• No results found

Van alle krachtens de vóórgaande artikelen door den Resident genomen beslissingen wordt nauwkeurig aanteekening gehouden in

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING OF (pagina 143-200)

EERSTE TITEL

88. Van alle krachtens de vóórgaande artikelen door den Resident genomen beslissingen wordt nauwkeurig aanteekening gehouden in

een daartoe bestemd register.

89. !) (1) In de afdeelingen der Residentiën zijn de Assistent-Residenten, als vertegenwoordigende den Resident, belast met-, en bevoegd tot de werkzaamheden en verrichtingen, welke bij artikelen 78 en volgende aan de Residenten zijn opgedragen; zulks evenw.el met dien verstande, dat zij, in plaats van zelve omtrent de wijze van afdoening der zaken te beslissen, dienaangaande, na raadpleging van den Regent, en met vermelding van diens gevoelen, eene schrif-telijke voordracht doen, welke door hen met de ter zake betrekkelijke stukken ter beschikking aan den Resident wordt opgezonden.

(2) (St. 1914 no. 317, art. IV, 4°.) Nochtans kunnen de Assistent-Residenten in de afdeelingen en op de hoofdplaatsen, waar zoodanige ambtenaren voor de politie zijn aangesteld, door den Resident ge-machtigd worden om, namens hem, aangaande de bij het vorige lid bedoelde onderwerpen te beslissen, doch steeds onder ver-plichting om geregeld, op bepaalde tijdstippen, en ten minste één-maal 's maands, het register van hunne beslissingen, voorzoöverre noodig vergezeld van een schriftelijk verslag dienaangaande, aan de Residenten te doen toekomen. (I. R. 88, 372; Bb. 283, 1687;

R. O. 110.)

(3) 2) (St. 1897 no. 63, art. I.) Voor plaatsen en in de gevallen, bij ordonnantie te bepalen, is het in dit artikel bepaalde ten aanzien van Assistent-Residenten toepasselijk op den ter plaatse bescheiden Controleur bij het Binnenlandsch Bestuur, die dan mede de bevoegd-heid heeft, omschreven in artikel 76. (Stb. 1897 no. 63 art. I; Stb.

1885 no. 81 art. I.)

(4) (St. 1897 no. 63, art. I.) Indien meer dan één Controleur bij het Binnenlandsch Bestuur ter plaatse bescheiden is, geldt het in de vorige zinsnede bepaalde voor den uit dezen door het Hoofd van gewestelijk bestuur aan te wijzen Controleur. (I. R. 3.)

90. (1) De Resident heeft het oppertoezicht over de gevangenis-sen in zijne Residentie, en is gehouden om die op de hoofdplaats elke maand in persoon te bezoeken, ten einde den toestand en de behan-deling der gevangenen na te gaan. Tevens zal hij zich de registers doen vertoonen, en onderzoeken of die behoorlijk zijn aangehouden.

(2) De gevangenissen in de overige regentschappen zullen op dezelfde wijze om de maand moeten bezocht worden, hetzij door den Assisitent-Resident, of door een ander daartoe aan te wijzen Euro-peesch ambtenaar. 3) (Bb. 2488, 2499, 3277.)

91. {Ingetrokken.) (St. 1892 no. 83, art. 1.)

1) Zie de noot aan het slot van artikel 48, en voorts St. 1897 no. 148, St. 1902 no.

3S6, St. 1904 no. 409, St. 1911 no. 338, St. 1912 no. 257, St. 1915 no. 168, St. 1916 nos. 5 en 200 en St. 1917 no. 1.

-2) Deze alinea luidt. ingevolge Staatsblad 1919 no. 689, art. II, bb, jo. Staatsblad 1920 nos. 9 en 325, blijkens Staatsblad... no in werking tredend op

als volst:

(3! Voor plaatsen en in de gevallen bij ordonnantie te bepalen, is in het in dit artikel bepaalde ten aanzien van Assistent-Residenten toepasselijk op den ter plaatse bescheiden Controleur bij het Binnenlandsch Bestuur.

3) Zie voor de inspectie van gevangenissen St. '1918 no, 169 en Sv. a r t . 367v.

Bij Staatsblad 1920 no. 264 zijn bij het Hoofdkantoor van het Gevangeniswezen (Departement van Justitie) in dienst gesteld 1 Inspecteur, Onderhoofd van den Dienst, 2 Inspecteurs der 1ste klasse en 4 Inspecteurs der 2de klasse,

128

92, (St. 1917 no. 497, art. 14, c, io. no, 645.) Met opzicht tot het 'houden der registers van veroordeelden, voor welke in hunne

Resî-dentiën strafplaatsen zijn aangewezen, en hetgeen daarbij moet wor-den in acht genomen, zullen de Resiwor-denten zich hebben te gedragen overeenkomstig de bijzondere daaromtrent bestaande of nader te geven voorschriften. (I. R. 324.) *)

1) Na dit artikel wordt ingevolge Staatsblad 1911 no. 689, a r t . II, cc, jo. Staats-blad 1920 nos. 9 en 325. blijkens StaatsStaats-blad no in werlcmg tredend op ingelascht een nieuwe Titel „Zesde Titel A", luidende als volst:

ZESDE TITEL A.

IN VERZEKERINGSTELLING V A N DEN VERDACHTE, ZOOMEDE HUISZOEKING EN TAPIERONDERZOEK.

92a. (ï) In geval van ontdekking op heeterdaad is elke dienaar van de openbare macht verplicht en een iegelijk bevoegd, om den verdachte aan t e houden, en dezen OT.verwijW voor ' h e t 'Districtshoofd te brengen.

(2) Het Districtshoofd aal terstond den verdachte in verhoor nemen.

92b. (1) Behoudens het bepaalde "bij artikel 92e is het Districtshoofd, wanneer het een strafbaar feit betreft, waarvoor voorloopige hechtenis is toegelaten, bevoegd tot het uitvaardigen van ,een bevel van voorloopige aanhouding, indien ,hij genoegzame aanwijzing van de schuld van den verdachte aanwezig acht.

(2) Bij dit bevel moet de plaats van inbewaringstelling worden aangewezen.

(3) Hij kan zoo noodig zich tot het vatten van i den aan te houden persoon be-dienen van de tusschenkomst der Dorpshoofden en den bijstand van ieder, dien hij daartoe geschikt acht.

92c. (1) Het bevel van voorloopige aanhouding blijft voor ten hoogste /tien dagen van kracht.

(2) Op verzoek van het Districtshoofd is de Voorzitter van den Landraad bevoegd, om het bevel eenmaal te verlengen voor den tijd door dezen te bepalen, maar in geen geval voor langer dan tien dagen.

(3) Het Districtshoofd is bevoegd tot opheffing van het bevel.

(4) Het vervalt door het verstrijken van den in het eerste lid bedoelden termijn, zoomede indien daarbinnen een bevel van voorloopige hechtenis wordt uitgevaardigd.

92d. (1) Indien het boven hem gesteld gezag het Districtshoofd gelast een bevel tot voorloopige aanhouding uit te vaardigen of op te heffen, is Ti i j verplicht daar-aan gevolg te geven.

(2) In dit geval wordt in de beschikking vermeld van wïen de last daartoe is uitgegaan.

13) Zoodra hem in eenige zaak een zoodanige last is gegeven, kan het Districts-hoofd in die zaak de hem bij dezen Titel toegekende bevoegdheden nog slechts uit-oefenen in overeenstemming mei hoi gezag, dat hem dien last heeft verstrekt.

(4) De Resident of de Europeesche ambtenaar, die volgens iartikel 89 bevoegd is hem ten aanzien van de daar bedoelde werkzaamheden en verrichtingen te vertegen-woordigen, is ook bevoegd, om rechtstreeks een hevel tot voorloopige aanhouding uit t e vaardigen. De bepalingen van deze afdeeüng zijn daarbij toepasselijk, met dien verstande dat zoodanig bevel, uitsluitend door dengene, die het heeft uitgevaardigd, kan worden opgeheven.

92e. In de bij artikel 50u bedoelde zaken mag geen bevel van voorloopige aan-houding worden uitgevaardigd, voordat, hetzij de Resident ingevolge artikel 333b, hetzij de Voorzitter van den Landraad ingevolge artikel ÖoSc, beslist heeft, dat het feit niet voor summiere beUechting vatbaar is.

92f. Een bevel van voorloopige hechtenis ^kan slechts worden uitgevaardigd, indien tegen het feit gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een zwaardere straf is bqdreigd of indien hot feit valt in /de termen van de artikelen 282 laatste lid, 296, 803, 2) 351, eerste Ijd, 353 eerste lid, 372. 378, 453, Ie, 454, 1°, 455, 1° 459 en 480 van hot Wdtboek van Strafrecht, dan wel oplevert medeplichtigheid aan- of poging tot die misdrijven. Voor de toepassing van deze bepaling ten aanzien van een min-der jarigen persoon, die vóór het begaan van het feit den leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, wordt geen rekening gehouden met het bepaalde bij artikel 47 ran het Wetboek van Strafrecht.

; 2) Ingevolge- Staatsblad 1921 no. 110, art. ï, blijkens Staatsblad no.

iii werking tredend- op,....; wordt hier ingelaacht: 335, eerste iidf*.

92g. (1) Wanneer het door het Districtshoofd gehouden onderzoek inzake een verdachte, tegen wien een bevel van voorloopige aanhouding is uitgevaardigd, vóór het verstrijken van den termijn, waarmede dit bevel is verlengd, niet beëindigd is.

kan de Voorzitter van den Landraad, op een schriftelijk en met redenen te omkleeden verzoek van den Resident, of den Europeeschen ambtenaar, die volgens artikel 89 lu m ten aanzien van de daar bedoelde werkzaamheden en verrichtingen vertegen-woordigt, de voorloopige aanhouding nogmaals verlengen voor een tijd door hem te bepalen, maar in geen geval voor langer dan dertig dagen. Hetzelfde zal daarna nog telkens van dertig tot dertig dagen kunnen geschieden, indien de Resident of be-doelde ambtenaar zulks noodzakelijk oordeelt. De Voorzitter is bevoegd het hevel op verzoek van den verdachte, dan we! van den Resident of dien ambtenaar of zelfs ambtshalve op te heffen.

(2) De termijnen in het eerste lid genoemd worden, indien het feit is gepleegd op een der buiten Java en Madoera gelegen, daartoe behoorende eilanden, verdubbeld.

(S) De termijnen in dit artikel genoemd vervallen door het verstrijken daarvan, zoemede indien daarbinnen een bevel van voorloopige hechtenis wordt uitgevaardigd.

92h. Indien de Resident of de Europeesche ambtenaar, die volgens artikel 89 hem tea aanzien van de daar bedoelde werkzaamheden en verrichtingen vertegenwoordigt, van oordeel is, dat tegen den verdachte een hevel van voorloopige hechtenis moet worden uitgevaardigd, zal hij zich daartoe, bij de toezending van de stukken van het voorloopige onderzoek ingevolge artikel 82, bij een schriftelijk en met redenen te omkleeden verzoek tot den Voorzitter van den Landraad wenden, die daarop een beschikking neemt na overeenkomstig artikel 240a gemelde stukken in nauwgezette ov-erweging te hebben genomen.

92i. (1) Huiszoeking is niet geoorloofd, dan na daartoe hekomen verlof van den Voorzitter van den Landraad.

(2) Echter kan bij dringende noodzakelijkheid in geval van ontdekking op heeter-daad van een misdrijf, zoomede indien het een feit betreft, waarvoor voorloopige hechtenis is toegelaten, zonder verlof huiszoeking geschieden, op het erf, waar de ver-dachte woont of verblijft, en in al wat daarop s t a a t : op elke andere plaats, waar de verdachte woont of verblijft ; ter plaatse, waar het feit gepleegd is of sporen heelt achtergelaten ; in herbergen, koffiehuizen en openbare plaatsen.

(2) Behoudens het geva! van het vorige lid, strekt zich de huiszoeking niet uit tot, geschriften, die niet het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend, tenzij krachtens uitdrukkelijk verlof van den Voor-zitter van den Landraad.

92j. Huiszoeking bij personen, die uit hoofde van hunnen stand, hun beroep of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, vindt, tenzij met hunne toestemming, alleen plaats, voorzoover zij zonder schending van hun stands-, beroeps- of ambtsgeheim kan

;.t schieden en strekt zich niet uit tot andere geschriften, dan die welke het voorwerp v;.n het strafbare feit uitmaken, of tot het begaan daarvan hebben gediend.

92k. (1) Huiszoeking zal geschieden door het Districtshoofd.

(2) In geval van ontdekking op heeterdaad is ook het Dorpshoofd bevoegd.

92 1. Tenzij het belang' van het onderzoek dit vordert, wordt tot de huiszoeking-niet overgegaan, dian nadat de bewoner, oi', indien' deze afwezig is, een zijner aan-wezige huisgenootcn, is gehoord en vruchteloos tot vrijwillige afgifte uitgenoodigd is. De bewoner, of indien deze afwezig is, een zijner aanwezige huisgenooten, wordt in de gelegenheid gesteld, om vóór , de huiszoeking den opsporenden ambtenaar aan het lichaam of de kleeding te onderzoeken. Het is dezen ambtenaar verboden zich bij de huiszoeking te doen vergezellen door meerdere tot de politie behoorende personen.

Can voor zijne veiligheid noodig is. Alleen bij dringende noodzakelijkheid kan een huiszoeking worden gehcuden tusschen zonsondergang en zonsopgang. De bewoner, cf, indien deze afwezig is. een zijner aanwezige huisgenooten, zal in de gelegenheid worden gesteld den opsporenden ambtenaar bij zijn onderzoek te vergezellen. Voor-zoover het belang van het onderzoek zich daartegen niet verzet, stelt de opsporende ambtenaar den bewoner, of indien deze afwezig is, een zijner aanwezige huisgenooten, in de gelegenheid, izich omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen te verklaren. De ver-dachte is bevoegd tijdens de huiszoeking in persoon oi' bij gemachtigde tegenwoordig te zijn. De in dit artikel aan den bewoner, of indien deze afwezig is, aan een zijner aanwezige huisgenooten, toegekende bevoegdheden komen ook toe aan den verdachte óf diens gemachtigde, indien deze tegenwoordig is.

(2) Van de huiszoeking wordt nn-i-nrwvild een proces-verhaal opgemaakt, dat dooi-den opsporendooi-den ambtenaar wordt onderteekend ; zoo deze de schrijfkunst niet machtig is, wordt hiervan in het proces-verbaal melding .gemaakt.

92m. (1) De bij de huiszoeking in beslag genomen voorwerpen zullen besloten en verzegeld worden in eenen omslag, waarop door den opsporenden ambtenaar Besteld zal worden de aanteckening van den dag, waarop zij zijn in beslag genomen.

(2) Wanneer die voorwerpen niet geschikt zijn om in eenen omslag t e worden gesloten, zal de in het eerste lid genoemde ambtenaar daaraan met zijn zegel eene strook papier vasthechten, op welke de bovengemelde aanteekening door hem zal ge-steld en onderteekend zijn.

130

ZEVENDE TITEL.

VAN DE DISTRICTSGERECHTEN.

93. De Districtsgerechten zullen éénmaal 's weeks, op eenen vastgestelden dag, gel'ouden worden tot afdoening der zaken, welke Dij het Reglement op de Rechterlijke Organisatie en het beleid der justnie aan derzelver kennisneming zijn opgedragen. (1. K. 1U8;

R. U. 77v., 86; Bb. 638, 2368.)

94. (1) Wanneer iemand, ingevolge artikel 79 van dat Regle-ment, eene burgerlijke rechtsvordering voor het Districtsgerecht brengt, en de aangesprokene niet tegenwoordig is, zal aan beide partijen, voorzooveel den aangesprokene betreft door eenen politie-bediende, worden gelast om met hare getuigen op den volgenden rechtdag te verschijnen.

(2) Wanneer op dien dag de eischer afwezig blijft, zal de zaak gehouden worden voor vervallen, behoudens het recht van den eischer om de vordering opnieuw vóór te brengen.

(3) Wanneer de verweerder, hoezeer behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, en er van geene wettige verhindering blijkt, zal de vorde-ring van den eischer worden toegewezen, tenzij die bevonden worde ongegrond te zijn, in welk geval dezelve zal worden ontzegd.

95. Indien beide partijen verschenen zijn, worden dezelven bene-vens de getuigen, indien zij die hebben voorgebracht, gehoord en wordt vervolgens door het Districtshoofd uitspraak gedaan.

96. (St. 1917 no. 497, art. 14, d, jo. no. 645.) (1) In strafzaken worden de beklaagde en de getuigen tegen eenen door het Districts-hoofd te bepalen rechtsdag opgeroepen. Te dien dage worden de beklaagde en de getuigen gehoord over het aan den eerstgenoemde ten laste gelegde feit en over alle omstandigheden die tot zijn be-zwaar of te zijner ontlasting kunnen strekken.

(2) Wanneer de beklaagde bevonden wordt schuldig te zijn aan het hem ten laste gelegde feit, zal hij worden veroordeeld tot de daarop gestelde straf, behoudens het bepaalde bij artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.

(3) Indien de schuld niet is bewezen wordt de beklaagde vrij-gesproken.

(4) De vernietiging of onbruikbaarmaking van werktuigen of an-dere voorwerpen, vervaardigd, geschikt gemaakt of gediend hebben-de tot het plegen van een strafbaar feit kan in het vonnis worhebben-den gelast. (I. R. 84, 97v., 107, 117, 332, 398, 410; R. O. 80.)

97. Het wordt aan het doorzicht van het Districtshoofd overge-laten om, zoowel in burgerlijke als in strafzaken, de voorgebrachte getuigen al of niet onder eede te hooren. (I. R. 118, 151, 256.)

98. !) (St. 1901 no. 306, art. IH, A, jo. St. 1902 no. 85.) Alvorens eene beslissing wordt genomen, is het Districtshoofd verplicht om het gevoelen in te winnen van de personen, die ingevolge de alge-meene voorschriften als raadslieden of als adviseurs de zitting bij-wonen. (I. R. 101, 118; R. O. 86.)

1) Zie hierbij St. 1867 no. 10 a r t . 2 en St. 1891 no, 230 artt. 1 en 'i,

99. Van de uitspraken der Districtsgerechten zal nauwkeurige aanteekening worden gehouden in een daartoe bestemd register, van hetwelk elke veertien dagen, voorzooveel betreft de zaken, in dat tijdsverloop behandeld, door het Districtshoofd een afschrift zal wor-den gezonwor-den aan wor-den Regent, die het vervolgens, voorzooveel noodig met zijne bedenkingen voorzien, aan den Resident en, in de afdeelingen, aan den Assistent-Resident zal opzenden. (I. R. 52, 69, 119, 190, 314.)

100. (1) Hij die zich wil bedienen van het middel van hooger beroep, waaraan de vonnissen der Districtsgerechten »in burgerlijke zaken onderworpen zijn, zal zulks binnen acht dagen na de uitspraak van het vonnis moeten kenbaar maken aan den Regent, die daarvan aanteekening zal houden of doen houden.

(2) Na verloop van dien termijn zal geen hooger beroep meer worden toegelaten, en het vonnis van het Districtsgerecht kunnen worden ten uitvoer gelegd. (I. R. 95, 102v., 113, 120; R. O. 79, 84, 88.)

101. Het Districtshoofd zal, binnen acht dagen nadat hem het in-gesteld beroep door den Regent is kenbaar gemaakt, aan dezen schriftelijk kennis geven van de toedracht der zaak en van de daarin gedane uitspraak, onder vermelding der gevoelens, door de raads-lieden en den priester geuit. (I. R. 98, 121.)

102. De uitvoering van de uitspraken der Districtsgerechten in burgerlijke zaken, waarvan geen hooger beroep is ingesteld, of die in hooger beroep geheel of ten deele zijn bevestigd geworden, zal door de Districtshoofden aan de Dorpshoofden of andere hun onder-geschikte beambten worden opgedragen. (I. R. 100, 103v., 122, 200v., 203a, 428.)

103. (1) Het Dorpshoofd, of elk ander met de tenuitvoerlegging van zoodanige uitspraak belast beambte, zal den veroordeelde vooraf aanmanen om, binnen de eerstvolgende acht dagen, aan de tegen hem uitgesproken veroordeeiing te voldoen.

(2) Indien na verloop van deze acht dagen daaraan niet is vol-daan, zal het Districtshoofd, tenzij hij redenen vinde om eenig uitstel te verleenen, gelasten dat zooveel roerende goederen Van den ver-oordeelde worden in beslag genomen, als vermoedelijk noodig zijn zal om de uitvoering van het vonnis te verzekeren. (I. R. 102, 104v., 122, 200v., 203a, 430.)

104. De inbeslagneming geschiedt in tegenwoordigheid van twee getuigen, en zoo mogelijk in het bijzijn van den veroordeelde, door den met de tenuitvoerlegging belasten beambte, die gehouden zal zijn de in beslag genomen goederen stuk voor stuk te waardeeren.

(I. R. 103v., 105v., 122, 201, 203a.)

105. (1) Indien twee dagen na de inbeslagneming nog niet aan het vonnis is voldaan, zullen de in beslag genomen goederen, tot het beloop van de uitgesproken veroordeeling, door den 'met de tenuit-voerlegging belasten beambte, in tegenwoordigheid van twee getui-gen, in het openbaar, om gereed geld, aan den meestbiedende wor-den verkocht, tenzij de gebowor-den som benewor-den die der waardeering

132

mocht zijn; in welk geval de goederen aan den schuldeischer, te wiens behoeve de executie plaats heeft, naar de geschatte waarde zullen worden overgegeven.

(2) De veroordeelde is bevoegd om de orde aan te wijzen, naar welke de in beslag genomen goederen zullen verkocht worden.

(3) De goederen, welke niet hebben behoeven verkocht te wor-den, zullen weder aan den veroordeelde worden overgegeven. (I. R.

103v., 122, 202, 203a.)

106. De inbeslagneming mag zich niet uitstrekken tot het vee en de gereedschappen, welke volstrekt benoodigd zijn tot de uitoefening van het persoonlijk bedrijf van den veroordeelde. (I. R. 122, 203a.)

107. (St. 1907 no. 156, art. I, b.) (1) De uitvoering van de uit-spraken der Districtsgerechten in strafzaken geschiedt door- of op bevel van de Districtshoofden.

if} (vervallen). (St. 1917 no. 497, art. 14, e, jo. no. 645.) 108. De rechtsbedeeling bij de Districtsgerechten geschiedt kos-teloos. (I. R. 122.)

ACHTSTE TITEL.

VAN DE REGENTSCHAPSGERECHTEN, ij

109. (1) (St. 1914 no. 512, art. 2.) De Regentschapsgerechten zullen op door de Residenten nader vast te stellen dagen en plaatsen binnen hun ressort gehouden worden tot afdoening der zaken, welke bij „artikel" 2) 83 en 84 van het Reglement op de Rechterlijke Orga-nisatie en het beleid der justitie in Nedcrlandsch-Indië aan hunne kennisneming ziin opgedragen. 3) (R. O. 81v., 88.)

(2) (vervallen) (St. 1914 no. 317, art. IV, 5°.)

110. (1) Burgerlijke vorderingen zullen aan den Regent in geschrifte worden ingediend; zoo de belanghebbende niet schrijven kan, zal de Regent van de vordering aanteekening houden of doen houden.

(2) De Regent zendt een afschrift van de vordering of van de deswege gehouden aanteekening aan den verweerder, met vrijlating om binnen eene week daarop te antwoorden.

(3) Nadat het antwoord ingekomen of de gestelde termijn ver-loopen is, bepaalt de Regent den dag, waarop de zaak ter terecht-zitting van het Regentschapsgerecht zal dienen, en doet de partijen en de getuigen, door partijen, hetzij bij de schriftelijke vordering of het antwoord, hetzij bij monde opgegeven, tegen dien dag oproepen.

(I. R. 94, 112, 126v.; Bb. 6539.)

111. (1) Wanneer de eischer niet verschijnt, zal de zaak ge-houden worden voor vervallen, bege-houdens het recht van den eischer om zijne vordering opnieuw vóór te brengen.

(2) Wanneer de verweerder, behoorlijk opgeroepen zijnde, ten

1) Zie de noot 1 bij het opschrift van den 5en Titel.

2) Lees: „de artikelen".

3) Men zie hierbij Staatsblad 1008 no. 535, art. 2 en Staatsblad > 1910 no. 583, art. 3.

bepaalden dage afwezig blijft, en er van geene wettige reden van verhindering blijkt, zal de vordering aan den eischer worden toege-wezen, tenzij dezelve bevonden worde ongegrond te zijn, in welk geval zij zal worden ontzegd. (I. R. 94, 118, 131v.)

112. Wanneer ten bepaalden dage partijen verschenen zijn, wor-den dezen, na voorlezing van wor-den eisch en van het antwoord, indien dit is ingekomen, benevens de getuigen gehoord, en wordt daarna

112. Wanneer ten bepaalden dage partijen verschenen zijn, wor-den dezen, na voorlezing van wor-den eisch en van het antwoord, indien dit is ingekomen, benevens de getuigen gehoord, en wordt daarna

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING OF (pagina 143-200)