• No results found

Op kosten van Nederland

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 4 (pagina 132-135)

Voor hun eerste betalingen maakten de Duitse militairen en bestuurs­ ambtenaren gebruik van tijdelijk bankpapier, de Reichskreditkassenscheine. Die vloeiden, nadat hun geldigheid opgeheven was, uiteindelijk aan de Nederlandse Bank toe die er eind '40 voor bijna f 80 min aan verzameld had;

1 Ontboezeming van ‘Allaert Beilinc’ , aangehaald in L . de Jo n g : J e Maintiendrai, dl. II (1942), p. 2 0 -2 1. Het is niet bekend w ie zich achter dit pseudoniem verborg.

K R E D I E T E N V O O R DE D U I T S E R S

het werden er tenslotte bijna f 100 min. De Duitsers waren er toen al lang toe overgegaan, voor alles wat zij nodig hadden, in guldens te betalen. Die guldens kregen zij al heel gemakkelijk. Van de zomer van '40 a f kon de

Wehrmachtbefehlshaber krachtens een besluit van het departement van

financiën en ten laste van de staat per maand bij de Nederlandse Bank over een krediet beschikken van f 100 min - f 1,2 miljard per jaar dus. Ter vergelijking: de in september '39 aan de Staten-Generaal voorgelegde begroting der staatsuitgaven voor het jaar 1940 (gewone èn kapitaalsdienst) kwam op een bedrag van iets meer dan f 1 miljard uit.

Het Reichskommissariat had de beschikking over een maandelijks krediet van f 3 min. Voor het dienstjaar '43 en '44 vroeg Seyss-Inquart bovendien via zijn bureau in Berlijn ten laste van de Duitse begroting een naar ver­ houding klein extra bedrag aan van ca. 2 min R m : bij de zware lasten die toen op de Nederlandse staat drukten, voelde hij er blijkbaar niet voor, het maandelijkse krediet van f 3 min te laten verhogen. Uit zijn totaalkrediet van bijna f 40 min per jaar werden door de Reichskommissar niet alleen alle aan hem ondergeschikte diensten gefinancierd, maar ook de Duitse scholen in ons land en het in '42 in Den Haag opgerichte Deutsche Theater in den

Niederlanden (dat per jaar een tekort had van bijna f 4 min).

Seyss-Inquart kreeg, naar het schijnt, als Reichskommissar geen salaris: hij bleef zijn salaris als Reichsminister ontvangen; bovendien mocht hij per maand f 4 000 opnemen voor representatieve uitgaven. Huize ‘Clingendael’ was zijn dienstwoning. Ook de Generalkommissare, Bene en alle Beauftragten, vermoedelijk ook anderen, waren in dienstwoningen gehuisvest. Wimmer had zijn intrek genomen op het landgoed ‘Duinrell’ bij Wassenaar; Rauter woonde in diezelfde plaats in een villa (waar hij voor zijn chauffeur en paardenknecht alsmede voor de wacht een huisje bij liet bouwen); Huize ‘Langenhorst’, ook al bij Wassenaar, was de woning van Fischböck.

De Generalkommissare hadden een salaris van 1500 Rm. per maand (Bene ontving als gezant 3600 Rm .); bovendien ontvingen zij mèt Bene, Piesbergen en alle Beauftragten 200 Rm. per maand extra voor hun representatieve uitgaven. Voor de inrichting van hun dienstwoningen ontvingen de Beauf­

tragten in '40 een extra bedrag van f 100 000; hoeveel de anderen voor dat

doel ontvingen, is niet bekend. Generaal Christiansen had zulk een extra- krediet niet nodig: hij nam zijn intrek in ‘Groot-Haescbroeck’, het landgoed te Wassenaar van de in Amerika vertoevende Joodse groot-industrieel Daniël W olf; ten behoeve van zijn gasten maakte de Wehrmachtbefehlshaber zich meester van het nabijgelegen landgoed ‘De Wiltzangk’ , eigendom van S. van den Bergh Jr., een van de Joodse oprichters van het Unilever-concern die in Nice woonde; Christiansen verzuimde niet, de kostbare inventaris van

beide verblijven in de zomer van 44 naar Duitsland te laten transporteren.1 Hij bezat voorts drie tjotters, twee stalen zeiljachten, een grote motorboot (‘in augustus 1942 afgeleverd voor de prijs van f 28 178’) en een houten zeilboot.2

‘Vele der van huis uit niet aan luxe gewende Duitse ‘hoge omes’ werden’, aldus mr. H. C . van Maasdijk die hen van nabij gadegeslagen had,

‘maar al te zeer geïmponeerd door de in Nederland ten toon gespreide welstand. Zo huurden zij grote huizen, wilden paard leren rijden en rijkelijk recipiëren, deden mee aan jachtpartijen en bemerkten wellicht zelfs nauwelijks hoe de gevaarlijke ongekende weelde . . . meer en meer tot drijfveer van hun handelen werd. Veelal gereder nog dan de mannen namen de echtgenoten der door hun ambten zeer in beslag genomen functionarissen de hang naar het meedoen aan een duur leven o ver. . . (Het was) een levensstijl die door zijn geforceerdheid opvallen en gemotiveerde laatdunkendheid bij een nauwlettend gadeslaand Nederlands publiek verwekken moest.’8

Het minste wat dat gestadig verarmende Nederlandse publiek zag (maar dat zag het dan ook overal), was dat het de Wehrmacht en de Duitse bestuurs­ ambtenaren aan weinig ontbrak; zij werden in elk geval goed gevoed. D e Duitse militairen beschikten eind '40 over meer rantsoenbonnen dan zij aan konden; wat zij aan voedsel nodig hadden, moest door de Nederlandse instanties steeds afgeleverd worden vóór de eigen bevolking aan de beurt kwam. Verscheidene malen kregen alle personeelsleden van het Reichs­

kommissariat (die ook al dagelijks voor één gulden een bonvrije middag­

maaltijd konden nuttigen) extra-rantsoenen; 'in den letzten Jahren ist heobachtet

worden , schreef Piesbergen vertoornd eind '43 in een circulaire, ‘dass Gefolg- schaftsmitglieder die Waren zum Teil zu Schwarzhandelspreisen verkauft haben. Ich lasse keinen Zweifel darüber dass bei Wiederholung derartiger skandalöser Vorfalle auf das energischste eingeschritten werden wird.’4 Er zijn uit een vroegere

periode verscheidene klachten van dezelfde Piesbergen dat diezelfde perso­ neelsleden ‘sich nur wenig an der Arbeit der N S D A P , ihrer Gliederungen und

angeschlossener Verbande beteiligen.'5

Er werd door veel Duitsers veel geprofiteerd en weinig geofferd.

1 A . J . van der Leeuw : ‘D ie Beschlagnahme und Verbringung nach Deutschland des

Inventars der in Wassenaar vom Wehrmachtbefehlshaber i.d.N. bewohnten Villen’

(Notitie 1 1 5 voor het geschiedwerk). 2 Rijksrecherche Groningen: p.v. inz. F. C . Christiansen (23 okt. 1947), p. 3-4 (Doc I-283, b-32). 8 H . C . van M aasdijk: ‘Her­ inneringen’, p. 1 3 1 . 4 Rondschrijven, 26 nov. 1943 (Pras. Abt., 17.03 c) 5 R o n d ­ schrijven, 29 maart 19 41 (FiW i, Deuisenreferat, 7 a).

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 4 (pagina 132-135)