• No results found

Analyse: van R naar R

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Analyse: van R naar R"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Analyse: van R naar R

n

hoorcollege

Limieten van functies (14)

Gerrit Oomens

G.Oomens@uva.nl

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica

Universiteit van Amsterdam

(2)

Limieten en functies

Definitie

Zij f : S → S een functie. Zij s0 ∈ S. We schrijven

s→slim0

f (s) = L

voor zekere L ∈ S als voor elke  > 0 er een δ > 0 bestaat zodat d f (s), L <  geldt als d (s, s0) < δ.

Merk op: equivalent zijn

1 f continu in s0,

2 lims→s0f (s) = f (s0),

3 voor elke rij sn→ s0 geldt f (sn) → f (s0).

(3)

Limieten en functies

Definitie

Zij f : S → S een functie. Zij s0 ∈ S. We schrijven

s→slim0

f (s) = L

voor zekere L ∈ S als voor elke  > 0 er een δ > 0 bestaat zodat d f (s), L <  geldt als d (s, s0) < δ.

Merk op: equivalent zijn

1 f continu in s0,

2 lims→s0f (s) = f (s0),

3 voor elke rij sn→ s0 geldt f (sn) → f (s0).

(4)

Limieten en functies

Definitie

Zij f : S → S een functie. Zij s0 ∈ S. We schrijven

s→slim0

f (s) = L

voor zekere L ∈ S als voor elke  > 0 er een δ > 0 bestaat zodat d f (s), L <  geldt als d (s, s0) < δ.

Merk op: equivalent zijn

1 f continu in s0,

2 lims→s0f (s) = f (s0),

3 voor elke rij sn→ s0 geldt f (sn) → f (s0).

(5)

Limieten en functies

Definitie

Zij f : S → S een functie. Zij s0 ∈ S. We schrijven

s→slim0

f (s) = L

voor zekere L ∈ S als voor elke  > 0 er een δ > 0 bestaat zodat d f (s), L <  geldt als d (s, s0) < δ.

Merk op: equivalent zijn

1 f continu in s0,

2 lims→s0f (s) = f (s0),

3 voor elke rij sn→ s0 geldt f (sn) → f (s0).

(6)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm.

Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ. Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(7)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1.

We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ. Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(8)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y)

= v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ. Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(9)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2

= k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ. Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(10)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ. Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(11)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk

= v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ. Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(12)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ. Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(13)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ. Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(14)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ.

Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(15)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ.

Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert

, onafhankelijk van de richting.

(16)

Situatie

In het vervolg zullen we ons beperken tot functies van Rn naar Rm. Vaak, maar niet altijd, is n = 2 en m = 1. We gebruiken op Rk de metriek

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2 = k~x − ~yk

afkomstig van de bijbehorende Euclidische norm

k~xk = v u u t

k

X

j =1

xj2.

Voor een functie f : R2→ R betekent een limiet als lim

~x→~0

f (~x) = L

dat voor alle  > 0 er δ > 0 is zodat |f (~x) − L| <  als k~xk < δ.

Oftewel: f (~x) gaat naar L als ~x nadert, onafhankelijk van de richting.

(17)

Homogeniteit

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Bekijk op R2\ {0} de functies

f1(x , y ) = x2− y2

x4+ y4, f2(x , y ) = sin x px2+ y2

!

, f3(x , y ) = xy2 x2+ y2. Deze zijn homogeen, met graden −2, 0 en 1.

(18)

Homogeniteit

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Bekijk op R2\ {0} de functies

f1(x , y ) = x2− y2

x4+ y4, f2(x , y ) = sin x px2+ y2

!

, f3(x , y ) = xy2 x2+ y2.

Deze zijn homogeen, met graden −2, 0 en 1.

(19)

Homogeniteit

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Bekijk op R2\ {0} de functies

f1(x , y ) = x2− y2

x4+ y4, f2(x , y ) = sin x px2+ y2

!

, f3(x , y ) = xy2 x2+ y2. Deze zijn homogeen

, met graden −2, 0 en 1.

(20)

Homogeniteit

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Bekijk op R2\ {0} de functies

f1(x , y ) = x2− y2

x4+ y4, f2(x , y ) = sin x px2+ y2

!

, f3(x , y ) = xy2 x2+ y2. Deze zijn homogeen, met graden −2

, 0 en 1.

(21)

Homogeniteit

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Bekijk op R2\ {0} de functies

f1(x , y ) = x2− y2

x4+ y4, f2(x , y ) = sin x px2+ y2

!

, f3(x , y ) = xy2 x2+ y2. Deze zijn homogeen, met graden −2, 0

en 1.

(22)

Homogeniteit

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Bekijk op R2\ {0} de functies

f1(x , y ) = x2− y2

x4+ y4, f2(x , y ) = sin x px2+ y2

!

, f3(x , y ) = xy2 x2+ y2. Deze zijn homogeen, met graden −2, 0 en 1.

(23)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1}

is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1

: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(24)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1}

is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1

: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(25)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs:

stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1}

is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1

: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(26)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1}

is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1

: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(27)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1}

is gesloten en begrensd in Rn, dus compact. Dan is f begrensd op Sn−1

: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(28)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn

, dus compact. Dan is f begrensd op Sn−1

: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(29)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1

: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(30)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1

: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M. Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(31)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(32)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig

kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(33)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x

, zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(34)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1

en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(35)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z.

Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(36)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)|

=

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(37)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(38)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)|

≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(39)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα.

Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(40)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0

zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(41)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs: stel α > 0.

De sfeer Sn−1 = {~x ∈ Rn: k~xk = 1} is gesloten en begrensd in Rn, dus compact.

Dan is f begrensd op Sn−1: er is M zodat voor alle k~xk ∈ Sn−1 geldt |f (~x)| ≤ M.

Voor ~x willekeurig kunnen we schrijven ~z = k~xk~x , zodat k~zk = 1 en ~x = k~xk~z. Dan

|f (~x)| =

f k~xk · ~z

= k~xkα· |f (~z)| ≤ Mk~xkα. Dus omdat α > 0 zien we dat f (~x) → 0 als ~x → 0.

(42)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0. Dan is f (r~x) = rαf (~x).

Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x). Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(43)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x).

Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x). Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(44)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x).

Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞. Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y). Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(45)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0

gaat dit naar ±∞. Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y). Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(46)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x). Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(47)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0.

Dan geldt f (r~x) = f (~x). Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(48)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y). Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(49)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(50)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x)

= f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y). Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(51)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x) = f (~x)

en limr ↓0f (r~y) = f (~y). Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(52)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x) = f (~x) en limr ↓0f (r~y)

= f (~y). Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(53)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x) = f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(54)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x) = f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0

, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(55)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x) = f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat

moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(56)

Homogeniteit en limiet

Definitie (Syllabus 7.14)

We noemen f : Rn\ {0} → Rhomogeenvan graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt f (r~x) = rαf (~x).

Propositie (Syllabus 7.15)

Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant. Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.

Bewijs, vervolg: stel α < 0.

Neem ~x zodat f (~x) 6= 0.

Dan is f (r~x) = rαf (~x). Als r ↓ 0 gaat dit naar ±∞.

Bekijk ten slotte α = 0. Dan geldt f (r~x) = f (~x).

Neem ~x en ~y zodat f (~x) 6= f (~y).

Dan geldt limr ↓0f (r~x) = f (~x) en limr ↓0f (r~y) = f (~y).

Maar r~x → ~0 en r~y → ~0 als r ↓ 0, dus als lim~x→~0f (~x) bestaat moet gelden limr ↓0f (r~x) = lim

~x→~0

f (~x) = lim

r ↓0f (r~y).

(57)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4.

Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0. Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet. Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(58)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry )

= r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0. Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet. Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(59)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2 r2x2+ r4y4

= r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0. Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet. Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(60)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2 x2+ r2y4

→ 0 als r ↓ 0.

Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet. Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(61)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0.

Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet. Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(62)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0.

Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0)

, maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet. Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(63)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0.

Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y )

= y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet. Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(64)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0.

Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet. Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(65)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0.

Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet.

Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

(66)

Limieten bij nul

Bekijk voor (x , y ) 6= (0, 0) de functie

f (x , y ) = xy2 x2+ y4. Er geldt

f (rx , ry ) = r3xy2

r2x2+ r4y4 = r xy2

x2+ r2y4 → 0 als r ↓ 0.

Dit geldt voor alle (x , y ) 6= (0, 0), maar

f (y2, y ) = y4

y4+ y4 = 1 2,

dus lim(x ,y )→(0,0)f (x , y ) bestaat niet.

Wat gebeurt er bij f (x , y ) = xx23+yy24?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.. Universiteit

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.. Universiteit

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.. Universiteit

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Universiteit

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Universiteit

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.. Universiteit

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Universiteit

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Universiteit