• No results found

Winkelmans richtlijnen

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 4 (pagina 189-199)

Nagenoeg onmiddellijk na het binnentrekken der Duitse troepen werden Nederlandse autoriteiten met het probleem geconfronteerd, welke werk­ zaamheden ten behoeve van de Duitsers geoorloofd dan wel ongeoorloofd waren. De meeste bruggen over de grote rivieren lagen in het water; de Duitsers eisten dat zij onmiddellijk hersteld zouden worden. Op 15 mei be­ sloot de directie van de Rijkswaterstaat, voorshands de verbindingen naar

1 Enq., dl. V II a, p. 4. 2 ‘Ik ken Lauterpacht goed’ , vertelde de Utrechtse hoog­ leraar in het volkenrecht, prof. dr. J . H . W . Verzijl in '50 aan de Enquêtecommissie. ‘Ik heb hem gezegd: wat hebt gij met die passage toch een misère veroorzaakt in bezet Nederland . . . Tot m ijn verrassing kreeg is van Lauterpacht een briefje teru g: Het doet mij w erkelijk leed dat ik jullie zoveel hinder heb aangedaan en dat enkel door een ‘ ill-considered’ passage die ik heb overgenomen van Oppenheim. Het was helemaal niet zo bedoeld.’ (a.v., V II c, p. 305). 3 Verslag, 3 juni 1940, van een be­ spreking bij Fischböck op 1 juni (H S S u P F , 69 A a).

W E R K E N V O O R DE V I J A N D

het zuidwesten, waar de Duitsers bij hun offensief in België van zouden kunnen profiteren, niet te herstellen. D it leidde tot een scherp conflict in Maastricht waar de Duitsers wensten dat hun eigen militaire hulpbrug over de Maas die zij in België dringend nodig hadden, door een houten noodbrug vervangen werd. Met een beroep op het Landoorlogreglement weigerden de Nederlandse autoriteiten en, op hun voorbeeld, ook de Nederlandse aannemers alle medewerking: een Duitse aannemer moest het karwei op­ knappen.1

Minder principieel handelde men in Eindhoven.

Bij van Doom e’s Automobielfabriek te Deurne die nagenoeg geheel voor defensie werkte (er stonden op dat moment 250 gedeeltelijk afgewerkte legerwagens), kwam al op 13 mei een Duits officier eisen dat een tiental Duitse militaire auto’s gerepareerd zou worden; de directeuren, de gebroe­ ders van Doom e, weigerden en wendden zich tot de burgemeester van Eindhoven; het gevolg was dat de voorzitter van de Eindhovense Kamer van Koophandel op 14 mei de directies van de voornaamste fabrieken, de D af incluis, in vergadering bijeenriep. De voorzitter, kennelijk geheel onkundig van de ‘Aanwijzingen’ en door de burgemeester terzake ook niet voorgelicht, bracht alleen de Duitse eis over dat het werk overal onmiddellijk hervat moest worden. ‘Er werden ons’ , aldus de gebroeders van Doom e, ‘nog voor­ beelden aangehaald van Belgische fabrieken die in 19 14 geweigerd hadden te werken, waarna de directie werd doodgeschoten en waarna er een nieuwe directie werd aangesteld en er toch gewerkt werd.’ In het gehele district Eindhoven werd de arbeid hervat, zij het bij de D a f met enige vertraging.2 Kort na de capitulatie begreep generaal Winkelman dat een duidelijke richtlijn voor het bedrijfsleven wenselijk was. Op zaterdag 18 mei deelde hij via de pers alle fabrikanten mee dat het werk aan eventuele defensie-orders onmiddellijk gestaakt moest worden. Diezelfde dag wendde zich evenwel de directie van Wilton-Fijenoord tot de burgemeester van Schiedam met de vraag o f het gepermitteerd was, te gaan werken voor de Kriegsmarine; de

Kriegsmarine had daar op aangedrongen. De burgemeester las de desbetreffen­

de passage uit de ‘Aanwijzingen’ voor, maar de directie van de grote werf, waarin een Duitser, C . Teschmacher, een dominerende plaats bekleedde, nam

1 C . J . W itteveen en G. Slotboom : ‘Vernielingen en herstel van bruggen, w egen en vaarwateren’ in Limburg 19 4 0 -19 4 5 (1949), p. 50. 2 B ij de D a f werden alle in aanbouw zijnde producten op 27 mei in beslag genom en; de directie had toen de materialen voor de Nederlandse pantserwagens weten te verstoppen. (Politie Eindhoven: p.v. inz. H . J . en W . A . van D oom e (15 maart 1946), p. 3 3 -35 . (Doc II-172 , a-i)). Evenals nagenoeg alle andere daarvoor in aanmerking komende be­ drijven w erd de Daf-fabriek later bij de Duitse oorlogsproductie ingeschakeld.

W I N K E L M A N S R I C H T L I J N E N

met dat antwoord geen genoegen en de burgemeester van Schiedam ging twijfelen: waren, nu heel Nederland bezet was, de ‘Aanwijzingen’ nog wel geldig? Op advies van burgemeester Oud van Rotterdam die die vraag ook niet kon beantwoorden, belde hij de commissaris der koningin in Zuid- Holland, van Karnebeek, op en deze verwees hem naar Winkelman. Op zondagmorgen 19 mei ontving Winkelman dus de Schiedamse burgemees­ ter, een directeur van de Rotterdamse Droogdokmaatschappij én Tesch- macher vanWilton-Fijenoord. Winkelman (er bestaat van hun gesprek geen betrouwbaar verslag) zei min o f meer dat medewerking aan Duitse militaire orders verboden was maar dat men, als de Duitsers dwang zouden gaan gebruiken, die medewerking niet zou kunnen weigeren. Teschmacher haastte zich, het onderhoud in een brief aan de Schiedamse burgemeester te bevestigen; daarin deelde hij mee dat (hoewel er van Duitse dwang nog in het geheel geen sprake was) Wilton-Fijenoord onmiddellijk weer aan het werk zou gaan en de w e rf ‘Gusto’ te Schiedam, waar Nederlandse motor­ torpedoboten in aanbouw waren, eveneens. Bij beide bedrijven werd het werk aan de militaire projecten hervat.

Deze feiten raakten spoedig aan anderen bekend. D oor Fentener van Vlissingen en Snouck Hurgronje werd Winkelman gewaarschuwd dat er directies waren die zijn uitspraak als een vrijbrief beschouwden om militaire opdrachten voor de Duitsers uit te voeren. Winkelman liet Teschmacher dus opnieuw bij zich komen, maar toen hij hem op 23 mei voor de tweede maal ontving, waren ook anderen present: generaal-majoor van Voorst tot Voorst, Snouck Hurgronje, prof. mr. J. P. A . Frangois, adviseur van Buitenlandse Zaken voor volkenrechtelijke vraagstukken, ir. G. A . Kessler, president- directeur van de Nederlandse Hoogovens, D. C . Endert, directeur van de Rotterdamse Droogdokmaatschappij (die toen het militaire werk nog niet hervat had) en vermoedelijk nog enkele andere grootindustriëlen uit de metaalsector. Die industriëlen hadden allen grote defensie-orders in bewer­ king en voor een deel daarvan moesten de Hoogovens het staal leveren. Kon, zo werd gevraagd, Winkelman in afwijking van zijn op 18 mei ge­ publiceerde richtlijn niet goed vinden dat men de geplaatste orders ten be­ hoeve van de Duitsers afmaakte ? Winkelman weigerde: hulpverlening aan de vijand was, betoogde hij, strafbaar volgens de wet. ‘U spreekt heel anders dan de vorige keer!’ zei Teschmacher. ‘Dan hebt u het verkeerd begrepen’, antwoordde Winkelman,

‘en zal ik het nog eens zeggen. Als een man aan een werkbank staat en er komt een Duitser die hem zijn pistool op de borst zet en zegt: ‘werk en anders schiet ik je neer’, en die man gaat werken, zal ik hem dit niet kwalijk nemen. Men kan

W E R K E N V O O R DE V I J A N D

niet verlangen dat iedereen een held is en zich laat doodschieten. Dat is over­ macht, maar een opdracht voor een werk aanvaarden, is geen overmacht.’ 1

De industriëlen gooiden het over een andere boeg: hoe konden zij hun arbeiders aan het werk houden? En moest men niet vrezen dat, als men blécf weigeren, de Duitsers Duitse arbeiders naar Nederland zouden overbrengen en de Nederlandse naar Duitsland deporteren? Winkelman antwoordde dat dit heel wel kon gebeuren maar dat hij desondanks niet kon aanvaarden, ‘dat Nederlanders zouden arbeiden aan oorlogstuig waarmee wellicht Neder­ landers zouden worden bestreden.’ Dat laatste noemde van Voorst tot Voorst, die zich feller placht uit te drukken dan Winkelman, ‘anti-nationaal’ - een term waar de industriëlen aanstoot aan namen.

Toen die industriëlen vertrokken waren, trachtten Snouck Hurgronje en prof. Frangois Winkelman te bepraten: kon hij niet wat schappelijker zijn? B leef hij zo strak, dan zou hij, zeiden zij, spoedig terzijde geschoven worden. Winkelman antwoordde daarop dat hij dat helemaal niet belangrijk vo n d : hij was niet bereid, zijn standpunt te wijzigen.

De algemene indruk welke de industriëlen tijdens dit tweede gesprek op de generaal gemaakt hadden, was ‘dat de heren gaarne bereid waren, de opdrachten van de bezetter uit te voeren.’2 Welnu, hij zou het hun als hoog­ ste Nederlandse gezagsdrager niet gemakkelijk maken!

Vier dagen later, op 27 mei, verzond hij de twee brieven waar wij al melding van maakten. Met verzoek zulks door te geven aan zijn collega’s kreeg Kessler te horen dat ‘het vervaardigen en repareren van oorlogsmate­ rieel . . . ongeoorloofd’ was (van ‘strafbaar’ repte Winkelman niet) en in een brief aan secretaris-generaal Ringeling maakte Winkelman duidelijk wat hij onder ‘oorlogsmaterieel’ verstond: wapens, munitie en oorlogsvoertuigen ‘benevens alle voorwerpen welke uitsluitend kunnen dienen voor krijgs­ verrichtingen.’ Dat woord ‘uitsluitend’ was hem gesuggereerd door zijn eigen juridische adviseur, kapitein Schepers, die, minder principieel denkend dan Winkelman, van opinie was dat men het economisch leven zo min mogelijk belemmeringen in de weg moest leggen en die trouwens spoedig een zo ruime interpretatie gaf aan Winkelmans brief dat hij er voor zorgde dat de K LM en Fokker verlof kregen, de motoren te repareren van de

1 Getuige H . G. W inkelm an, Enq., dl. II c, p. 107. 2 Gegevens over de besprekin­ gen van 19 en 23 mei 1940 in P R A C -R o tte rd a m : p.v. inz. W ilton-Fijenoord (19 dec. 1947), p. 3 - 10 (Doc I-119 9 , a -i) ; BG -Am sterdam : p.v. zitting inz. W ilton- Fijenoord (9 dec. 1949), p. 4 -7 (a.v., a-8); en F. H . Fentener van Vlissingen: ‘D e leiders van Nederlandse ondernemingen en hun moeilijkheden tijdens de bezetting’ (1945), p. 2 (Doc II-722, a-20).

neergeschoten Duitse transportvliegtuigen: ‘Kunt ge aan de motoren zien o f ze in een Rode-Kruisvliegtuig thuishoren o f in een jager? Dat kon men natuurlijk niet. Daarom kon men’ , legde hij aan de Enquêtecommissie uit, ‘niet verbieden, die motoren te revideren.’ 1

Op dezelfde dag waarop Winkelmans twee brieven uitgingen (27 mei), deed hij óók een besluit verschijnen waarbij het aan alle werkgevers ver­ boden werd, de arbeid in hun onderneming blijvend o f tijdelijk stop te zetten dan wel de arbeidsduur te verminderen tot minder dan zes-en-dertig uur. Het ontwerp voor dit besluit was van het departement van sociale zaken afkomstig. Het aantal ingeschreven, d.w.z. bij de overheid bekende, werk­ lozen was sterk aan het stijgen: het zou eind mei van 2 1 1 000 (eind april) geklommen zijn tot 325 000.2 U it sociaal oogpunt was Winkelmans besluit dus heel wel verdedigbaar. Maar wat betekende het voor de bedrijven die tevoren aan Nederlandse defensie-orders gewerkt hadden? Zij mochten dat werk niet voortzetten - maar zij mochten evenmin massaal ontslag verlenen; verkortten zij de werktijd tot zes-en-dertig uur, dan zou dat nog altijd be­ tekenen dat zij hun arbeiders drie-kwart van het loon zouden uitbetalen zonder dat dit tot producten d.w.z. tot inkomsten voor de bedrijven zou leiden. Anders gezegd: de betrokken bedrijven zouden in korte tijd in de grootste financiële moeilijkheden komen te verkeren.

Wilde men die moeilijkheden voorkomen, dan was er maar één oplossing: men moest doen o f Winkelmans verbod ten aanzien van de defensie-orders en de algemene militaire productie niet bestond. Diegenen onder de betrok­ ken industriëlen die zich als goede vaderlanders beschouwden, bevonden zich in een pijnlijk dilemma: wat hun door Winkelman als nationale plicht ingescherpt was, stond recht tegenover de mogelijkheid om de be­ drijven normaal in stand te houden.

W I N K E L M A N S R I C H T L I J N E N

Overstag

De botsing met de Duitsers kon niet uitblijven. Zij vond plaats met dat deel van het Duitse apparaat dat opdracht had, onmiddellijk de nodige Wehr-

macht-orders in bezet Nederland te plaatsen en op hun uitvoering toe te zien:

de Rüstungs-Inspektion. Op 22 mei had in Diisseldorf een bespreking plaats­ gevonden tussen de chef van het Wehrwirtschafts- und Rüstungs-Amt,

General-1 Getuige J . D . Schepers, Enq., dl. V II c, p. 575, 577. 2 B . A . Sijes: D e arbeidsinzet,

77-W E R K E N V O O R D E V I J A N D

leutnant Thomas en de eerste officier die hij naar Nederland wilde zenden, Oberstleutnant Freiherr von Schrötter. De Duitse troepen hadden twee dagen

eerder het Kanaal bereikt; voor Thomas stond vast dat Frankrijk de neder­ laag tegemoet ging. Daarna moest Engeland aangevallen worden, hetgeen betekende dat Kriegsmarine en Luftwaffe belangrijk versterkt moesten worden; daarbij, zei hij, moest de Nederlandse industrie als ‘ Unterlieferant’ inge­ schakeld worden.1

Met die opdracht arriveerde von Schrötter op 24 mei in Den Haag, twee dagen eerder nog dan Seyss-Inquart. Hij vestigde zijn bureau in het departe­ ment van defensie. Zijn eerste taak was, een overzicht te krijgen van wat aan Nederlandse militaire opdrachten in bewerking was. D e gegevens waren bij Defensie aanwezig, maar secretaris-generaal Ringeling weigerde hem inzage te geven. Tegelijk bereikten von Schrötter berichten dat bij de meeste grote bedrijven het werk aan de Nederlandse defensie-orders gestaakt was. Hoe kon hij de bedrijfsdirecties het snelst bereiken? Hij besloot, zich te wenden tot hun organisatie.

De Vereniging van Metaalindustriëlen telde in '40 negen-en-negentig leden; alle grote bedrijven in den lande waren er bij aangesloten. Voor­ zitter was een der bekendste groot-industriëlen: ir. M . H. Damme Sr. Damme was zestig jaar; acht-en-twintig jaar lang was hij al verbonden aan de N .V . Werkspoor die grote bedrijven had in Amsterdam en Utrecht. Hij was er in '3 1 directeur geworden, later president-directeur, maar hij was tevens, afgezien nog van andere functies op sociaal gebied, president- commissaris van de Hoogovens, van de Heemaf en van een ijzergieterij in Vaassen en voorzitter van de Nederlandse Verenigde Scheepsbouw Bureaux, een gemeenschappelijk constructiebureau van de grootste werven: Wilton- Fijenoord, de Rotterdamse Droogdokmaatschappij, de Nederlandse Scheepsbouwmaatschappij en de w e r f ‘De Schelde’ te Vlissingen - kortom: Damme was een gezaghebbende captain o f industry die op zijn beurt als president-directeur van Werkspoor te maken had met een raad van com­ missarissen waar weer andere kopstukken van het bedrijfsleven in zaten: Fentener van Vlissingen (directeur van de Steenkolenhandelsvereniging en president-commissaris van de Aku), mr. D. Crena de Iongh (president van de Nederlandse Handelmaatschappij), ir. A . H. Ingen Housz (directeur van de Hoogovens), ir. H. I. Keus (directeur van de Heemaf) en M . C . Koning (voorzitter van de raad van bestuur van de Koninklijke

Paketvaartmaat-1 W iRü Amt, Stab I a: ‘Aktennotiz über Besprechung Düsseldorf am 22.5 ' (Neur.doc. EC-469).

DE M E T A A L I N D U S T R I E

schappij); ook de directeuren van drie grote Indische ondernemingen en de president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen, prof. dr. ir. J. Gou- driaan, en een van de directeuren van de N S, ir. W . Hupkes, zaten in Damme’s raad van commissarissen, samen met de commissaris der koningin in Noord-Brabant, van Rijckevorsel. W ij vermelden dit slechts als voor­ beeld: in de directies en raden van commissarissen van de grootste Neder­ landse ondernemingen kwam men, in telkens andere combinaties, veelal dezelfde namen tegen.

Damme was het, van wie op 26 o f 27 mei door von Schrötter o f door een van diens ondergeschikten geëist werd, onmiddellijk op te geven, welke defensie-orders bij zijn eigen bedrijf en bij de andere grote Nederlandse metaalindustrieën in bewerking waren. Damme g a f op 28 mei alle gewenste inlichtingen over Werkspoor door en verzocht diezelfde dag de leden van de Metaalbond in Noord-Holland en Utrecht, zijn voorbeeld te volgen.1 Het verstrekken van gegevens betreffende de defensie-orders betekende intussen nog niet dat men, in strijd met Winkelmans verbod, het werk aan die orders hervatte. Door Hirschfeld en Snouck Hurgronje gesteund, begon het be­ stuur van de Metaalbond met zich schrap te zetten. Dat was het laatste wat von Schrötter wenste. Hij riep de heren op 1 juni bijeen: Hirschfeld, Damme, Endert, Kessler, Teschmacher en J. B . Giljam, een van de directeuren van de machinefabriek en scheepswerf van P. Smit Jr. te Rotterdam. In dit gezel­ schap was Teschmacher de enige die zijn arbeiders het werk had laten her­ vatten. De overigen weigerden en vooral Kessler beet van zich af: hij had zich tevoren in de rechtspositie van een bezet gebied verdiept.2 Von Schröt­ ter ging dreigen: werden de Duitse bevelen niet opgevolgd, ‘dan zouden de directeuren vervangen worden door Duitse Kommissare, nog afgezien van de persoonlijke gevolgen voor de industriëlen zelf.’3

Hoe zwaar woog dit dreigement? Dat wist men niet. W at in '14 in België gebeurd was, noopte wel tot nadenken. Vooreerst besloot men tot nader beraad in eigen kring: twee dagen later, op 3 juni, kwamen de leden van de Metaalbond in Amsterdam en Rotterdam bijeen en daarop volgde diezelfde dag nog een gemeenschappelijke vergadering in Den Haag. Damme en Kessler werden er naar von Schrötter afgevaardigd en deze, zeker van zijn zaak, deed enkele kleine concessies. Hij dicteerde een ultimatum dat, zei hij, vóór de volgende dag ’s middags om v ijf uur door de Metaalbond

1 P R A -U trcch t: Résum é van onderzoek inzake W erkspoor (1948) (Doc 11-905, a - l) ; P R A C -U tre ch t: p.v. M . H . Dam m e (18 febr. 1948) (a.v., a-2). 2 (Kon. Ned. Hoogovens) J . de V ries: Hoogovens IJmuiden 19 18 19 6 8 (1968), p. 4 7 1. 3 P R A -U trecht: Résum é van onderzoek inz. W erkspoor, p. 6.

W E R K E N V O O R DE V I J A N D

aanvaard moest worden - zo niet, dan zou hij ingrijpen. Het stuk telde vier punten:

‘i. Die Wehrmacht tritt in die Ver trage ein die zwischen der hollandischen

Marine und den Werften abgeschlossen waren . . . wobei vorausgesetzt wird dass die Geschutzröhre in den Werften nicht montiert werden - die montage zou

natuurlijk elders kunnen geschieden maar von Schrötter begreep dat hij zijn tegenspelers op een ondergeschikt punt tegemoet moest komen.

‘2. Der Rüstungsinspektor wird versuchen davon abzusehen dass der hollan­

dischen Industrie tieue Auftrdge auf fertiges Kriegsgerat erteilt werden, soweit es sich um Schusswaffen handelt’ - iedereen begreep dat dit pogen, zo von Schröt­

ter het al ondernam, geen succes zou hebben.

‘3. Darüber hinaus besteht die Bereitwilligkeit, zu prüfen, ob und inwieweit

die niederlandische Industrie im Rahmen der Rohstofflage ihre normale Produktion durchfiihren kann’ — hiermee werd de niet-militaire productie bedoeld; von

Schrötter zag zijn toezegging sub 3 natuurlijk als afhankelijk van de regeling sub 1.

‘4. Von dieser Vereinbarung sind die staatlichen Betriebe ausgeschlossen’1 -

over de R ijksw erf en de Artillerie-Inrichtingen had de Metaalbond geen zeggenschap. Daarvoor moest von Schrötter zich tot de secretaris-generaal van defensie en tot de bedrijven-zèlf wenden.

Damme en Kessler legden het ultimatum op 4 juni aan de twintig belang­ rijkste leden van de Metaalbond voor die, alweer in Den Haag, in spoedver­ gadering bijeengeroepen waren. Er werd daar een brief aan von Schrötter opgesteld die door de leden zelf als een ‘protest’ beschouwd werd — eigenlijk was het dat niet. Geen enkele volkenrechtelijke opmerking kwam er in voor, evenmin werd er in gezegd dat het ontoelaatbaar was, Nederlanders te dwingen, wapens te produceren waarmee andere Nederlanders gedood konden worden - wèl werd von Schrötters dreigement, de Nederlandse directies door Duitse Kommissare te vervangen, er in vastgelegd en ook werd opgemerkt dat een dergelijk onder-toezicht-stellen voor Nederland nog kwalijker gevolgen zou hebben dan indien men op post bleef. Aan von Schrötter werd in de laatste paragraaf meegedeeld, ‘dass die niederlandischen

Betriebsleiter, in der Versammlung anwesend, aus den angeführten Gründen die im Protokoll festgesetzten Richtlinien als Grundschlag zur Zusammenarbeit mit den Besatzungsautoritdten annehmen’2 - en daar ging het om.

Damme en Kessler ondertekenden het stuk namens de aanwezigen; hun aller namen en functies werden in een presentielijst opgenomen die samen

1 Protocol o.m. in H. M. Hirschfeld: Herinneringen uit de bezettingstijd, p. 225. 2 Tekst in a.v., p. 224.

met het ‘protest’ aan von Schrötter overhandigd werd. Seyss-Inquart kreeg een afschrift. Von Schrötters overwinning was kompleet en dat het bestuur van de Metaalbond de strijd die maar kort geduurd had, als geëindigd be­ schouwde, bleek uit het feit dat de leden die niet ter vergadering aanwezig geweest waren, geen afschrift van het ‘protest’ ontvingen en dat hun het stuk, als zij er om vroegen, bewust onthouden werd.1 De directie van de vliegtuigfabriek ‘Aviolanda’ te Papendrecht kreeg vijfmaanden later namens Damme te horen ‘dat ieder voor zich maar moet bepalen welke houding hij zal aannemen.’ 2

V O N S C H R Ö T T E R K R I J G T Z I J N Z I N

Eerder op die 4de juni was von Schrötter aanwezig geweest bij een bespre­

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 4 (pagina 189-199)