• No results found

NON-COGNITIVISME: MOTIVATIE & VOORSCHRIFT In het vorige hoofdstuk heb ik proberen te laten zien hoe Moore het unieke karakter

5. Het Nieuwe Naturalisme

Het bovenstaande is mijn weergave van hoe het open-vraag-argument functioneert binnen de non-cognitivistische meta-ethiek. De non-cognitivisten menen dat de ervaring die het argument oproept laat zien dat het in de ethiek niet gaat om het beschrijven van de wereld, maar om het waarderen ervan. Het open-vraag-argument valt daarbij te begrijpen als een nou-en?-argument, omdat de non-cognitivist meent dat beschrijvingen van hoe de wereld in elkaar steekt altijd onderbepalend blijven voor onze waarderende bezigheden.

Een algemeen bezwaar tegen het non-cognitivisme is dat daarmee de ethiek verschijnt als louter subjectief. Immers, indien ethische oordelen niet teruggaan op

94 Vergelijk Gibbard: “We might imagine a community where everyone condemns as wrong, say, whatever

violates the Ten Commandments, and only that. Their use of this standards is confident, and their interpretations of the commandments are clear and agreed upon. Then there might be no fact of the matter whether ‘ wrong’ means, “violates the Ten Commandments” or something expressive.” (Gibbard 1990: 33)

feiten, lijken zij in zekere zin in de lucht te hangen95. Vanuit mijn beperkte inzicht in

hoe dit debat zich ontwikkelt, lijken de non-cognitivisten zich op twee manieren tegen dit bezwaar te verdedigen. Ten eerste wijzen zij erop dat ook zij een zekere objectiviteit van de ethiek een plek kunnen geven. Enerzijds kan er in de ethiek wel degelijk geredeneerd worden, omdat ethische overtuigingen onderhevig zijn aan consistentie en coherentie (Hare 1952: 132) Gibbard 1990: 156-9). Anderzijds is er binnen een non- cognitief model wel degelijk plek voor een waarderen van onze waarderingen, namelijk voorzover er waarderingen van een hogere orde zijn die evengoed non-cognitivistisch begrepen kunnen worden (Gibbard 1990: 168-170). Ten tweede lijken veel non- cognitivisten dit bezwaar eenvoudigweg te omarmen, en niet zo zwaar te tillen aan een alledaagse ‘ervaring’ dat bijvoorbeeld morele vooruitgang zich feitelijk laat vaststellen. In dat geval spelen zij hun meta-ethische overtuigingen uit tegen onze alledaagse ervaringen van de ethiek.

1. Nieuw naturalisme

Voor het onderwerp van deze scriptie is een belangrijkere vraag echter, tot op welke hoogte de menselijke waardering zich nu eigenlijk als een feit laat beschrijven. Het probleem is namelijk dat het niet zondermeer duidelijk is waarom we het zwaartepunt van de ethiek zouden leggen op de wijze waarop mensen waarderen, indien de wijze waarop mensen waarderen nu eenmaal volkomen universeel en causaal samenhangt met bepaalde feiten96. Indien een of ander feit over een zaak altijd zou leiden tot een

positieve waardering, wordt het opnieuw verleidelijk om te zeggen dat het toch echt een feit aan de zaak zelf is die wordt aangeduid met het woord ‘goed’. Dit heeft, zoals Gilbert Harman opmerkt, gevolgen voor de openheid van de vraag in het open-vraag- argument:

“Although emotivists often use the open question argument in this way, they rely on something that goes beyond the basic principles of emotivism. There is also the hidden assumption . . . that values are not universal. For suppose that values are universal. In particular, suppose that whenever anyone believes that an action causes human suffering, he immediately disapproves of it. Then the open question argument fails. For then to believe that an action causes human suffering is automatically to disapprove of it and therefore, given emotivism, to believe that it is wrong. The question whether an action that causes human suffering is wrong is no longer an open question”. (Harman 1977: 29)

Om hetzelfde in een iets ander vocabulaire uit te drukken, de term ‘goed’ lijkt bij de non-cognitivist steeds vast te zitten aan de acceptatie van bepaalde normen. Een opmerking als ‘dit is goed in het licht van bepaalde normen’ is echter een feit, terwijl

95 Gibbard identificeert drie soorten vragen waar hij zich als non-cognitivist voor geplaatst weet: 1. Geldigheid is

onafhankelijk van acceptatie; 2. Iets ‘goed’ noemen lijkt meer te zijn dan alleen maar het heel graag willen; 3. Acceptatie van een norm lijkt rechtmatig ‘gezag’ te veronderstellen. (Gibbard 1990: 155)

96 Terrence Horgan en Mark Timmons schrijven in hun essay over ‘new strains of ethical naturalism’ het volgende:

“just as for names and natural kind terms, reference is a matter of there being certain causal connections between the use of moral terms and the relevant natural properties. […] the fact that humankind’s uses ofmoral terms are regulated in the way described in CRT is what allows one to conclude that moral terms like ‘good’ behave semantically like natural kind terms: they rigidly refer to certain natural properties and hence possess synthetic definitions.” (Hogan en Timmon 1992: 158-9). Zij maken daarbij een onderscheid tussen causale samenhang, en een causaliteit die een betrekking verwerft tot de betekenis van de term ‘goed’.

‘dit is goed’ dat niet zou zijn. Het is niet helemaal duidelijk hoe we in het non- cognitivisme over dit verschil zouden moeten spreken indien bepaalde normen altijd door mensen geaccepteerd zouden worden. In dat geval lijkt, zoals Gibbard in paragraaf 4.4 hierboven opmerkt, de gehele ethiek zich als een feit te laten beschrijven. Connie Rosati merkt in haar studie van het open-vraag-argument daarom op, dat er zogenaamde nieuwe naturalisten op het meta-ethische toneel te vinden zijn, die proberen descriptieve kwaliteiten te vinden die altijd tot bepaalde prescriptieve oordelen leiden: “Instead, [the new naturalists] argue, we can construct a descriptive meaning for 'good' that secures its recommending and expressive functions simply in virtue of the proposed descriptive content.” (Rosati 1995: 46)

Het zwaartepunt van de ethiek komt dan alsnog te liggen bij een feitenonderzoek naar wat deze zaken kunnen zijn. De non-cognitivistische interpretatie van het open-vraag-argument functioneert daarbij niet als een definitieve weerlegging van het naturalisme (in de zin van dit hoofdstuk), maar kan functioneren als een methode om die eigenschappen van handelingen en zaken te vinden, die voor een mens automatisch leiden tot een hoge waardering van deze handeling of zaak.