• No results found

Seyss-Inquart arriveert

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 4 (pagina 53-65)

De pasbenoemde Reichskommissar wist van Nederland vrijwel niets af. Uit Hitlers opdracht, het land voorzichtig in nationaal-socialistische richting te forceren, vloeide voort dat hij althans in eerste instantie aansluiting moest zoeken bij de Nederlandse wetten en bij het Nederlandse bestuursapparaat.

W at stond er in de Grondwet en wat behelsden de wetten? Hoe zat dat bestuursapparaat in elkaar? Zoveel vragen, zoveel lacunes in zijn kennis. Een van de eersten die Seyss-Inquart bij zich ontbood, was dan ook een man die als student Nederland bezocht had en van het Nederlandse staatsrecht en de Nederlandse staatsinstellingen iets afwist: de dertigjarige jurist Kurt O. Rabl, gepromoveerd zowel in de rechten als in de geschiedenis; Seyss- Inquart had deze Sileziër leren kennen bij allerlei politieke intriges in Slowakije en had hem als staflid naar Krakau meegenomen. Telegrafisch werd R abl naar Berlijn geroepen; hij nam zijn nog uit zijn ‘ Studentenzeit

stammenden Aufzeichnungen über Holland und die Struktur der hollandischen Verwaltung mee.1 In Berlijn trof R abl een Oostenrijker aan, dr. Wimmer.

Wimmer was sinds enkele jaren bevriend met Seyss-Inquart; hij was Staats-

sekretdr geweest in het kortstondige kabinet dat deze ten tijde van de Anschluss

gevormd had. Nadien was hij Regierungsprasident in Regensburg geworden. Seyss-Inquart had hem uitgenodigd, in Den Haag een van zijn naaste mede­ werkers te worden, nl. voor de gebieden van bestuur en justitie. Wimmer had er weinig voor gevoeld (het beviel hem best in Beieren en hij was pas getrouwd2) maar hij was tenslotte voor Seyss-Inquarts aandrang gezwicht.

Samen met W immer en R abl zette Seyss-Inquart zich aan het werk,

‘ Seyss’ , schreef R ab l later, ‘wollte sich ‘seine Verfassutig’ gebcn.’3 Aan zijn

eerste verordeningen waarin die ‘ Verfassung’ neergelegd werd, wilde de

Reichskommissar evenwel ook een soort beginselverklaring toevoegen. Deze

kreeg de vorm van een ‘Oproep aan het Nederlandse volk’ .4

Bij het kiezen van zijn belangrijkste medewerkers, die de titel General-

kommissar zouden krijgen, bleven Seyss-Inquarts moeilijkheden tot Wimmer

beperkt. Een tweede bewindsman uit zijnWeense kabinet, dr. H. Fischböck, bleek bereid, als Generalkommissar für Finanz und Wirtschaft het financieel- economisch ressort onder zijn hoede te nemen - en daarmee eindigde Seyss- Inquarts selectiearbeid. Over de keuze van de Generalkommissar die das

Sicherheitswesen onder zich zou krijgen, had hij niets te zeggen: Himmler

regelde dat met Hitler; de keuze viel op een derde Oostenrijker die op dat moment werkzaam was in Breslau: Rauter; Hitler, die Rauter persoonlijk kende,5 was met hem ‘sehr einverstanden’. 6 Naast Rauter die het gehele 5 5

-1 Brief, i okt. -1940, van K . O. R a b l aan een vriend (Doc I - -13 7 -1 A , a-i). 2 A . E. Cohen: Verslag van het eerste gesprek met F. W im m er (28 aug. 1947), p. 4 (a.v., 1898, a-4). 8 Brief, 1 okt. 1940, van K . O . R ab l. 4 Tekst: Verordeningenblad, 1940, p. 6-8. 6 N . W . Posthumus en L. de Jo n g : Tw eede gesprek met Rauter (30 jan. 1947), p. 20 (Doc I-1380, h-3). 6 H im m ler: Vortragsnotiz, 22 mei 1940 (BD C , 3693-94).

DE ‘gE N E R A L K O M M I S S A Re’

complex in Nederland zou vertegenwoordigen, diende ook de Nazipartij ‘haar’ Generalkommissar te krijgen; vermoedelijk werd de keuze gedaan door de vertegenwoordiger van de partijleiding in Hitlers onmiddellijke om­ geving, de invloedrijke Martin Bormann. D e beslissing viel ten gunste van F. Schmidt, vertegenwoordiger van de partijleiding bij het Propaganda-

ministerium. Von Ribbentrop, de jaloerse minister van buitenlandse zaken,

wilde bij dat alles niet achterblijven; hij wist bij Hitler te bereiken dat ook hij een eigen kracht aan Seyss-Inquarts staf mocht toevoegen. Dat werd, na enig aarzelen, Otto Bene, toentertijd consul-generaal in Milaan en belast met de supervisie op de repatriëring van de Duitssprekende Zuidtirolers die Hitler, krachtens een met Mussolini gesloten overeenkomst, heim ins Reich trachtte te halen. Bene had carrière gemaakt in de Auslands-Organisation

der N S D A P ; anders dan de meeste ambtenaren van het Auswartige Amt o f

van de Duitse buitenlandse dienst werd hij door Hitler als een echte natio- naal-socialist beschouwd. Hij meldde zich op 23 mei bij von Ribbentrop in Hitlers hoofdkwartier en werd toen mede door Hitler ontvangen. Van diens woorden wist hij zich later alleen te herinneren dat hem gezegd was,

‘die Niederlande müssten nationalsozialistisch werden. Damit war das Gesprach zu Ende und wir gingen zum Essen.’1

Seyss-Inquart, Rauter en Schmidt maakten op zaterdag 25 mei bij Hitler hun opwachting; W immer zat toen in Regensburg en Fischböck die wel meegereisd was naar het Führerhauptquartier, werd daar om onbekende rede­ nen niet tot Hitler toegelaten. Met Seyss-Inquart en Rauter, wellicht ook met Schmidt voerde Hitler eerst een kort gesprek, met elk apart, dat althans in Rauters geval een niet-politiek karakter droeg. N a de lunch evenwel

(‘Eintopf’) stak de Führer van wal. In aanwezigheid van Himmler en Bormann

werd het drietal de gehoorzame en bewonderende toehoorders bij een uit­ eenzetting die, naar Rauter zich herinnerde, een vol uur in beslag nam. Tal van grote figuren uit de Nederlandse geschiedenis passeerden de revue: de Ruyter, Rembrandt, Frans Hals, Vermeer. Via de Zuiderzeewerken (Seyss- Inquart moest vertellen hoe het daarmee stond; wij willen vurig hopen dat R ab l hem ook die gegevens verstrekt had) kwamen meer recente gebeurte­ nissen ter sprake. ‘Er sagte: dass die Königin geflohen war, habe ihn überrascht.

Er war aber angenehm enttauscht.’ Voor de toekomst was Hitler (die zich

op die 25ste mei bewust was dat hij de grote strijd in West-Europa prac- tisch gewonnen had) vol vertrouwen: de koningin had, meende hij, blijvend de sympathie van haar volk verspeeld; wel was de Nederlandse intelligentsia ‘absolut anglophil eingestellt’, maar boeren en arbeiders

moest men kunnen winnen; beide bevolkingsgroepen zouden, dacht hij, blij zijn dat de verbindingen met Nederlands-Indië verbroken waren: de lage lonen die in Indië betaald werden, hadden hun inkomens gedrukt; boeren en arbeiders zouden, anders gezegd, met graagte een bevoorrechte plaats in het nieuwe Europa innemen. Het was Seyss-Inquarts taak, Neder­ land tot die grote omzwaai te brengen; in hem stelde Hitler groot ver­ trouwen; men moest goed met hem samenwerken. O ok moest men, zei hij ongeveer, ‘unsere Frcunde in Holland, also die hollandischen National-

sozialisteri niet in de steek laten. Van Mussert repte hij niet, wèl van Rost

van Tonningen: hij wist nog steeds niet waar deze zich bevond.

Seyss-Inquart zei niet veel. W èl legde hij Hitler zijn ‘Oproep’ voor; deze bracht er enkele kleine correcties in aan1 - wij weten niet, welke. Het stuk werd gedateerd: Führerhauptquartier, 25 mei 1940. Seyss-Inquart nam het mee naar Den Haag.

Daar arriveerde hij met Rauter, Schmidt en Fischböck op zondag de 26ste; zij namen voorlopig hun intrek in het hotel ‘Kasteel Oud-Wassenaar’ .2 N o g diezelfde middag sprak Seyss-Inquart met von Falkenhausen: wanneer kon de overdracht van het gezag plaats vinden? Hij suggereerde dinsdag de 28ste; dat was von Falkenhausen veel te vroeg maar meer dan een dag uitstel kon hij niet bedingen. De aftredende Militarbefehlshaber had nog een klem­ mende waarschuwing op het hart: de samenwerking met Winkelman en de secretarissen-generaal was, zei hij, harmonisch, de houding van de bevolking ‘überraschend bereitwillig. Jeder Hass fehle, innere Ablehnung sei

nicht fühlbar’, maar: ‘Das Volk sei demokratisch, es habe Sorge was nach dem Wechsel irn deutschen Verwaltungssystem geschieht. Vorsichtige Zügelführung sei am Platze und werde eher zum Erfolg führeti als Zwang’ ; ook wees von

Falkenhausen er nog op dat de N S B ’ers algemeen van landverraad be­ schuldigd werden en dat geen mens geloofde dat, zoals Berlijn op 10 mei beweerd had, Nederland de neutraliteitsverplichtingen geschonden had.3

Al die vermaningen en raadgevingen liet Seyss-Inquart langs zich heen gaan; hij antwoordde niet eens. Welke opdracht hij van Hitler had, ging von Falkenhausen niet aan. Aan zijn vrouw vertelde hij dat de Militar-

befehlshaber ‘ziemlich böse’ geweest was.4

Als plaats waar de gezagsoverdracht zou geschieden, werd de Ridderzaal uitgekozen. Winkelman werd door Seyss-Inquart genegeerd, maar de

Reichskommissar nodigde wèl de secretarissen-generaal uit, de plechtigheid

1 N . W . Posthumus en L. de Jo n g : Tw eede gesprek met Rauter, p. 4-8. 2 A .v ., p. 13 . 3 'Bericht des Militarbefehlshabers in den Niederlanden und Belgien vom

26.5.40' (C D I, 14 .114 2 -4 4 ). 4 H . J . N eum an: Arthur Seyss-Inquart, p. 137.

I N DE R I D D E R Z A A L

bij te wonen en vervolgens zijn gast te zijn bij de lunch. De secretarissen- generaal raadpleegden Winkelman. Deze gaf hun de volgende richtlijnen: de uitnodiging voor de lunch moest afgeslagen worden, die voor de Ridder­ zaal kon worden aanvaard, mits Seyss-Inquart daar niets zou zeggen over de koningin, ‘evenmin als over het fabeltje dat wij tevoren overleg hadden gepleegd met Engeland en Frankrijk. Als hierover wèl zou worden ge­ sproken, zouden de secretarissen-generaal’ , aldus Winkelman, ‘ostentatief de zaal moeten verlaten.’ 1

Seyss-Inquart betoonde zich inschikkelijk; hij liet weten dat hij geen aanleiding zag, de gewraakte onderwerpen ter sprake te brengen en dat hij van het weigeren der lunchinvitatie ‘mit Verstandnis Kenntnis genommen habe’2. De gezagsoverdracht in de Ridderzaal die om 12 uur begon, werd in hoofdzaak door Duitse militairen bijgewoond. Het orkest van de Keulse radio speelde een ouverture van W agner; na korte toespraken door von Falkenhausen3 en door de pasbenoemde Wehrmachtbefehlshaber in den

Niederlanden, Christiansen, hield Seyss-Inquart een lange redevoering waar

wij hier alleen van willen vermelden dat Hitler er zich ‘sehr einverstandcn mee betoonde.4 ’s Middags ontving de Reichskommissar de secretarissen-generaal in het departementsgebouw van buitenlandse zaken op het Plein waar hij zijn werkvertrekken ingericht had.6 N a de algemene beschouwingen die hij in de Ridderzaal ten beste gegeven had, werd hij jegens hen op een aantal punten concreter. Hij deelde mee wat de functies van de vier Generalkommis-

sare zouden zijn, alsmede van Bene en van een nieuwe figuur die uit Berlijn

gearriveerd was: Staatsrat dr. H. C. H. Wohlthat, zijn Beauftragter bij de Nederlandse Bank. Het was, zei hij verder, zijn voornemen, alle rechten te assumeren welke de Grondwet aan regering en parlement toestond; alle

1 Getuige H . G. W inkelm an, Enq., dl. V II c, p. 565. 2 ‘Bericht des

Militdrbefehls-liabers in den Niederlanden und in Belgien vom 28.5.1940’ (C D I, 14 .114 5 ). 3 Daags na

Seyss-Inquarts installatie vertrok von Falkenhausen naar Brussel w aar hij vier jaar lang de functie van Militarbefehlshaber in Belgien und in Nordfrankreich zou uitoefenen. M edio ju li '44 werd hij naar Duitsland teruggeroepen, korte tijd later, verdacht van medeplichtigheid aan de aanslag op Hitler, gearresteerd, na de oorlog (19 51) in België veroordeeld. Had hij voorzien, in welke mate hijzelf bezoedeld zou worden door de wandaden van het regime dat hij, niet zonder innerlijke tegenzin, diende? W at dat regime betekende, wist hij. Toen Seyss-Inquarts benoeming aangekondigd was, zei hij tot meer dan één Nederlandse bezoeker: ‘Denken Sie an Coué, aber

nicht: es u>ird immer besser, sondern: es wird immer schlechter.’ (Getuige H . M . Hirsch­

feld, Enq., dl. V II c, p. 798). 4 Brief, 4 ju n i 1940, van Him mler aan Seyss-Inquart

(BD C , 627). 5 Het departement w erd overgeplaatst naar een gedeelte van het

rechtsvoorschriften die men zou willen uitgeven, zou hij moeten goedkeuren, de uitvoering zou dan aan de Nederlandse autoriteiten overgelaten worden. Aan de onafhankelijkheid van de rechtspraak wilde hij niet tomen, er zou voortaan evenwel geen recht gesproken worden ‘in naam der koningin’ , maar ‘in naam van het recht’ . De Nederlandse politie zou de orde moeten haven, er zou 'wenig Ordnungspolizei’ komen en de Sicherheitspolizei zou zich alleen bezig houden met anti-Duitse delicten. Er zou voorts, zowel in het Duits als in het Nederlands, een Verordeningenblad gaan verschijnen. De economische positie van het Nederlandse volk zou, beloofde hij, niet ongunstiger worden dan die van het Duitse - en daarop volgde een belang­ rijke passage welke Hirschfeld (die zakelijk genoeg was om onmiddellijk de nodige aantekeningen te maken) aldus op schrift samen vatte: ‘ Wenn

einer sagt: es geht nicht, dann sagen. Wenn einer bleibt, soll er es tun’ ; een

passage die Hirschfeld acht jaar later iets breder formuleerde: ‘Als u het niet met mij eens bent, verwacht ik dat u dit zegt en eventueel uw ontslag neemt. Ik kan het niet aanvaarden dat u het niet met mij eens bent en gaat saboteren. Indien u ontslag neemt in een dergelijke situatie, zult u van mij geen last meer ondervinden.’1

Seyss-Inquart wijdde zijn laatste woorden aan het thema ‘unabhangiges

Niederland’2, - en toen kwam de niet-onverwachte slotvraag: waren de heren

tot samenwerking bereid?

Snouck Hurgronje antwoordde dat zij eerst met Winkelman wilden spreken. Dat was Seyss-Inquart niet aangenaam, maar hij verzette zich niet.

Winkelmans advies luidde: aanblijven, ‘maar onder voorwaarde dat het in het belang van het Nederlandse volk zal zijn . . . Daarin was hij’ , aldus Hirschfeld, ‘zeer gedecideerd.’3 Dat nam niet weg, dat althans één der secretarissen-generaal, Spitzen (Waterstaat),

zelf het gevoel had, dat hier stellig de mogelijkheid zou zijn geweest dat ieder persoonlijk voor zich had kunnen zeggen: ‘Generaal, u zegt het wel, maar ik kan het niet doen.’ . . . Dat is bij ons geen van allen het geval geweest, maar ik stelde het mij zo voor, dat er bij ons een soort van verhoogde persoonlijke verantwoor­ delijkheid als secretaris-generaal naar voren kwam, in tweeërlei opzicht: in zuiver beleids-opzicht, objectief-materieel, en ook in persoonlijk opzicht.’4

Eind van de middag had Seyss-Inquart nog niets van de secretarissen- generaal vernomen. Hij werd ongeduldig, vreesde een weigering (die hem voor grote moeilijkheden zou plaatsen!) en stelde een ultimatum: vóór acht

1 Getuige H . M . Hirschfeld, Enq., dl. II c, p. 370. 2 Hirschfelds aantekeningen z .d .: Collectie-Hirschfeld, 1 a. 3 Getuige H . M . Hirschfeld, Enq., dl. V II c, p. 496. 4 Getuige D . G . W . Spitzen, a.v., p. 541.

J O N G E M A N , WI J M O E T E N O P P A S S En’

uur ’s avonds wilde hij uitsluitsel hebben. ‘W ij zijn toen’ , aldus Hirschfeld, ‘kwart voor acht naar hem toe gegaan en hebben hem meegedeeld dat wij bereid waren, onze functie te blijven vervullen, mits wij dat konden blijven doen in het belang van het Nederlandse volk.’1 Toen Spitzen na afloop van die bespreking met Trip, negentien jaar ouder dan hij, over het Voorhout liep, zei deze: ‘Jongeman, wij moeten oppassen, want wij hebben een eerste stap op een hellend vlak gezet. . . W ij kunnen alleen een absolute maatstaf vinden in onze eigen eer en geweten als Nederlanders.’2 Trips bezorgdheid werd intussen bepaald niet door al zijn ambtgenoten gedeeld. De secretaris­ generaal van justitie, Tenkink, zag, zo zei hij nog diezelfde dag tegen zijn v ijf procureurs-generaal, ‘in de komst van de Rijkscommissaris dit voordeel, dat er thans een centraal Duits gezag is, hetgeen aan de eenheid in de bestuurs­ maatregelen hier te lande zal ten goede komen’ ; Tenkink g a f opdracht ‘om zo streng mogelijk tegen onruststokers op te treden.’3 Tegelijk oefende hij, eveneens op die 29ste mei, sterke druk op de Hoge R aad uit opdat dit college geen bezwaar zou maken tegen het feit dat de vonnissen voortaan ‘in naam van het recht’ geveld zouden worden; opgelucht was hij toen de Hoge Raad zich hierbij neerlegde.4

Niet minder opgelucht was Seyss-Inquart: nu de secretarissen-generaal, in tegenstelling tot wat hij een ogenblik gevreesd had, hun functie niet neer­ gelegd hadden, was, schreef hij aan de Reichskanzlei, ‘die Möglichkeit gegeben,

den vorhandenen Apparat nach und mch in die Hand zu bekommen.’5

De opdracht die hij van Hitler gekregen had, werd door Seyss-Inquart zowel in zijn ‘ Oproep aan het Nederlandse volk’ , die op de dag van zijn installatie in de bladen verscheen, als in zijn installatie-toespraak6 verzwegen. Voor­ zichtig aangeduid werd zij wèl. ‘Het Nederlandse volk zal’, aldus de laatste zin van de ‘Oproep’, ‘door de vervulling van de taak die uit het gemeen­ schappelijk lot voortvloeit, in staat zijn, zijn land en zijn vrijheid voor de

1 Getuige H . M . Hirschfeld, a.v., p. 496. 2 Getuige D . G. W . Spitzen, a.v., p. 544. 3 Dep. van justitie, vergad. met de procureurs-generaal (voortaan a f te korten tot: Vergad. p .g .): Notulen, 29 mei 1940, p. 2, 5. 4 G etuigeJ. C . Tenkink,

Enq., dl. V II c, p. 585. 6 Brief, 3 1 mei 1940, van Seyss-Inquart aan de C hef der Reichskanzlei, Lammers (Doc I-1564, a-2). 6 Tekst in de dagbladen van 29 o f 30

mei 1940, Duitse tekst in A . Seyss-Inquart: Vier Jahre in den Niederlanden. G

toekomst te verzekeren.’ Woordelijk werd dat in de toespraak herhaald. ‘W ij willen beschermers en bevorderaars zijn’, heette het daar verder, ‘dit alles echter in de zin van de hogere taak die wij Europeanen hebben.’ Hij hoopte, ‘dat de Nederlanders moedige en vastberaden personen (zouden) vinden’ die zich van die ‘hogere taak’ rekenschap zouden willen geven (anders gezegd: nieuwe politieke leiders). Hij sprak van ‘een blijvende vrede en zedelijke ordening . . . voor allen die van goede w il zijn’ - maar daar konden dan moeilijk diegenen onder begrepen worden die een manifestatie waren van ‘de ontbinding des bloeds in een volk’ ; die laatste formulering preludeer­ de op antisemietische maatregelen.

Daar stonden andere passages naast die uitermate geruststellend leken en bepaald ook zo bedoeld waren. ‘Onze harten’, zei Seyss-Inquart, ‘zijn niet van vijandschap vervuld . . . Er is niets wat ons zou kunnen verhinderen, elkander met achting te bejegenen . . . Wij komen niet hier om een volks­ karakter in het nauw te brengen en te vernielen en om aan een land de vrij­ heid te ontnemen . . . W ij willen dit land en zijn bevolking noch imperialis­ tisch in het nauw drijven noch aan dit land en zijn volk onze politieke over­ tuiging opdringen.’ Die laatste zin werd dan wel beperkt door de toevoeging: ‘Wij willen ons in ons optreden alleen laten leiden door de noodzakelijkheid van de huidige bijzondere toestand’ , maar die toevoeging was vaag geformu­ leerd en dit, gekoppeld aan het feit dat Seyss-Inquart bekend maakte dat het geldende recht van kracht zou blijven, dat de Nederlandse autoriteiten bij het bestuur betrokken zouden worden, dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak gegarandeerd werd en dat hij zijn best zou doen voor de hand­ having van de levensstandaard, bewerkstelligde dat velen, misschien wel zeer velen, van zijn eerste uitlatingen met een gevoel van opluchting kennis namen. Men had gevreesd dat de nationaal-socialist Seyss-Inquart prompt en met dwang een diep-ingrijpende nationaal-socialistische gelijkschakeling zou opleggen - hij had, leek het, het tegendeel gedaan. Vooral aan de woorden ‘Wij willen dit land en zijn bevolking noch imperialistisch in het nauw drij­ ven noch aan dit land en zijn volk onze politieke overtuiging opdringen’, klampte men zich vast.

Velen, misschien wel zeer velen, leek het in die dagen waarin België juist gecapituleerd had en de Engelsen zich overhaast uit Duinkerken terugtrok­ ken, onmogelijk dat men er ooit in zou slagen, de Duitse suprematie in West-Europa te breken. Die velen leek het onvermijdelijk dat men zich op de een o f andere wijze in dat ‘nieuwe Europa’ schikte en het scheen hun dat Seyss-Inquart daar een weg voor geopend had die (als hij zich althans aan zijn toezeggingen hield!) niet onverenigbaar was met de nationale waardig­ heid en de nationale belangen.

DE P E R S O V E R S E Y S S - I N Q U A R T

Met uitzondering van de bladen van de Arbeiderspers waarin, tot ergernis van tal van lezers, met betrekking tot de bijeenkomst in de Ridderzaal gerept werd van ‘stemmingsvolle eenvoud . . . in een met Nederlands historie zo nauw verknocht bouwwerk’1, droegen de reportages die de grote dagbladen

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 4 (pagina 53-65)