• No results found

KORSGAARD: VRIJHEID EN AUTONOMIE

2. Zelfbepaling en Autonomie

Precies omdat levende wezens functioneel in elkaar steken, zijn ook de bewegingen die zij maken normatief te beoordelen. Natuurlijk (hoewel Korsgaard hier niet op ingaat) zijn ook de bewegingen van alle andere objecten evaluatief te beoordelen110. De

standaarden waarnaar ze beoordeeld worden zijn in dat geval echter extern, namelijk afhankelijk van de rol die zij spelen in het voltrekken van bepaalde projecten van levende wezens. Daarnaast zijn sommige bewegingen echter ook intern te waarderen, omdat in sommige gevallen de beweging zelf, gezien het soort beweging dat het is, op een bepaalde manier beoordeeld kan worden. Wie zich voorneemt een sierlijke dans te doen, faalt bijvoorbeeld wanneer hij slechts onwillekeurig met zijn ledematen in het rond wappert.

Wat volgens Korsgaard nodig is om tot normatieve oordelen van bewegingen te komen, is dat deze bewegingen zich überhaupt doelmatig laten beschrijven. Dat wil zeggen, we vatten deze bewegingen zo op, dat ze plaats lijken te vinden om iets mee te bereiken. Deze bewegingen kennen, stelt Korsgaard, een minimale intentionele inhoud (intentional content). Aan de hand van deze intentionele inhoud is ook een interne waardering van de beweging mogelijk, omdat het met deze intentionele inhoud bepaalbaar is wanneer de beweging faalt: “To assign intentional content to a movement in this sense is to make it subject to a normative standard of efficacy, to a standard of success and failure.” (SC: 96).

Louter causale processen laten zich volgens Korsgaard niet op die manier beoordelen, precies omdat er van een intentionele inhoud en functionele vormgeving geen sprake is111. Een vallende steen veroorzaakt al dan niet een lawine, maar het ligt

niet voor de hand hier te spreken van een ‘slagen’ van het veroorzaken van een lawine. Op dezelfde manier heeft het weinig zin te zeggen dat ik faal in het omduwen van andere mensen indien ik deze andere mensen alleen raak omdat ik zelf omgeduwd word.

1. Het meest basale niveau

Deze intentionele inhoud achter een beweging komt in gradaties, en Korsgaard onderscheid meerdere niveaus. Op het meest basale niveau (bottom of the scale: 2015b:10112) is het niet nodig dat een beweging bewust door iemand gedaan wordt.

Wat er minimaal nodig is om een beweging doelmatig te beschrijven, is dat de beweging op de een of andere manier past op de organisatie van het object aan wie we de beweging toeschrijven.

toegevoegde waarde die X dan voor ons heeft’, ‘good voor X omdat het leven en de groei van X er door bevorderd wordt’, en ‘goed voor het welzijn van een subject’ (Rosati 2009: 221-227). Ik ga hier nu niet verder op in, maar dit artikel van Rosati valt erg aan te raden.

110 De lawine van stenen wordt negatief gewaardeerd, maar wel precies omdat bepaalde wezens de lawine niet als

een welkome gebeurtenis zien. Misschien dat dit de reden is dat een lawine niet inherent slecht is, maar ook positief gewaardeerd kan worden wanneer het bijvoorbeeld esthetisch gewaardeerd wordt.

111 “If one thing causes another, there is no room for success or failure.” (SC: 107), “Causal connections cannot be

wrong.” (SoN: 139)

112 Ook Self-Constitution: “At the bottom of the continuum is simple intentional movements, of the sort that, as I

Zo zien we het hart als iets wat een bepaalde organisatie heeft om het bloed rond te pompen. Vergelijkbaar bezit de wekker een bepaalde organisatie om op een bepaald moment af te gaan. Vanwege deze doelmatige vormgeving is het mogelijk te zeggen dat het hart faalt wanneer het niet op een bepaalde manier samenknijpt, en de wekker faalt wanneer hij niet op tijd afgaat. Op dezelfde manier is een goede beweging van het hart een beweging die precies dat teweegbrengt wat het hart zelf teweeg zou moeten brengen. “Attributing purposes to these movements just reflects the fact that we view the objects as functionally organized” (2015b: 10113).

Uiteindelijk koppelt Korsgaard de term intentionaliteit aan het woord ‘autonomie’. In verband met de bewegingen die functioneel bepaalde objecten ‘verrichten’ lijkt deze term misschien wat overdreven. Toch is er ook op dit niveau reeds een zekere autonomie te vinden, omdat de bewegingen die intentionele inhoud kennen, bij uitstek de bewegingen zijn die we toeschrijven aan een bepaalde zaak zelf. Bijvoorbeeld, het hart wordt passief door een pijl doorboort wordt, maar pompt zelf het bloed rond door samen te trekken.

2. Dieren

Vanzelfsprekender is een spreken in termen van autonomie en intentionaliteit op een ‘hoger’ niveau, namelijk in het geval van levende wezens die bezitten over waarneming. Zo zeggen we van een spin dat hij ‘probeert om de mot te eten’, en van een kakkerlak dat deze vlucht ‘omdat hij niet platgeslagen wil worden’. We vermoeden daarbij dat deze dieren de wereld in een teleologisch licht zien, namelijk als gevuld met objecten om te eten, om voor te vluchten, om contact mee op te zoeken. Bij dieren is het daarom eenvoudiger, en zijn er ook meer mogelijkheden, om aan te geven dat zij niet slagen in dat wat zij ‘proberen’ te doen.

Wat volgens Korsgaard echter niet verschilt met de intentionele inhoud bij functioneel bepaalde objecten, is dat deze intentie uiteindelijk mogelijk is vanwege het soort vorm dat een dier heeft. Bij dieren omvat deze vorm eenvoudigweg ook bepaalde schema’s om middels waarnemingen te reageren op prikkels van de omgeving. Het dier, als lid van de soort waar het toe behoort, is zo georganiseerd: “as to produce a movement of that kind” (SC: 103).

‘Instinct’ is volgens Korsgaard precies ons woord om aan te geven wat voor een typisch gedrag een individu van een bepaalde diersoort vertoont wanneer het geconfronteerd wordt met bepaalde prikkels:

“The principles that govern an animal’s movement as he guides himself through his environment – the principles that govern his reactions to his perceptions – are what we may call his instincts. An animal’s movements are self-determined when they are governed by his instincts, for when they are governed by his instincts, they spring from his own nature. […] They determine what he does in response to what, what he does for the sake of what. When he acts from his instincts, then, the animal’s movements are his own. He acts according to his own laws, and therefore autonomously.” (SC: 104). Instinctieve reacties zijn voor een dier autonoom, omdat ze de in zijn organisatie besloten wijze zijn om te reageren op bepaalde prikkelingen114. Zo springt de kat zelf

113 Identieke zin in ‘Morality and the distinctness of Human Action’: 108 (Korsgaard 1996b)

114 Het argument iets uitgebreider: “When an animal acts, he is determined by his form, by his instincts, to produce

a change in the World, guided by his conception or representation of the world. But an animal’s form is what gives him his identity, what makes him the animal he is. So to say that an animal’s form determines him to

op de muis, maar wordt hij passief in de gracht gegooid. Dit verschil gaat deels schuil in de waarnemende vermogens van de kat, maar daarmee deels ook ip wat voor een wezen een kat is. Een kat zit zo in elkaar dat hij op kleine zoogdieren springt om daarmee te spelen, of om zich daarmee te voeden. Dat is wat katten doen115. En om die

reden zijn normatieve oordelen mogelijk, en faalt de kat om de muis te vangen wanneer hij naast de muis springt, maar faalt hij niet om in de gracht gegooid te worden wanneer hij veilig aan de overkant van het water landt.