• No results found

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht. "

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

Thisfilm is supplied by the KITLV only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first ohtaining the permission of the KITLV which reserves the right to make a charge for such reproduction. IJ the material filmed is itself in copyright, the permission of the owner s of that copyright will also he required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0236

(2)

DOO~

DO~A MUSJ3AG-l

~

WtKBL~,J.,tT IFvfN" ,óMSffQDAM

(3)

~ ulJ-O

GEBROKEN

LEVENS

DOOR

DORA MUSBACH

WEEKBLAD "HET LEVEN" - AMSTERDAM

(4)

Langzaam begon de zon te rijzen achter de hooge bergen en in 't Westen trilde en beefde alles van gouden glans. In fijne nuances, violet en rood-purper, gloeiden de tinten in de lucht.

En de ochtendschemering ontplooide tot vollen dag. Geuren van bloemen vervulden de lucht, op het erf kwam nu meer leven, inlandsche bedienden liepen af en aan, watergeplas van inlanders die in de kali 1) hun bad namen, klonk tot in de voorgalerij, waar Rudolf Wilgenhorst in slaapbroek en kabaay zijn koffie gebruikte.

Weg in zijn gedachten, dwaalden zijn oogen over den weg, in de verte over hooge bergen en alsof ze aan den voet neer geworpen waren, stonden kampongwoningen. Groepjes tje- maras bewogen in zachte ochtendkoelte hun vederpluimen in de lucht. Hij was controleur eerste klasse en was op zijn eigen verzoek overgeplaatst naar B::>rneo op 'n buiten- post, eenzaam en afgelegen leek hem dit plekje, alleen waren er nog eenige officieren en Europeanen. Maar na den dood van Mary, zijn jong kind-vrouwtje, was de wereld hem onverschillig en zocht hij geen andere afleiding meer dan den dienst.

In het jaar dat zijn vrouw gestorven wa,>, plots ruw van hem afgescheurd, in enkele dagen door 'n infectie-ziekte, was hij zelf dood voor het leven.

En of zijn vrienden hem al aflel<ling bezorgden, hij bleef in zich zelf gekeerd en zonderde zich van alles af.

De stille omgeving waarin hij leefde voltooide zijn terug- getrokkenheid nog meer.

I) Kali = rivier.

(5)

Alleen de dienst, daar leefde hij nog voor, hoewel de misère van het Indische leven hem soms hevig tegenstond, hij met zijn Hollandsche idées, begrippen over maatschappelijke toestanden, 'kon zich niet schikken in de groote onrecht- vaardigheden, die dagelijks om hem heen plaats hadden.

Maar na veel strijd, die tevergeefs bleek, hem zelfs be- dreigde in zijn carrière, smoorde hij langzaam de opbrui- singen voor recht en billijkheid, deed hij mee met de groote menigte, deed werktuigelijk wat van hem verlangd werd.

Vooral Mary, zijn jonge vrouw was 't, die hem, als hij na een moeitevollen dag thuis kwam, kalmeerde en met zachte hand door zijn blond haar streek, hem rustig deed worden, wetende hoe driftig en opbruisend zijn toch ernstig karakter was. Na hun tweejarig huwelijk, vol jong geluk, werd ze uit het leven weggerukt en toen Rudolf alleen bij 't bed stond waar zij lag, die alles in zijn leven was geweest, en hij haar de allerlaatste bloemen van liefde schonk, die hij nooit meer aan een vrouw zou geven.. .. toen wist hij, dat er iets afge- rukt was uit zijn ziel, dat nimmer meer aangevuld zou worden ...•

De kennissen, vervuld met medelijden, haalden toch onder elkaar licht de schouders op.... kom, kom.... de jaren deden de grootste smart vergroeien.... 't was 'n lief me- vrouwtje geweest, Mary, wat onbeduidend wel.... als 'n teer, dartelend vlindertje was zij door haar twintigjar~g leven gefladderd •••• maar Rudolf zou toch wel over zijn smart heenkomen. En medelijdende mama's met nog huwbare dochters besloten den armen jongen weduwnaar afleiding te verschaffen •••. hem uit te noodigen ..•• "heel eenvoudig zie-je •••. 'n onder onsje."

Maar de vriendelijke pogingen leden schipbreuk. Hij vroeg kort na 't verlies van zijn vrouw overplaatsing naar de stille, eenzame buitenpost.... hij was 'n flink, degelijk ambte- naar en stond bij zijn chefs goed aangeschreven. Langzamer- hand geraakte hij gewend aan zijn eenzaam leven, doch soms dacht hij te sterven van somberheid .•••

Dan, gezeten in de voorgalerij, tusschen de weelderige palmen, geplaatst in rood-aarden potten, en als plots zonder merkbaren overgang de Indische avond viel.... de bergen wegnevelden als verborgen achter teere sluiers en alles zich wiegde in droomslaap ••••

Dan.... dan.... zag hij weer het vriendelijke lachen van Mary's lief gezicht. • .. de gratie van haar jong lichaam, de glanzende bruine oogen. • .• hoorde hij weer haar stem.

En dat alles was weg .... verteerd, platgedrukt door 'n marmeren steen ..•.

Zoo vèr van hem •••. zoo oneindig vèr •...

Als luid-krijschende stemmen, die zijn ziel verscheurden, zoo'n pijn deed hem dit denken .•..

Hij wilde op andere gedachten komen en dacht aan Hol- land terug. 't Was of zijn jeugd héél ver achter hem lag en toch was hij pas twee en dertig jaar.

Bij een oom en tante was hij opgevoed in Haarlem. Stijve, orthodoxe menschen, met klein-burgerlijke begrippen. Maar Rudolf was na 't sterven van zijn ouders als hun kind aan- genomen en was toch dankbaar voor hun zorgen. . .• al deel- den ze zijn begrippen niet. . .. ze waren toch goed voor hem geweest.

Toen was hij gaan studeeren in Delft en daar had hij Mary leeren kennen, dochter van een notaris. Ze waren kort ver- loofd geweest en toen getrouwd naar Indië gegaan. Ze voel- den beiden veel voor literatuur en kunst en ze wilden niet zien het doezelige uitgedoofde, wat in de tropen over vele menschen kwam.

Vooral 't jonge vrouwtje kleedde het prozaïsche nog met 'n waas van mooiheid, zonder sentimenteel te zijn.

En zoo bleef hij alleen achter~ in de afmattende hitte, diep in 't binnenland, in heel de inlandsche omgeving.

Hij nam 'n njaï, die voor hem zorgde, kookte en hem aan- hing met onderdanige verliefdheid.... eerst had hij met grooten tegenzin aan zijn verlangens toegegeven.... lang- zamerhand zonken zijn Europeesche neigingen in 't niet .•..

(6)

- 6 -

loomde weer over hem die groote onverschilligheid. . •• nam hij de liefdesbetuigingen van Sarina, zijn njaï, aant of 't al jaren 2:00 geweest was.

Zoo verliepen twee jaar. Toen werd hij even fel wakker geschud uit zijn lusteloos leven door een jong officie~t di~

vol illusies uit Holland kwam en op 't afgelegen plaatsje bil Rudolf kwam te wonent met zijn vrouw. Hij :z:ag met groote bitterheidt 'n soort nijdige jaloeziet hoe die twe~ herinne- ringen l:ij hem opwektent herinneringen aan Zijn vroeger huwelijksleven met Mary. Ze haalden hem uit de doffet naar- geestige atmosfeer van ûjn thuis, ze maakten tochtjes te paard over bergen en door dichtbegroeide ravijnen.

Soms voelde Rudolf zich weer opleven onder hun Vl'OO-

lijken lacht onder de :z:orgen van Jet, het officiersvrouwtjet dat den Heen:z;amen tropenman"t zooals ze Rudolf noemde, aan zijn melancholische stemming wilde onttrekken. Soms sprak hij over Mary, wanneer hij alleen met Jet was. Maar Jet was te vol van eigen gelukt ook te vroolijk om lang mee te voelen een andermans leedt verdriet scheen in haal' jong leven misplaatst en ze vond hem een saai gezelschap worden, :z:ei ze tot haar man •••• foei.... 't was wel naar voor hemt maar zoo was 't leven •.•. lieve hemel, waarom hertrouwde hij niet'

Ja, nu zag hij 't ook in. Zóó ging 't niet langer. In den een- zamen tropennacht, terwijl nachtkoelte ûjn slapen beroerde, dacht Rudolf onder 't naar huis gaan na over Jet's woorden.

't Scheen of haar levenslust hem geïnspireerd had.... het kwam over hem als lichtt nieuw leven.... te hertrouwent :z:ich weer 'n beschaafd milieu te scheppen ...• zóó ging hij zinkent dieper en dieper •••• alleen zijn udienst" daar leefde hij nog voor ••••

Hoe gezellig dat huishouden bij die jonge menschen ••••

als zachte vrouwenhanden de meubels schiktent wat luxe aanbrachten, onmisbare dingent souvenirs uit Holland •••.

zoo was 't eenmaal bi; hem ook. Maar weer trouwen

Hij schrikte er plots voor terugt alsof hij zijn gestorven liefde beleedigde ••.•

Toen hij zijn huis binnentrad, schuifelde zijn huishoudster op de bloote voeten naar hem toet ze had nog steeds iets onder- danigSt als 'n geslagen hond. En :z:e reikte hem couranten en brieven over, toen ging ze in een hoek zittent begon in- landsche lekkernijen met haar bruine vingers uit 'n steenen kommetje op te peuzelen. Hij keek rond. De wanorde op de tafel, nog 'n half-volle whisky-flesch, eindjes sigaar .•••

dat alles hinderde hem plots. Hij had lust om zijn huishoud- ster de deur uit te smakken.... de omgeving te ont- vlieden ••••

Hij voelde hoe verindischt hij was. Moest zijn leven zoo verloren gaan, had hij dan niet de kracht zich op te heffen ~

Hij verwonderde zich zelf over de groote emotielooze leegte in zijn bestaan en dat hij dit maat' dagen verdroeg ••.•

zonder 'n streven naar 'n ander leven •••• HéH in de verte als 'n vage stip aan den horizon, zag hij een visioen oprijzen van nieuw geluk •••. staarden zijn oogen ••.•

Toen schonk hij zich 'n glas whisky in, zond zijn huis- houdster de binnengalerij uit en opende de brieven. Twee brieven over zaken, de derde brief van.. •• ja, wie had dat adres geschreven' Hij opende 't couvert met loome onver- schilligheid. Van Adèle van Reveringen, een zuster van 'n vriend uit Delft ••.• wat zou die h~m te zeggen hebben

God allemachtig ••.• Charles van Reveringen dood! Zijn beste vriend en studiegenoot uit vroeger jaren! Arme kerel, door 'n val van zijn paard gestorven ••.. schreef zijn zuster.

Hij liet 't papier ritselend uit de handen vallen. Hij bleef peinzend voor zich staren. Beste boy.... Charles! Hij was wel bekend geweest in Delft en Den Haag als 'n doordraaier, die met geld raar omsprong, toch 'n goeie kerel.... getapt bij zijn vrienden. Met zijn oudelui was hij gebrouilleerd over finantiëele quaesties . • •• hij studeerde indertijd voor ingenieur, doch had zijn studie opgegeven.... jammer, jammer toch van den kerel! Daar zat je nou mijlen ver

(7)

- 8 -

van Holland.... de z;uster schreef niet veel bijz;onderheden, 'n kort epistel maar, over den dood van haàt' eenigen broer.

Arme meid •••• nou stond z;e alleen, want de oudelui waren voor drie jaar. geleden gestorven ••••

God als hij eens.... kom wat 'n onûn .••• Adèle uit te laten komen als zijn vrouwtje.... och 't kind zou hier wegkwijnen.... nou ja, dan zou hij overplaatsing vragen. • .. maar hij, met z;ijn verslapte z;enuwen.... zijn verindischt leven, mocht hij zich nog wel binden aan 'n jonge vrouw'

Ze was niet mooi, Adèle •.•. in een doos was nog 'n portret van haar, geloofde hij. Ze was 'n vriendin van ûjn vrouwtje geweest. • .. van zijn engelachtige Mary ...•

Neen. • •• al bleef haar herinnering heilig, zóó kon hij toch niet blijven leven.... hij eindigde nog met dood-ûek te worden •••• dat ging niet. Hij had zich al die jaren terug- getrokken van de wereld, zelfs overplaatsing uit dez;e geest- doodende atmosfeer geweigerd.... waarom een verande- ring .•.. , Alles was hem 't zelfde. Maar nu wilde hij 'n ander leven .... dat zwoer hij. En hij zocht in 'n doos met por- tretten, haalde na veel zoeken 'n verbleekt meisjes-portret voor den dag, Adèle •..• Mooi fijn-zwart haar had zij en daarbij staken vreemd af de lichte, blauwe oogeni de lijnen van haar gez;icht waren niet harmonisch •.•. de mond wat groot. . .. maar ze had 'n mooi slank figuur.... dat her- innerde hij zich nog wel. Mary was zoo'n fijn kindje ..•.

teer bijna als 'n bloem, rank ..•• een verschil bij de groote Adèle ....

Hij staarde lang op 't portret •...

Een groot, groot verlangen om 't sombere verleden af te schudden, dreef door zijn hart.... alleen te bewaren als 'n heilige herinnering •••• Mary's beeld.

Van de bloeiende melattiestruiken, dwarrelden de rein- witte bloesems. Hoog in de toppen der waringins fluisterde het ucht, vol geheime duisternis ....

Arme Charles! Hij haalde herinneringen op, betastte ze

één voor één.... och, och, tempo doeloe 1). • •• hun dolle studententijd I

Dien nacht schreef Rudolf nog 'n condoleantie-brief aan de zuster van zijn gestorven vriend en vroeg hij haar, of hij nog op 'n uitgebreider schrijven mocht rekenen over haar broer's noodlottig ongevaL... zijn beste vriend uit vroeger jaren ••••

Adèle van Reveringen had in de donkere kamer de con- doleantie-bezoeken afgewacht. Ze had eerst "Geen rouw- beklag" onder de annonces willen plaatsen, maar een oom van haar, Mr. Venestra vond 't gepaster dit wel te doen.

Ze zat in een hoekje naast den schoorsteenmantel en liet de deelnemende woorden van de kennissen langs haar gaan.

Alleen toen ze 'n oude vriendin harer gestorven moeder binnen zag komen, had ze 't plots fel uitgesnikt over 't ver- lies van haar broer. Vreemd vond ze 't later zelf, dat de paar oprecht gemeende woorden der oude dame, haar zoo hadden doen. schreien. En ze was de kamer uitgesneld, nage- staard door familie, die meewarig deed met meêlij-blik- ken.

Ze ging naar de kille logeerkamer, recht staarde ze voor zich uit en langz;aam druppelden de tranen uit haar oogen;

een storm van gedachten ging door haar hersenen. Nu Char- les, haar eenige broer gestorven was, voelde zij de een- z;aamheid dubbel zwaar. Gelukkig dat ze niet onbemid- deld was achter gebleven .••. maar veel leed was reeds haar deel, was ze acht en twintig jaar. Och, ze voelde zich soms al heel, heel oud. Al wat ze lief had was nu heen gegaan.

Voor vier jaar geleden haar ouders ••.. toen haar liefste vriend;n Mary .... uit Indië had ze 't bericht gekregen ....

nu Charles, haar broer.... zusters had ze niet. Maar er waren dood en in haar hart die nog leefden ...• Maris man ....

Rudolf Wilgenhorst. En niemand had ooit vermoed haar zwaar, zwaar leed, haar lijden om hem, dien ze van 't

1) Oude tijden.

(8)

- 1 0 -

eerste oogenblik, dat ~e hem op 'n soirée had ontmoet, lief had gekregen •••• De dagen toen ze zijn verloving met haar beste vriendin vernam, v6e1de aankomen, was ze ontzenuwd, gebroken. En .ze had zich opgezwiept met overmoedige wils- kracht om gewoon te zijn, de aardigste verrassingen in hun bruidsdagen bedacht •••• ze was de vroolijkste onder de jonge meisjes geweest ••••

Toen was 't leven een groete leegte voor haar geworden •.••

een groote kale vlakte, waarop ze alleen voortschreed. En

~e was op kamers gaan wonen in Den Haag, na 't vertrek van Mary, en had zich gewijd aan muziek; ze ontving innig gelukkige brieven van Mary, uit Parijs, Genua, Port-Said •..•

Ze was jaloersch op 't geluk van haar vriendin ••.• ~e bekende dit zich zelf als 'n droeve openbaring. Och waarom had ze Mary 't kortstondig geluk benijd L . •• Ze was zoo spoedig gestorven. En zij, die zoo gemakkelijk schreef, ze had geen woorden leunnen vinden om hem toen een oprechten condo- leantie-brief te sturen •••• wetende hoe valsch haar woorden schenen ••••

't Was Rudolf in zijn groete smart toen niet eens opge- vallen, hoe koel zijn vrouwtje's beste vriendin schreef •.•.

maar dat wist Adèle niet.... ze vernam niets van hem na Mary's dood.

En al die jaren was haar liefde gebleven ••••

Na Charles' begrafenis was Adèle weer naar haar kamers vertrokken, ze voelde zich 't liefst vrij, bij oom en tante Vene- stra wilde ze niet in huis blijven. Ze stond na eenige weken, sedert haar broer's overlijden, voor haar piano en sloeg onbe- wust eenige accoorden aan.

Neen, dat was geen heiligschennis, ûch te troosten in de muziek nu Charles dood was.

Zij zette zich op de tabouret en begon uit haar hoofd een polonaise van Chopin, toen de sonate Pathétique van Beet- hoven.

0, de muziek bracht troost in haar leven.. •• Maar plots,

- I I -

ontroerd snikte ze uit, 't gelaat verborgen achter de tengere handen ••••

Ze keerde xich verschrikt om door 'n klopje tegen de deur;

het dienstmeisje bracht haar brieven. Eén van een nicht uit Dordrecht. . .• de andere.... God.... uit Borneo.... van Rudolf. Ze verslond den inhoud; ze las zijn smartwoorden, zijn troostwoorden over het verlies van zijn besten vriend, over de smart voor haar, Adèle, die nu alleen achter bleef .•••

evenals hij .•••

o

die woorden van hem, van Rudolf.... Vielen ze niet als koele, zachte balsem in haar eenzaam leven ...• Hij was ook alleen, schreef hij, evenals zij. En de drang na~r liefde van hem, die zij nooit vergeten had, bruiste weer 10

haar hart. ••. vol opstandig liefdesverlangen. En 't was haar als een openbaring dat hij weer zou schrijven, dat het komen zou het wondere geluk •.•• dat nog haar stil verborgen liefde ééns komen zou tot vollen bloei.... haar geluk naast en door hem, waar zij een vredig tehuis zou vinden. Met al de hevigheid van lang gedempte passie en liefde voor hem, herleefden weer herinneringen, die ze koesterde teer in haar ziel. ..•

En die dag, alleen aan tafel, liet ze 't middagmaal bijna onaangeroerd, las en herlas ze weer telkens den brief. Ze ging naar haar slaapkamer en zocht naar 'n album; ze bukte zich over zijn portret, dat naast zijn vrouw stond. En ze staarde er maar op; 't knappe gelaat van Rudolf met de donker-blonde snor, de ernstige oogen.

;,0, jongen.... dat je nooit vermoed hebt, hoeveel ik van je hield •... wat ik heb geleden, toen je trouwde met Mary!"

Nu was hij vrij.. •• maar waarom dan nU pas te schrijven aan haar Wat deed zij ook dwaas. Zou hij wel ooit geschre- ven hebben aan haar, als ûjn besten vriend, haar broer, niet gestorven was 't Verblindend licht in haar ziel doofde weer ....

Diep, diep kwam de melancholie weer over haar sluipen.

En na dien dag leefde ze weer voort, trachtte zij de blijde

(9)

-J~-

opflikkering van haar liefde weer te verdooven • • •• neen, hij had niets gemeend met die paar hartelijke woorden .•••

een condoleantiebrief, meer niet. Totdat een brief van hem tot haar kwam en 't licht voor haar nu rees.... Een brief, waarin hij haar vroeg ~jn tweede vrouw te worden, te trouwen bij· volmacht ••••

Het duizelde haar; 't trof haar niet, dat hij kort, koel schreef, zakelijk, alsof 't geen verbond voor twee levens bevatte ....

Lang zat ze zoo, totdat de najaarsschemering viel en zij op- stond en 't gaslicht aanstak. Opeens zag ~j haar ge- laat in den spiegel en ze schrikte even, z66 bleek als ze zag.

Den volgenden dag was het Zondag.

Adèle liep door de drukke straten, vol Zondagspubliek.

En ze keek naar 't huis van de Venestra's ••.• ja, ze waren thuis, de gordijnen waren opgehaald; 't was 'n eigenaardige gewoonte van Adèle's tante om, als ~e maar even 'n visite maakte, dE gordijnen te sluiten.

"Mag ik binnenkomen '" vroeg ze met 'n glans in de groote oogen, haar hoofd om de deur van het salon stekend.

"Ja zeker I ••.. "

Tante Venes tra, 'n goedige, dikke dame, schommelde op haar nichtje toe.

"Dat gebeurt ook niet dikwijls dat je Zondags al ~oo vroeg komt!" zei Mr. Venestra, :z;ijn knap nichtje fixeerend .•••

"zeker een groot nieuws' ...

"Ja!"

"Je kijkt zoo gelukkig, bijna weer als vroeger," merkte tante op, onderwijl knikkend tegen eenige kennissen die voorbij gingen.

,,'t Is ook wel 'n groote verandering .... ik ga trouwen •... !"

"Hè'"

't Korte woordje werd door oom en tante tegeHjk uitge- roepen.

"Met Rudolf Wilgenhorst, Mary's man ...

Zij zaten om de tafel, oom bij den haard en niemand zei

- J~-

'n woord van verwondering, toen eindelijk tante het zwijgen verbrak.

"Ik feliciteer je dan weL... maar.... maare.... 't is een heele stap •••. 'n groote stap ...

"Och," zei Adèle, nerveus, hoog om haar teleurstelling te verbergen over de koelheid, waarmee haar groot geluk ont- vangen werd, "ik ken hem toch van vroeger ...

"Tja, tja," verzekerde oom, "maar al die jaren zoo alleen in Indië.... en dan.... waar zit hij ook weer. • •• Célébes meen ik ..•• "

"Op Borneo I" hielp Adèle.

,,0 juist ..•• daar ergens weggemoffeld •••. hij moet zich na zijn vrouw's dood van alles terug hebben getrokken .•••

wel vreemd voor 'n jongen man.... nu wil hij ~eker weer 'n vrouw hebben ..•• och zoo'n zwarte huishou .•.. f t

Verschrikt kuchte tante.

Adèle lachte even schel.

"Spreekt u maar gerust uit oompje .••• heusch, een mensch van acht en twintig jaar mag wel spreken over Indische toe- standen ...• natuurlijk zal hij 'n huishoudster hebben •••. "

Oom en tante keken, tuurden, kuchten.

"Zie je er niet erg tegen op, Holland te verlaten , .. vroeg tante, de pijnlijke stilte verbrekend.

"Welneen ..•. wat bindt me hier, tante .... Niets dan graven ..•. papa .... moeder •.•• Charles ••.• ik heb hier niets meer •• "

"Maar je kent hem niet!" opperde tante weer over haar zijden japon aaiend.

Adèle zweeg, knikte onbewust. Waarom was ze eigenlijk hier heen gegaan. . .. naar de menschen die toch niet deelden in haar heerlijk geluk

"Je blijft toch dineeren

,ft

noodigde oom met iets harte- lijks in zijn stem.

Even dacht ze na. Ze had er niet veel lust in, maar 't was zoo gek om nu weer heen te gaan en ze stemde toe. Ze wilde ook over haar geldzaken spreken.

(10)

- 14-

Na 't diner, toen oom boven een dutje deed, legde tante Venestra vertrouwelijk haar hand op Adèle's arm.

"Ik begrijp niet, Adèle.... je moet er niet boos om wor-

~en. • .• dat je er in toestemt om naar Indië te gaan ••••

Je .. moet we~en.... oom durft :1:00 iets nooit te :1:eggen, dat hiJ een. asslstent~r~ident uit Borneo op de "Witte" spr~k.

Toevalhg h~d hiJ tover Rudolf Wilgenhorst, hij moet erg

~eranderd zijn en durf jij daar nu naar toe te gaan en hem Je leven te offeren •••• ' Kind, weet wat je doet!"

.,:Ik dank u ~el voor uw goede bedoeling, maar niets houdt InIJ terug •••• Ik word Rudolf's vrouw •••• "

, "Je kunt hier toch ook wel 'n goede partij doen, :1:ou

~ mee~;n.... daar heb je bijvoorbeeld de Kante- ring ....

Adèle be.~on weer te lachen, onnatuurlijk luid; zij trachtte kalm te bltJven doch 't gezeur van mevrouw Venestra irri-

~eerde ha:u. Ze ging dien avond vroeg naar huis en besloot

10 lan.g, nt~t weer naar de familie te gaan ..•• 't maakte haar onplelzleng, ontevreden. Ze hadden zoo een manier van :1:eggen ..••

Neen, Ze bleef liever alleen met haar gedachten en illu- sies vól geluk ••..

* * '"

.. De mail had Rudolf haar antwoord gebracht. • •• Ze wilde ZIJn vr.:uw worden.

Hij was overbluft van de liefde die uit haar antwoord straalde 'n halve

~ekentenis

hoe lief ze hem altijd gehad had ..• :

A~lemachtlg, zou ze dat meenen Vrouwen waren soms zoo shm-valsch; h ' d misschien om hem in te pakken Ja nu h" 'h . , IJ ZIC

ermner . h ld e •••• 't kind was indertiJ'd wel hartell'J'k .... maar

n~ets aa e toch bij zijn gestorven vrouwtje 1 Hij, zoo verin- discht met 't langzame in zijn manieren blasé van 't 1

h h" h ' even .•.•

moe . t IJ, aar wel uit laten komen.. .. haar jonge lichaam en Ziel bmden voor altijd' Kom, nu maar niet overdreven

- 15-

piekeren, de sentimenteele jaren waren voorbij. Den laat- sten tijd had hij last van koorts, 'n loom, lam gevoel benam hem alle lust. Tegen 't vallen van den avond knapte hij meest- al wat op en dacht hij aan ûjn tweede huwelijk, wat spoedig plaats zou vinden. Hij werd overgeplaatst naar Djocjacarta en zou daar ûjn vrouw ontvangen.

Met leedwezen verliet hij de plaats waar hij al die maanden eenzaam had geleefd ••.. goddank, 't afscheid van zijn "njaï"

viel mee. Hij gaf haar 'n ruim geschenk in geld .... ze hield niet meer van haar toewan met zijn driftige uitvallen, die haar soms geslagen had.

Op zijn nieuwe bestemming knapte hij wat op, de koortsen werden minder, maar toch was er 'n loome malaise over hem gekomen. Soms overviel hem 'n plotselinge angst, dat hij zich weer ging binden door 'n huwelijk.

't Huis, dat hij bewoonde, was ruim en mooi. Tuberozen hieven de lange stengels omhoog, lila kelken slingerden zich om de marmeren pilaren heen. De nieuwe meubels deden 't huis opleven.. .. alles wachtte op de aanstaande meesteres, die weldra komen zou.

Rudolf had bezoek gehad. Drie officieren, die laat gebleven waren; ze hadden hoog gespeeld, slechts 't getjingel van geld had de tropische nachtstilte verbroken. En ze hadden gedron- ken en geklonken op zijn nieuw geluk, stilzwijgend had hij meegedronken, 't lamme moede gevoel op zijde duwend ....

weer gelukkig willende zijn ••.•

't Antwoord, dat Rudolf haar op den brief, dien zij vol en- thousiasme schreef, zond, was niet wat ze verwacht had. Vor- melijk en koel scheen haar zijn epistel toe; ze schaamde zich over haar uiting van liefde, die zij hem geschreven had, spon- taan mededeelend, hoe lief zij hem reeds jaren had, ondanks dat hij gebonden was geweest aan een andere vrouw.

De tijd naderde van hun trouwdag.

Dagen dacht Rudolf na over de verbintenis die hij aan- ging, zijn tweede huwelijk. Hij zag Mary weer als zijn bruidje,

(11)

- 16-

tt blozende, frissche gezichtje in haar rijpe jeugd van negen- tien jaren .... Toen dacht hij aan zijn leven en nu .... hoe was hij veranderd 1 Hij keek in een spiegel, zag zijn slank figuur dik geworden, zijn frissche gelaatstrekken: geel, goor, verbrand door de zon. Zijn zin voor kunst, zijn Europeesche ideeën, zijn illusies lagen ingesluimerd op den bodem van zijn ziel begraven.... geld verdienen, dienstplicht, hangen in de soos om de kletstafel, goed eten en drinken. . •. anders had hij niet meer noodig. Maar 't gezicht van zijn huishoudster ging hem vervelen .•.. een beschaafde Europeesche vrouw ....

waarachtig, die zou wat frischheid brengen in zijn kleurloos bestaan.

"Ik vind je verd .•.• 'n lammeling!" zei van Rhenen, een officier van gezondheid, vol enthousiasme, toen Rudolf met hem op 'n avond naar huis drentelde.

"Merci I" spotte Rudolf, "als jij hier ook wat jaren blijft zal je evenzoo oordeelen en spreken als ik en vele anderen ....

je ontzenuwt hier, alleen in de binnenlanden en dan vooral als je je vrouw verliest waar je .... van hield ...

Met 'n somber gezicht liep hij verder, brak alle andere gesprekken bits af.

En van Rhenen beklaagde de vrouw die spoedig uit zou komen.... maar zweeg er dien avond over, wetende hoe prikkelbaar hij was. Als hij, als medicus, 't moest zeggen, zou hij Wilgenhorst met een spoedcertificaat naar Holland zenden; waarachtig, die kerel was geheel ongeschikt voor Indië geworden.

... ... ...

Buiten droomden bewe'mende geuren op, vullend de koele atmosfeer ....

Rookend, lui achterover liggend in een schommelstoel, staarde Rudolf in den nacht vol zilver-blauw maanlicht.

De nacht boog diep over de wereld ••.• somber, geheimvol ....

17 -

In de verte, tusschen de bergen, rommelde donder aan, dof-zwaar dreunend, als naderend onheil.... een sluier trok langs de maan ..••

Insecten suisden door de lucht, krekels sjilpten .•.• een enkele nachtvogel deed zijn krijschend geluid hooren. Een tropennacht, zwaar van duisternis ••.•

In zijn moe lichaam, de laatste tijden afgetobt door koorts, kwam nu een weldadige kalmte. • •• het scheen hem toe, dat 't geluk toch nog komen zou in zijn eenzaam bestaan; 0 zeker ....

hij verlangde met 'n kalme emotie naar zijn tweede vrouw.

't huis zou opleven .... 's avonds zouden ze spreken over Holland .... over zijn eerste vrouwtje. . .• haar vriendin ...•

Mary ••.. 't Was of ze nog iets van haar meebracht. .•• wat teere herinneringen uit hun meisjesjeugd.

Hij keek weer over de laan en liet zijn oogen dwalend gaan langs de boomen en struiken. Zacht suisde het in de tjemaras en waringins. . .. toen vielen de regendroppels, verfrisschend koel en drenkten de dorstige aarde.

...

...

...

De laatste morgen was nu aangebroken, de groote kisten en koffers gepakt, en ieder voorwerp dat ze er in geborgen had, was voor Adèle als 'n blijde toenadering voor het geluk.

Zij trouwde heel eenvoudig, oom Venestra was haar hand- schoenbruigom. De kennissen vonden het heel gewaagd van haar, te gaan naar het verre land. . .. naar den man van haar overleden vriendin, die zij in geen jaren gezien had. Zij nam geduldig glimlachend, ofschoon heel bleek, de gelukwenschen van familie en kennissen in ontvangst, na haar terugkeer van het Stadhuis.

Zij hadden een intiem familie-diner, ze zat in gedachten aan de feestelijk versierde tafel en ze keek rond. Alles wat haar lief was .•.. haar ouders, haar broer •.•. waren gestor-

(12)

- 1 8 -

ven. Kom, men lette op haar, nu moest ze niet zoo in gedachten zijn, niets liet 7;e achter ••••

Zij nipte even aan het champagneglas.... en sprak .. druk, opgewonden. Dankbaar zou ze zijn als die dag voorbij was, als ze alleen kon zijn met haar verlangen, gedachten, weg van de onverschillige familie en kennissen, die toch achter haar om spraken, over haar gaan naar een bijna onbekenden

man, dat voelde zij, . "

Den laatsten morgen, toen zij nog eeOlge noodzakehJke boodschappen had gedaan en ze met wat moe gelaat .de trappen naar haar kamer beklom, schrikte ze plotsehng teruO' voor oom Venestra's bleek, nerveus D gelaat.

"Adèle .••• "

Een schok doortrilde haar.

Oom!" vroeg ze doodsbleek wordend, "u hied"

" . k 1"

"Kind, . " schrik niet zoo. . .. ik moet Je s?re en

"Ja oom!" zei ze gelaten, hem volgend, tnUend van angst, met 'n 100d7;waar gevoel van ellende in 't hart.

Er is 'n bericht gekomen om je reis uit te stellen, 'n tele- gr:m van je man .•.. hij is heel ziek en komt hier 'n tijd naar Holland .•.. je begrijpt zoo'n telegram bevat niet veel ••.. 't is me 'n toestand .. , , jammer, jammer dat je trouwde .... ho ....

meisje, val niet om!"

Adèle steunde wankelend tegen de deur aan ....

Ik ben zoo bang .... 0 God is hij. • .• "

"

Dood Welneen malle meid .••• 't eeOlge wat we oen

. d

" , k .

kunnen is nader bericht afwachten. 't Is me n oOPJe ••.•

ik zal naar de Maatschappij "Nederland" gaan en over de

k t i

passage spre en .•.•

"Ik ga naar hem toe.... hem verplegen, de passage is toch genomen .. ,."

"Maar, Adèle, wees nu alsjeblieft 'n ver~tandig~ vro~w . " .•

hij komt wegens ziekte naar Holland. , . . Je man 1S ffilsschlen reeds op 'n boot •..• "

Zij scht!dde in gedachten het hoofd, met vreemd starenden blik ••.• voelde haar illusies sterven ••.•

- 1 9 -

"Als je verstandig wilt zijn, Adèle, ga dan met mij mee naar huis, tante wacht op je.. •• hier is nu toch niets meer te doen.... op je kamers alleen pieker je maar.... ik zal de zaken voor je gaan regelen.... 't is me een geval ••••

één dag getrouwd en al zoo'n soesah .••• arme meid •.••

toe zet je hoed weer op •.•. laat de juffrouw even 'n atax bestellen •••• "

"Ik blijf hier •••• vanmiddag kom ik wel •••• dag oom ••••

Ze liep gejaagd naar haar saapkamer.... begon harts- tochtelijk te snikken.

o

God, hoe zou hij zijn' Zeker plotseling ernstig ziek ge- worden. • .• zou ze hem als zijn vrouw ooit toebehooren Een telegram zenden hoe 't hem nu ging Ja.... dat zou ze doen. • •. direct.... was ze nu maar met oom Venestra mee gegaan, Ze zocht zenuwachtig naar 'n potlood, krabbelde haastig eenige woorden op 'n papier, toen trok ze haar mantel weer aar., liep haastig naar 't huis van Mr, Venes tra.

"Mevrouw thuis " vroeg ze de verwonderd kijkende ge- dienstige bijna op zij duwend en, zonder 't antwoord af te wachten, liep ze de eetkamer in. Tante Venestra zat alleen aan de koffietafel, begon dadelijk te schreien toen ze haar nicht zag, Met hinderlijke ruwheid, waarvan elk woord pijn- lijk in Adèle's hoofd na bleef hangen, begon ze druk te spreken over de groote teleurstelling. Tante Venestra's teleurstelling bepaalde zich bijna uitsluitend over al de onkosten.,.. "en al je kostbare japonnen, Adèle, en al je dure cadeaux en wat 'n vreeselijke teleurstelling, zoo'n zieke man hier in Holland te ontvangen.... ach God.... je leven is vol narigheid 1"

Adèle liet zich op 'n driekant stoeltje neerzakken ••••

in andere oogenblikken had ze scherpe woorden geuit op tante's ondoordacht geratel, nu hoorde ze bijna niet wat er ge7;egd werd •••. weg in hare gedachten.

Plotseling stond ze op.

"Waar is oom, tanteT"

"Die. 0, natuurlijk voor jou al die %aken regelen, de man

(13)

- 2 0 -

heeft nog geen kopje koffie gebruikt.... eet jij wat.... 'n boterhammetje met tong .••• 'n garnaaltje!"

.,Neen, heusch niet •..• kwam oom nu maart"

.,Ja, die is pas weg •••• had maar nooit getrouwd bij vol- macht kind: ••• och gunst, in zulke huwelijken, zoo ondoor- dacht, zie 'k nooit veel heil .••• drink 'n glas melk I"

Overmoe leunde Adèle nu in 'n leuningstoel. Ze keek naar 't onbeduidende gezicht van haar tante, die kalmpjes door zat te eten, brood voor vogels tot kleine stukjes sneed en ze had lust op te springen en 't goedige, onbenullige mensch te schudden. 't Was niet uit te houden zoo .•.• hoe zou Ru- dolf nu zijn, misschien do.... 0 neen, neen, niet dat woord uitspreken! •...

.,Ga boven op de kleine logeerkamer wat uitrusten, moedigde tante, met 'n blik op Adèle, ik zal je dadelijk laten roepen als je oom komt I"

.,Neen, neen," verweerde zich Adèle en rusteloos begon ze weer te loopen door de groote kamer, tusschen de antieke meubels.

Toen hoorde ze plotseling oom's stem beneden aan de voordeur.

Met half gesmoorde stem riep ze hem reeds aan de trap.

"Dag kind .•.• hè •••. is dat 'n drukte!"

Ze nam zijn hand in de hare, even oplevend alsof hij wat troost bracht.

Samen gingen ze op de sofa zitten.

"Ja •••• je passage is genomen •.•• dat blijft zoo .... je kisten worden terug gezonden.... wat 'n ding is dat. Wat 'n drukte .... ik begrijp niet, om zoo alles op 't uiterste aan te laten komen, hij.. .• ik meen je echtgenoot is zeker heel on- verwachts ziek geworden •••• f t

"Zou hij nog leven, oom'"

Doodelijke angst sprak uit haar stem.

Aarzelend - voorzichtig, bang haar te kwetsen, besprak hij de zaken met haar, troostte Adèle zoo goed als in zijn ver-

-:;al -

mogen was. Van tijd tot tijd wierp tante met plompe goed- hartigheid een woordje in 't gesprek.

"Ik raad je aan, nu maar alles af te wachten en stuur nu geen telegram •••• wat geeft dat nu meid-lief •••• kom voor- loopig bij ons logeeren, daar alleen, haal je allerlei naars in je hoofd I"

Loom trok de middag voorbij. Bij 't rinkelen van de tele- foon bel, bij 't slaan van de huisdeur.... bij alles schrikte zij op ....

Ze nam den volgenden dag haar intrek bij de familie Ve- nestra. Op van Zenuwen lag ze heele dagen lang op den divan in de logeerkamer, 't scheen haar plotseling alles veranderd .•••

't was of ál de nog komende dagen niets dan groote droef- heid zouden brengen. En zoo wachtte zij af, berich- ten van haar echtgenoot, het hart vol verloren illu- Sles •

'" '" '"

Juist een week voor zijn huwelijk, was hij op 'n avond van 'n soireetje thuis komend, door 'n hevigen koorts-aanval, gepaard met duizelingen, aangepakt. De ijlings ontboden geneesheeren hadden 't hoofd geschud •.••

"Kerel, kerel, je hebt te lang door gekwakkeld .... je hadt waarachtig al op weg naar Holland moeten zijn I"

Hij had 't zwijgend aangehoord, verwenschte in stilte zijn gewezen huishoudster, die hem met allerlei inlandsche obatl )

op de been gehouden had, doch nu barstte zijn sluimerende ziekte tóch los ••.• en veel heviger dan ooit.

Maar zijn vrouw dan' Ze had al passage genomen ....

was getrouwd .••• En hij trachtte zich nog er boven op te sleepen, probeerde zijn toestand voor dokter's oogen te ver- bergen. Zenuw-slap, geheel verzwakt van hevige malaria-

') Obat = medicijnen.

(14)

- 2 2 -

aanvallen lag hij rusteloos na te denken. En toen, na 'n nacht vol zenuwachtige hallucinaties besloot hij hals over kop naar Europa te gaan, zijn vrouw te telegrafeeren; %66 kon hij haar toch niet ontvangen ••••

De doktoren vonden zijn toestand bedenkelijk, 't hart was aangedaan en met een spoedcertificaat vertrok hij naar Eu- ropa.

Toen hij, na vermoeiende dagen, meer dood dan levend in zijn couchette lag op een boot van den "Rotterdamsche Lloyd" dacht hij, dat hij nooit Holland meer zou zien.

God, wat 'n toestand, dat hij nu nog een vrouw in Holland had, die hem wachtte! Wat was hij ook begonnen ••••

De invloed van de zeelucht deed hem wel wat opleven;

uren lag hij nu in een grooten stoel op 't dek, steeds maar denkend aan Holland. Hij vertelde niemand, dat hij ge- trouwd was, lag maar soezerig te staren over 't kabbelende water, voelde ûch wel wat opknappen, maar toen hij ûch eens lang in den spiegel bekeek, schrok hij van zijn gelaat.

Geel-bleek, vermagerd. Hij was jaloersch op de mede-passa- giers die vol levenslust schenen en met meelij-blikken hem aanzagen.

In Parijs zou hij eenige dagen blijven en dan doorreizen naar Amsterdam. Steeds angstig, dat hij aan 'n station onder- weg zou sterven. Dat was zijn grootste angst.... Adèle zoo achter te laten, haar niet eens te zien.

Maar zijn laatste krachten zou hij inspannen, om dàt te voorkomen. Drommels.... hij wilde weer leven, hij moest leven ••••

Hij bleef eenige dagen te Parijs, meest rust houdend in 'n hotel.... 't drukke leven in de wereldstad overrompelde hem geheel in zijn zwakheid •••. nu pas voelde hij, hoe :;ijn lichaam geleden had en hoe ook zijn zîeleleven innerlijk was aangedaan, weggedoezeld in de binnenlanden •••• zonder lust en kracht zich op te heffen.

Maar de derde dag in Parijs begon hij er over te denken,

~ich 'n nieuw pak aan te schaffen en hij liet zich rijden, loom

- l 3 -

achteroverliggend, naar 'n groot magazijn, liet ûch met on- verschillig, lusteloos gezicht een duur pak, eerste mode- snufjes, aanpassen.

En tegen 't vallen van den avond, drentelde hij langs de boulevards, onder 't helle gasgloeilicht. Voor 'n restaurant gezeten, voelde hij zich wat opleven en hij dacht met pijn- lijke schaamte, hoe dwaas 't was, dat hij niet naar zijn vrouw verlangde. Arme meid •••• 't was me ook 'n desillusie zoo'n trouwdag! Hij kocht, toen hij terugliep naar zijn kamer, 'n kostbare juweelen broche voor Adèle en besloot den vol- genden dag naar Holland te gaan, verzond 's morgens vroeg een telegram.

Met 'n somber gezicht leunde hij tegen den wand der eersten klasse coupé.... de duizelingen waren er weer, de koorts woelde weer door zijn lichaam.... beroerd toch I

In suizencle vaart sneed de trein door de landschappen, het vaderland was weer genaderd.... de Belgische grens gepasseerd. Nog 'n uur en hij was te Amsterdam. Adèle zou aan 't station zijn, 't was 'n gekke, bespottelijke toestand.

Amsterdam I Conducteurs openden de portiers. Even keek hij rond ..•• dan voelde hij 'n hand op zijn arm •.•• zag hij haar staan .... zijn tweede vrouw, ze hadden elkaar ge- schreven 'n herkenningsteeken te dragen.

"God ••.. Adèle •••• herkende je me nog zoo direct'"

Even glimlachte ze, doodsbleek, verlegen.

"Ja, knikte ze vaag •.•• je ziet er natuurlijk wel heel anders uit. . •• door je ziekte •••• "

Als verdwaasd staarde ze hem aan. Was hij dat, Rudolf Die ziekelijke, slecht-uitziende man, met de goor-bleeke tint, de magere, hoekige gestalte'

Hij nam haar arm, zonder te spreken liepen ze de trappen af, ft station uit.

"Ziezoo!" beefde hij moe van de ongewone drukte •••• nu kunnen we spreken.... hè.... dat je me zoo dadelijk her- kende Adèle 1"

Zijn oogen ontmoetten de hare, snel keek zij voor zich ••••

(15)

- 2 4 -

lang%aélm liet hij haar arm los, in zijn oogen iets dofs, ieti wezenloos.

Toen zei zij, sympathiek vriendelijk, zooals men tot een dood-zieke spreekt:

"Hier staat 'n rijtuig, Rudol!.... je ziet zoo moe ••••

laten we er ingaan."

"Ja •••• gelukkig .... hè, die reis I Zoo vermoeiend 1"

Een huivering doorbeefde hem, kille rillingen kropen aan

• • •• voor zijn oogen doezelde alles weg •••• draaide de groote stad rond met al de lichtjes ••••

. Ze ze~. 't adres van 't huis der Venestra's, ging naast hem Zitten, Zijn hand gloeiend rustend in de hare ••

Man en vrouw ••••

Samen, alleen met haar in de vigelante, die met gerammel van de portiervenstertjes door de straten reed, drukte hij flauw haar handen •••• te moe om te zien of te spreken.

In strak~en angst staarde ze door de raampjes; regen- druppels tikten tegen 't glas, lichten van lantaarns wierpen soms even 'n schijn in de kleine ruimte. Haar gelaat stond strak, bleek, opeens sprongen groote tranen in haar oogen

• • •• die afdrupten op haar handen.

Ze snikte ingehouden ••••

Om haar verloren geluk ••••

Toen opende hij de oogen, liet zijn blik gaan over haar behuild gezicht.

"Kom, kom, schrei je nu om mij' 't Is me ook 'n huwelijk van o~s, hè' Och maar, kind •••• ik zal wel gauw beter worden

• ••. Je hadt maar dadelijk moeten scheiden, zeg 1"

Hij poogde te schertsen, trok haar hand weg van haar gelaat.

In haar oogen las hij 'n wonderbare mengeling van leed en medelijden.

Hij richtte zich op.

· "Je moet niet huilen, Adèle •••• over 'n paar weken ben ik weer de oude Rudolf.... dat Indische klimaat heeft me raar te pakken gehad •••• "

-

~5-

Even bleef hij haar scherp aanzien en hij zag in haar groote oogen iets pijnlijks. Hij schrikte er van •••• God weet, hoe een verdriet zij had, aan hem gebonden te zijn •••• 0 dat dwaze, dwaze huwelijk van hem ••••

Met zijn hand maakte hij een beweging als wilde hij don- kere visioenen verdrijven en spontaan greep hij haar hand, die stil als 'n gevangen vogel in de zijne bleef, toen drukte zij zachtjes zijn arm ....

"Ik ben

zoo

dankbaar, Rudolf, dat je goed over bent ge- komen •••• 0 •••• je weet niet wat 'n angsten ik uit heb ge- staan I"

En ineens voelde hij nog hoe lief zij hem had.. •. ondanks zijn gebroken gezondheid.

Hij wilde haar iets terug zeggen, iets zachts en liefs, maar hij durfde de woorden niet uit te brengen, hij voelde zich niet gelukkig, op dit oogenblik •••• hij had spijt zich ge- bonden te hebben aan een vrouw. Ze sprak door over al de drukte, de schrik toen het telegram gekomen was en gebroken, moe, begon Rudolf te klagen.

"Ja, 't was mijn eigen stomme schuld, dat zie 'k nu in •••.

ik heb mijn gezondheid te veel verwaarloosd •••. ik haj veel eerder naar Holland moeten gaan ..•. "

Met 'n schok hield 't rijtuig stil voor 't huis van de familie Venestra. Fleurig stroomde de lichte warmte uit de suite 't jonge paar tegen, op de tafel geurde 'n vaas vol witte en donkerroode rozen. 't Was 'n gure voorjaarsdag in April geweest en 't vuur in den haard deed goed. Oom Venestra begroette hartelijk den man van Adèle, terwijl gedachten door zijn hoofd flitsten, hoe erbarmelijk zijn nieuwe neef er uitzag, hoe bleek en ziekelijk •••. ook 'n koopje voor die knappe Adèle, om met zoo'n half-dood mensch door 't leven te moeten gaan I De lang-magere figuur vaa Rudolf zakte vermoeid neer in 'n gereedstaande fauteuil bij den haard.

Tante Venestra deed maar niets anders dan 't hoofd schudden en liep bedrijvig heen en weer, schonk thee in.

Ze spraken druk over de reis.

(16)

·Adèle zat er doodstil bij j wel'ktuigelijk keek ze naar zijn wltte handen, die hij warm wreef en waaraan nog geen trouw- ring blonk. Zij kampte met haar tranen en staarde in den rossen gloed van 't zacht brandende vuur.

Aan It souper met hun vieren, hief oom Venestra zijn glas champagne op.

"Ik drihk op jullie geluk •••• op je gezondheid, Wilgen- horst • . •• Adèle ••••

Zacht klonken de glazen aan met fijn get;ieng.... toen was er 'n vreemde stilte ••••

Rudolf stond op, wilde iets zeggen, plots werd zijn gelaat aschgrauw. . .• zijn champagneglas viel brekend uiteen, wan- kelend greep hij Adèles arm, viel toen bewusteloos in zijn stoel terug.

De dokter werd dadelijk getelefoneerd; in het salon had men hem voorzichtig op de chaise longue gelegd, 't blonde haar was vochtig klam tegen zijn slapen geplakt.

"Rust, volmaakte rust," beval dokter van Straten, 't hoofd schuddend, ,,'t beste is, dat de patiënt hier naar bed wordt gebracht, er moet bij gewaakt worden.... ik zal een pleeg- zuster zenden, mevrouw •..• "

Adèle richtte zich op.

"Ik wélak bij hem, dokter •••• "

,,'t ~ou misschien te veel van uw krachten vergen, me- vrouwtJe .••• u hebt den laatsten tijd al zooveel emoties door- staan. • •• kijk eens, dat recept moet dadelijk weggebracht worden ••.• en ijs-compressen op 't hoofd ••.. Indië heeft hem geen goed gedaan I"

"Is er gevaar, dokter'" trilde haar stem.

"Nu, nu, we zullen 't beste hopen ...

In het salon sprak Venestra nog met dokter van Straten na ...•

"Ja, hij was heel zwak, de patiënt .•.• geen vroe lijk weer- zien •••• enfin •.•• 't beste maar hopen 1"

Doodstil werd 't nu in huis ....

Op de groote logeerkamer zat Adèle, gedoken in 'n leu-

ningstoel, te staren naar 't bed, waarin Rudolf lag. Gelukkig, hij sliep ....

Zachtjes stond ze op, verschikte 't ijscompres.

Was hij wakker' Ze hield den adem in, strakke angst in haar oogen •••• Neen, hij sliep t6ch ••••

God wat 'n weerzien .••• wat 'n trouwdag ••••

Ze liet zich weer vallen in den stoel, zette 't nachtlicht op de waschtafel, 't rose licht scheen juist op zijn gelaat. Ze dacht zich terug in herinneringen.... hoe lief zij hem altijd had gehad zonder dat hij dat wist.... Maar als hij beter werd en ze waren samen. . •• 0 dan zou ze 't hem zeggen ..••

Dagen lang was hij ernstig ziek, toen kwam de reactie ..••

Hij greep haar tengere handen, toen hij de oogen weer helder geopend had en hij trok haar aan zijn borst.... zijn tweede vrouw •.•.

"Kindje.. . kindje" .. wat ben ik je dankbaar.... je hebt zooveel met me te stellen gehad ...

Hij had haar nu werkelijk lief en voelde zich gelukkig ••••

Ze streek hem over 't voorhoofd.

Een nieuw leven.... een nieuw leven! jubelde 't in haar op •••• 0, 't geluk zou toch nog aanbreken voor hen!

"We zullen naar buiten gaan, Rudolf.... aan zee of wat je wilt .••• ja hé ..•• 0 je zult weer heelemaal goed worden ...

Zoo rustig zat ze naast zijn bed, bezig met 'n handwerk jong-blij zat ze daar in haar lichte peignoir, 't zware haar

eell~

voudig gekapt, de lange wimpers neer ••••

Over haar gelaat lag nu 'n gelukkige uitdrukking.

En even doorflitste hem de herinnering aan Indië.... zijn gestorven vrouwtje.... daarna de woeste passies die hij doorgemaakt had .... ja .... hij had maar doorgeleefd .••.

"Wil nu je bouillon, Ru ..

Haar zacht-zorgelijke stem maakte hem week, zwak als hij was, hij trok haar hoofd tegen ûjn borst .••• kuste haar

. '

geen ruwe passte voelende, maar 'n groote dankbare liefde als iets teer-moois.

En ze' kuste hem terug. • •• maar ze kon het ~ch niet meer

(17)

-~-

loochenen, dat haar groote, oude liefde geleden had.... 't

was of ~ij nu getrouwd was met 'n anderen man ••••

Rudolf uit haar meisjesjaren bestond niet meer.... alleen het ideaal •••.

Toen streek ~ij 't gla~ende haar uit de oogen en begon met hem te spreken over 't huren van 'n huis, ergens buiten.

• *

*

Zomer kwam met blije, lachende zonlichtdagen en overal was feestvreugde over bosch en veld.

In de serre van "Villa Duinûcht" brandde met rozig schijn- sel de lamp. Oploopend langs de steenen trappen, slingerend

!angs de balustraden, groeide wingerd; tusschen het welderige groen gluurden lila bloemen. 't Was de eenige villa met be- groeide serre; aan zee zag men dat niet veel. 't Huis stond ver in de duinen op een kalm, rustig plekje. Rudolf Wilgen- horst was van zijn ernstige ziekte genezen, na eenige maanden in 'n sanatorium door te hebben gebracht, de rust- kuur had hem goed gedaan; ze hadden voor de zomer- maanden 'n kleine villa gehuurd te Noordwijk aan Zee.

Hij leefde op voorschrift van ~ijn arts heel kalm, want hij wist dat hij 'n hartkwaal had en ~ich uiterst rustig houden moest. Zijn ziek-zijn had hem egoïstisch gemaakt als vele zieken. Adèle had hem met de grootste zorgen verpleegd, eerst had hij haar met dankbaarheid overstelpt ....

nu was hij 't als haar plicht gaan beschouwen, te zorgen voor hem.

Rudolf lag in een langen stoel en staarde over de ~ee, zicht- baar in de verte. Maanlicht schitterde op de zacht-deinende golven, eenige menschen-figuren dwarrelden langs 't strand.

Hij had nu de oogen half gesloten en deed of hij sliep, maar tusschen de wimpers door, keek hij naar zijn vrouw, die zich stil neerzette in de serre en een boek opensloeg. Maar

-~9 -

ze las niet; ze zag in de blauw-getinte golven, daarboven de lucht vol sterren.

Ze had 'n avondwandeling gemaakt en droeg 'n japon van mousseline, wit met 'n donkerblauw stipje, hoogst een- voudig, maar de kleur flatteerde haar ••••

Op haar zacht gelaat was 'n stille, droeve trek van een die moet berusten.... maar 't geluk niet had gevon- den ..••

Uren van angst had ~ij doorgemaakt in zijn ziekte ..••

ze wist hoe zwak zijn gezondheidstoestand nog was en wel blijven zou, zijn hartkwaal maakte hem prikkelbaar, veel- eischend.

't Viel hem op dat Adèle er niet opgewekt uitzag; eens- klaps richtte hij zich op.

"Adèlel •••• "

,,0 •••. ik dacht dat je sliep ••.. ft

"Neen. • •. luister eens •••• ft

"Kom eens bij mij zitten.. •• neen in dit stoeltje .•.. "

"Luie man ..•• je kunt toch wel opstaan .•.. "

Maar ze zat reeds naast hem .••.

"Weet je wat ik wel eens denk' .•.. Dat je spijt hebt van je huwelijk met mij.... neen, neen, trek je hand nu maar niet weg. .."

Zij schudde lachend 't donkere hoofd.

"Och, gekke vent ..•• dat zeg je zoo dikwijls .... "

Hij wendde zich heelemaal naar haar toe, trok haar in zijn armen.

"Weet je wel dat jij me weer tot 't leven hebt teruggeroepen ....

't heerlijke, volle leven' ..•• "

"De dokters I" kwam ze, de schouders ophalend en hem vroolijk aankijkend.

"Neen ..•• spot nu niet. ... ik was gebroken, ik voelde me zoo ontzettend vereenzaamd, physiek ook .... dat leven daar in de halve wildernis .••• de slag over 't verlies van Mary kwam ik maar niet te boven.. .. maar jij met je lieve, lieve zorgen ...• och, kind, wat 'n teleurstelling moet 't toch

(18)

- 30 -

allemaal geweest zijn voor je.... je ging zoo graag naar In- dië, hU"

Ze streek hem door 't blonde haar, beet zich op de lippen en dacht a,an de verloren illusies, over het gebroken leven ••••

"Toe, Ru •••• spreek er nu niet meer over!'

Hij hield haar stil tegen zich aangedrukt, toen fluisterde hij innig:

"Zeg dan oprecht of je nog zooveel van me houdt als je in je brieven naar Indië schreef. .•• Zeg 't nu eerlijk I"

"Hè •••• wat ben je sentimenteel 1" lachte ze gemaakt .•••

"ja, heusch •••• lu

Ze kuste hem, terwijl ,n donkerrood over haar wangen waasde.

"Dan is 't goed, kind.... ik denk zoo dikwijls dat je je ongelukkig zult gevoelen.. •• 't is zoo saai bij een patiënt ••••

we zullen later logées vragen.. •• Een leuk idée, hè "

"Patiënt 1 Je doet of je nog erg ziek bent ...• hè ja, ge- zellig van den zomer eens menschen zien ••.• kijk wat ,n donkere wolken komen er aandrijven •••• "

"Dat zeegeruisch stemt melancholiek, vind je niet'"

"Neen, kwam ze luchtig. • •. 't is maar in wat voor stem· ming iemand is.... ik ga wat pianospelen Ru.... hindert 't je niet Y"

"Welneen .. •• speel maar .... "

Hij luisterde, stil verloren in de muziek, die rustig vol stroom- de uit de geopende kamerdeuren. De tonen zweefden als in rustig gedroom ver weg. • •• naar buiten, zich vermengend met 't zeegeruisch.

Zoo te zitten en te kijken naar zijn vrouw was hem 'n geluk ....

zoo was 't goed, héél alleen met hen beiden, nu droomerig de avond viel.... neen, geen gasten of kennissen.... ze was 'n onmisbaar iets in zijn leven geworden, heerlijk zoo'n jonge, gezonde kracht naast je te weten, die hem als 't ware inspireerde tot lust in 't leven.... hem weer aanspoorde tot werken.... naar Indië ging hij niet meer.... zijn ge- zondheid liet 't niet meer toe.... hij zou later artikelen

- 31 -

schrijven over sport, daar had hij veel aan gedaan vroeger.

Hij zou zich weer op de hoogte gaan stellen. Eerst nog meer aansterken ••••

Zoo sleepten de dagen.

Ze kreeg behoefte aan afleiding. Om haar genoegen te doen ging hij mee naar concerten, flaneerde aan 't strand en kwam meestal uit z'n humeur thuis.

Hij vond 't vervelend tusschen de badgasten, waarvan sommigen bewonderende blikken op Adèle wierpen.

't Was zijn zelfzucht, die hem soms driftig deed uitvallen ••••

jaloersch op zijn vrouw.... geïrriteerd om kleinigheden.

Het was na 'n scène met Adèle, dat hij alleen naar 't strand ging; 't was snikheet Juli-weer en hij liet zich ~~ 'n bad- stoel neervallen, de beenen recht uitgestrekt. Ja, hl) ~ad haar weer driftig bejegend. Hij wilde niet als 'n zleke be- handeld .•.. hij was veel beter en Adèle met haar me- delijden in haar stem.... "Pas op voor kou en wees voorzichtig met te veel vermoeien ..• .' I" j,asses, hij ':',as geen kind. • .• Enfin, ,t was van haar mlSschien een UitlOg van angst •••.

Hij hoorde stemmen en keek op. En daar ~~eens zag hij 'n ouden vriend van hem uit Indië, 'n admt01strateur van een koffie-plantage, ook met verlof.

"Allemachtig, da's leuk, zèg. Jij hier ook "

Bernard Reenenburg, met in-prettig, joviaal gelaat, wat verbrand door 't tropische zonnetje, kwam met spontaan uitgestoken handen op Rudolf af.

"Da's waarachtig 'n bof •••• kom hier zitten, die badstoel is vrij I"

Ze spraken over Indië; met zijn ouden vriend van vroeger voelde Rudolf zich weer plotseling opleven.

"God kerel, je hebt 't leelijk te pakken gehad •••. ik sprak loosten onlangs in Den Haag en die vertelde me dat je ge- trouwd was, juist voor je zoo ziek werd •••. "

"Ja," knikte Rudolf, ,,'11 beroerde historie .••. al de teleur-

(19)

- ~2-

stellingen, buiten de onkosten, mijn vrouw had al passage genomen I"

"Je ûet er nog beroerd uit I" flapte de ander er ondoor- dacht uit. "Zeker nog héél rustig leven, hè •••• maar eerder met verlof moeten gaan. Daar heb je nou Biermans •••• die hield zich ook altijd nog op en werd half kapot aan boord gedragen I"

Met opkomenden wrevel keek Rudolf naar 't gezonde. ge- bruinde gelaat van zijn vriend, met de open, stralende oogen.

"Je zoudt niet zeggen dat jij al zoo lang in de tropen hebt gezeten, wanneer is je verlof om

,ti

,,0, vooreerst blijf ik hier nog 'n maand of acht, ik ben getrouwd en denk 'n aardig vrouwtje mee terug te brengen, ongetrouwd is in Indië toch niet je dàt.... onwillekeurig verslinger je aan zoo'n bruine schoone.... neen, ik heb goddank geen klagen, dat ik down en blasé ben geworden ••••

ik bitterde weinig, ging bijtijds naar bed, hield literatuur bij en deed veel aan muziek.... daarbij had ik 'n gezellig home bij van Beveren en zijn vrouw, den assistent-resident;

geloof me, als je in de tropen je eigen niet opwekt en 't goeie in 't leven niet meer ziet •••• ga je er beslist onder I"

Rudolf zat in gedachten. Hij zag zijn afgespeeld leven zwart en leeg achter hem liggen. Na 't verlies van zijn eerste vrouw was alles hem dor en kleurloos geworden. Bernard had goed kletsen, die was nooit getrouwd geweest en had 'n sterk gestel, de dienst was voor hem, Rudolf, nog 't eenige doel geweest.... voor 't andere, kunst, wetenschappen, conversatie was hij dood gebleven; de jaren in 't binnenland had hij doorgesufd met bijna geen ander gezelschap dan zijn njaï; Europeesche vrouwen waren er bijna niet •••• totdat 't officiersvrouwtje, Jet, bern aangespoord had, toch te her- trouwen. • •• en hij had er nu geen spijt meer van. . •• Adèle was 'n juweel. Vol enthousiasme vertelde hij over zijn vrouw.

Bernard luisterde en keek terzijde zijn vriend scherp aan.

- 33-

Wat had hij 'n lijdend gezicht gekregen .••• nou, als die in 'n goed vel stak, dan wist-ie 't niet; ook 'n bof voor die vrouw om zoo je echtgenoot uit de tropen terug te krijgen. • •• jasses ...

wat had je toch idiote toestanden in het leven 1 Kijk wat 'n lief kind ging daar langs de zee.. •. aardig, jong figuurtje ....

hij hield van vrouwen; in Den Haag, waar hij op kamers woonde, had hij ook 'n aardig vriendinnetje, Lous, de dochter van zijn hospita. Lief kind, Lous. • . • "Zei je wat, RudolfY" Maar Henny de Bree.... dàt was 'n beeldje!

"Je blijft vandaag bij ons eenvoudig dineeren zeg •••• neen ....

neen, geen pardons ..•• het is pas twee uur, laten we nu naar huis wandelen en thuis op 't terras gaan zitten, dan maak je kennis met mijn vrouwtje!"

Druk pratend over vroegere kennissen, over "the good aId time", in Indië en Holland doorgebracht, drentelden ze langs 't strar.d naar de kleine villa in de duinen. 't Was warm.

Zoute zeegeur woei van 't strand om hun hoofden. Ber- nard had de matelot afgezet, hij was groot en zwaar gebouwd en bleef de duinen beklimmend, soms blazend stilstaan.

"Zeg eens, amice, had je geen gemakkelijker weg uit kunnen kiezen T"

Ru~.olf keerde zich halverwege om. Hij lachte en veegde met ZlJn zakdoek langs 't bezweete, geel-bleeke gelaat.

"Ja, 't is stom van me ..•• wij hadden den straatweg door de duinen kunnen nemen.... enfin, nu zijn we er haast •••• "

Bernard keerde zich nog even om en staarde over de zee.

Alles leek zilver-grijs, zee en lucht schenen ineen te vloeien' hij haalde diep adem, frisch en jong voelde hij zich,

ondan~

zijn lang verblijf in de tropen en zijn veertig jaren.

Een zachte zee-koelte woei over hem heen en streelde zijn warm hoofd.

"Daar is "Duinzicht", onze villa," wees Rudolf.

Reenenburg tuurde naar de witte villa, rustig zich ver- 2G

(20)

- 34-

heffend tusschen de duinen, als 'n neergeworpen blok, om- geven door een vierkanten tuin.

"Rozengeur en maneschijn.... goed uitgezocht, zoo een- zaam!" schertste hij.

Juist trad Adèle 't huis uit. Ze droeg een witte peignoir, haar welgevormden, blanken hals even bloot. Ze keek ver- wonderd naar het naderend tweetal.

Hier breng ik je 'n goeden vriend mee, vrouwtje .••• Ree- nenburg •••. mijn vrouw!" stelde Rudolf voor.

Ze boog, groette vriendelijk.

"Dat is 'n verrassing voor mijn man j" zei ze met opglan- zende oogen, "wij leven hier heusch als op 'n eiland •..• toe, gaat u zitten.... 't is hier schaduw.... ik kom dadelijk terug Ru.... excuseert u even'"

Ze verdween schielijk in haar slaapkamer om de peignoir te verwisselen voor 'n griislinnen japon, afgezet met écru- kant.

Gek dat ze nog "en peignoir" was .••• och maar 't was ook zoo warm en nooit kwamen er kennissen.... hè, wel gezellig, eens 'n ander te ontmoeten, vooral Ru zou 't goed doen, 'n oud vriend te zien.

En na 'n kwartiertje trad ze de serre weer in, waar de heeren in groote stoelen zaten en genoten van de frissche koelte, met 't uitzicht op de zee.

Bernard bracht luidruchtige vroolijkheid in 't kleine ge- zelschap en sleepte zelfs Rudolf mee. Ze haalden vroegere herinneringen op. Adèle's lach klonk weer jong-blij. Haar wangen werden overbrand door 'n gezonden blos, haar oogen glansden met jolige tinteling.

En Bernard vond 't jammer dat zij in haar huwelijk be- paald moest teleurgesteld zijn met 'n narrigen, ziekelijken man als Rudolf scheen geworden; want door de vroolijke luidruchtigheid heen, lette hij nauwkeurig op, hoe vermoeid zijn vriend achterover leunde.... hoe lijdend hij er uitzag.

Bernard bleef dien dag als gast bij hen; de middag ging spoe- dig voorbij. Gedreven door goedige deernis met ht>t stille,

- 35-

eentonige leven van Adèle, den ziekelijken toestand van zijn vroegeren vriend Rudolf, was hij héél hartelijk, bestelde per telefoon in 'n restaurant een bouquet Le France rozen uit Leiden, die ze 's middags ontving, verrast bij 't intiem dineetje. 't Was 'n spontaan idee uit 't royale hart van 'n Indisch-man. Na 't middagmaal liepen ze langs de zee; Ru- dolf's arm rustte in den haren, ze liep zonder hoed, de zee- koelte kroezelde door haar donker kapsel, Rudolf's hand streelde haar arm.

"Je moet ook trouwen!" grapte Rudolf, .... "heusch ....

wat heb je zoo alleen, kerel "

"Ik beloof het je!" spotte Bernard luchtig.

Adèle zag op. Ze zag zijn forsche gestalte, zijn krachtig profiel, de snor die hij van tijd tot tijd even opstreek. En vooral zijn vroolijke lach, zijn open gelaat trokken haar aan.

Rudolf rilde.

"Je hadt heusch je overjas aan moeten trekken, vent. •.. 's avonds is 't koel aan 't strand.... eigenwijs als je soms bent!"

"Zeur toch niet zoo over mijn gezondheid!" snauwde hij bijna ongeduldig. I,Ik ben geen kind!"

Ze schrikte even van zijn uitbarsting, ja, ze wist haar be- zorgdheid voor hem, even als 'n pleegzuster voor 'n patiënt;

ze kon er werkeiijk niets aan doen, ze beschouwde hem altijd als 'n zieke, ze had hem bijna nooit anders ge- kend.

Ze hadden Bernard weggebracht, naar de halte van de electrische tram, hij had hen uitgenoodigd volgende week 'n dag bij hem in Den Haag te komen doorbrengen, wat ze beloofd hadden. Thuis komend sprak Ze opgewonden vroe- lijk over den gezelligen dag .... Ze zag niet de verandering op zijn gezicht, 't jaloersche in zijn blik. Ze wist niet, dat hij zoo egoïstisch in zijn ziek-zijn was geworden, dat hij elke toenadering van anderen, hoe gewoon ook, haatte.... zoo alleen met Adèle was 't hem 't liefste.

Plotseling stond hij op en sloot haar in zijn armen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

man in dien deerniswaardigen toestand terugzag, ondervroeg zij hem, en vertelde manlief haar met horten en stooten de geheele lugubere geschiedenis van Assem-Reges,

dat onvermijdelijk donker zou zijn wanneer niet bijtijds voor de toekomst werd zorg gedragen, maar tevens mannen, die klaar staan, om anderen met raad en ook

I-Iajati heeft tot n()g toe geen schu ld, zodat ik voorshands nog geen ' echtscheiding kan vragen. den laatsten tijd nog al erg tegenvalt. Door deze bemoedigende

kebau (kebaullvogeltje). Dat huist op zijn rug, maakt uitstapjes naar zijn kop en schoften, fladdert tegen zijn plompe pooten op, en overal pikt het de

(Zij giet de n aangewezen beker uil). Heil u Xanthippe, fiere dochter van onzen stam! Niet teruggeschrikt zijt ge voor de wraak der eeuwige Moire I Diep in

Hanna stapte dadelijk in. De helper wist blijkbaar al wat hij te doen had, want hij maakte het paard los en terwijl de auto zich al in beweging zette zag Hanna, dat hij zich

Zooals hij daar nu zat te smullen van de nasi·goreng, gulzig etend met zijn handen, la- waaierig smekkend met tong en lippen, had hij iets dierlijks over zijn

De boeitros was vast, maar met de waltrossen schenen de Maleische roeiers geen haast te hebben. Hoe dichter het schip bij den steiger! hoe minder zij hoefden sleepen