Luitenant- Gouverneur, daar hij ondergeschikt zou zijn aan den Gou- verneur-Generaal in Rade te Bengalen.

Dat ook van RAFFLES, welke meer liberale denkbeelden hij ook moge bezeten hebben, geen verandering in het tot dusver in praktijk gebrachte stelsel met eenigen grond kon verwacht worden, is iedereen duidelijk die eenigsints be- kend is met zijn politiek karakter en individualiteit, die overal op den voorgrond stonden. Volgens den heer LEVYSOHN

NORMAN 3) moet men bij de beoordeeling van het politiek ka-

' ) LEVYSOHN NORMAN De Britsche Heerschappij over Java en onderhoorig- heden, 's Hage 1 8 5 7 .

2) Dat tot aan de teruggave in 1816 altijd slechts provisioneel bleef, daar het in Engeland nimmer beslist is geworden of Java eene Compagnies bezitting zoude blijven, dan wel tot de kroon zou overgaan, LEVYSOHN NORMAN 1. c.

bladz. 4 0 en 4 1 .

3) L. c. p. 32 sqq.

(29)

rakter van RAFFLES niet vergeten, dat het door twee lei- dende beginsels geheel beheerscht werd, eene groote mate philanthropie, waarvan zijne vele verordeningen getuigen, en een overprikkeld nationaliteitsgevoel, zoo als men slechts bij den Engelschman kan aantreffen. Hierbij k w a m eene overdrevene opvatting van de plichten eens staatsbur- gers , die hem dikwerf veel hooger plichten deden vergeten, en hem drongen door allerlei middelen, die dikwijls het karakter van eerlijkheid misten, voornamelijk het heil van den Staat te zoeken en te bevorderen, met ter zijde stel- ling van particuliere belangen. Daarenboven was RAFFLES

geen administrateur *), maar diplomaat. Het verwijt dat hij te veel regeerde maar te weinig bestuurde is gegrond, als- mede dat het gansche bestuur, zoo voortreffelijk in schijn, niets anders was inderdaad dan eene jammerlijke mystifi- catie. Zoo werd het beginsel van vrijen arbeid luide ver- kondigd, maar inderdaad legde men den inlander eene zoo hooge belasting op, dat hij indirect tot den arbeid gedwon- gen w e r d , men gaf hoog op van vrije ontwikkeling, maar men deed den inlander zuchten onder eene hiërarchie van ambtenaren, die te drukkender was naarmate zijne land- genooten de macht bezaten.

Dit alles in het oog houdende, zal het ons gemakkelijker vallen den aard, der door RAFFLES afgekondigde verordenin- gen, te begrijpen.

De ellendige toestand w a a r i n , zoo als we zagen, het rechtswezen verkeerde, maakte hervormingen noodzakelijk.

Deze bleven dan ook niet lang uit, want reeds 24 Januarij 1812 vaardigde RAFFLES eene proclamatie uit, waarbij het volgende werd vastgesteld 2) :

Vooreerst werd te recht te Batavia het onderscheid tus- schen de Schepensbank en den Hoogen Raad van Justitie

') L. c. p. 334.

») L. c. p. 135—155.

(30)

opgeheven, maar verkeerdelijk werd de rechtsmacht welke, die beide collégien vroeger ieder afzonderlijk bezeten had- den, nu a l l e e n aan den Hoogen Raad opgedragen, zoodat deze nu voor Batavia de dagelijksche rechter was, maar voor de andere rechtbanken op Java en buitenbezittingen, een hof van appel. Door den Hoogen Raad zou namelijk n u , te Batavia zelf kennis genomen worden van alle civiele zaken, waarvan de kennisneming niet "aan andere collé- gien opgedragen w a s , zonder onderscheid te maken of Euro- peanen, Chinezen of Inlanders daarin betrokken w a r e n , en wel in eerste en eenigste instantie,- in de B a t . O m m e - l a n d e n , B a n t a m , B u i t e n z o r g , P r e a n g e r R e g e n t - s c h a p p e n , K r a w a n g , C h e r i b o n en T a g a l , zouden alleen dan civiele zaken voor hem gebracht moeten wor- den wanneer er Europeanen of Chinezen, hetzij als eischers, hetzij als gedaagden in betrokken waren. Verder neemt hij kennis van alle zware misdaden, binnen Batavia gepleegd, in eerste en eenigste instantie. Alle zaken waarin het Gouvernement of de O. I. Compagnie aangesproken wor- den, komen mede voor den Hoogen Raad.

Naast den Hoogen Raad werd een ander collegie opge- richt te Batavia, namelijk de R e k w e s t e n k a m e r , waar- voor alle kleine civiele zaken, zonder onderscheid van personen, moesten gebracht worden, die de waarde van 50 sp. matten niet te boven gingen. Haar bestaan was echter slechts kortstondig, daar zij reeds 1 February 1815 opgehe- ven werd, en hare rechtsmacht op de M a g i s t r a t e n overging.

Er bestond namelijk nog een derde collegie te Batavia, van 4 leden, die te zamen d e B a n k v a n m a g i s t r a t e n vormden. Hare werkzaamheden waren van den zonder- lingsten en meest verscheidenen aard. De zorg voor de openbare gebouwen en het innen der stadsbelastingen was haar opgedragen; bij haar had de registratie van den overdracht van domeinen plaats; aan haar moest kennis

(31)

gegeven worden van het vertrek van Schepen, en daaren- boven nam zij kennis van alle misdrijven waarop geen hoogere straf stond voor Chinezen dan geeseling, depor- tatie of kettingstraf voor twee jaren, en voor Europeanen gevangenisstraf van 3 maanden, verbanning, deportatie of geldboete van 300 sp. dol. Zij werd ondersteund door twee B a l j u w e n , e e n voor de stad Batavia, en e e n voor de Ommelanden, en een W a t e r fis c a a l . De baljuw van Batavia was de uitvoerder der bevelen van den Magistraat, en stond aan het hoofd der politie. De baljuw voor de Om- melanden was behalve uitvoerder der bevelen van de bank, stemhebbend lid in politie zaken. Daarenboven mocht hij zelf kennisnemen van alle misdrijven, door inlanders of Chinezen bedreven, waarop geen hooger straf stond dan gevangenzetting voor 4 weken of eene boete van 25 Rijksd.;

ten opzichte van Europeanen moest hij zich tot voorloopige verhooren bepalen. Bij eene instructie van 18 Mei 1814 on- derging de rechtsmacht der Bank eenige wijziging. Dagelijks moest nu namelijk een der leden in het „ Police Office"

kennisnemen van alle politiezaken en tevens de strafzaken onderzoeken, die tot de rechtsmacht van den Hoogen Raad behoorden. Elk lid had de macht eene straf op te leggen mits niet de som van 25 Rijksd. te bovengaande. De Bank ech- ter, die slechts éénmaal 's maands behoefde te vergaderen, moest kennis nemen van alle misdrijven waarop geen hoogere straf dan geeseling, gevangenzetting voor 3 maan- den of boete van 100 sp. dol. stond. Op den lsten February 1815 werd de rechtsmacht der bank nog vermeerderd met die der opgehevene rekwestenkamer, en daar in hetzelfde jaar een deel der Ommelanden nog aan haar bestuur en rechtsmacht werd toegevoegd, waren hare bezigheden zoo tal- rijk geworden, dat RATTLES goed vond haar eenigsints te ont- lasten. Het toezicht over de openbare werken en gebouwen werd aan een afzonderlijk collegie opgedragen, en bij den Hoogen Raad zou voortaan de registratie van de overdracht

2

(32)

van eigendommen plaats hebben, terwijl de inning der Stadslasten op den ontvanger overging. Het aantal leden werd daarenboven met een vermeerderd, en voor de voor- steden werd een afzonderlijke Baljuw benoemd.

In de steden S a m a r a n g en S o e r a b a y a bleven de R a d e n v a n J u s t i t i e bestaan, waardoor kennis moest genomen worden van alle civiele en criminele zaken, waarin of Europeanen alleen, of met inlanders betrokken waren en waarvan de kennisneming niet aan andere collégien was opgedragen. Naast de Raden van Justitie bestonden ook in deze steden R e k w e s t e n k a m e r s evenals te Batavia, met dezelfde rechtsmacht, die hun echter ook even spoe- dig weder ontnomen werd, en op den Magistraat overging.

Te Samarang en Soerabaya bestond namelijk slechts één M a g i s t r a a t , die later R e s i d e n t genoemd werd en de- zelfde rechtsmacht bezat als de B a n k te Batavia, zelfs kon hij eene hoogere straf opleggen dan zij, wegens misdrijven;

namelijk 6 maanden gevangenisstraf voor Chinezen en in- landers, en 6 weken voor Europeanen. Hij werd bijgestaan door een Baljuw, die niet alleen zijne bevelen moest uit- voeren, maar ook in de omliggende distrikten de macht had aan Chinezen en inlanders, wegens misdrijf eene ge- vangenisstraf van 4 weken of eene boete van 25 Rijksd.

op te leggen; ten aanzien van Europeanen was zijne rechts- macht beperkt tot het houden van voorloopige verhooren.

W a t de rechtspraak onder den Inlander betreft zoo behiel- den de v r e d e g e r i c h t e n , l a n d g e r i c h t e n en g r o o t e l a n d r a d e n voorloopig hunne rechtsmacht; bij de procla- matie van 21 Januarij 1812 werd hierin alleen ten crimi- nele wijziging gebracht. Zoo als wij gezien hebben, behoorde aan de groote landraden alleen de kennisneming zan zware misdaden, zij bleven die ook nu behouden, maar de Pre- sident van den Hoogen Raad van Justitie, en de Presiden- ten der Raden van Justitie te Samarang en Soerabaya moesten, zoo dikwerf het noodig mocht zijn, de districten

(33)

tot hun rechtsgebied behorende rondgaan, en kennisnemen van al die misdrijven, die tot nu toe aan het oordeel van het landgericht waren onderworpen geweest. ») In 1814 werd aan dezen voorloopigen toestand een einde gemaakt door de proclamatie, van 14 February bevattende een „Re- gulation for the more effectual administration of Justice in the provincial Courts of Java." 2) De grondslag van deze nieuwe rechterlijke inrichting, was eene aanzienlijke ver- meerdering van rechtsmacht van den Magistraat, die nu den naam van R e s i d e n t verkreeg, en wien door het stelsel der landrenten de meeste finantieele bemoeijingen w a r e n onttrokken. De Resident werd namelijk verklaard te zijn t h e c h i e f j u d g e a n d M a g i s t r a t e i n h i s d i s t r i c t s , terwijl hij een assistent Resident kreeg om hem bij ontstentenis te vervangen. De 1 a n d r a d e n (nu R e s i - d e n t i e r a d e n genoemd) werden door hem voorgezeten;

hij beslistte alleen, daar de Bepatties slechts eene adviserende stem hadden. De Residentieraad werd bijgestaan door den H o o f d j a k s a en den H o o f d p a n g h o e l o e , die de oude gewoonten, zeden en gebruiken moesten uitleggen, en als griffiers dienst deden, terwijl de Dj a k s a van het district waar de misdaad begaan was, het O. M. waarnam. Aan den Residentieraad werd nu opgedragen de kennisneming van alle misdrijven, in de Residentie begaan, behalve van die misdaden waarop de doodstraf stond. Deze werden aan het oordeel van den omgaanden Rechter onderworpen, zoodat die beide collégien van rechtsmacht gewisseld heb- ben. Is de Resident het met den Hoofdjaksa eens, dan moet het vonnis terstond uitgevoerd worden, bij verschil van gevoelen moet het oordeel van den Luitenant Gouverneur

*) Het gevoelen van den Heer LEVÏSOHN dat volgens de Organisatie van 1814 de iurisdictie der landraden ten koste van de Ommegaande rechtbanken is uitge- breid, is zooals wij zien zullen minder juist 1. c. p. 150.

') RAFFLES, History I I . LVI.

(34)

gevraagd worden, aan wien van elk vonnis een afschrift moet gezonden worden. In civiele zaken is de Resident altijd competent, bedraagt de waarde echter geen 20 ro- pijen, dan kan hij de zaak naar de vredegerechten ver- wijzen, en is zij minder dan 50 ropijen naar de landge- richten; bedraagt de waarde echter meer dan 50 ropijnen dan kan de zaak alleen door den Residentieraad beslist worden, van wien men "binnen eene maand op den Luite- nant Gouv. appelleren kan. Ieder moest zijne eigene zaak verdedigen. Ieder der partijen moet een ropij als boete aan den rechter betalen, wie hij ook zij, maar daarenboven moet de verliezer, bij de vrede- en landgerechten 10% be- talen wegens proceskosten, en bij den Residentieraad 5°/0, welke gelden ten bate des lands komen. De rechtsmacht der vrede en landgerichten is dus zeer gering.

Het O m g a a n d e g e r e c h t , in 1812 opgericht, bleefbe- staan, maar er werd een afzonderlijk persoon aangewezen, die nu 4 maal 's j aars de hem aangewezen districten moest rondreizen. Bij zijne aankomst in eene Residentie moet de E,esident hem een lijst overhandigen van alle beklaagde personen; in zijne beslissing wordt hij bijgestaan door eenige inlanders die den rang van h o o f d moeten hebben, en die hij uit eene lijst, hem door den Hoofddjaksa aangeboden, kiest. Deze inlanders vormen de j u r y , zij beslissen echter alleen over het feitelijke, terwijl de omgaande rechter vol- gens de oude gewoonten, waarin hij door den Hoofddjaksa voorgelicht wordt, moet vonnissen. Geen vonnis mag echter voltrokken worden zonder toestemming van den Luitenant- Gouverneur, indien het gevoelen van den omgaanden rechter van dat van den Hoofddjaksa verschilt; in het omgekeerde geval wel.

Ter handhaving der goede orde en politie, werd elke R e s i d e n t i e in d i s t r i c t e n , en elk district weder in di- v i s i o n verdeeld. Elk d o r p s h o o f d (onder goedkeuring van den Resident, door de dorpsbewoners zelve gekozen)

(35)

staat aan het hoofd der politie in zijn dorp, en is als zoo- danig verantwoordelijk aan den W e d a n a die aan 't hoofd van elke divisie staat. Deze is weder verantwoording schul- dig aan den Bepatty (Regent), die aan het hoofd staat van een district en op zijne beurt weder aan den Resident verantwoordelijk is.

In de bepalingen omtrent de rechtspraak over Europea- nen en andere vreemdelingen (Chinezen, Arabieren) is een uitmuntend beginsel gelegen, ongelukkig echter wordt het verkeerd toegepast- Art. 146 zegt namelijk : a After taking out theses lisenses, foreigners shall in every respect be considered in the same light as other inhabitants, and sue and be sued precisely in the same manner as the native."

De vreemdeling zal dus even als de inlander behandeld worden, w a t niet anders dan op beiden voordeelig moet werken, wat echter de volgende art. daarop bepalen is zeer nadeelig. Wij hebben gezien dat de Residen tier aad de da- gelijksche rechter voor den inlander was, en nu bepalen de art. 143—149 dat hij dat ook kan zijn voor Europeanen en andere vreemdelingen. Dat beide volken denzelfden rechter hebben is goed en uitstekend, maar dat zij den Resident tot dagelijkschen rechter hebben is hoogst nadee- lig. Bij hunne komst moeten Europeanen en andere vreem- delingen daarvan kennis geven aan den Resident, die dan hunne namen in een register opschrijft, maar tevens moeten zij eene som van 500 ropijen storten, als waarborg dat zij zich bij voorkomende gevallen aan de rechtsmacht van den Resident zullen onderwerpen. Weigeren zij dit te doen of gaat de waarde de som van 500 ropijen te boven, dan moeten zij of de Residentie verlaten, of de cautie tot het bedrag in geschil verhoogen ; weigeren zij ook dit, dan moeten zij voor den Raad van Justitie gedagvaard worden.

In strafzaken is de omgaande rechter hun dagelijksche rechter.

Dit is, in het kort, de door BAFFLES ingevoerde Rechterlijke

(36)

inrichting, hoeveel goeds zij ook moge bevatten, zoo wordt er toch ook zeer veel slechts in gevonden; de schromelijke slechte toestand waarin de K. K. G. G. haar vonden, getuigt het. Hoe goed ook RAFFLES met de Ooster- sche maatschappij moge bekend geweest zijn, zoo blijkt toch uit de instelling der J u r y in strafzaken, zoowel voor Europeanen als inlanders, dat hij er een te hoog begrip van had opgevat, of dat hij met geweld zijne denkbeelden op Java wilde toepassen. Java was er immers volstrekt niet geschikt voor, en zou het nu nog niet zijn; om zulk eene instelling met nut te bezitten, moet een volk eene hooge mate van ontwikkeling bereikt hebben, waarop zich noch Europeanen noch Javanen in dien tijd konden beroemen.

Daarenboven draagt de nieuwe rechterlijke inrichting de ken- merken in zich van de hoogste willekeur, en levert zij het bewijs op dat, ook door haar, getracht werd de zekerheid van het oppergezag tegen elke aanranding te beveiligen.

Nog meer dan vroeger was de rechterlijke macht een deel van, en ondergeschikt aan de administrative macht. De rechtspraak toch over den Europeaan in sommige gevallen, en over den inlander in bijna alle gevallen, was in handen van den Resident, een administratief ambtenaar, terwijl van hem niet op een hoogeren rechtbank, maar op den Luitenant-Gouverneur appel openstond, die dus de hoeda-

nigheden van bestuurder, rechter en militair gezaghebber in zich vereenigde. Dezelfde toestand bestaat nog in onze dagen in Rusland, ook daar kan men zich, na een tal van instantiën doorloopen te hebben, nog tot den keizer bege- ven, aan wiens willekeur het overgelaten is, om in het hoogste ressort alle reeds gevelde vonnissen te vernietigen, en op nieuw recht doende, den eischer zijnen eisch te ont- zeggen of toe te wijzen *). Verder had de Luitenant-Gou-

1) DOLGOKOUKOW, La vérité sur la Russie, p . 1 9 — 6 0 .

(37)

verneur de bevoegdheid om rechterlijke uitspraken voorloo- pig te schorsen, of het onderzoek in civiele en criminele zaken te stremmen, en moest hij door afschriften met alle vonnissen in kennis gebracht worden. De rechterlijke macht werd dus, of uitgeoefend door de administrative macht zelve, of zij stond zoodanig onder haar toezicht, dat niets, zonder haar medeweten, kon gebeuren.

Wij mogen echter het goede in het bestuur van BAFFLES

gelegen ook niet voorbij zien. Vooreerst toch verminderde hij zeer de macht der inlandsche hoofden, door hun 't grootste gedeelte van hun beheer over hunne onderdanen te ontnemen, en hun alleen uitgestrekte landerijen te la- ten , wier inkomsten wel is w a a r voldoende waren om hun een onafhankelijk bestaan te verschaffen, maar waardoor toch hun aanzien zeer verminderd was. Daarenboven be- teekende hunne rechtsmacht zeer weinig, en waren zij meer tot politie-cominissarissen verlaagd. Dit gevoegd bij de meerdere gelijkheid die tusschen Europeanen en inlan- ders ontstond, kon niet anders dan voordeelig werken, en hadden de op hem volgende besturen hierin meer zijn voor- beeld gevolgd, dat voor hun toch veel gemakkelijker was, daar de groote slag toch eenmaal geslagen was, dan zouden de Javanen voorzeker langzamerhand eene meerdere ont- wikkeling gekregen hebben; maar men ging op het oude spoor terug en vernietigde daardoor weder alles, wat niet dan met groote moeite, was tot stand gebracht.

§ 4. Van het jaar 1816-1848.

Gelukkig voor ons land en onze nationaliteit duurde de Fransche omwenteling slechts kort, want naauwelijks had men hier te lande de mare der overwinning, op den groo- ten overweldiger, in Duitschlands vlakten behaald, verno- m e n , of men haaste zich ook hier, de vroeger zoo hoog ge- waardeerde onafhankelijkheid terug te bekomen. Het gevolg

(38)

van ons herwonnen zelfstandig bestaan was een tractaat, reeds den 13 Augustus 1814 met; Groot-Brittannië gesloten, waarbij alle koloniën, gedurende den laatsten oorlog door de Engelschen genomen, door hen werden teruggegeven, met uitzondering van enkelen, die zij behielden. De uit- voering van dit tractaat werd echter nog langen tijd ver- traagd, deels door de terugkomst van NAPOLEON uit Elba, deels door de moeijelijkheden die het Engelsch Gouverne- ment op Java ons in den weg legde. Nadat echter ook dit onweder was afgedreven, en onze onafhankelijkheid voor goed gevestigd w a s , werd het gesloten tractaat met En- geland bevestigd, en verliet eindelijk 29 October 1815, eene vloot met troepen en amunitie voorzien, onze havens, om onze Oost-Indische bezittingen uit de handen der Engelschen over te nemen. De plechtige teruggave van Java geschiedde echter eerst op den 19 April 1816, wegens de moeijelijkheden die de Engelsche gezagheb- bers ons bleven in den weg leggen, terwijl eerst bij tractaat van 17 Maart 1824, de betrekking tusschen Ne- derland en Groot-Brittannië in Indië voor goed geregeld werd ').

De overgave van Java, was geschied in handen van de c o m m i s s a r i s s e n G e n e r a a l , de Staatsraad ELOUT, de Se- cretaris van Staat de Baron VAN DER CAPELLEN en de Schout bij-Nacht BUYSKES, aan wie door den Soevereinen vorst de last was opgedragen, eene geheele reorganisatie in Nederlandsch Indië tot stand te brengen. Eerst nadat de commissie hare taak vervuld had, zou de B a r o n VAN DEE CAPELLEN de waardigheid van Gouverneur-Generaal aanvaarden, hoe- wel hij reeds voor zijn vertrek daartoe benoemd was.

De toestand van Java was op dezen tijd allezins hagche-

' ) Zie voor de bijzonderheden LEVYSOHN MORMAN 1. c , bladz. 334 sqq. M r . o. M . SMULDERS, Geschied, van het tractaat van 17 Maart 1824.

(39)

lijk, en voorzeker was de taak aan de Commissie opgedra- gan hoogst moeijelijk. Hoe kort namelijk ook het Engelsche bestuur geweest was, zoo had het toch lang genoeg geduurd om belangrijke veranderingen, in alle takken van bestuur te weeggebracht te hebben, en daar deze den tijd niet ge- had hadden om tot rijpheid te komen, en eenigsints vasten wortel te schieten, zoo heerschte er eene wanorde en on- zekerheid, waaraan niet gemakkelijk een einde te maken was. Bij de beoordeeling van het 'bestuur van K. K. G. Gr.

moeten wij dit vooral niet vergeten. Zoo was het stelsel, dat de O. I. Compagnie gevolgd had en dat tot op het Britsche bestuur voortbestaan had, verlaten en vervangen geworden door het zoogenaamde L a n d e l i j k b e l a s t i n g s t e l s e l . Dit beruste op eene onbepaalde handelsvrijheid, waarvan ech- ter geene andere natie de vruchten plukte, noch plukken kon, dan de Engelsche. Het was, met uitzondering van de Bataviasche Ommelanden, de Residentie Buitenzorg en de Preanger Regentschappen, overal op Java ingevoerd.

Het was voorzeker eene groote verbetering, maar de over- haasting en verregaande onnaauwkeurigheid waarmede het was ingevoerd, beletten de goede gevolgen, die er anders hadden moeten uit voortspruiten; terwijl het n u , èn de in- woners zeer drukte, èn 's lands inkomsten zeer verminderde en in de grootste onzekerheid bracht. Zoo was ook het vorig stelsel van verplichte leveringen afgeschaft, en vervangen door dat eener onbepaalde vrijheid van landbouw, dat ook eensklaps ingevoerd, veel tot de algemeene verwarring bij- bracht. Voegt men hierbij de groote ontevredenheid, op Java onder de inlandsche hoofden en Regenten, wegens de ver- nederende bejegingen. die zij meenden in den laatsten tijd van het Britsche bestuur te hebben ondervonden, door dat hun hunne meeste macht ontnomen was, en zij tot groote landeigenaren verlaagd waren, dan zal men zich een denk- beeld van den toestand van Java, zoo als de K. K. Gr. Gr.

die vonden, kunnen vormen.

(40)

Bij de inbezitneming van Java vaardigden de K. K. G. G.

eene P r o c l a m a t i e uit van den 19 Augustus 1816, waarbij zij verklaarden dat vt e r voorkoming van alle stoornis in den geregelden loop der zaken, de bestaande wetten en verordeningen op de oefening van het recht, de beheering en invordering van 's lands middelen en geregtigheden, den landbouw, den handel, de vaart en andere voorwerpen van algemeen bestuur, hare volle kracht en werking zouden behouden." Alles bleef dus voorloopig zoo als het door

RAÏTLES bepaald was, en dus ook de door hem ingevoerde rechterlijke inrichting, behalve dat nu zou worden recht- gesproken , // in naam en van wege den koning der Neder- landen" '). Reeds in het begin van het jaar 1817 werd echter door K. K. G. G. daar zij eene verandering hoogst noodza- kelijk achtten, eene commissie benoemd, bestaande uit de H.H. Mr. H. w. MUNTiNGHB, Mr. p. s. MAUBISSE en Mr. p. MER-

KUS. Deze commissie moest een ontwerp vervaardigen, ten einde het Justitiewezen in Nederlandsch Indië op een vasten en geregelden voet te brengen.

Voor dat nog echter dat ontwerp gereed was werd door K. K. G. G. bij P u b l i c a t i e van 22 December 1818 Stbl.

N" 87 een R e g l e m e n t afgekondigd, ,/Op het beleid der Regering, het Justitiewezen, de culture en den handel in 's lands Aziatische bezittingen", hetwelk men als de eerste grondwet van Nederlandsch Indië zou kunnen beschouwen.

Wel was er bij besluit van den Soevereinen vorst van 3 Januarij 1815 al reeds een Reglement gemaakt, maar daar dit nimmer in werking is geweest, zoo heeft het niets dan historische waarde. De reden waarom K. K. G. G. dit Re- glement reeds zoo vroeg uitvaardigden is, volgens den con- siderans der publicatie ,/de noodzakelijkheid, om voor het

i) Voor de verdere handelingen der K. K. G. G. zie de Kronijk van Ned.

Indië, te vinden in het tijdsehrift voor Ned. Indië, I I Ie Jaarg. N«. 9, 10 en 11

(41)

eindigen der werkzaamheden, vaste bepalingen en regelen daar te stellen, naar welke het beleid der zaken in Neder- landsch Indië in den vervolge zal worden voortgezet", en daar nu in Hoofdstuk I I van dit Reglement over de Ju- stitie in het algemeen gesproken wordt, zoo waren hier- door aan de Commissie, door de Regering, eenige algemeene regelen aangegeven, waaraan zij zich bij het vervaardigen van een ontwerp, houden moest.

Volgens art. 44 van dit Reglement, kan de burgerlijke en lijfstraffelijke rechtspleging alleen uitgeoefend worden," door daartoe bepaaldelijk aangestelde rechtbanken, en daar als zoodanig alleen opgenoemd worden het H o o g g e r e c h t s - hof, de R a d e n v a n J u s t i t i e voor Europeanen, en de l a n d r a d e n en r e c h t b a n k e n v a n o m m e g a n g voor inlanders, zoo volgt daaruit, dat de tot dusverre bestaan hebbende vrede- en landgerichten opgeheven werden, ech- ter slechts voor korten tijd, daar zij weldra, maar onder eene andere benaming weder in het leven traden, zoo als wij zien zullen.

De art. 46—50 wijzen voor eenige bepaalde personen af- zonderlijke rechtbanken aan; zoo kan de Gouverneur-Ge- neraal in Indië, in geen geval, voor eenige rechtbank aan- gesproken worden, de Raden van Indië moeten altijd voor het Hoog gerechtshof gedagvaard worden ; en de beoordee- ling van misdaden, door militairen bedreven, wordt aan m i l i t a i r e rechtbanken opgedragen. Volgens art. 61 is de naam van de o p p e r s t e r e c h t b a n k in Nederlandsen In- dië, H o o g g e r e c h t s h o f ; hierdoor werd dus tevens uitge- maakt dat er in geen geval appel van dezen rechtbank op den Hoogen Raad in Nederland zou bestaan. Art. 53 bepaalt dat er in de steden B a t a v i a , S a m a r a n g en S o e r a b a y a R a d e n v a n J u s t i t i e zullen gevestigd zijn; hierdoor werd dus de bestaan hebbende ongeregeldheid, dat de Hooge Raad van Justitie, voor Batavia, de dagelijksche rechter w a s , maar voor de andere rechtbanken een hof van appel,

(42)

weggenomen, en kreeg Batavia een eigen Raad van Ju- stitie als dagelijksche rechter voor Europeanen. De rechts- pleging over den Inlander geschiedt, volgens art. 55 door H o v e n v a n o m m e g a n g en l a n d r a d e n . De art. 56, 57 en 58 bepalen welken invloed de Gouverneur-Generaal op de rechterlijke macht heeft; geen doodvonnis mag zon- der toestemming van hem ten uitvoer gelegd worden, en hij kan de schorsing van eene criminele vervolging be- velen, als hij dat noodig mocht oordeelen; hij benoemt de leden der rechterlijke macht, volgens art. 2 1 , behalve den President en den Procureur-Generaal van het Hoog Gerechtshof, en de art. 22 en 23 geven hem het recht van gratie en dispensatie van wetten te verleenen. Wel bepaalde art. 59 dat alle tusschenkomst der Regering, niet bij dit Reglement toegestaan, verboden is, maar daar art.

16a den Gouverneur-Generaal in rade, en art. 64 den Gou- verneurs op de buitenbezittingen in algemeene bewoordin- gen het recht gaven „om ten aanzien van het beleid der algemeene regering in al derzelver deelen (dus ook in Ju- stitie zaken) zoodanige wetten en verordeningen te maken als zij nuttig achtten, mits deze niet strijden tegen het stelsel van algemeene regering bij dit reglement vastgesteld", zoo

twijfelen wij niet of er zal tegen art. 59 dikwijls gezondigd zijn, te meer daar een volgend bestuur aan dit scherpe verwijten deed van zijne bevoegdheid te hebben te buiten-

gegaan.

Eindelijk had de Commissie hare taak volbracht en op den 10 Januarij 1819 verscheen er een Besluit van K. K.

G. G. waarbij onder anderen gearresteerd werden: 1°. E e n e I n s t r u c t i e v o o r h e t H o o g G e r e c h t s h o f i n N e d e r - l a n d s c h I n d i ë ; 2°. E e n e I n s t r u c t i e v o o r de R a d e n v a n J u s t i t i e ; 3°. E e n R e g l e m e n t o p d e c r i m i n e l e r e c h t s v o r d e r i n g hij h e t H o o g G e r e c h t s h o f e n d e R a d e n v a n J u s t i t i e ; 4°. E e n R e g l e m e n t o p d e Ma- n i e r v a n p r o c e d e r e n i n c i v i e l e z a k e n bij h e t

(43)

Hoog G e r e c h t s h o f en de R a d e n v a n J u s t i t i e , en 5°. een R e g l e m e n t op de c i v i e l e en c r i m i n e l e r e c h t s v o r d e r i n g o n d e r den I n l a n d e r . Dit laatste Reglement zou worden achtervolgd over geheel Java en Madura; met uitzondering van de steden en voorsteden van Batavia, Samarang en Soerabaija, binnen welke, even als tot dusverre had plaats gehad, de civiele en criminele Jus- titie zal worden geoefend. Alles was echter slechts voor- l o o p i g , daar men plan had de geheele wetgeving te her- zien.

Volgens de Instructie voor het Hoog G e r e c h t s h o f kreeg dit college eene uitgebreidere rechtsmacht dan de Hooge Raad van Justitie ooit bezeten had. Het zou bestaan uit 9 leden de president daaronder begrepen, die allen Nederlanders moesten zijn, die den ouderdom van 25 jaren bereikt moesten hebben en in rechten gegradueerd moes- ten zijn. Het hof heeft het toezicht over alle lagere recht- banken in Nederlandsch Indië, zoodat het bevindende, dat bij eenen lageren rechter niet behoorlijk is geprocedeerd, het hem de noodige aanmerkingen kan maken, terwijl het ook kennis kan nemen van alle misdaden, door wie ook bedreven, die het meent, dat door den lageren rechter on- gestraft zijn gelaten.

In de eerste instantie oordeelt het Hof:

1°. Over alle actiën, waarin het Gouvernement in Indië of zijne vertegenwoordigers, als gedaagden worden aangenomen.

2°. Over alle civile actiën, waarin als gedaagden worden aangesproken, de Gouv. Gen. de Raden van Indië, de leden van het hof zelf, de Goeverneurs, Residenten en andere hoofden van administratie, voor zoover deze ambtenaren onder het ressort van Batavia resideren ; even zoo van alle misdaden door die ambtenaren (be- halve door den Gouv. Gen.) in hunne bediening be- dreven.

(44)

3°. Van alle misdaad van hoogverraad, In hooger beroep:

1°. Van alle vonnissen der lagere rechtbanken voor zoo- ver zij appellabel zijn.

2°. Bijwege van Revisie van a l l e criminele vonnissen door de lagere rechtbanken gewezen.

3°. Van alle bezwaren geopperd tegen de disposition van lagere rechtbanken, op quaestiën, van welken aard ook, met de weeskamers in Indië.

Het O. M. wordt bij het hof waargenomen door den P r o c u r e u r - G e n e r a a l . Hij is belast met de vervolging van alle misdrijven, hetzij in persoon, hetzij door de bij de lagere rechtbanken aangestelde officieren van justitie.

Hij moet op last van den Gouverneur-Generaal den Staat beschermen in alle actiën waarin hij aangesproken wordt.

De Procureur-Generaal staat aan het hoofd der rechtspoli- tie in geheel Nederlandsch Indië, en is als zoodanig belast met alles, wat tot hare krachtdadige uitoefening behoort.

Aan hem zijn ondergeschikt, de, bij de Raden van Justitie aangestelde officieren van Justitie, onder den naam van f i s c a a l s en alle andere ambtenaren of bedienden, aange- steld tot het opsporen van overtredingen. De werkzaamheden van den Procureur-Generaal waren dus veelvuldig, te meer daar hij geene substituten had. Op voordracht van het hof kan hij door den Gouverneur-G ener aal wegens ambt- misdaad geschorst worden. Daarenboven was aan het hof een Griffier en adjunct-griffier toegevoegd, de laat- ste betrekking is door door den Commissaris-Generaal DU BUS DE GHisiGNiES ingetrokken, terwijl de gezworen klerken voortaan de dienst van substituten zouden waar- nemen.

De tweede instructie handelt over de R a d e n v a n J u s - t i t i e , die, op J a v a , gevestigd zijn te Batavia, Samarang en Soerabaija. Zij zijn zamengesteld uit 1 president en 6 leden, die bij het aanvaarden hunner betrekking een eed

(45)

moeten afleggen in handen van den Gouverneur-Generaal of in die van den Resident. Bij art. 3 van het besluit van 10 Jan. 1819 was bepaald over welke gewesten hunne iu- risdictie zich zou uitstrekken. Zij zijn elk in hun ressort de dagelijksche rechter, zoowel in civiele als in criminele zaken, onverschillig van welke groote aangelegenheid de zaak zij, mits het geen personen of zaken betreft die, vol- gens algemeene, of bijzondere bepalingen, hetzij voor het Hooggerechtshof van Nederlandsch Indië raauwelijks in rechten geroepen moeten worden, hetzij voor de landraden of hoven van ommegang. In de steden Batavia, Samarang en Soerabaija zijn zij echter de eenige dagelijksche rechter van alle inwoners zonder onderscheid, zooals tot dus ver altijd had plaats gehad. Zij spreken recht:

1°. In alle geschillen rakende buiten en prijzen.

2°. Zonder hooger beroep, in alle zaken beneden de waarde van ƒ 500.

De criminele vonnissen zijn echter aan de revisie van het hooggerechtshof onderworpen zoodra zij eene gevange- nisstraf van 6 maanden voor Europeanen, en voor inlan- ders kettingslag voor twee jaar, te boven gaan.

Daarenboven zijn de Raden van Justitie ;/oppervoogden van alle minderjarige e r v e n " en beslissen als zoodanig in alle geschillen tusschen weeskamers over het al of niet aanvaarden van een onbeheerden boedel, en in klachten tegen de goede directie en administratie van voogden. Zij hebben-het recht om op verzoek van belanghebbenden curatoren te benoemen, maar niet langer dan voor 1 j a a r ; voor hen worden alle koopbrieven, transporten en over- schrijvingen van huizen en landerijen gepasseerd, of voor door hen, daartoe aangestelde commissarissen.

Het O. M. wordt door den officier van Justitie, onder den naam van f i s c a a l waargenomen. Aan eiken Raad is een griffier toegevoegd.

Voor Inlanders en daarmede gelijkgestelden bestaan de

(46)

volgende rechtbanken: Ie de d i s t r i c t s g e r e c h t e n , 2« de r e g e n t s c h a p s r a d e n , 3e de l a n d r a d e n , 4e de om- g a a n d e r e c h t b a n k e n .

I. Elk hoofd van eene afdeeling heeft de bevoegdheid>

om in alle civiele geschillen tusschen inlanders, waarvan de waarde geen / 20 te boven gaat, uitspraak te doen;

hij zelf is echter met de uitvoering van zijn vonnis belast.

Alle zijne uitspraken moeten in een register ingeschreven worden, terwijl daarvan altijd, op boete van ƒ 1, hooger beroep op den Regent openstaat. Daarenboven moet hij, geassisteerd door zoovele m a n t r i e s als de Resident zal aanwijzen, kennis nemen van alle klachten in kleine za- ken, scheldwoorden, vechterijen en diergelijken. Hij staat aan het hoofd der rechtspolitie in zijne afdeeling, maar hij vermag niemand eigenmachtig in de gevangenis zetten of hem daar uit ontslaan, zonder toestemming van den Resident, tenzij in hooge noodzakelijkheid. Ingeval hij sporen ontdekt van gepleegden moord, roof, braak of verwonding, moet hij zich ter plaatse begeven, waar de misdaad is gepleegd, en van zijn bevinden kennis geven aan den Resident.

II. In elke hoofdplaats van een district is een B e p a t t y ' s o f R e g e n t s c h a p s r a a d gevestigd, bestaande uit den Re- gent en eenige hoofden, geassisteerd door den Djaksa en den Panghoeloe. Hij spreekt recht in kleine civiele zaken hetzij in hooger beroep, hetzij in eerste instantie. Geen hooger beroep is toegelaten van vonnissen, die hij in hoo- ger beroep velt, hetzij de vonnissen der divisie hoofden door hem worden bevestigd of vernietigd. Hij spreekt recht in eerste instantie, in alle zaken waarvan de waarde niet minder dan ƒ 20, noch meerder dan ƒ 50 is. Appel is bin- nen 8 dagen op den Landraad toegestaan, mits de appel- lant vooraf de kosten van het proces bij den Regent de- ponere. Van beide partijen wordt een recht van / 1 ge- vorderd. Van alle vonnissen moet den Resident een af-

(47)

schrift gegeven worden. De Regenten staan aan het hoofd der rechtspolitie in hun district.

III. In iedere Residentie is een l a n d r a a d gevestigd, die de dagelijksche rechter der inlanders is. Hij bestaat uit den Resident, of bij diens ontstentenis den Adsistent Resident, als voorzitter, en eenige inlandsche hoofden door den Gouverneur-Generaal daartoe benoemd, die echter slechts eene raadgevende stem hebben. Het O. M. wordt waargenomen door den Hoofd-djaksa, terwijl de secretaris der Residentie als griffier fungeert. De landraad neemt kennis van alle misdrijven door de inlanders bedreven, behalve van:

1. Moord, manslag, verraad, oproer, valsche munterij en alle andere misdrijven waarop de dood bedreigd is.

2. Van knevelarijen of misbruik vau gezag zoowel door inlandsche ambtenaren als door personen met geen ambt bekleed, gepleegd ').

3. Van het verzetten tegen het openbaar gezag.

In civiele zaken zal hij kennis nemen van alle appellen die van de Regentschapsraden voor hem gebracht worden, alsmede van alle geschillen tusschen inlanders onderling, de waarde van ƒ 50 te boven gaande. Hij neemt ook ken- nis van geschillen waarin een inlander hetzij eischer of gedaagde is, onverschillig of de partij een Europeaan of

>) Bij besluit van 8 Oct. 1829 Stbl. N. 98 werden de Regenten en andere inlandsche ambtenaren zoolang zij in functie zijn, en andere inlandsche grooten buiten functie, geen minderen rang dan dien van Tammongong bezittende, zoo- wel in het civiele als in het criminele aan de judicature der inlandsche recht- banken onttrokken, en zullen zij in de eerste instantie voor de Raden van Justitie te recht- staan, terwijl zij voor zoo veel het civiele betreft in hooger beroep bij het Hoog Gerechtshof kunnen komen. Alle criminele procedures waarin zij partijen zijn zullen op hun verzoek met gesloten deuren moeten be- handeld worden. Niemand zal echter ecne vervolging tegen hen kunnen instellen zonder verlof van den Gouverneur-Generaal.

3

(48)

Chinees of andere vreemdeling is, mits de waarde de som van ƒ 500 niet te boven gaat; zullende ingeval het geschil over eene hoogere som loopt, wel de inlanders als gedaag- den voor de landraden moeten worden aangesproken, doch de vreemdeling voor den Raad van Justitie gedagvaard moeten worden, 't was dus eene wijziging van het vroeger door RAFFLES bepaalde. Appel is toegelaten op den Raad van Justitie waaronder de Residentie ressorteert, mits de condemnatie meer dan ƒ 500 gulden bedrage, en het appel binnen 14 dagen ter Secretarie van den Resident worde aangeteekend. Bij besluit van 13 Dec. 1825 Stbl. N. 42 is hierin in zooverre eene wijziging gebracht, dat toen be- paald werd, dat nadat de appellant aanteekening ter Se- cretarie gedaan had, hij binnen 16 dagen bij request ver- lof om te mogen appelleren van den Raad van Justitie moest verzoeken, en na dat verlof bekomen te hebben ƒ 25 moest betalen, welke som als hij verloor aan den lande verviel, maar als hij won hem gerestitueerd werd.

Bij den landraad waren nu wel practizijns toegelaten, maar ieder moest zijn eigen advocaat betalen. Beide par- tijen moeten een recht van ƒ 1 betalen, en daarenboven 1 of 2 borgen stellen tot zekerheid der proceskosten. Tot voltrekking van criminele vonnissen is de toestemming van het Hoog Gerechtshof noodig, tenzij de condemnatie geen hoogere straf dan 30 rottingslagen of gevangenisstraf voor 3 maanden oplegde. Volgens Resolutie van 20 April 1824 is de toestemming van den Resident noodig tot de ten- uitvoerlegging van alle civiele vonnissen.

IV. Om de drie maanden zal in elke Residentie eene terechtzitting gehouden worden ter afdoening der criminele zaken die aan de kennisneming van den landraad zijn ont- trokken. Deze rechtbank bestaat uit 1 Europeschen rechter als president en 4 inlandsche leden als assessoren, bijge- staan door den Hoofd-djaksa en den Hoofd-panghoeloe en een Secretaris die mede de dienst van fiscaal waarneemt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

voorsz Lande van Holland weederom te begeeven nog te onderhouden, maar alleenlyk ten platten Lande, aldaar deselve lien in aider stilheid onthouden sullen, sonder ten platten

Alleen door hunne verhuizing (b.v. Javanen naar Bata- via) zijn zij veel later meerderjarig, dan hunne rasgenoo- ten, die in hunne dessa bleven (art. Om al deze redenen ware

Van de vonnissen van de poenggawa's (districtshoofden) staat hooger beroep op de raden van kerta's open. De voorzitter is belast met het in geschrift brengen van het vonnis en met

Acht de Koning de instelling van een nieuw departement nood- zakelijk, dan is hij daartoe bevoegd (art. 77 G w ) , doch de inrichting, zoowel als de stichting, kost veel geld en

h. het houden van een gedurig toezicht op al wat de gemeente aangaat en het behartigen binnen de grenzen zijner bevoegdheid van de belangen der gemeente, waar slechts

Had het ontwerp 1820 nog de vormelijke opdracht (authentiek transport), onze wetgever liet volgens hem dezen vorm-eisch vervallen en legt dus.. weer alle gewicht op den titel,

onderwijs eene voorbereiding moet zijn voor het hanteeren van de vele, niet altijd door een eenvoudig, vloeiend Nederlandsch uitmuntende verordeningen. Oud-leerlingen van

„handhaving van openbare orde ,rust en veiligheid" uitsluitend be- grepen wordt handhaving van wettelijke gedragsvoorschriften op dat gebied. Ook geest en strekking van