• No results found

ZEVENTIENDE TITEL

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING OF (pagina 97-101)

VAN HET TEN UITVOER LEGGEN VAN ARRESTEN EN VONNISSEN.

332. De vonnissen, houdende veroordeeling tot straf, zullen ten 335.

uitvoer worden gelegd zoodra zij in kracht van gewijsde zijn ge-gaan, behoudens de bepalingen in de volgende artikelen vervat.

(Sv. 189, 198, 202, 324, 332a, 335, 337v., 356, 399, 405; I. R. 320v.;

L. 53.)

332a. (St. 1919 no. 10, art. HI, 9°, jo. St. 1920 no. 498.) (1) Een voor revisie of hooger beroep vatbaar vonnis heeft kracht van ge-wijsde terstond, nadat zoowel de beklaagde als het Openbaar Minis-terie verklaard hebben daarin te berusten, en bij gebreke van zooda-nige wederzijdsche verklaring, wanneer de termijn voor het aantee-kenen van revisie of hooger beroep onbenut is verstreken, of de aan-teekening van revisie is herroepen. (Sv. 53, 189, 230, 284, 289;

R. O. 129v., 160.)

(2) Wanneer het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, door-dat de termijn van revisie of hooger beroep onbenut is verstreken, voegt de Griffier bij de processtukken een door hem onderteekende verklaring waaruit zulks blijkt.

(3) !) Van alle vonnissen door de Raden van Justitie in straf-zaken gewezen, die niet aan revisie of hooger beroep onderworpen zijn, zendt de Griffier binnen drie maanden na de uitspraak een af-schrift met de processtukken aan het Hoog-Gerechtshof (R. O. 157.)

333. (1) (St. 1917 no. 497, art. 13, bb, jo. no. 645.) De vonnis- 336.

sen, waarbij gevangenisstraf van vijf jaren of eene zwaardere straf is opgelegd, mogen niet worden tenuitvoergelegd gedurende den tijd van acht dagen, nadat zij aan den veroordeelde zijn beteekend.

1) Ingevolge Staatsblad 1919 no. «89, a r t . I, /ddd, jo. Staatsblad 1920 nes. 9 en S25, blijkens Staatsblad no in werking tredend op

wordt aan deze alinea toegevoegd de navolgende zin : „Opzending van een afschrift van een vonnis heeft niet plaats, wanneer het vonnis in het proces-verbaal der terecht-zitting moet worden opgenomen".

f.

32

Ned. Sv.

(2) Hetzelfde is toepasselijk op de tenuitvoerlegging van von-nissen, houdende veroordeeling wegens misdrijf tot mindere straffen, doch alleen in het geval, dat de veroordeelde de schorsing uitdruk-kelijk verlangt. !Sv. 223, 332, 334, 336v., 343, 405; R. R. 52, 92;

1. R. 321.)

334. (1) Binnen den voorschreven termijn kan de veroordeelde 337.

een verzoekschrift om gratie, ongesloten, inleveren of doen inleveren ter Griffie van het rechterlijk college, hetwelk in eersten aanleg van de zaak heeft kennis genomen.

(2) Deze inlevering heeft het gevolg, dat de tenuitvoerlegging geschorst wordt.

(3) De Griffier houdt nauwkeurig aanteekening van den dag der inlevering van zoodanig verzoekschrift, en geeft daarvan kennis aan den ambtenaar van het Openbaar Ministerie, met de tenuitvoerleg-ging van het vonnis of arrest belast.

(4) Het verzoekschrift wordt vervolgens, voorzien van het advies van het betrokken rechterlijk college en van den Officier van Justitie bij hetzelve, met de ter zake betrekkelijke processtukken opgezonden aan het Hoog-Gerechtshof, hetwelk, na den Procureur-Generaal daarop te hebben gehoord, hetzelve met zijne consideration en advies ter beschikking doorzendt aan den Gouverneur-Generaal. (Sv. 255, 333, 336v.; R. R. 52; I. R. 322; Bb. 2641; L. 54.)

334a. (St. 1901 no. 319, art. IV, f, jo. no. 465.) Heeft de tot de doodstraf veroordeelde den voorschreven termijn laten voorbijgaan zonder een verzoekschrift om gratie in te dienen, dan wordt de Gou-verneur-Generaal in de gelegenheid gesteld om gratie te verleenen.

Daartoe zendt de Griffier van het rechterlijk college, hetwelk in eer-sten aanleg van de zaak heeft kennis genomen, de betrekkelijke processtukken, vergezeld van de adviezen van den Officier van Jus-titie en van het college, aan het Hoog-Gerechtshof, dat, na den Procureur-Generaal te nebben gehoord, alle stukken met zijn eigen advies doorzendt aan den Gouverneur-Generaal. De tenuitvoerleg-ging van de uitspraak wordt geschorst in afwachting van de beslis-sing van den Gouverneur-Generaal. (I. R. 323; St. 1901 no. 319, art.

V, jo. no. 465.)

335. (St. 1917 no. 497, art. 13, cc, jo. no. 645.) De vonnissen in 335.

zaken van overtreding, in het hoogste ressort gewezen, mogen niet worden tcnuitvoergelegd, zoo lang: (Sv. 223, 332; I. R. 367.) 1J. de termijn tot het aanteekenen van cassatie niet is verstreken;

(Sv. 314.)

2°. in geval van cassatie, het Hoog-Gerechtshof niet bij eindvonnis heeft beschikt. (Sv. 323.)

336. (1) (St. 1917 no. 497, art. 13, dd, jo. no. 645.) Indien de 336.

termijn tot het aanteekenen van cassatie is verstreken, of door het Hoog-Gerechtshof uitspraak in cassatie is gedaan, blijft niettemin, in geval van opgelegde hechtenis of gevangenisstraf, en wanneer de veroordeelde dit uitdrukkelijk verlangt, de uitvoering geschorst ge-durende den tijd van acht dagen, na den afloop van den termijn tot

Ned. Sv het aanteekenen van cassatie, of, wanneer er beroep heeft plaats

gehad, na de beteekening aan den veroordeelde van de daarop uit-gevallen uitspraak. (Sv. 223, 333v., 341, 405; I. R. 321.)

(2) De voorschriften van artikel 334 zijn alsdan toepasselijk.

337. (1) De tenuitvoerlegging van alle arresten ,en vonnissen 339.

blijft van rechtswege geschorst, zoo lang de Gouverneur-Generaal 340.

over een verzoek Om gratie raadpleegt.

(2) Te dien einde is de Procureur-Generaal bij het Hoog-Gc-rechtshof verplicht om, zoodra een verzoek om gratie, hetwelk niet op de bij artikel 334 voorgeschreven wijze door middel der Griffie is ingeleverd, door den Gouverneur-Generaal aan het Hoog-Gerechts-hof is ingezonden, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den ambtenaar met de tenuitvoerlegging van het vonnis of arrest belast.

(Sv. 332, 334, 336, 400; 1. R. 322, 403; Bb. 2641; R. R. 52.)

338. (1) De straffen worden ten uitvoer gelegd op bevel van 342.

den ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij het college, hetwelk in eersten aanleg heeft gevonnisd. (Sv. 12, 332a.)

(2) Door deze bepaling wordt geene inbreuk gemaakt op de verordeningen, waarbij de invordering van, krachtens vonnis, ver-schuldigde geldboeten en kosten aan andere beambten is opgedragen.

(Sv. 198, 299, 326, 328, 332, 341, 347v., 355, 410; Ov. 83; 'R. O. 55, 116 octies; I. R. 320; Bb. 2446.) *)

339. (St. 1907 no. 455, art. I, 1°.) (1) De doodstraf wordt ten-uitvoergelegd binnen de plaats waar het college, hetwelk in eersten aanleg heeft gevonnisd, gevestigd is, in tegenwoordigheid van een ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij hetzelve en van twee van deszelfs Leden als commissarissen, benevens den Griffier en steeds in dier voege dat de executie door het publiek niet kan worden waar-genomen.

(2) De ambtenaar van het Openbaar Ministerie met de tenuit-voerlegging belast kan de hulp der openbare burgerlijke of der ge-wapende macht inroepen. (Sv. 15. 75, 87, 338, 340, 342, 400;

R. O. 34, 55, 68; I. R. 311, 323; B. S. 74v.; Bb. 3065.)

340. (St. 1872 no. 131, jo. St. 1917 no. 497, art. 13, ee, jo. no. 645.) (l)-Van de uitvoering der doodstraf wordt door den Griffier proces-verbaal opgemaakt, hetwelk hij, binnen vier en twintig uren daarna, onder het te zijner Griffie berustende uiterlijk gewijsde doet over-schrijven en onderteekent.

(2) Hij moet ter zijde van het proces-verbaal aanteekenen, dat die overschrijving is gedaan, en die aanteekening .onderteekenen.

(3) De overschrijving heeft dezelfde kracht van bewijs als het proces-verbaal. (Sv.'339; I. R. 168, 323; B. W. 1868; B. S. 74.)

!i Staatsblad 1919 no. 2iS bepaalt dat de Officieren van Justitie en de-

Fiscaal-•firiffjers bij de Landgerechten van alle rechterlijke uitspraken in zake overtredingen van de bepalingen betreffende de in- en uitvoerrechten en accijnzen afschriften moe-ten zenden aan den Hoofdinspecteur dier middelen en aan dezen kennis moemoe-ten geven vim de overstorting in 's Lands lias van de ten gevolge van die uitspraken geïnde boeten.

2) Volgens artikel ,74 van het Reglement op het houden der registers van den burgerlijken Stand (Staatsblad 1819 no. 25) is de Griffier verplicht binnen 24 uren aangifte van het overlijden te doen, (Zje hierbij ook Staatsblad 1016 no, 339. 1°, 19. jo. St. 1917 no. IS.)

84;

Ned. Sv.

341. (1) Aan eenen ter dood veroordeelde wordt de onbeperkte toegang vergund van zoodanige geestelijken of godsdienst-leeraren, als hij zal verlangen bij zich te ontvangen.

(2) !) Drie maal vier en twintig uren vóór de tenuitvoerlegging zal hem de dood worden aangezegd door commissarissen van het bij artikel 338 aangeduid college, bijgestaan door eenen ambtenaar van het Openbaar Ministerie en den Griffier bij hetzelve. (Sv. 171v., 356, 390; R. O. 34, 55.)

342. (St. 1907 no. 455, art. I, 3°.) Indien een tot de doodstraf veroordeelde iets te verklaren heeft, wordt de verklaring ontvangen door de commissarissen, in artikel 339 en in het vorige artikel ver-meld, benevens den Griffier .(R. R. 68.)

343. (St. 1873 no. 131 no. St. 1917 no. 497, art. 13, ff, jo. no. 645.) De veroordeeling tot eene vrijheidsstraf kan niet ten uitvoer worden gelegd, dan nadat, in de gevallen waarin zulks door de daaromtrent bestaande verordeningen vereischt wordt, door de daartoe bevoegde autoriteit zal zijn bepaald werwaarts de veroordeelde zal worden overgebracht.

344. (St. 1917 no. 497, art. 13, gg, jo. no. 645.) Wanneer iemand, die vroeger tot hechtenis of tot eene zwaardere straf was verwezen, op nieuw tot zoodanige straf is veroordeeld, voordat hij de hem bij het eerste vonnis opgelegde straf heeft ondergaan, zullen (wan-neer op het tijdstip, dat tot de tenuitvoerlegging wordt overgegaan, de eerst opgelegde straf niet reeds verjaard is) de na elkander op-gelegde straffen geheel ten uitvoer worden gelegd, te beginnen met de zwaarste. (I. R. 325; L. 55.)

345. De tijd van eiken dag gevangenisstraf is van vier en twintig 88.

uren, die van eene maand, van dertig dagen. (1. R. 326; L. 56.) 2) 346. De straftijd wordt gerekend in te gaan, ten aanzien van ver-oordeelden, welke zich in voorloopige hechtenis bevinden, met den dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is overgegaan; ten aanzien van andere veroordeelden, op den dag der tenuitvoerlegging

(Sv. 232; I. R. 327; L. 57.) 3)

347. (St. 1917 no. 497, art. 13, hh, jo. no. 645.) De veroordeeling in de proces-kosten kan worden ten uitvoer gelegd op de goederen van den veroordeelde, op dezelfde wijze als voor burgerlijke zaken is bepaald. (Sv. 348v., 352, 354; Rv. 435v., 580v.; I. R. 328; Bb. 3783.)

348. ï 349.

350. } (vervallen.) (St. 1917 no. 497, art. 13, ii, jo. no. 645.) 351.

352, J

1) In deze alinea worden ingevolge Staatsblad 1919 no. 689, a r t . I, eee, jo, Staats-blad 1920 nos. 9 en 325, blijkens StaatsStaats-blad no in werking tredend op de woorden „Driemaal vier en twintig uren vóór" vervangen door het woord „Vóór".

2) Dit artikel is afgeschaft 'ingevolge Staatsblad 1917 no. 497, art. 3, (1) sub e 30. no. 645. (Zie W. v. S. a r t . 97.)

S) Dit artikel is afgeschaft ingevolge Staatsblad 1917 no, 497, a r t . 3, (1), sub e jo. no. 645, (Zie W. v. S, a r t . 32.)

Ned. Sv 353. (1) De verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen,

mits-gaders de veroordeeling tot geldboete en in de kosten, zijn altijd ten behoeve van den Lande, ten ware bij bijzondere verordeningen anders mocht zijn bepaald. (R. O. 192.)

(2) De aandeelen in geldboeten of verbeurd verklaarde voorwer-pen, in sommige gevallen aan ambtenaren of bijzondere personen toegekend, zullen steeds, nadat het bedrag dier boeten en voorwer-pen in 's Lands kas zal zijn gestort, hieruit aan voornoemde ambte-naren of bijzondere personen worden uitbetaald, in voege als bij de daartoe betrekkelijke verordeningen is of nader zal worden gere-geld, i) (Sv. 349, 411; R. O. 59, 70; Bb. 1083, 2702.)

354. (1) Allen die wegens hetzelfde misdrijKof dezelfde over- 345.

treding, bij hetzelfde vonnis veroordeeld worden in de kosten, of die wegens één en hetzelfde misdrijf of ééne en dezelfde overtreding ver-oordeeld worden tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, ook wanneer die bij eene afzonderlijke burgerlijke [rechtsvordering is geëischt, zijn hoofdelijk voor het geheel der proceskosten en der te vergoeden kosten, schaden en interessen laansprakelijk.

(2) Het bedrag der veroordeelingen tot schadevergoeding, ten behoeve der beleedigde partij uitgesproken, wordt door deze verhaald op de wijze voor de uitvoering van vonnissen in burgerlijke zaken voorgeschreven. (Ned. Sv. 345.)

355. (vervallen.) (St. 1901 no. 15, art. Ill, M, jo. no. 273.) 2)

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING OF (pagina 97-101)