• No results found

VAN DE RECHTSPLEGING TER ZAKE VAN VALSCHHEID.

231. In alle strafzaken betrekkelijk tot valschheid in geschrifte, 273.

zal het stuk dat beweerd wordt valsch of vervalscht te zijn, ter Grif-fie overgelegd, en tevens •onderteekend en op iedere bladzijde ge-waarmerkt worden door dengene, die het overlegt, door den amb-tenaar, onder wiens bewaring het is geweest, indien hetzelve uit eene openbare bewaarplaats is genomen,' en door den Griffier, die een uitvoerig proces-verbaal van de gesteldheid van het stuk zal opma-ken. (Sv. 31v., 153, 232v., 235v., 239, 244, 246, 402; Rv. 65, 148v., 165; Not. 39; B. S. 27.)

1) In deze alinea worden ingevolge Staatsblad 1919 no. G89, art. I, ww. jo. Staats-blad 1920 nos. 9 en 32B, blijkens StaatsStaats-blad no in werking tredend op de woorden „den vierden of van den vijfden Titel" vervangen door de «rooiden: ..den vierden Titel of van de eerste afdeelins van den vijfden .1 itel",

Ned. Sv.

232. Bij de vcrhooren van den bekiaagde over dat stuk, zal het- 274.

zelve mede door dezen, en bovendien door den Rechter-Sommissaris en den Griffier onderteekend worden. (Sv. 34, 235, 239, 246.)

233. De klachten en aangiften in zake van valschheid kunnen 275.

altijd worden vervolgd, ook dan wanneer de stukken, die er het on-derwerp van zijn, tot grondslag gediend hebben van gerechtelijke of burgerlijke acten. (Rv. 135, 165, 385; B. S. 28.)

234. (1) Alle openbare of bijzondere bewaarders van stukken, 276 welke beweerd worden valsch of vervalscht /te zijn, zijn verplicht,

op straffe van daartoe bij lijfsdwang genoodzaakt te worden, dezel-ve, op een bevelschrift van den Raad van Justitie, ter Griffie in be-waring te geven; van deze bewaargeving zal een proces-verbaal worden opgemaakt, hetwelk, niet en benevens het bevelschrift, den bewaarder zal strekken tot ontlasting jegens alle belanghebbenden.

(2) Het staat aan denzelven vrij, van de door hem in bewaring gegeven stukken en van het proces-verbaal kosteloos afschriften te vorderen.

(3) De kosten van .overbrenging der stukken worden onder de Justitie-kosten begrepen. (Sv. 236v., 243, 411; R. O. 67; Rv. 157, 580; Not. 39.)

235. De stukken, die geleverd worden om tot vergelijking te die- 277.

nen, zullen, evenals de stukken, welke beweerd worden valsch of vervalscht te zijn, worden onderteekend en gewaarmerkt, op de wij-ze in de twee eerste artikelen van dewij-zen Titel gemeld. (Sv. 231 v., 238, 244, 246.)

236. De bepaling van artikel 234 is insgelijks toepasselijk op alle 278.

openbare bewaarders van stukken, welke ter vergelijking kunnen dienen. (Sv. 238, 246, 380; Rv. 157.)

237. (1) Indien de overgave van een authentiek stuk vereischt 279.

en gevorderd wordt, zal aan dengene, die hetzelve in zijne bewaring heeft, een afschrift daarvan worden gelaten, hetwelk met het oor-spronkelijke zal worden vergeleken door den President van den Raad van Justitie, die daarvan een proces-verbaal zal opmaken; indien zoodanig authentiek stuk onder bewaring is van een openbaar per-soon, zal het voorzegde afschrift door dezen gelegd worden onder zijne stukken, om in "de plaats van het oorspronkelijke te strekken, tot de terugzending van het laatstgemelde, en met bevoegdheid om daarvan grossen of 'afschriften uit te geven, mits daarbij melding makende van het proces-verbaal.

(2) Indien nochtans het stuk een gedeelte uitmaakt van een register, zoodat het daarvan niet voor eenen tijd kan afgescheiden worden, kan de Raad van justitie het overbrengen van het register 1er inzage bevelen, en vrijstelling verleenen van'de formaliteit bij dit artikel vastgesteld. (Sv. 234, 236, 244, 380; Rv. 158v.; B. S. 20.)

238. (1) Onderhandsche geschriften kunnen insgelijks als stuk- 280.

ken van vergelijking overgelegd en als zoodanig aangenomen wor-den, indien volkomen van derzelver echtheid blijkt,

62

Ned. Sv.

(2) Echter kunnen bijzondere personen, welke, zelfs volgens hunne eigene erkentenis, onderhandsche geschriften bezitten, niet onmiddellijk tot derzelver afgifte worden genoodzaakt; maar indien zij voor den Raad van Justitie zijn gedagvaard, en hunne gronden van weigering niet zijn geldig verklaard, kan bij rechterlijk bevel de overgave, zelfs bij lijfsdwang, worden bevolen. (Sv. 35, -234v., 240, 244, 380v.; Rv. 156, 580.)

239. De getuigen, welke gehoord worden over eenig stuk of stuk- 281.

ken, in het geding overgelegd, zijn gehouden dezelve insgelijks te waarmerken en te onderteekenen. (Sv. 34, 231v., 236, 246; Rv. 163.)

240. (St. 1919 no. 603, art. HI, a, jo. no. 775.) De beklaagde, 282 daartoe door den rechter gelast, is verplicht, in diens

tegenwoordig-heid een geschrift te vervaardigen, vingerafdrukken te stellen of wel stukken, door hem geschreven, over te leggen. (Sv. 246; Rv. 156.)

241. In de voorloopige gerechtelijke instructie, kan de Rechter- 283.

Commissaris éénen of meer deskundigen benoemen, ten einde het stuk, waarvan de valschheid of vervalsching beweerd wordt, bene-vens de stukken van vergelijking, te onderzoeken, en van hunne be-vinding een schriftelijk verslag uit te brengen, hetwelk.bij het ge-ding zal worden gevoegd. (Sv. 35v., 83, 242, 382; Rv. 154v.)

242. (1) (St. 1914 no. 641, art. 1, ' w , jo. St. 1915 no. 146, art. 284 IV.) Indien de zaak van den beklaagde naar de terechtzitting wordt

verwezen, zullen de in het vorige artikel vermelde deskundigen worden gehoord.

(2) De Raad van Justitie kan ook op requisitoir van het Open-baar Ministerie, of ten verzoeke van den beklaagde, andere deskun-digen hooren. (Sv. 131, 158, 183; I. R. 278.)

243. (1) Indien de beklaagde ter zake van valschheid in ge- 285.

schritte wordt veroordeeld, zal de Raad, naar mate van hetgeen uit het gerechtelijk onderzoek is gebleken, verklaren, dat het geheele stuk valsch is, of wel bepaaldelijk aanduiden, waarin de vervalsching bestaat. Van die verklaring wordt door den Griffier proces-verbaal opgemaakt, hetwelk door den President en hem wordt onderteekend.

(2) Op het valsche of vervalschte stuk zal door den Griffier eene aanteekening worden gesteld, waarbij naar dat proces-verbaal wordt verwezen. .

(3) Indien het eene authentieke acte gekit, zal een afschrift van het proces-verbaal, door den Griffier onderteekend, aan het valsche of vervalschte stuk wforden gehecht, en bij de uitgifte van grossen of afschriften van het stuk, zal steeds aan den voet afschrift van het proces-verbaal moeten gevoegd worden. (Sv. 231, 234, 237v.; Rv.

166; R. O. 67; B. W. 1918; B. S. 25.)

244. De stukken van overtuiging en van vergelijking worden 286.

binnen veertien dagen, nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, terug gebracht ter plaatse van waar zij gekomen zijn, of terug gegeven aan degenen, die dezelve hebben medegedeeld.

(Sv. 170, 225, 231, 234v., 237v.)

Ned. Sv.

245. (1) Voor het overige heeft de instructie ter zake van 287.

valschheid op dezelfde wijze plaats, als ten aanzien van andere misdrijven is bepaald. (Sv. 41 v., 66 v., 100 v.)

(2) (St. 1914 no. 641, art. 1, ww, jo. St. 1915 no. 146, art. IV.) Wanneer de Officier van Justitie in zake van valschheid geen in-structie noch verwijzing verlangt, worden nochtans de voorschriften van dezen Titel in acht genomen, met dien verstande dat de daar-bij voor den Rechter-Commissaris en den Griffier omschreven be-voegdheden en verplichtingen den Officier van justitie toekomen.

(Sv. 66.)

246. Indien de bewaarder of de getuigen weigeren of niet in 288.

staat zijn de overgelegde of hun vertoond wordende stukken te waarmerken en te onderteekenen, of indien de beklaagden weige-ren 'de stukken te teekenen, of in 's rechters tegenwoordigheid te schrijven, zal zulks in het proces-verbaal vermeld worden. (Sv. 49, 231 v., 235, 239 v.)

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING OF (pagina 76-79)