• No results found

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houder van dit auteursrecht.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houder van dit auteursrecht. "

Copied!
163
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voolwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houder van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient nlen schriftelijk aan te vragen.

This jibll is slipplied by the KITLV only

011

condition that Ileither it

1101'

part of it is further reproducetl without jirst ohtaining fhe penl1issioll of (he ITL V wltich reserves tlle rig"t to IIlake a clulrae for SllC!z reprodllctioll. Ij the Illaterial jift1led is itself iJl copyria!zt, the perlllissioll of tlle OWllers of thai copyright wil! also he required for sllch reproductiol1.

Applicatioll for pe,.,1li sion to reprodllce should be

lIlode in writillg, gilling details (~l the proposed reprotlllction.

G ATUU R

OVORM:

llELF NUMBER MIe OFO M:

M META 0290

(2)

OFSTELLE

ZE BUNDEL

HENRI BOREL

(3)
(4)

OPS1~EL, LEN.

TWEEDE BUNDEL.

HEN RIB 0 REL.

,-

.

~ -..

..

DRUKKERIJ & UITGEVERS-MIJ. "VOORBURG" - 1906.

(5)

V OORWOORD.

In dezen tweeden bundel "Opstellen" heb ik eene serie artikelen verzameld over Tooneel, die in het dagblad "De Telegraaf' zijn verschenen, en eene over Literatuur, uit het "Literair Overzicht" van dat blad.

Ik heb er eenige artikelen bijgevoegd over kunst, die in 't afgeloopen jaar van mij in Indische bladen ver- schenen, als 't "Soerabaiasch Handelsblad", de "Loco- motief" en het" Weekblad voor Indië". Deze Opstellen vertegenwoordigen dus een jaar journalistieken arbeid van een redacteur der rubriek "Tooneel en Letteren"

in de Nederlandsche pers.

Met het uitgeven van dezen bundel geef ik onder anderen te kennen, dat ik volstrekt niet tot degenen behoor, die meenen, dat journalistiek werk, eerlijk opgevat, een literator onwaardig zou zijn.

HENRI BOREL.

(6)

lil. LITERATUUR.

Literair Overzicht . . . , . 177 De Smalle weg naar het Geluk, Paul Ernst. 187 Zonnige Uren, Charles Boissevain . . . . 195 Tijdkrans, Guido GezeIIe . . . . . . 203 Een Hongaarsche samenzwering, A. S. C. Wal/is. 207 In Hooge Regionen, G. van Hulzen.

De dorre Tuin, idem Tammuz,

J.

jac. Thomson . . . . The Digit of the Moon, F. W. Bain Van 't Leed der Waarheid, joh. Schmidt . Roeping, Leo Balel. . . . . Marcus en Theus, Piet van Assche . Twee Spelen, Maurice Maeter/inck

IV. MUZIEK.

Beethoven's Eroïca, (Volksconcerten) Kun Arpad

Perosi in Holland . . . .

219 227 233 239 247 255 267 273

283 295 303

I.

TOONEEL.

(7)

)

ALLERZIELEN.

Een zinnebeeldig spel in 3 bedrijven van Herm. Heijermans Jr. (Ncder-

landsche Tooneelvereeniging).

De heer Heijermans heeft, niet zoo heel lang geleden, geschreven, dat men een literair tooneelstllk in Holland niet mag beoordeelen naar het spel, naar wat de acteurs er van maken dus, maar dat men het eerst aandachtig dient te lezen. Vooral waar het

"zinnebeeldige" kunst geldt, ben ik dit geheel met hem een, maar daar de heer Heijermans niet gezorgd heeft, dat zijn nieuwe tooneelstllk vóór de opvoeting in druk verscheen, en hij ook geen kopie er van vooraf aan de pers gestuurd heeft, kan het nu een- maal niet anders, of een tooneel-verslaggever van een blad, die de opdracht van zijne redactie krijgt, er over te schrijven, moet voorloopig afgaan op den indruk, dien de première op hem maakte. Zood ra het stuk in druk i verschenen, zal ik het nog eens

(8)

4 ALLERZIELEN.

aandachtig lezen en - zoo mij dit noodig mocht lijken - dit artikel aanvullen of wijzigen.

"Zinnebeeldig spel" staat op het programma, en de verslaggever weet, dat hier voetangels en klemmen liggen. Wat is er al niet geredeneerd over het zinne- beeldige in Ibsen bijv.! Déze vond dit er in, géne dat, en op 't laatst krijgt het zoowat van een raadsel of een puzzle waar je niet uit kunt komen. "Dit is het", zegt de een; "neen, dát hoor", zeggen anderen, en op 't laatst komt de auteur zelf met een leuk gezicht en roept: "Ezels! zien jullie nu niet, dat het zóó was?" liet publiek schreeuwt dan: "Hè ja]" en b wondert het nieuwe ei van Columbus, dat onder het stuk verborgen lag.

Op het gevaar af van voor een oningewijde, een ou tsider te worden gehouden, durf ik wel allereer t te verklaren, dat ik maling heb aan die symboliek, en geen aanleg voel voor de betrekking van raadsel- redacteur in de kun t. Ik vraag allecn emotie aan een kunstwerk, d us ook aan een tooneelstllk, schoon- heids-clllotie. Krijg ik die emotie er van, dan vind ik het stuk goed, zoo niet, dan noem ik het slecht, en daarmee uit. De emotie is de hoofdzaak, en làter, als ik thuis zit, en van die emotie tot kalm te ben gekomen, ga ik pas trachten, die nu bezonken ont- roering te ontleden en na te gaan, hoc dit stuk mij

ALLERZIELEN. 5 .

zoo heeft kunnen emotionneeren, door welke middelen.

Eli dan komt de symboliek, zoo zij er is, van zelve wel tot klaarheid.

" Allerziel en" nu heeft mij niet ontroerd, en geen

schoonheids-emotie gegeven. Natuurlijk is dit een subjectieve verklaring; ik wil er volstrekt niet mee zeggen, dat het stuk daarom per sé niet mooi is;

enkel, dat ik, voor mij, het niet mooi vond, omdat het mij niet Oll troerd heeft.

De zaal was stampvol. "Tout Amsterdam y était", zou een Parijsch blad zeggen, en de pers uit andere steden was vertegenwoordigd, zooals dat bij een evene- ment b hoort. Een nieuw tooneelstuk van Heijermans i s een evenement, daar gaat niets van af. Hij is, wàt men ook zeggen moge, de man van de Hollandsche tooneel-literatuur, en de éénige van al onze tooneel- schrijvers, die in den goeden zin populair is. Denkt men in Holland en in het buitenland aan Holland che tooneelkunst, dan denkt men aan Herman Heijermans i n de allereerste, veelal in de éénige plaats. Di e volle zaal, die spanning van verwachting, die er heerschte, was op zich zelve al een factor voor succes, en brengt mij in de stemming, iets liever en eerder mooi, dan minder mooi te vinden. Maar, hoe gunstig ook gedisponeerd, "Allerzielen" heeft mij n iet ont- roerd, maar mij koud gelaten.

(9)

6 ALLERZIELEN.

Waar het "zinnebeeldig" werk geldt, komt de z.g.

intrige niet in de eerste plaats, maar toch wil ik eerst iets van den z.g. "loop" van het stuk mededeelen.

Pastoor Nansen (Alex. Post), op een klein dorp van eenige honderden zielen, meest katholieken, heeft uit pure christelijke deernis, zooals Jezus die zou gevoeld hebben, een zwangere vrouw in barensnood in zijn pastorie-huis opgenomen, die voor zijn deur op straat lag te krimpen van pijn. Uit puren liefde- aandrang heeft hij dit intuïtief gedaan, zonder er bij te denken. Hij heeft haar in zijn eigen bed in zijn slaapkamer gelegd, om een pleegzuster getelegrafeerd, en den dokter geroepen. De bevalling is zeer moeilijk geweest, en daar de moeder, door de barenspijn verzwakt, het kind niet kon zoogen, heeft hij het aan Jannetje, een boerin (mevr. M. Kiehl) gegeven, die het nu, gelijk met haar eigen kind, de borst geeft.

Na 12 dagen ziekte is de kraamvrouw juist voor h t eer t op, als het stuk b:!gint. (n h t dorp is een schandaal ontstaan door de liefde-daad van den pastoor. Men is er op den burgerlijken stand achter gekomen, dat de moeder ongetrouwd was, dat het kind dus een schandekind is. en men vindt het onge- hoord, dat een R. K. geestelijk een zedelooze vrouw in de pastorie herbergt. In het eerste bedrijf hooren wij al, eerst van den koster (Musch), dàn van den

ALLERZIELEN. 7

boer Van Dalen (Holkers), van het schandaal, dat in het dorp wordt gemaakt. De Protestanten maken er gebruik van, om op de R. K. Kerk te schelden, en de boeren scholen samen in de herbergen, schimp- liedjes zingend. De publieke opinie eischt, dat die zedelooze vrouw onmiddellijk uit de gewijde pastorie weggebracht wordt. Maar de dokter (Van der Does) heeft Nansen gezegd, dat de moeder niet getranspor- teerd mag worden; anders is haar I even in gevaar, zij moet absoluut nog vier of vijf dagen blijven, nu zij in den eersten tijd der reconvalescentie is. Pastoor Bronk (Van der Horst) komt 6ók Nansen waar- schuwen. Hij wijst hem op het gevaar voor de Kerk, op het zedelooze van die vrouw, op de ontheiliging van de pastorie, op het zedelijk prestige van den priester, dat gevaar loopt door het schandaal. Vóór alles gaat het belang der Kerk, zegt hij. Neen, zegt pastoor Nansen, vóór alles gaat de menschelijke deernis, de Ii fde, en als hij die vrouw in huis houdt, tot zij beter is, doet hij slechts, wat Jezus zou gedaan hebben. En het loopt zóó hoog, dat de beide pastoor , vrienden van hun jeugd af, als vijanden scheiden.

"Denk om de plichten der Kerk", waarschuwde Bronk, maar "ik denk om de plichten van het Geloof, mijn Geloof" antwoordt Nansen.

Nansen wil niet alleen de vrouw helpen in de

(10)

8 ALLERZIELEN.

genezing van haar lichaam, hij wil vóór alles haar ziel redden en haar terugbrengen tot God. "Zij heeft geen man", zegt Bronk, verontwaardigd. "Zij heeft een kind", antwoordt Nansen. "Zij heeft een verleden ,"

verwijt Bronk dan, en Nansen antwoordt: "Zij heeft een ziel, die te redden is!"

Nadat Bronk weg is, komt Rita (mevr. v. d. Horst) binnen, die voor 't eer t uit de donkere slaapkamer mag, waar zij slechts 't uitzicht heeft op de graf- zerken van 't kerkhof, op den dood dus, terwijl zij uit de studeer- en woonkamer weer in 't groote licht komt, en het uitzicht krijgt op de eindeloosheid van de zee. Uit het donker (van den Dood) komt dus deze vrouw, die voor 't eerst gebaard heeft en den dood nabij was, voor 't eerst weer in het licht (van het Leven). Die aanblik is overweldigend voor haar. Ze voelt zich gelukkig en blij, om Moeder te zijn, en, jong, vol hoop en verlangen, weer voor het Leven te staan. Pastoor Nansen verwacht, dat zij nu aan Item biechten zal, dat zij zich haar zonde bewust zal worden en door hem tot God zal komen in boete en berouw. Hij heeft expres de stukken en papieren niet willen lezen, die Van Dalen hem van de secretarie heeft gebracht, en waaruit blijken moet, dat zij een ongetrouwde mo der, dus een zondares is, want hij wil, dat zij zèlve alles aan hem biechten zal. Maar

ALLERZIELEN. 9

Rita voelt geen schuld, geen zonde. Zij ziet slechts de wolken, het licht, de zee, en is blij, dat ze leeft.

Ze heeft in die donkere slaapkamer niets gehoord dan het sombere gebrom van het orgel, uit de kerk, naast de pastorie, dat haar benauwde; nu hoort ze het ruischen van de zee, van het groote Leven. O!

zij heeft het Leven zoo lief! Zij heeft alles van het Leven lief, zegt zij, "de stad, het Leven, de menschen, de beesten, de wolken," Zij zegt, dat zij God niet zoekt in de kerk, maar dat zij zich godsdienstig voelt als zij ziet "in de zon, in de sterren, in het heelal I"

Zij heeft niets te biechten, want zij is te gelukkig, met haar kind en met het Leven. Nansen vraagt haar ernstig, of zij dan haar geweten niet voelt. "Neen", zegt zij, IJZ 00 als ik h ier z i tH - voor dc einde- looze zee, de lucht, de wolken - ,.h ebi k ge e n ge \V e te n," Zij heeft niets te biechten, nl! niet, en niets te zeggen van haar leven, En pastoor Nanscn is diep teleurgesteld cn voelt zich slecht beloond voor zijn deernis. Rita vertelt alleen, hoe zij twee- maal in haar leven echt gezoend heeft, ééns een kind, en toen ... de Aarde, en vertelt van haar liefde voor de Aarde, in een lang verhaal., ,

In h t tweede bedrijf het erste had het al even aangegeven - IlOoren wij, hoe slecht het gaat met Rita's kindje. Nansen's huishoudster Co (mevr.

(11)

10 ALLERZIELEN.

De Boer-Van Dijk) is door weêr en wind naar jannetje gegaan, om naar 't kind te vragen, en hoort, dat het hopeloos verloren is. Maar als ze voor Rita staat, schrikt ze van den angst in haar oogen, durft ze het niet te zeggen, en liegt, dat het juist heelemaal weer gezond is. Rita is half dol van vreugde. Zij gaat weer voor het raam staan, en ziet naar de ZOI1, die ondergaat in de zee.

Zij houdt - men vergete niet, dat hier een gewone vrouw uit het volk staat, die de (ongetrouwde) moeder is van het kind van een gewonen matroos I - een dichterlijke toespraak tot de zon, en filosofeert in literaire termen over leven en levensdingen, om dan ineens weer uit dien toon te vallen en tot een liefde- zuster, die haar vraagt, er mede uit te scheiden, te zeggen: "i k kan de zon t 0 c h ni e tin mij n zak steken!"

Als pastoor Nansen nu straks binnenkomt, krijgen we een tweede gesprek van den priester met de vrouw, dat weer zéér diepzinnig wordt, en waarin zij nu eindelijk vrijwillig de biecht aflegt van haar levens- geschiedenis. Zij is in armoede opgevoed, in een krot zonder licht. Haar broer zit in de gevangenis, haar zuster is "op 't pad." Haar vader, dien ze liefhad, is langzaam vermoord door .... de Machine, tot hij zich verdronk. Hier komt een tirade tegen de Machine,

ALLERZIELEN. 11

als dooder van den eerlijken arbeid, die allesbehalve nieuw meer is, maar die natuurlijk geweldig inslaat bij het publiek. Heijermans weet precies, hoe hij dàt doen moet. Nansen spreekt n u van de zonde, van de goddelijke liefde, van de redding der ziel, Rita oreert- en weer bijzonder welsprekend en filosofisch onderlegd vnor zoo'n matrozen-vrouw, al is ze dan ook "zinne- beeldig" bedoeld - van het Leven en van den strijd, Zij heeft vermoedelijk Darwin gelezen, want zij spreekt van den grooten strijd in de natuur: "God is strijd," zegt ze, "de zee is strijd, de lucht is strijd," "God vecht, de menschen vechten, de beesten vechten." Zij is jong, negentien jaar pas, zij is Moeder, het geheele Leven is vóór haar, zij wil niet moeizaam denken over den dood en 't leven hiernamaals, zij wil nu leven. En t i"

als Nansen haar plechtig toeroept: "Gedenk te serven, antwoordt zij triomfantelijk: "Gedenk te leven lil Zij

wil geen God, die slechts lijden is, en naar beneden trekt en van de oogen van haar verdronken vader

, k"k t ..

zegt ze, "dat geen God er in had durven IJ e~,' Ook ontkent zij, dat er een éénige God zou zIJn, want er is een God van de Katholieken, zegt zij, van de Protestanten, van de Joden, van de Chineezen, en nog véél meer. Maar midden in haar overmoed, als zij pas zoo triomfantelijk: "Gedenk te leven lil heeft gezegd, wijst Nansen, tot het uiterste gebracht, haar

(12)

12 ALLERZIELEN.

op de mogelijkheid van den dood. Als de dood eens haar kindje wegnam?

Rita vliegt op, vermoedt opééns de waarheid, en hoort het doodvonnis van haar dochtertje van Nansen's lippen. Overweldigd door haar smart, ge- broken, valt zij i n haar stoel, 0111 kort daarop, als een beest, dat 0111 haar jOlig roept, weer op te vliegen, en naar haar kind wil.

Dáár komen Van Dalen en jannetje binnen, en vertellcn, dat het kind stervende is. Het zieke kind heeft de melk der zoogmoeder vergiftigd, wier eigen kind er óók ziek van is geworden. jannetje, die alles van Rita gehoord heeft, is wanhopig, dat zij dit kind heeft gevoed, en als Rita haar sl11eekt, mede te mogen, om haar kind te zien, zegt ze woedend, dat een

"hoer" haar huis niet inkomt en overstelpt haar met hoon en haat. Op t zelfde oogenblik komt een joelende, fluitende b ndc voorbij, die de glazen ingooit bij den pastoor en een relletje komt maken. Nansen treedt aan h topen venster en na een paar kern- achtige woorden van hem, gaat de bendc gewillig weer weg - wat niet waarschijnlijk lijkt. Ook jan- netje en Van Dalen worden door Nansen gekalmeerd, en, met enkel een dun hoofddoekje 0111, zonder dat Nansl.11 haar andere bedekking geeft, wat ook onwaar- schijnlijk doet voor een vr,'Uw, die pas aan den dood

ALLERZIELEN. 13

ontkomen is, gaat Rita met de anderen door een loeienden stormwind naar haar ki nd.

De liefdezl1ster, die Rita verpleegt, knielt voor een Christusbeeld biddende neer, en het scherm valt.

In dit bedrijf komt nog een herhaling van het gesprek in de eerste akte, tusschen de beide pastoors, voor. Bronk is onverbiddelijk fanatiek en eischt, dat Nansen de; vrouw onmiddellijk wegstuurt. Hij brengt een brief van den bisschop, waarin deze beveelt, dat de vrouw op staanden voet verwijderd moet worden.

Nansen protesteert, uit naam van jezus zeI ven, die stellig gehandeld zou h bben als hij, maar Bronk is niet te ontroeren, en zegt hard: "Indien uw rechter- hand u ergert, zou houw haar af en werp haar van

lt." Zóó behoort Nansen Je vrouw nu weg te stooten.

Maar Nansen weigert, nu aan het ben f van den bisschop, te voldoen. Eerst moet de vrouw hecle- maal beter zijn en haar kind, vóór hij zal gehoor- zamen. "Gij gaat gebukt onder een dogma," zegt hij tot Sronk, "ik sta gebroken, maar réchtop."

Als het derde bedrijf aanvangt, is het kindje dood, en Nans n is geschorst. 8ronk is pastoor ad interim geworden, en Nanscn moet de pastorie ontruimen.

Rita is bij jannetje niet in huis gelaten, maar heeft haar kind in den koestal, bij de b esten, bij zich gekregen en is cr toen mede naar de pastorie terug-

(13)

14 ALLERZIELEN.

geijld. Nu ligt het doode kindje gekist in de slaap- kamer, en Rita waakt er bij. Zij wil niet, dat het begraven wordt en wil iedereen aanvliegen, die nader durft te komen. Bronk wil met alle geweld, dat het lijkje de deur uitkomt en gelast den koster, om, hetzij met geweld, hetzij met list, het kistje weg te nemen en te begraven.

Als Nansen voor 't laatst binnenkomt, kan hij enkel met de grootste moeite Rita overreden, met hem te komen spreken. Zij wil niet van 't lijkje weg, en komt eindelijk alléén op voorwaarde, dat de deur van de slaapkamer blijft openstaan. Weêr volgt een zeer diepzinnig gesprek tusschen Nar.sen en Rita. De pastoor wil haar wijzen op "de ziel" van het doode kindje, maar Rita zegt: "het kind hàd nog geen ziel", waar later heel vreemd op volgt haar gezegde, "dat een kind de ziel van je lichaam is." "Voor ons begint 't waarachtige leven met den dood", zegt Nansen, maar zij, die niet gedenkt te sterven, maar gedenkt te leven, wordt niet door hem getroost.

Midden onder hun gesprek hoort ze gerucht in de slaapkamer, snelt er heen en ... de koster heeft heimelijk 't kistje weggehaald en gaat het begraven.

Zij schreeuwt hem toe, 't lijkje terug te geven. Nansen doet hetzelfde, met groot misbaar beiden, maar ...

blijven voor 't open venster toch de begrafenis aan-

ALLERZIELEN. 15

zien, hoewel ze, wat toch voor de hand lag, maar éven over het lage kozijn behoefden te stappen, om op 't kerkhof te zijn en de kist terug te nemen.

Als 't kind begraven is, gaat een deur open, en ...

op 't láátste moment wordt al de spanning gebroken en de aandacht afgeleid op een geheel nieuw person- nage, Rita's man, die toevallig juist van de zee is teruggekomen.

Rita, met haar man, sterk en jong, voor 't nieuwe Leven staande, waarin hun nog zóóveel wacht, nemen nu afscheid van pastoor Nansen.

Ook Rita's man blijkt goed filosofisch onder- legd te zijn, al is hij maar een gewoon matroos, en zegt literair en wijsgeerig zeer schoone dingen.

Als het spel niet "zinnebeeldig" was, zouden wij verstomd staan, z66veel filosofie en literairen aanleg te vinden bij menschen als deze matroos en zijn vrouw.

Maar het symbool zal alles wel moeten redden.

Ik heb nog niet gezegd, waarom het stuk "Aller- zielen" heet, omdat deze titel mij niet de éénig- mogelijke, absoluut-noodzakelijke lijkt. De handeling speelt zich af in de eerste dagen voor en na "Aller- zielen", den dag, dat gebeden wordt voor het heil van alle zielen, der dooden en der levenden. Maar, dunkt mij, de behandeling en de beteekenis van het

(14)

16 ALLERZIELEN.

stuk waren dezelfde geweest, als de tijd omtrent Paschen of Kerstmis ware geweest, en dan had het stuk "Paschen" of "Kerstmis" kunnen heeten. Juist op Allerheiligen en Allerzielen is pastoor Nansen ge- schorst en mag hij de mis niet lezen, en 't kindje is op "Allerzielen" dood, dus het kinderzieltje ont- vloden aan 't lichaam.

Dat het publiek, zelfs het literair ontwikkelde gedeelte er van, uit de voorstelling direct de zinne- beeldige beteekenis van het stuk juist zal vatten, geloof ik niet. Er wordt eindeloos in gefilosofeerd, en er komen eindelooze sermoenen in voor, somtijds werkelijk diepzinnig en literair zeer schoon van taal.

Maar het is de vraag, of deze dingen voo r het toon ee I geschikt zijn, en niet liever en beter gelezen worden. Filosofie b hoort thuis in de studeerkamer of, nog b ter, buiten, onder den terrenh mei, ondeo mooie luchten, in de eenzaamheid.

In een theaterzaal is zij moeilijk te volgen en leidt de handeling der spelende personen er van af. Het zal al meer en meer gaan blijken, hoeveel er ook al mag geraisonneerd zijn van het tooneel af in de laatste jaren, dat handeling en nog eens handeling de eerste vereischte blijft voor een goed tooneelstuk.

Uit het gecompliceerde samen-komen en be-influen- ceeren der verschillende personen, karakters en om-

ALLERZIELEN. 17

standigheden moeten van-zelf, onvermijdelijk, onaf- wendbaar de handelingen en het conflict voortkomen, ik zou bijna zeggen, logisch er uit volgende, zooals ook het noodlot eigenlijk logisch is."

Ik hoor in "Allerzielen" wèl schijnbaar Rita spreken en Nansen en Rita's man, maar 't is eigenliji< enkel Herman Heyermans, die spreekt. De auteur zelf met zijn levens-beschouwing en zijne ideeën is meer aan 't woord dan de personen uit het stuk, dat meer beschouwende, raisonneerende filosofie is dan hande- ling. "Ein Drama ist ein um 50 volkommeneres Gedicht, je mehr es Drama ist" zegt Lessing terecht, en, zooals Heinrich Bulthaupt verklaart, de eigenlijke groothe'd van een dramatische compositie "ist, dasz jede Scene sich logisch aus der vorauf gehenden entwickelt, und dasz die dramatische Handlung v 0 n den Per s 0 ne n

5 el b 5 t ges c haf fen wir d·'.

Dit valt geheel in 't niet, wanneer achter die per- sonen zelf, en door hun spreken heen, voortdurend de auteur zelf aan 't filosofeeren is. Toch kunnen in een goed tooneelstuk eenige personen wel lange alleenspraken houden, maar die moeten dan dienen om in hun ei gen a par te ziel en karakter te doen zien, niet om de wijsheid van den auteur zelf te ver- kondigen. De verschillende personen moeten geen spreekbuizen zijn om sociale en religieuze begrippen

2 -OpSI.

(15)

tB ALLERZIELEN.

en beschouwingen van één persoon, den auteur, te verspreiden. Het is altijd en overal Heijermans zelf, dien ik uit "Allerzielen" hoor spreken; dikwijls schoon en literair hoor spreken, dat zeg ik cr dadelijk bij.

Personen in een tooneelstuk mogen zinnebeeldig zijn, ideeën of begrippen, desnoods geheele filosofische systemen symboliseeren, maar, met het oog op de handeling en 't publiek, dat vanuit de zaal die han- deling volgt, behooren ze tóch m.i, wa ars c hij n I ij k en mogelijk te zijn. Rita nu vind ik een onwaar- schijnlijke figuur, al is zij misschien honderdvoudig symboliek. Een matrozenvrouw uit een arm werkmans- gezin spréékt zoo mooi niet, wéét zooveel niet, filo- sofeert zoo literair niet, gaat niet zoo grieksch- zigeunersch gekleed. Ook haar man is een zeer onwaarschijnlijk personage. Dit blijkt vooral aan 't slot van het stuk, als zij beiden tegen Nansen spreken.

Die beide menschen spreken dan als dichters, die mooie dingen zeggen. Als Rita zegt: "We hopen u te ontmoeten, we hebben u al ontmoet", dan is dit voor den hoorder misschien heel diepzinnig, maar in den mond van die matrozenvrouw is hel heel onwaar- schijnlijk. Hel is dan weer Heyermans, de dichter en filosoof, niet Rita, die spreekt. Als zIj zegt: "Alle wegen liggen voor ons open" en "We gaan een anderen weg dan u" en van haar volgend leven met

ALLERZIELEN. t9

den matroos, dal zal opbloeien "als de knoppen aan de boom en" dan is dat véél te literair mooi voor de persoon, die het zegt. Evenmin zal zoo'n vrouw zeggen

"

liefde is een klank geworden, of "de zon, 't groen,

't licht is te koop." Ik haal maar een páár voorbeelden aan uit de menigte.

Ik vind uit een literair en een filosofisch oogpunt, heel mooie dingen in "Allerzielen" die den auteur zelf zeer sympathiek kunnen doen zijn, maar als t 00 nee I s tuk vind ik het mislukt. In een roman of een verhandeling zou dat alles veel meer genietbaar zijn. Ik blijf lange sermoenen en filosofische rede- neeringen allergevaarlijkst vinden voor het tooneel, dat vóór alles handeling moet blijven. Uit die hande- ling kan dan wel van zeI f een filosofie of een waar- heid of een begrip volgen of voelbaar worden, maar niet uit de aparte re ct ene e rin gen.

Uit "Oedipus" voel ik bijvoorbeeld, en gruwbaar reëel de onafwendbaarheid van het Noodlot. Maar , niet door ellenlange redeneeringen, wèl door den logischen gang van de tragedie zelve, en hel samen- komen der personen en omstandigheden.

Een gebrek in hel stuk vind ik ook, dat de auteur er zelf véél meer val, zal blijken te weten dan de toeschouwer, die het ziet. Het publiek wordt niet vol- doende ingelicht over de personen, en al is 't spel

(16)

20 ALLERZIELEN.

nog zoo "zinnebeeldig," dit had toch zoo niet moeten zijn. Zéér veel er in is en blijft raadselachtig. Nu kan de auteur zich wellicht beklagen over de weinige be- vattelijkheid van zijn publ iek, maar hij neme de moge- lijkheid aan, dat de schuld óók kan liggen aan de ondui- delijkheid van zijn procédé. Ik vind het uitstekend, zinne- beeldig te zijn door fictieve of reëele personen, maar die fictie of die realiteit moet niet onlogisch en on- waarschijnlijk zijn voor het publiek, dat ze vóór zich krijgt.

Het best geslaagd lijkt mij dan nog pastoor Bronk als de incarnatie van het absolute dogma der kerk.

Deze man leeft, is mogelijk, en wat hij zegt, is, voor hém, waarschijnlijk. Tusschen dezen man en Rita in, staat Nansen, die er eigenlijk een overgang, een op groote afstanden van beiden er tusschen gezette halte van is. Nansen moet dan ook onvermijdelijk tot Rita's ideeën komen en als zij zegt "u komt tot ons", al zijn die woorden in den mond van een matrozenvrouw te diepzinnig, is dit een waarheid.

Nansen staat nog, met zijn essentieel christelijke menschenliefde voor de begrippen van erfzonde en vergankelijkheid van het aardse he stof en het leven, dat eerst begint met den dood, die Rita al ver achter zich heeft gelaten, omdat zij voorál gedenkt te léven, ook de materie als onsterfelijk voelt, haar God ziet

ALLERZIELEN. 21

in al het bestaande, in de wolken, de sterren, de beesten, de bloemen, het heelal, zooals zij dat zegt, en omdat zij geen zonde kan zien in wat des goeden levens is.

Ook de figuur van de liefdezuster, die met haar kalme berusting en gansch ontdaan-zijn van het aardsche, geheel in de ziele-extase van de R.-K. non door het stuk heengaat, vind ik, naast die van pastoor Bronk, een aannemelijke. Deze beide figuren zijn reëel en zeggen geen dingen, die uit hun mond onwaar- schijnlijk lijken. Geen oogenblik denkt de toeschouwer bij hun woorden, als bij die van Rita en haar man:

"hoe komen zij daaraan, waar halen zij 't vandaan ?"

Deze beide personen spreken zóó en niet anders, omdat zij nu eenmaal deze twee karakters zijn en zóó en niets anders kun n e n spreken in dit geval. En daarom zijn ze in het tooneelstuk geslaagd en vol- komen àf.

Een bezwaar, dat ik tegen dit stuk heb, is verder.

dat het zoo vermoeit. Groote kunst vermoeit niet, maar verkwikt, al is zij nóg zoo tragisch. Het hoofd loopt om van al die redenceringen en sermoenen.

Thuis, zoo'n stuk lezende, kan je na iedere be- schouwing eens rusten, kalm overdenken, 't gelezene doen verwerken, maar bij zoo'n tooneelstuk heb je geen tijd, moet je direct mede, moet alles er inééns

(17)

22 ALLERZIELEN.

in, achter elkaar. Dat vermoeit, en dáárom is filosofie, althans red ene ere n d e filosofie, zoo doodelijk van af het tooneel.

De toeschouwer kan wèl een handeling volgen, maar niet een redeneerende filosofische beschouwing.

Voor den auteur, die alles zelf langzaam verwerkt heeft, en dus precies den gang der redeneeringen wéét, is het allemaal heel mooi. Maar de toeschouwer , die het stuk niet gelezen heeft, ook omdat het VÓór de opvoering niet in druk verscheen, staat er geheel anders tegenover.

Op onwaarschijnlijkheden - b.v. 't kalme toezien bij de begrafenis, waar Rita als een beest eerst het kistje bewaakt - wees ik reeds. Zóó zijn er méér, b.v. de uitroep: "Ik weet de plek niet meer", terwijl ze toch de plek van uit het venster zág, en men een versch graf direct kan terugvinden door de opge- hoopte aarde.

Er komen nog veel smakelooze ffect-dingen in dit stuk voor, waarmede een tooneelschrijver vooruit wéét, dat hij het minst literair ontwikkelde, dus het gróótste deel van het publiek zal pakken. Ik wijs slechts op het gesol met de aard-globe door den koster Lange- bier. Nansen heeft eerst Bronk gewezen op de nietig- heid van het kleine dorpje met zijn cancans, in vergelijking met de ontzaglijke grootheid van de aarde,

ALLERZIELEN. 23

die weer nietig is bij 't Heelal, en in dit "zinne- beeldige spel" is die aardglobe in de handen van een R-K. priester van eene bijzondere beteekenis. In het 3e bedrijf neemt de koster, die Nansen's goed moet inpakken, de globe op en maakt er een serie platte, zoutelooze aardigheden bij. Hij noemt het "een afgods- beeld", een "draaimolen van de kermis", goed "om sajet op te winden", een "Edammer kaas", en een

"draaitol", en vermaakt het gauw-gichelende publiek met het ding als een idioot rond te draaien. Ik weet het wel, óók Shakespeare leidt dikwijls de aandacht van het tragische af door grappen, maar Heyermans is nog altijd geen Shakespeare, en deze moppen zijn ál te goedkoop. En dit van den man, die het tooneel zoo literair wil hebben? Pseudo-Sakespeariaansch lijkt mij ook Langebier's filosofische opmerking, dat het 't zelfde blijkt, als je de globe onderstboven houdt, en bepaald akelig-flauw de aanwijzingen, waar 't dorpje en de koestal nu ergens ligt. Maar Heyer- mans wéét, hoe juist dit inferieure het publiek pakt, en hoe het "inslaan" zal als juffrouw Co, met het onbetaalbare gezicht en de onbetaalbare stem van mevrouw De Boer- Van Rijk zegt tot den koster, dat hij "precies op Afrika lijkt". Een eenigszins literair ontwikkeld beschouwer echter kan zulke trucs niet anders dan zéér laag bij den grond en voor iemand,

(18)

24 ALLERZIELEN.

die beter kan weter., onverantwoordelijk vinden.

Ook met het stormwind-loeien (vlak na een mooien zonsondergang) weet de auteur van "Op Hoop van Zegen" wel, wat hij doet. Of het van smaak getuigt, een motief uit een vorig stuk op hetzelfde effect te herhalen is een andere quaestie. Tenzij die windvlagen weêr een symbolieke beteekenis hebben (je kan nooit weten met zoo'n nzinnebeeldig" stuk I), waren ze vrijwel overbodig, daar de toestand in hoofdzaak toch hetzelfde zou zijn gebleven als het inplaats van slecht, nu eens mooi weer ware geweest. Maar zoo'n loei-wind maakt altijd indruk, en "pakt" het gros van 't publiek.

Over de spelers zal ik ditmaal niet lang uitweiden, want de ruimte in een courant is altijd zoo beperkt.

Mevrouw v.d. Horst liet zich, wegens heeschheid, verontschuldigen en bracht het er, dat in aanmerking genomen, toch nog heel goed af. Haar zonderling uiterlijk zal wel op rekening van den auteur moeten komen. Stel u VOor een vrouw uit een arm arbeiders- gezin, vrouw van een matroos, zóó van de straat opgeraapt in uiterste ellende, in een sierlijk lichtblauw kleed, op zijn Grieksch gedrapeerd met plooien, met enorme zigeuner-oorbellen aan. Vermoedelijk loert ook hier weer "symboliek" achter, maar de nuchtere werkelijkheid, die 't publiek nu eenmaal enkel kent en de geheele situatie zijn dan toch in flagranten strijd

ALLERZIELEN. 25

met deze combinatie van Grieksche plooien en zigeuner-bellen. Als er werkelijk een zinnebeeldige beteekenis verbonden is aan dit kleed, had dit uit het stuk moeten blijken, zóó dat de toeschouwer het vanzelf voelt. Symboliek mag geen kiekeboe worden of "ra-ra-wat is dat."

Alex Post had, in 't begin wat links doende, later zeer mooie oogenblikken. Van der Horst heb ik wel eens beter zien spelen. Alleen mevrouw De Boer- Van Rijk was weer perfect, evenzoo Holkers. Prachtig, die twee in dit stuk. Musch, als de koster, was in veel opzichten óók uitstekend, maar hoede zich voor charge, en kon gerust zijn neus wat minder clownesk maken. Mevrouw Ternooy Apèl-Haspels kon mij niet de illusie geven van een in Gods-contemplatie verloren non, van al het aardsche vrij. Zij had trouwens een moeilijke, ondankbare rol. Het knielen aan't slot van de 2e acte deed zij heel mooi. Ook déze actrice sukkelt, helaas, met de uitspraak, vooral van de s en de z. Het is merkwaardig, hoeveel van onze acteurs de uitspraak hebben verwaarloosd. lijn er dan geen goede spreeklessen te krijgen in Amsterdam? Ik méén toch van wèl. Nu en dan hokte het samenspel wel eens en ging alles veel te langzaam, maar bij een première is dit niet zoo kwalijk te nemen, al moest het, ideaal genomen, dan juist in de perfectie gaan.

(19)

GYSBRECHT VAN AEMSTEL.

Een beschouwing vooraf.

Heden, Zondag, 1 Januari 1905, op 2 dagen na 267 jaren na de eerste opvoering in Amsterdam, gaat Vondel's "Gysbrecht van Aemstel" bij het "Neder- landsch Tooneei". Wàt men er ook van moge zeggen, dit treurspel is groot werk en er zou iets symbolisch in kunnen liggen, dat de Koninklijke Vereeniging het jaar opent met Vaderlandsche kunst als die van Vondel, welke zoo enorm veel van de artiesten vergt.

Er is, behalve in 't vijfde bedrijf, niet zoo veel han- deling in 't stuk en heel veel vèrhandeling in woorden, redeneering, ofschoon gelukkig minder filosofische dan wel poëtische, en de hoofdzaak in 't spelen van dit stuk is de taal, de poëzie, enkel te genieten door het goede verzen zeggen van mooie, klankvolle stemmen.

Ik ken heel wat menschen, die "Gysbrecht" ver-

(20)

28 OYSBRECHT VAN AEMSTEL.

velend vinden, en nu al jammeren over het aan te hooren ellenlange verhaal van Gysbrecht in 't eerste bedrijf. Ik geloof ten onrechte. Het hangt er alleen maar van af, hoe dit verhaal gedaan wordt. Is de stem welluidend, het rhythme juist, de dictie goed, het gebaar nobel, dan behoeft dat verhaal niet z66 ver- velend te zijn. Wat kan er een kleur in zijn, en een machtig geluid in résonnceren, en - van handeling gesproken - uit het verhaal zelf moet de hoorder toch eigenlijk eene, niet op 't tooneel gespeelde han- deling zien in sommige momenten, ook uit andere in dit treurspel voorkomende verhalen, b.v. somtijds uit dat van Arend, en vooral dat van den Bode.

Eén man, één kunstenaar moet hier, enkel met behulp van stem en gebaar, den toeschouwer eene handeling van honderden menschen, vol kleur en geluid, en nuance, doen bijwonen. De grootste han- deling in de nGysbrecht" gebeurt eigenlijk niet op het tooneel, maar in de fantasie van het publiek, opgewekt door de verzenklanken van één acteur. Het zijn de verzen zelf, die door inhoud, rhythme en klank de niet plastisch vertoonde handeling moeten zicht- baar maken voor den geest van den hoorder. Het sterkste komt dit uit in het verhaal van den Bode

,

m.i. de dankbaarste, mooiste rol van het stuk.

Ik geef gaarne toe, dat er in de vijf bedrijven, al

OYSBRECHT VAN AEMSTEL. 29

zijn ze dan van Vondel, veel voorkomt, dat we gerust rhetorisch mogen noemen, en dat dus vervelend is.

Maar indien de totaal-indruk van den avond er een is van verveling, dan moet dit voor een groot deel aan de interpretatie liggen. Er zijn zeer serieuse kunstenaars noodig, om den avond genietbaar te maken, artiesten, die weten, wat klank, wat rhythme, wat gebaar is, èn,.... een voornaam ding, .... , die tijd hebben gehad om zich rustig, met hart en ziel in hun rol in te werken. Van een gezelschap, dat afgemat wordt in doublures, 't geheele land doo~, om toch maar financiën te doen toekomen, en dat eIgen- lijk nooit, voor welk stuk ook, voldoende lang kan repeteeren, kan een ideaal-voorstelling van zulk een werk niet met redelijkheid worden verwacht. En als er, wat ik van harte hoop, a.s. Zondag en volgende dagen, werkelijk wat moois gebeurt op het tooneel, dan zal dat dubbel te waardeeren zijn, omdat de omstandigheden voor onze tooneel-artiesten - helaas!

óók en misschien 't meeste nog voor die onzer nKoninklijke Vereeniging" - allerongunstigst zijn.

Een artiest, die van de eer.e provinciestad naar de andere wordt gedirigeerd, dikwijls zijn rol moet leeren ir. een trein of in een café, en misschien wel eens op repetities moet spelen met het horloge in de hand om niet te laat aan het station te komen, van zulk

(21)

30 GYSBRECHT VAN AEMSTEL.

een artiest kan men geen volmaakte kunst eischen

,

vooral niet de zoo ideale kunst van verzen-zeggen in een groot treurspel.

Naar de rolverdeeling van de eerste drie voor- stellingen te oordeel en, schijnt de Koninklijke Veree- niging de goede artiesten maar voor ·t grijpen te hebben. Niet tevreden met één acteur of actrice voor ééne speciale rol te hebben gevonden, heeft hij, die de rollen verdeelt, blijkbaar meerdere rollen in den

"Gysbrecht" in één hand veil ig gezien. Het komt mij een enorm ding voor, dat in één gezelschap drie acteurs te vinden zijn, aan wie de kolossale rol van den Bode kan worden toevertrouwd. Den eersten avond zal De Jong hem spelen, den tweeden avond La Roche, den derden Van Dijk. En over allen heen zal de herinnering zweven van wat Louis Bouw- meester als Bode voor schoons heeft gedaan.

Wic, die nog eenig gevoel van dankbaarheid voor ééns genotcn kunst-emotie in zijn hart heeft, denkt altijd in den Stadsschouwburg lliet om Louis Bouw- meester, onzen grooten Loui , die 0111 een geldq uaestie de Vereeniging, aan welke hij jarenlang de prachtigste kunst heeft Tegeven, heeft moeten verlaten? Wat zijn wij, Hollanders, eigen lijk voor lui, dat wij onverschillig blijven voor wat er met onze groote kunstenaars ge- beurt? Als 't nog een schilder was, of een musicus,

GYSBRECHT VAN AEMSTEL. 31

of een pseudo-literaire held-poseur dàn ... ja, maar ...

een tooneelspeler ... ! !

Dat men de rol van Gysbrecht, jarenlang als een privilege van Schoonhoven beschouwd, nu 66k eens aan een jongere kracht, Van Dijk heeft toevertrouwd, is stellig toe te juichen. Want niets is meer te betreu- ren rian een systeem van, bewust of onbewust, Her onder" te houden, en geen plaats te willen maken voor jongeren I

Zelfs de beste talenten gaan op den duur onder met brieven binnenbrengen, of antichambreeren, of bijloopertje van een grootere rol te spelen in pro- vinciestadjes.

Ook voor Arend van Aemstel heeft de rolverdeeling drie artiesten gevonden, n.l. Van Dijk, De Jong en een debutant, Verkade. Op de eerste twee avonden zal deze laatste nieuwaangekomene, eerst met mevr.

Wensma Klaassen, dan met mej. Rika Hopper, de Rey van Edelinghen zeggen. Een zeer interessant debuut dus.

Er is bijna geen rol in het stuk, die niet op de achter elkaar volgende avonden telkens door een ander acteur of actrice zal gespeeld worden, en voor lief- hebbers van vergelijkingen maken, biedt de komende week een exceptioneel genot aan. Een andere kwestie is, of, met het oog op een zooveel mogelijk ideale

(22)

32 OYSBREOHT VAN AEMSTEL.

voorstelling van het stuk, de studie, noodig voor twee of drie verschil\ende rol\en, niet nuttiger ware besteed aan één, want één superieure kunstuitbeelding is toch altijd te verkiezen boven drie middelmatige, daar gaat niets van af. En vooral in een stuk als dit, dat allleen te redden i door een volmaakte voorstelling, anders moet het een hopelooze verveling achterlaten I

Mooi verzen hooren zeggen, is een verkwikking, slecht verzen te hooren opdreunen, is véél erger dan tweemaal zooveel rhetorisch proza aan te hooren.

Naar de verschil\ende rolverdeelingen te oordeel en, iets, waar de artiesten zei ven niets aan doen kunnen, daar zij die eenvoudig aan te nemen hebben, moet men aan de Koninklijke Vereeniging werkelijk nl'em- barras du choix" hebben gehad. Des te beter, indien het blijkt, werkelijk zoo te zijn, des te erger, als het nadeelig heeft gewerkt op de voorbereiding.

Zelfs de Reyen van Maegden, van Burghzaten en van Klaerissen en van Edelinghen, die uiterst teêre dingen, die 0 I zoo schoon moeten gezegd worden, anders breken ze en doen lachen, zijn op de achter- eenvolgende avonden telkens aan anderen toever- trouwd.

,,0 Kerstnacht, schoon er dan de dagen."

Welk een klankvolle stem, welk een intonatie, welk een dictie zijn er niet voor noodig, om zoo'n

GYSBREGHT VAN AEMSTEL. 33

prachtig vers tot zijn recht te doen komen, dat ieder literarisch aangelegd menselI heilig moest zijn I En gelukkig het tooneel-gezelschap, dat maar onder zijn gezelschap talenten te kiezen heeft, geschikt voor zóó iets breekbaars!

Een oogenblik vóór het op-gaan van 't gordijn op Nieuwjaars-avond in den Stadsschouwburg kreeg je werkelijk even een il\usie van het ideaal, dat zou klll1neu komen: h t Nederlandsclle Tooneel een nationale zaak, en steeds de schouwburg uitverkocht, vol van naar kllnst verlangende, aandachtige menschen, die weten, dat ze iets moois zul\en krijgen. Als dát nog eens waar kon zijn, dan was er ten eerste een gezelschap mogelijk, dat niet meer behoefde te reizen, maar al zijn artiesten tijd zou laten voor serieuze stIldie, en ten tweede zou men voor tooneel-kunste- naars die achting ell eerbied krijgen, waarop zij even goed als andere artiesten recht hebben, maar dien men nu alleen aan schilders, musici en sommige schrijvers geeft. 0 I Als ons geheele tooneel-repertoire zoo populair was als deze "Gy~breght van Aemstel"

al wordt die dan ook onvermijdelijk door zulk een geestelooze klucht gevolgd als "Kloris en Roosje" - dán waren we er, en zou je nog eens groote dingen zien gebeuren I

Op&I.3

(23)

34 GYSBREGHT VAN AEMSTEL.

Ik herinner mij niet, in andere steden van ons land ooit zulk een populariteit van het tooneel gezien te hebben als hier in Amsterdam van deze klassieke Nieuwjaarsvoorstellingen, en zoo ooit, dan moet de verheffing van onze tooneelkunst van Amsterdam uit gebeuren. De zaal was den ten, was ook den 2en Januari geheel uitverkocht, en dát voor een tooneel-

stuk, dat allerwege voor "vervelend" wordt uitgemaakt!

En telken jare is en blijft deze "Gysbreght"-opvoering een evenement, èn voor het publiek, èn voor de acteurs, die hun beste beentje vóór zetten. Er heerscht dan iets van de agitatie onder hen van een "proefles"

op school, vóór de overgangen naar een anderen cursus.

Ook aan déze opvoering van I Januari t 905 was te bemerken, hoezeer de artiesten hun best hebben gedaan, en het goede ernstig wilden. Zoo zij des ondanks de schoonheid van woord en taal, van klank en rhythme, maar zelden bereikt hebben op dezen avond, dan ligt dit voor een groot deel aan de ongunstige omstandigheden, waarvan ik in een vorig artikel sprak, en, geloof ik, 66k aan gebrek aan leiding. Niet enkel een ervan'n, geroutineerd régisseur - dié wàs er wel - maar vooral een superieur literator, een dichter, ware noodig geweest om de tooneel-artiesten, die den ganschen avond verzen te zeggen hadden, te behoeden voor galm en

GYSBREGHT VAN AEMSTEL. 35

dreun en gehok en gestamp, en hen te doen hooren, hoe het rhythme beweegt, hoé de adem gaat van dat levende wezen, dat een vers is. Want er was voor dezen "Gysbreght" nog iets méér noodig dan een goed acteur alleen te zijn, namelijk Iiterairen aanleg te hebben en vers-gehoor. Een acteur, die niet literair is aangelegd, en geen gehoor voor verzen heeft, zal heel rare dingen doen in dit treurspel, wàt voor groote kunst hij overigens op ander terrein moge geven. Het meeste kwam dit uit bij mevrouw Mann- Bouwmeester, eene kunstenares, die zóóveel malen het allerhoogste heeft bereikt, wat op het tooneel te bereiken is, en toch in dit stuk beneden gewoon voldoende bleef, omdat zij de verzen niet kon zeggen en het mooie er van dikwijls vergalmde en verhotste, terwijl mevrouw Holtrop-Van Gelder (Rafaël) die als enkel actrice niet op hare hoogte staat, haar in dezen "Gysbreght", door het betere verzen-zeggen, al is 't niet volmaakt, mijlen ver vooruit was. Deze actricc articuleerde ook bijzonder goed. Ik zal mij er niet in verdiepen, althans nu niet, of Vondel's werk wel cen goed drama is. Met al 7.ijn fouten en tekort- komingen aan de eischcn van een drama, is het toch zeer goed vertoonbaar, dat bleek gisteren zelfs met de als geheel genomen toch niet superieure ver- tolking. Hct gebrek aan handeling wordt vergoed

(24)

36 OYSBREOHT VAN AEMSTEL.

door den overvloed van nabeelding, die het opwekt, en telkens komen mooie, gevoelige verzen u aIler- wonderlijkst ontroeren. Ik geloof, dat, door zéér fijn literair-aangelegde vertolkers, met klal;k-rijke stemm en, onder leiding van een waarlijk deskundig dichter, met dezen .,Oysbreght" een avond van groote ont- roering zou kunnen gegeven worden, die men niet licht in zijn leven zou vergeten, al is het stuk dan ook als "drama" allesbehalve een vóórbeeld.

Toen, na het tweede bedrijf, de "Rey van Edelinghen" opkwam, en die wonderschoone verzen over het doodstille publiek gingen, toen was er werkelijk iets als wijding in de zaal. Prachtig klonk het heerlijke geluid van Eduard Verkades' stem door die wijding heen, en als deze veelbelovende débutant niet àl te langzaam had gesproken, waardoor hij het mooie te veel rekte, en met zijn prachtig orgaan wat meer had weten te doen aan Iluanceering, dan ware zijn voordracht een ideale geweest. Wat klonken er vocalen somtijds zeldzaam helder en open bij hem, als het klare geluid van een zilveren trompet in een stil woud! Met zltlke stemmen is een treurspel in vcrzen en met Reyen gered, mits men er nog meer I1lcê wete te doen, want een volmaakt instrument alléén is natuurlijk niet het voornaamste. Ook mevrouw Wensma- Klaassen heb ik nog niet zoo goéd gehoord

GYSBREGHT VAN AEMSTEL. 37

als dezen avond, en ik geloof, dat ook zij, in goede, literaire handen, wel tot schoone dingen i n deze sfeer in staat zou zijn, als het nog te veel galmende, ik zou bijna zeggen "ál te mooie". dat waarschijnlijk aan verkeerd leiding is te wijten, uit haar voordracht weg ZOII zijn.

Vat "ál te 010 ie", het gegalm en verkeerd geïntoneerd "gezang" is, in mindere en meerder mate, over 't algemeen het groote struikelblok voor acteurs, die in verzen moeten spreken. En er heerscht daaromtrent een traditie en een conventie, waartegen menig acteur of actrice, die inwendig misschien beter weet en voelt, niet licht op dllrft tornen. Mevrouw Chrispijn-Mllider met minder stem-middelen, had dit galmende het minste, hoewel de Rey van Klarissel1, waar zij blijkbaar veel studie van had gemaakt, te zwaar voor haar bleek. Dit is trouwens een Rey, welke een actrice ZOlt vereischen, die zelf ecn groot dichteres is, en niet Ol ct enkel stem, maar vooral met de ziel kan zeggen. Toen mevr. Wensma-Klaas- sen inzette:

..

Nu stelt het pllik van zoete keel en", enz., trilde

éV(;11 ook iets van het echte hiervan door de zaal.

Het gebrek aan literaire leiding bij de repetitie van dit treurspel bleek vooral aan de wijze, waarop in de zesvoetige v rzen telkens gepauzeerd werd, 11

(25)

38 OYSBREOHT VAN AEMSTEL.

als ergens op neergestampt om niet te vallen. Ik haal hieronder een paar uit de vele voorbeelden aan:

(de streepjes zijn halten, somtijds zeer lange),

"Wat treurt ghe? We zijn vrij - van laegen, van bespringen."

Of

"Onnoosle, zijt ghe nu I - van vijanden ontsla- ghen ?"

of:

"Mijn hair, dat rees te bergh, en aan een ieder hing Een druppel nats", enz.,

waarbij "een-druppel" als 't begin van een nieuwe zin leek, en er klonk, dat het haar aan ieder hing.

Vooral Badeloch bezondigde zich hier sterk aan.

Trouwens, geen enkel artiest, b halve een paar der

"Reyen", is hieraan ontkomen. Z6Ó zeide b. v.

Gysbreght:

"Ik heb 11 I li ht gezien, en zelf - de stem gehoort: 'I eerste in één adem, 't laalste er na een pauze slap achter, of

"Nadat de vijand - nu den Dam had inge- nomen" of

"En hielp hem slaen met kracht als water I - voor den dijck".

En n6g klinkt mij in de ooren de zwHr geaccen- tueerde alliteratie in:

OYSBREGHT VAN AEMSTEL. 39

"Dat doet mij wel, gelijk een Llliefelllijke lllucht", waarbij achter elke drie l's een korte pauze volgde.

Ware er literaire leiding geweest, dan zouden dergelijke dingen - ik haalde er een pAAr aan op honderd - niet zijn voorgekomen. Ook een aparte studie van de ademhaling is hiervoor noodig.

Verder bleek mij uit deze "Gysbreght"-opvoering, dat onze acteurs in z.g. "costuumrollen", als graven, ridders en andere edelen, véél waarschijnlijker lijken, dan als "mijnheer de baron" of "mijnheer de hertog"

in e n moderne Fransche salon. Ze waren nu allen veel beter dan in 'I moderne genre van gang en van postuur. Een acteur b.v., waar ik om zou geglimlacht hebben in "La Chätelaine", of zoo, leek mij nu veel reëel er in "Gysbreghl". Ook werd er dikwijls goed geacteerd, b.V. door Vosmeer de Spie (Teune), die in actie en grime vergoedde, wat hem, door gebrek aan leiding, in 'I verzen-zeggen ontbrak. En ook De Jong (de bode) heb ik nooit zoo vol vuur gezien,-

al blijft zijne uitbeelding bleek bij de herinnering aan Bouwmeester. Er waren oogenblikken, dat hij (niet goed de verzen zeide, maar) goed acteerde, b.V.

bij de regels:

"En bo t'er schendigh mee zijn godvergeten lus!."

Waarom wendt deze acteur hetzelfde niet aan in het modern repertoire?

(26)

40 GYSBREOHT VAN AEMSTEL.

Indien ik misschien in dit artikel veel bezwaren durf maken, tegen de dictie vooral, tóch lijkt mij deze Gysbreght-opvoering, in aanmerking genomen de aIler- ongunstigste omstandigheden, iJl welke onze acteurs verkeeren, een hoopvol verschijnsel. Het is te ver- wonderen, dat dit er nog van terecht is gekomen, Dij zóó weinig tijd en gelegenheid tot serieuze studie, 'n onvoldoende I iding, en het geeft reden te veronder- stellen, dat, in gunstiger condities - Illaar zouden die ooit komen ë - deze zelfde artiest n tot hooger en beter in staat zouden zijn.

Tot mijn spijt kon ik de voorstelling van 2 Januari niet bijwonen, en miste ik dus de creatie van La Roche als den Bode en van Van Dijk als Gysbreght, en De Rey van mej. I lapper. Dc volgende week hoop ik gelukkiger te zijn en kom ik er op terug.

Indien ik niet in extase ben voor "Kloris en Roosje"

is dit heusch niet om "af te breken," zooals men een criticus altijd verwijt, maar om te bouwen. Ik vind tooneelkunst een zoo ernstig en heilig ding, dat het mij pijn doet, artiesten, voor wicn beter werk is weg- gelegd, als een specialiteitenzang- en dans-ensemble- genre te zien optreden, dat niet in een kUl1sttempel thuis behoort, maar beter is voor de ,Donallperlen"

of "Oranjebloesems" of zooiets. Ware dit stuk teêr-idyl- lisch of werkelijk geestig, vol fijn "esprit", ik zou er niets

GYSBREGIIT VAN AEMSTEL. 41

tegen hebben, maar het eenige genietbare erin vind ik de olld-Hollalldsche muziek. En als ik het jammer vind, mevrouw Holtrop- Van Gelder (die in één dag haar rol zoo goed leerde) als Pieternel te zien, dan ligt hierin slechts een compliment voor haar opgesloten. Neen, heusch niet om "af te breken," betreur ik het geven van dit kluchtspel, waarin de acteurs en actrices veelal ballet worden, maar enkel uit teleurstelling, om niet opgebouwd te zien. Opbouwen, wie zou dit niet van harte wenschen, opbouwen ons vaderlandsch tooneel onder goede leiding, in goede omstandigheden, tut een ev n zoo hooge kunst als onze schilderkunst en onze literatuur?

N. B. Mag ik even de aandacht vestigen op een artikel van den heer Van Elring in de laatste nGroene"

over de Oysbreght opvoeringen?

L.1. Woensdagavond bracht het d\!buut van den

heer Verkade als Arend van Aemstel. Het is niet te verwonderen, dat dit niet dezelfde verrassing en ver- rukking bracht als zijn verzen-zeggen de vorige avonden in d\! "Rey van Edelinghen." Ditmaal, nu hij niet, stil op het tooncel staande, al zijn aandacht kon wijden aan zijn stem, maar, in actie, ook op zijn figuur moest letten, had zijn geluid 't grootste gedeelte van de

(27)

42 OYSBREOHT VAN AEMSTEL.

vorige charme verloren, terwijl, uit den aard der zaak, zijn tooneel-verschijning, hoewel voor een eerste op- treden lang niet onverdienstelijk, geen evenement was, en niet boven die der anderen uitblonk. Oefening en practijk zullen hier veel doen, en als de heer Verkade, zijne houding op het tooneel meester, dan ook van- zelf meer zijn stemgeluid zal kunnen soigneeren, wie weet, wat deze nieuwaangekomene - van wien voorloopig enkel zijn goede verzen-zeggen met een zeer schoone stern is te roemen - dan nog niet eens voor groots zal kunnen doen? Wat hij, ook als acteur, zal vermogen, moet dus nog blijken . . . als men hem er maar de gelegenheid toe geeft I Hij is de tweede in betrekkelijk korten tijd, die een gorde maatschappelijke positie er aan geeft, om zi haan h t tooneel te wijden. De andere, dien ik bedoel, is de heer Paul Urbin, die een paar jaar geleden débu- teerde als Loris Ipanoff in "Fedora." Ik heb dit debuut toen niet bijgewoond, en kan er dus niet ov r oor- deelen, maar het feit, dat hij vlak daarop direct aan het Ned. Tooneel werd verbonden, doet mij ver- moeden, dat het een succes was. Sedert is deze acteur echter voortdurend op den achtergrond ge- houden, behalve in de ondankbare rol van Maurits van Saksen in "Adrienne Lecouvreur," die ik hem beter zag spelen dan b.v. indertijd Clous. Hij wist aan deze

OYSBREOJIT VAN AEMSTEL. 43

onpleizierige rol (heet zooiets niet een "kaarsen- snuiter" in tooneeljargon 7) veel meer relief te geven dan zijn voorganger en, ondanks het onvoordeelige van zijn lange figuur, "charmeur" te zijn. Ook als de heer Van Vooren en als Egmont maakte hij geen kwaad effect op de planken, en had zelfs boven veel anderen vóór een zeker chevaleresk air, dat hierin paste. Het was niet zóó, trouwens daar leenden zijne rollen zich niet toe, om te zeggen: wat een artiest I, maar wel om te denken: "Wat jammer, dat men hem niet eens in een grootere rol laat toonen wat hij kan '"

Wat heeft hij en wat heeft het publiek er anders aan?

Een groot genot gaf mij de "Gozewijn" van den heer La Roche. Schijnbaar een onbeduidende rol in het stuk, zooals Myin haar speelde op den eersten avond, maar hoc werd die gemetamorphoseerd door La Roche! Wat heeft die artiest daar iets nobels van weten te maken! Wat een venerabele figuur, zooals hij daar stond met uitgestrekte vingers 0111 den ring te ontvangen I Alles wat deze kunstenaar doet, lijkt mij

lOO met toewijding en geheel cr in opgaan gespeeld, al is het de kleinste rol, en zoo geacheveerd, zoo heelemaal gaaf àf'

Wat mij verraste was het geluid van den heer Arbolls in de Edelinghen-Rey, vooral waar Verkade's muziek nog in mij naklonk. Eerlijk gezegd, had ik niet

(28)

44 GYSBREOIIT VAN AEMSTEL.

veel idee in dezen jongen acteur, dien ik in een paar blijspelen onhandig en stijf vond. Deze Rey van hem was echter véél, véél beter. De quaestie blijkt dlls alweer te zijn, dat hij verkeerde enlplooien krijgt.

Want zijn geluid is mooi in een tooneelstuk in verzen , of in gedragen proza, al is het niet zóó klankrijk als van Verkade.

Mej. Emma Morel's figuur, noch haar stem komen mij geschikt voor, om hnar de "Rey van Edelinghen"

en "Rey van Maagden" toe te vertrouwen. Maar tóch was er in dat brooze, fijne stemmetje iets - het kan door de emotie van vrees in haar geweest zijn, deze Rey te moeten zeggen, zoodat zij zelfs èven stil-hokte, het kan ook door haar aandoening om het vers zelve geweest zijn clat gevoelig in je nátrilde. En dat is al wat, om dankbaar voor te zijn.

Mej. Rika Hopper in de "Rey van Burghzaten,"

met véél meer zekerheid en sterker stem-materiaal, al miste het lluance, kon mij dezen keer niet ontroeren.

Toch was zij véél, véél beter dan mevr. Pauwels Van Biene Zondagavond.

Wat ik tegen den Oijsbreght van den heer Van Dijk heb, is, dat hij deze rol wèl is waar met véél meer vuur en met veel meer kleur speelt dan Schoon- hoven (wiens figuur er m. i. beter in doet), maar dat hij een Oysbreght geef, als een IIjeunc premier", veel

GYSBREGHT VAN AEMSTEL. 45

te jong en te "fief." Gysbreght is toch een man in het midden zijner jaren en vader van een huwbare dochter. Grime had hier óók veel kunnen doen. Een vreemdeling, het stuk niet kennende, en geen Hol- landsch verstaan de, zou in de 5e acte in dezen

"jeune premier" een zoon vermoed hebben, die van zijn moeder (Badel ch) afscheid neemt om ten strijde te gaan.

Voor t overige was bij deze uitvoering hetzelfde aan te merken als bij de vorige, die ik zag.

De "Oysbreght"-vo Jrstellingen zijn nu achter den rug, en Vondcl's geest, zoo hij al éven geschrokken moge zijn van de marteling, door vele tooneel-artiesten zijn verzen aangedaan, kan nu weerkeerelI tot de rust der hemelsche gewesten, waar dichterzielen wOllen.

Twee malen was ik bang, dat wij zijn schim aan- schouwen zouden in den Stadsschouwburg, met waar- schuwend opgehcvcn hand.

Dat was tocn de Bodc, (11 iet de heer Laroche, die deze rol slechts tweemaal vervulde) evenals Witte van Haemstcê, de kuische Klaerisse ontwijdde, door te zeggen in den zin vorm, zóó als 't hier volgt:

"Doen stond Klaerisse daar bij Oozewijn ontbloot.

(29)

46 GYSBREGHT VAN AEMSTEL.

- en toen deze zin goed af was, pas begon, na een halte:

"Van menscheJijke hulp."

En den twééden keer sloeg mij die schrik 0111 het hart, toen 1.1. Zaterdagavond in het 5e bedrijf de hemelsche apotheose verscheen in de gedaante van een engel . . . ? ? . . . . . zóó zwaar gedécol- teerd, dat ik mijn oogen eerst niet kon gelooven.

Nu kan men mij tegenwerpen: "heb je dan zelf wel eens een engel gezien?" en daar blijf ik het antwoord liever op schuldig. Maar één ding voel ik toch als zeker: de aartsengel Rafaël kan nooit door een zwaar gedécolteerde vrouw worden voorgesteld op een tooneel, waar men ook maar de vaagste notie heeft van Vondel's bedoelen met die figuur. Aan het slot van een ballet ware deze verschijning beter op hare plaats geweest.

Als ik nu eens, na al die avonden, naga, welke indrukken op mij de sterkste zijn geweest, zóó, dat ik er de nu komende dagen iets moois door rijker zal zijn, dan voel ik, dat er maar weinig van dat schoon in mij is bezonken, ell 't overige weer dra vervluchtigd zal wezen.

Gebleven zal zijn over een tijd: de Rey van Ede- linghen op den ten Januari-avond van mevr. Wen ma- Klaassen en Eduard Verkade, en sommige gedeelten van wat Hubert La Roche en de Bode deed 1.1. Zater-

GYSBREGHT VAN AEMSTEL. 47

dag en als "Gozewijn" den 4en Januari. Déze dingen vast en zuiver bewaard, terwijl ik àndere ontroeringen, in mijn vorige artikelen opgenoemd, zoo IIU en dan nog wel eens met dankbaar herinneren, zwakker, in mij zal voelen bewegen.

En toch, eerlijk gezegd, was die "Bode" van Laroche, als een-àf-gehéél, een teleurstelling. Misschien kwam het uit vrees, anders lIiet zuiver te articuleeren, maar hij zegde zijn verzen zóó langzaam, dat het

"trok" en vermoeiend werd. Die Bode komt toch zóó, nog huiverend, uit al die gruwelen, en spreekt dan zoo langzaam niet, dunkt mij. Maar, niettegenstaande dit teleurstellende, had Laroche momenten van groote dramatische zeggingskracht, en prachtige "standen,"

die tot de hooge tooneel-kunst reikten.

Het verwonderde mij, dat hij bij gedeelten als:

" . . . . en lagen bij malkander

In 't rond, gelijk een krans van rozen wit en rood,"

of

"en scheen gevormt albast, met purper overspat,"

zijn stem medelijdend liet dalen, terwijl ik mij at ver- heugde op het ópgaan zijner stem, stijgend in de ver- rukking om het schoone beeld, dat in hem ópschijnt.

Magnifiek was Laroche echter als "tooneelfiguur"

in dit stuk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

kebau (kebaullvogeltje). Dat huist op zijn rug, maakt uitstapjes naar zijn kop en schoften, fladdert tegen zijn plompe pooten op, en overal pikt het de

Dit werd tusschen luid neus-gesnuit uitgebracht. ujn levensgeschiedenis opgebiecht..... ik wil Bernard spreken. Ze hoorde altijd graaD' over de chronique scandaleuse.... Ze

(Zij giet de n aangewezen beker uil). Heil u Xanthippe, fiere dochter van onzen stam! Niet teruggeschrikt zijt ge voor de wraak der eeuwige Moire I Diep in

Hanna stapte dadelijk in. De helper wist blijkbaar al wat hij te doen had, want hij maakte het paard los en terwijl de auto zich al in beweging zette zag Hanna, dat hij zich

Zooals hij daar nu zat te smullen van de nasi·goreng, gulzig etend met zijn handen, la- waaierig smekkend met tong en lippen, had hij iets dierlijks over zijn

De boeitros was vast, maar met de waltrossen schenen de Maleische roeiers geen haast te hebben. Hoe dichter het schip bij den steiger! hoe minder zij hoefden sleepen

À1macht der liefde van mensch tot mensch: neen, alleen de alle menschen en dingen omvattende liefde bereikt een zekere alomvattende macht. Het interesseert

\'an Mariam te trekk n. Nieuwe maan te.. bl!zo-gde toekomst in 't verschiet, oen z,ij verwonderd hJar meestere~' met gragt. teugen den bouillon zag drinken e de kapi tein